Herdenking van den slag aan Yzer
3)e Êöid^cHe0ou^omt
Koning Leopold van België heeft Zondag te Brussel na het défilé der oud
strijders ter herdenking van den slag aan den Yzer, een vaandel overhandigd
aan de „Vereeniging van militaire dragers der ridderorde van Leopold"
De Belgische regeering had uitgebreide maatregelen genomen, om de be
tooging der Rexisten te Brussel op Zondag te verhinderen, en de orde te
bewaren. Zoowel op de toegangswegen naar de stad als in Brussel zelf
werd sterk gepatrouilleerd
Een al te heftige betooger tijdens de demonstratie der
Rexisten te Brussel, wordt weggevoerd
Ir. M. H. Damme. directeur generaal der P.T.T bezichtigt een inzending op de
postzegel-tentoonstelling, welke ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan der
Rotterdamsche Philatelistenvereeniging in de Maasstad wordt gehouden
Dubbele vrijgevigheid Een typisch
snapshot op het Binnenho* te den Haag,
tijdens de collecte, welke Zaterdag ten
bate van het Roode Kruis werd gehouden
Ir. J. E. F. de Kok, die met ingang van
1 Januari a s. benoemd is tot directeur-
generaal van de Koninklijke Neder-
landsche Maatschappij tot Exploitatie
van Petroleumbronnen in Ned Indië
FEUILLETON
HET RAADSEL VAN HET
ONBEWOONBARE HUIS.
Naar het Engelsch bewerkt door
THEA BLOEMERS.
(Nadruk verboden).
27)
„Ja, Miss Miller", herhaalde ze. „Ze kwam
vanmorgen om eer patroon te vragen, dat
ik haar beloofd bad. Toen ze het had, bleef
ze maar zitten, zondei een woord te zeg
gen. Ik geloof trouwens dat ze nóóit veel
zegt. Ze bleef maar zitten waar ze zat,
breed en verlegen Eindelijk kwam het er
uit, dat het toch wel prettig voor me ge
weest moest zijn, toen Agaath hier was. Ik
zei van ja, en daarop werd ze nóg rood er
dan ze al was, en vertelt dat ze het niet
hebben kon dat ik bier zoo alleen was, en
dat haar broer het ook een verschrikkelijk
idee vond hei kon eenvoudig niet, be
weerde ze. Of ze bedoelde met het oog op
de spoken of om de publieke opinie, zei ze
er met bij. Enfin, tuen ze ten slotte met het
vooistel voor deD dag kwam een paar da
gen te bleven, heb ik naar aanbod met bei
de handen aangenomen.
„Heeft ze èèn geboden hier te blijven?"
Zijn booze gezicht en even booze stem
deden Amabel's vroolijkheid nog toenemen.
„Ja, en ik ben haar om den hal* geval
len en heb gehuild van dankbaarheid",
lachte ze. -
„Komt mijnheer Ferdinand soms ook
mee?" viel Julian uit.
„Ik heb hem niet uitgenoodigd tot nu
toe!" Ze keek hem vriendelijk plagend aan.
„Niet boos zijn, Julian, dan inviteer ik jou
ook!"
Hij keek nog even zuur; toen bezweek hij.
„Ja, ik was daarnet niet erg aardig" be
kende hij, „maar ik erger me dood dat die
Miller zich met de zaak bemoeit."
Weer lachte Amabel.
„Je bent net als Ellen! Die liep te snui
ven als een locomotief, toen ik zei, dat ze
de kamer voor miss Miller in orde moest
maken. Ze kan geen opdringerigheid uit
staan, verklaarde ze. Pas maar op, anders
vindt ze jou ook opdringerig."
„Ze schijnt heel wat te durven zeggen",
meende Julian.
„Ja, dat gaat zoo als je iemand negentien
jaar hebt."
Ze praatten nog een poosje. Toen ging
Julian een inspectietocht door het huis ma
ken; hij wilde er mee klaar zijn als de logé
kwam.
Hij ontdekte niets. De ongebruikte ka
mers waren stil en stoffig. Julian's voet
stappen lieten duidelijke sporen na, dat het
vaststond, dat er geen anderen vóór hem
waren geweest. Hij bleef geruimen tijd in
de hall, hard stappend en kloppend, maar
alles was normaal; er was geen echo en
geen holle klank, die op een verborgen
ruimte wees, de trapdeur kraakten niet
eens.
Na een bezoek aan de keuken met de
daarbij behoorende dienstbodenvertrekken,
wilde hij nog naar de kelders. Jenny had
den sleutel, en het kostte hem eenige
moeite, dien van haar los te krygen. Ze
probeerde hem met uitvluchten af te sche
pen, maar hij hield voet bij sluk.
Hij daalde de twaalf treden af, in een
onderaardsche wereld van duisternis en
dufheid, en liet het licht van zijn zaklan
taarn om zich heen schijnen. Het ventela-
tierooster was afgesloten.
Door een klein gewelf kwam hij in een
anderen kelder, ook leeg. Daar vond hij
een houten deurtje, met een grendel er op,
die in heel lang niet losgeschoven kon zijn
geweest. De grendel zat zoo vastgeroesd,
dat het hem heel wat inspanning kostte
hem van zijn plaats te krijgen en de deur
te openen.
In den kelder, dien hy nu betrad, had
hij vroeger met George gespeeld. Er la
gen wat wrakstukken van oude meubels
en in een hoek een hoop puin en kapotte
steenen, ongeveer anderhalve meter hoog.
Julian keek er over heen, en zag dat het
puin tegen een deur opgestapeld lag, blijk
baar om die te barricadeeren. Dit beves
tigde zijn herinnering aan andere ruimten,
die onveilig verklaard waren. Het puin be
lette afdoend, dat de deur geopend kon
worden. Verder was er langs de muren niets
bijzonders te bespeuren, alles was volko
men gaaf.
De kelders waren niet buitengewoon
vochtig. En Jenny had, toen hij om den
sleutel vroeg, beweerd, dat er water in
stond! Vreemd schepsel, die Jenny
Hij ging terug, sloot de toegangsdeur
naar de trap en staK den sleutel in zijn zak.
Tegen Jenny, die in de gang stond, zei hij,
dat hij hem hield, omdat de roosters moes
ten worden nagezien.
HOOFDSTUK XXII.
„En waar komt die deur op uit?" vroeg
Anne Miller.
Julian had met hen gedineerd en ze had
den hem juist goeder nacht gezegd. Ama
bel had haar logé naar haar kamer ge
bracht, en bleef nog even dralen eer zij
zich terugtrok.
„Die deur komt in mijn kamer uit",
lichtte ze in.
„O, dat is prettig!"
Miss Miller's stem klonk opgelucht.
„En mijnheer Forsham slaapt aan den
overkant", vervolgde Amabel. „De deur te
genover de uwe."
„Ik snap niet hoe u het hier alleen hebt
uitgehouden", verklaarde de gast. „Ik ben
ook dikwijls alleen Ferdinand is vaak
weg maar hier zou ik het niet durven.
Neen, ik begrijp werkelijk niet hoe u het
kunt."
„Ik vind het in elk geval prettig, dat u
er nu bent", antwoordde Amabel ontwij
kend. Daarop nam ze afscheid. Toen ze
bij de tusschendeur was, riep Miss Miller
haar terug, met een eenigszins benepen
stem.
„Mevrouw Grey.... vindt u het erg....
zoudt u het vreemd vinden als ik u vroeg...
ik bedoel, vindt u het vervelend om die
deur open te laten, als u naar bed gaat?"
„O, neen, absoluut niet. Als u iets noo-
dig hebt, roept u maar; ik slaap heel licht"
Toen Amabel in haar kamer was, ging
ze even voor het raam staan. Ze voelde
zich volkomen gerust; de vriendelijke, ste
vige Miss Miller in de kamer naast haar en
Julian aan de overzijde! Ze haalde diep
adem. Wat zou ze slapen vannacht!
Toen ze klaar was zette ze de tusschen
deur half open en riep: „Wel te rusten!"
Een slaperige stem gaf antwoord
Amabel stapte in bed en trok het licht
uit In den hoek brandde de olielamp; ze
kon de vlam niet zien, wel den gelen cir
kel op het plafond.
Amabel ging slapen.
Later kwam het haar voor, alsof ze aan
stonds was beginnen te droomen. Ze klom
een .eindelooze trap op, waarvan ze het be
gin en het einde niet kon zien, maar de
trap ging door zwarte, wuivende boom
toppen, steeds maar nieuwe. Het waren ap-
pelboomen, die vol vruchten hingen -
zwarte vruchten. Zij hoorde iemand achter
zich aan klimmen ze wilde gillen..- Toen
schrok ze wakker.
Een oogenblik was ze als verdoofd. Daar
op werd ze er zich van bewust, niet opeens,
maar langzaam, dat de kamer anders was.
Zij was donker, het schijnsel van de olie
lamp was weg en zij zag geen cirkel meer
op het plafond. Zij strekte de hand uit
naar den bedschakelaar. Die werkte niet.
Het contact klikte, maar de kamer bleef
donker.
Amabel ging rechtop zitten, met heftig
kloppend hart. Er lagen lucifers op het bu
reautje, ze had ze gebruikt om het lampje
aan te steken. Zij was op het punt uil;
bed te klippen, toen ze het geluid voor
't eerst hoorde: een nieuw geluid, het leek
op het klappen van vleugels.
Zij hield den adem in, ingespannen luis
terend. Het vleugelgeklap scheen de gang
door te gaan. Het werd zwakker, toen hoer
de ze het niet meer. Ze kon weer vry ade
men. Wat er ook gebeurde, ze ging in gean
geval haar kamer uit. Hier was ze vei
lig. En Miss Miller was daar achter die
half open deur. Als ze wilde, hoefde se
maar te roepen,
(Wordt vervolgd).