Kranslegging in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. De achtersleven van de .Nieuw Amsterdam", welke bij Wilton-Feyenoord Ie Schiedam werdI gebouwd. fvje{ fagf sloOpeD Van de SpOOrbaan Haarlem— Hoofddorp heeft men thaHS is Maandaq door middel van een bok naar Rotterdam gesleept, om aan de romp van de „Nieuw I i C L 1 J I L J is maanoag a°msterdam- bjj de Rotterdamsche Droogdok Mij. gemonteerd te worden een begin gemaakt, Snapshot van de opruimingswerkzaamheden Sir Cecil Hurst, de president van het Permanente Hof van Intern. Justitie te den Haag, heeft Maandag de nieuwe rechters A. Hammerskjold (x) en Manley O. Hudson (xx) als zoodanig geïnstalleerd. Tijdens de rede van Sir Cecil Hurst Namens de bemanning van den kruiser „De Ruyter" is Maandagmiddag bij het graf van admiraal De Ruyter In de Nieuwe Kerk op den Dam te Amster dam door den commandant, kapt. ter zee A. C. van de Sande Lacoste, een krans gelegd H M.S. „Caledonia", vroeger het bekende Engelsche mailschip „Majestic", dat in April als huisvesting te Rosyth zal dienen voor 1500 jongens en 500 leerlingen der Britsche marine, wordt te Southampton opgekalefaterd De door zijn geringe breedte en het drukke verkeer beruchte Amstel- veensche weg te Amsterdam wordt verbreed. De sloot aan weerszijden van den weg wordt gedempt, waardoor voor een behoorlijken verkeersweg en een trottoir de noodige ruimte ontstaat FEUILLETON HET RAADSEL VAN HET ONBEWOONBARE HUIS. K Naar het Engelsch bewerkt door THEA BLOEMERS. (Nadruk verboden). 28) Amabel ging op haar knieën zitten en tastte haar weg naar het einde van het bed. Daar kon ze, over den rand heen, de deurpost aanraken en zich overtuigen, dat de deur nog openstond. Met de rech terhand hield ze zich aan den bedrand vast; den linkerarm strekte ze zoover mogelijk; langs het behang de deurpost haar hand gleed verder, zocht de leege ruimte er achter de leege ruimte was gevuld! De tusschendeur was dicht. Een wilde woede greep haar aan. Ze had die deur wel aan splinters kunnen slaan. Zij sprong uit bed en trok de deur open. De kamer er achter lag donker en stil. Zij hoorde alleen het kloppen van haar eigen hart. Toen ging ze de lucifers zoe ken. Nadat ze er een had aangestreken, nam ze het lampje van den grond, zette het op het bureau en stak een nieuwen lucifer aan. Er zat voldoende petroleum in. Hoe kwam het dan, dat de lamp was uitgegaan? Ze haalde het glas er af, draaide de pit wat op en probeerde met een derden lucifer. De pit sputterde en er waren nog drie lu cifers noodig om een behoorlijken vlam te krijgen. Ze zette het glas er weer op en liet de lamp op het bureautje staan. Ver volgens ging ze naar den drempel tusschen de twee kamers en luisterde een oogen- blik. Het was doodstil. Miss Miller scheen absoluut geluidloos te slapen. Amabel deed een stap de kamer in. Nóg hoorde ze niets. Ze ging terug; het gaf haar een prettige gewaarwording, dat er weer licht was in haar eigen kamer. Zou ze de deur openlaten? Ze aarzelde, maar haar woede tegen die deur gaf den doorslag! Als ze wilde, dat die open bleef dan zou zij openblijven, al moest ze er tienmaal haar bed voor uit. Het electrische licht blééf weigeren. Ze had geen lust om te slapen en voelde zich koud. Ze schoot in haar peignoir en keek op haar horloge, het was half twee; nog een heele tijd eer het licht zou worden! Ze trok haar kussen omhoog en half over eind zittend in bed liet ze van allerlei aan haar geest voorbijgaan. Ze dacht aan Daphne, aan Agaath, toen aan haar droom van straks. Toen ze weer soezerig begon te worden, vroeg ze zich af, of ze het vleu gelgeklap niet óók gedroomd had. Maar dat de deur dicht was, had ze in elk geval niet gedroomd. Tocheen deur viel wel eens vanzelf dicht! Dat was het ellen dige hier in huis je had ten slotte ner gens houvast aan. Ze was op het punt in slaap te vallen, toen iets haar opnieuw klaarwakker maak te. Door haar gesloten oogleden kreeg ze een sensatie, alsof licht en donker elkaar snel opvolgden. Met moeite deed ze de oogen open en het was alsof alle schadu wen in de kamer opsprongen en weer neer vielen. Eén moment leek het een lugubere nachtmerrie. Toen begreep ze wat het was. De lamp flikkerde en ging uit. Nog even schoot het schijnsel op, hoog en blauw, daarop duisternis. En terwijl ze nog in het donker tuurde, merkte ze een zwak be wegen van een luchtstroom en hoorde een geluid, dat ze zonder veel moeite herken nen kon. Ze wist onmiddellijk wat er ge beurde: de deur ging langzaam weer dicht. Met ingehouden adem luisterde ze, wach tend op wat komen moest. Het kwam: zacht maar duidelijk klikte het slot.... HOOFDSTUK XXIII. Julian Forsham was niet naar bed ge gaan. Toen hij Amabel .en miss Miller goe- dennacht had gewenscht, had hij het vuur in de zitkamer opgerakeld, de deur op een kier gezet, en het zich in een luien stoel met een boek, gemakkelijk gemaakt. Hij was niet van plan naar zijn slaapkamer te. gaan. De aanwezigheid van Anne Miller, die zich ten overvloede zelfs als logé had aangeboden, had zijn argwaan gewekt. Wat wilde die hier in huis? Het was ongehoord, zich op die manier op te dringen aan iemand, die men ternauwernood kende. En gevoegd bij de nachtelijke ontmoetng met haar broer in den tuin van de villa, kwam het geval in een nog vreemder licht. Julian verwachtte, dat er iets gebeu ren ging vannacht en daar wilde hij bij zijn. In ieder geval voelde hij er niets voor Amabel alleen te laten met miss Miller. Hij trachtte zich te dwingen wakker te blijven, maar het lukte niet. Nadat hij, zon der het te merken, driemaal dezelfde blad zijde gelezen had, gleed het boek uit zijn vingers en hy -sliep rustig, droomloos in Hij werd wakker van het geluid van een lach in zijn ooren. Er had iemand gelachen, dat was zijn eerste gedachte. De volgen de gedachte deed hem met schrik op springen. De kamer was stikdonker het vuur was uit en de leeslamp, die gebrand had toen hij in slaap was gevallen, even eens. Hij zocht zijn weg door het donker naar de deur en draaide den schakelaar om. Het gewone geluid, maar geen licht. In de gang hetzelfde. En toen, terwijl hij zijn hand in zijn zak stak, om zijn electrische lantaarn er uit te halen, hoorde hij den lach weer. Het was een sinister geluid, meer dierlijk dan menschelijk. Het leek uit een der ka mers aan den overkant te komen. Juist toen hij den zaklantaarn liet aan flitsen, ging de deur van Amabel's kamer open. Zij kwam in haar blauwe ochtend japon de donkere gang in, de handen voor zich uitgestrekt. Toen de lichtbundel van de lantaarn haar gelaat trof, slaakte zij een korten kreet, niet hard maar vol na- melooze angst en ze keerde zich om, als wilde ze vluchten voor een nieuwe ver schrikking. Woedende verontwaardiging en innige teederheid schoten tegelijk in Julian's ge moed omhoog. „Amabel!" riep hij. Tegelijk deed hij een stap naar voren en ving de wanke lende vrouwengestalte in zyn armen op. „Ik ben het, Julian. Wat is er, kindlief? Je bent veilig, volkomen veilig...." Een oogenblik bleef ze als verstijf in den beschermenden arm, die haar omvatte; toen voelde hij het zachte haar tegen zijn wang, haar hoofd viel tegen zijn schou der en wanhopig schreiend klemde ze zich aan hem vast. Hij bleef haar zwijgend on dersteunen, en de teederheid in hem groei de, tot elke andere overweging er voor week. De duisternis en de duistere mach ten, die hier aan het werk waren, schenen ver weg. Zij stonden in het licht en hiel den elkaar omvat, zonder woorden of be hoefte aan woorden. Met een drogen snik hief Amabel het hoofd op. „Julian", fluisterde ze. „Wat is er?" vroeg hij, met den arm nog om haar heen. „Ik weet het niet. Heb je het gehoord?" „Ja, ik werd er wakker van. Ik zat te lezen, maar ik was in slaap gevallen. Ik ben er wakker van gewórden." Ze greep hem bij den arm en hij voelde hoe haar hand beefde. „Het was in mijn kamer", vertelde ze met onvaste stem, „het licht was uit, en de deur, de tusschendeur, die ik half had la ten openstaan, was dicht. Ik zette haar open maar even later ging ze wéér dicht." „En miss Miller?" vroeg Julian scherp. „Ik weet nietze slaaptEn toen, met een trilling van ontsteltenis in haar stem: „O, Julian, het zal wel in orde zijn, maarmaar ik hoorde niets in haar kamer...." „Maak je maar niet bezorgd over haar", antwoordde hij droog. „We zullen even gaan kijken." Hij trok haar zachtjes mee en liet het licht van de lantaarn voor hen uitschij nen. Het viel op het tafeltje tusschen de twee deuren en schitterde in den reflector van de petroleumlamp. „Zoo", zei hij, „die is uit!" „Ja. op myn kamer ook. En beneden lijkt het ook zoo donker." Julian diepte een doosje lucifers uit zijn zak en kreeg met eenig geduld de lamp aan het branden. (Wordt vervolgd), j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 5