Prins Bernhard te Rotterdam.
De bedrijvigheid op het eiland Tholen in verband met de mosselenvangst is
thans groot. - De gevangen mosselen worden eerst .gezaaid", n.l. in een
bepaald water geworpen, om na enkele dagen weder te worden opgehaald
(boven); onder, een delicatesse
Woensdag maakte
minister jhr. ir. van
Lidthde Jeudeeen
proefvlucht mee
met de nieuwe
Douglas DC 3, de
.Ibis"
Te Rotterdam is Woensdag de geboortedag herdacht van Erasmus. bij
welke gelegenheid een drietal schoolkinderen bloemen legden aan den voet
van het standbeeld op de Groote Markt
Prins Bernhard (x) bracht Woensdag een bezoek aan de
Rotterdamsche haven en aan verschillende groote industrie-
bedrijven in de Maasstad
Een felle brand verwoestte de groote houtloodsen nabij Old
Kent Road te Londen. - Het blusschingswerk
fN\
De bemanning der vliegbooten .Aeolus" en „Zephir", die
gedurende de laatste maanden verschillende trans-atlantische
vluchten ondernamen, werden bij hun terugkeer te Berlijn
officieel ontvangen
FEUILLETON
HET RAADSEL VAN HET
ONBEWOONBARE HUIS.
Naar het Engelsch bewerkt door
THEA BLOEMERS.
(Nadruk verboden).
30)
Hij keek heel ernstig, legde beide han
den op haar schouders en zag haar aan
met een vasten blik.
„Ik wou dat je deed wat je zuster
vraagt. Ga zoo gauw mogelijk hier van
daan."
Amabel beefde een weinig, maar om
haar lippen bleef een glimlach.
„Wil je me zoo graag kwijt, Julian?"
Hij liet haar los en keerde zich af.
„Ja", zei hij.
Ér volgde een stilte, die Amabel einde
lijk verbrak:
„Wat zou dat allemaal beteekenen, Ju
lian?"
„Ik weet het niet", antwoordde hij lang
zaam. Toen, met wat meer levendigheid
in zijn stem: „Het beteekent natuurlijk, dat
de een of ander je hier met alle geweld
wil weg hebben. Maar wie, of waarom, dat
zou ik je niet kunnen zeggen
„En jij raadt me toe te geven, te g a a n?"
„Je moet gaan. Ik wil niet dat je aan
de hemel mag weten wat voor een gevaar
blootgesteld bent. George kan naar de
pomp loopen met zijn mooie villal. Jij
g a a t!"
Ze schudde het hoofd.
„Neen, Julian."
„Maar kindlief, je kunt niet blijven;
het is onmoge.lijk!"
„Het is n i e t onmogelijk. Ik zal doorzet
ten." Ze keek hem aan met een angstige
uitdrukking in haar oogen. „Julian, ik moet
het volhouden. Ik heb het geld nu een
maal geaccepteerd...."
„Als dat alles isbegon hij.
Ze liet hem niet uitspreken.
„O jawel, ik begrijp wel waar je heen
wilt. Leenen is geen kunst, maar dat doe
ik niet als ik het niet kan teruggeven. Ik
heb het geld aangenomen en ik wil het
verdienen."
„Maar je hebt het toch niet uitgegeven?
Stort het terug en laat ik je vandaag nog
ergens anders heenbrengen."
Haar oogen stonden nu vol met tranen.
„Ik kan het niet teruggeven, het was voor
Daphne, ik had het noodig voor Daphne..."
Julian had moeite eer allesbehalve vrien
delijke opmerking aan het adres van de
afwezige Daphne binnen te houden. In-
plaats daarvan zei hij heel rustig:
„Je bent een dwaas kind, Amabel, en als
je eerlijk bent tegenover jezelf, zul je moe
ten toegeven, dat ik gelijk heb."
Amabel zuchtte.
„Het is voor Daphne", herhaalde ze,
„daarom moet ik blijven."
Julian kwam naast haar zitten en legde
zijn hand op de hare.
„Je denkt toch zeker niet, dat ik voor
m'n pleizier blijf?" voegde ze er nog bij.
„Zou Daphne willen, dat je hier bleef,
als ze alles wist?" vroeg hij.
„Neen, neen, natuurlijk niet", antwoord
de ze haastig. Maar iets onzekers in haar
stem en blik deed hem begrijpen, dat ze
niet met volle overtuiging sprak. Zijn hand
sloot zich om de hare.
Amabel bloosde en trok haar hand te
rug, sprong op en liep naar de schrijftafel
„Ik zal het heusch wel stellen", zei ze,
nu met iets van koppigen trots in haar
toon. „Maak je maar niet bezorgd. Hoe dan
ook ik blijf!"
Julian voelde zich gekwetst èn, zoo
als hij zichzelf met schaamte bekennen
moest, jaloersch op Daphne. Twintig jaar
geleden had ze zich precies zoo gedragen
als nu, met dienzelfden overgang van tee-
deren zachtheid naar stug voet-bij-stuk
houden, was er datzelfde onwrikbare „ik
moet" geweest, de taaie vastberadenheid
van een onverzettelijke en onwankelbare
wil. Als jongeman had het een razernij in
Julian ontketend nu, gerijpt in jaren en
levenservaring, had hij zichzelf beter in
bedwang.
Hij dacht nu méér aan haar en minder
aan zichzelf.
„Goed, als je dan per se blijven wilt, kan
ik je niet dwingen te gaan", berustte hij.
„Maar je moet me toestaan de noodige
maatregelen te nemen voor je veiligheid.
Miss Miller moet vandaag nog de deur uit,
maar je kunt hier ook niet alleen blijven...
Zeg, moet je je eigenlijk iedere minuut van
die zes maanden hier bevinden?"
„Ik mag acht en veertig uur afwezig
zijn."
„Mooi, dat is al een heeleboel. Jij gaat
naar je zuster of naar de Berkeley's en ik
haal een paar detectives hierheen, als but
ler en als kamenier. Als die er zijn, kun
je terugkomen."
Hij las teleurstelling op haar gezicht.
„Dat gaat niet, Julian. Het was conditie,
dat ik geen politie of detectives in huis
bracht."
Julian kon zich niet langer inhouden. Hij
veroorloofde zich een aantal kwalificaties
met betrekking tot zijn broer, die den heer
George Forsham zeker hooglijk verbaasd
zouden hebben, indien hij ze had gehoord.
Amabel's gezicht verhelderde. Het was een
prettige sensatie, dat Julian zich ter wille
van haar zoo boos maakte.
Toen hij voldoende lucht had gegeven
aan zijn opgekropte gevoelens, legde ze
een hand op zijn arm en zei:
„Laten we ons niet verder opwinden, Ju
lian, maar liever trachten een plan te be
denken. Ik heb al gedachtZe aar
zelde en viel zichzelf toen in de rede:
„Neen, eerlijk gezegd, ik zou niet neer
kunnen slapen in die kamer, geloof ik."
„Dat hoeft ook niet. Je kunt naar het
oude gedeelte verhuizen. Miss Miller moet
in vredesnaam vannacht hier nog maar
blijven, anders moet ik ook weg. Gaan jul
lie in de twee kamers in de andere gang,
tegenover den salon en de eetkamer. Dan
zal ik den nacht eens in de tegenwoordige
slaapkamer doorbrengen, ik men benieuwd
hoe het dén gaat."
„Ik was er allang vandaan gegaan", be
kende Amabel, „als het niet om de tele
foon was." Opnieuw zweeg ze even. Toen,
met een trilling in haar stem: „Je bent
toch niet boos, Julian? We zijn toch vrien
den?"
Zijn gezicht verzachtte heelemaal en hij
kwam dichter op haar toe.
„Natuurlijk, kindlief
Amabel deed juist bijtijds een stap ach
teruit. De deur ging open en Anne Miller
kwam binnen.
HOOFDSTUK XXV.
In den middag ging Julian naar zijn huis
je om zich aan zijn correspondentie te wij
den. Een van zijn brieven was gericht aan
zijn neef, Sir Charles le Mesurier, chef van
de centrale recherche. Een erg formeele
brief was het niet. Hij luidde:
„Beste Charley,
Zou je een van je schandere lui wil
len opdragen al 't mogelijk te ontdekken
omtrent een zekere mevrouw Thompson,
een medium, wonende Halkindale oad No
13? Speciaal zou ik willen weten, cf zy
in de laatste dagen interlocaal is opge
beld uit dit hoekje van de wereld. Ik kom
overmorgen even binnenvallen. Dan mon
deling meer.
Groeten aan Isobel en de kinders.
Julian.
P.S. Hoe gaat het met de valsche bank-
biljetjes? Ik hoop maar, dat je tenminste
tot overmorgen in functie blijft!"
Het ging niet aan die geschiedenis met
dat medium maar te laten, zooals Agaath
haar gelaten had. Hij zou Charley in ver
trouwen nemen, er moest toch iets gebeu
ren! Maar heel '"oorzichtig, Amabel móest
haar tweehonderd pond hebben, en hij
moest ook aan de oude Brownie denken,
voor 't geval dat Annie er iets mee te ma
ken had. Dus Anita King had Agaath naar
dat medium gestuurd! Zijn gevoelens ten
opzichte van Anita waren niet bijster
vriendelijkToen hij klaar was met zijn
post, was de lucht zoo zwaar bewolkt, dat
hij het licht aan moest doen. Kort daarna
hoorde hij voetstappen en werd er gejaagd
aan zijn deur geklopt. Hij herkende in 't
donker niet aanstonds de vrouw, die daar
stond. Toen zei ze zijn naam „mijnheer
Forsham" en aan de stem en de trillen
de „r's" herkende hij mademoiselle Le-
moine.
(Wordt vervolgd).