Interessant fotonieuws van het vorstelijk verblijf op kasteel Reckenwalde. HET RAADSEL VAN HET ONBEWOONBARE HUIS. 3)e Ceidacfte 0ou^otit Een intiem snapshot in de kamer van Prins Bernhard te Reckenwalde lijf van H. K. H. Prinses Juliana. Even wordt op een Nederlandschen zender afgestemd om het laatste nieuws uit Holland te vernemen De Amsterdamsche havenmeester, de heer W. N. van de Poll begeeft zich ter verwelkoming aan boord van den nieuwen kruiser .De Ruyter", die Donderdagmiddag in de haven van Amsterdam arriveerde FEUILLETON Naar het Engelsch bewerkt door THEA BLOEMERS. (Nadruk verboden). 25) Ze liep naar het raan, liet een jalouzie zakken en trok de overgordijnen dicht. Het was nu volslagen donker in het vertrek. Met de hand op het tafeltje leunend, stond Agaath te wachten. Toen draaide me vrouw Thompson de lamp, die midden aan het plafond hing, aan. De groene kap hield het bovenste gedeelte van de kamer in het duister. Het licht viel op den kristallen bal. „Gaat u zitten", verzocht het vrouwtje. „Er staat een stoel achter u." Agaath voldeed aan de uitnoodiging. Ze keek toe hoe de vrouw op een stoel tegen over haar plaats nam en de lamp, die aan een snoer hing, omlaag trok, tot het licht een centimeter of dertig van den bal verwijderd wca Daarop schoof ze het kristal naar zich toe en begon er in te staren met haar moede, glanslooze oogen. Vol spanning volgde Agaath Moreland haar bewegingen. Nu zij niets meer van haar banale om geving zag, kv/ftm ze nog meer onder den indruk. Er tv&, zeker niets imposants aan mevrouw Tompson's persoonlijkheid, maar er scheen toch iets bijzonders, iets onge woons, iets dat Agaath niet onder woor den had kunnen brengen, achter haar sjofel en onaantrekkelijk uiterlijk te schui len. Agaath's oogen richtten zich op het kris tal, maar zij moest den blik afwenden, om dat het haar, nu het licht op de geslepen kanten viel, verblindde. Zij keek naar de handen van het vrouwtje en op het zwa re kleed; kleine, maar plompe, vleezige handen. Eensklaps begon mevrouw Thompson te spreken. „U leeft in groote twijfelingen en angsten", verklaarde ze. „Ik zie de wolken van ach terdocht, jalouzie en wantrouwen. Uw moeilijkheden staan allemaal in verband met één persoon. Zijn naam begint met een C. Zal ik hem beschrijven?" „Ja", zei Agaath gejaagd. Mevrouw Thompson gaf een persoonsbe schrijving van Cyril Moreland. „Ik zie hem in het kristal", ging ze voort; „en ik 2de zijn gedachten ook. Hij denkt aan u. U vervult zijn gedachten. Er is niemand anders daar." „Weet u dat zeker?" hijgde Agaath. „Ik vertel u wat ik in het kristal zie", antwoordde mevrouw Thompson met waardigheid. „Zijn gedachten gaan geheel naar u uit. Ze zijn vol oprechtheid en toe wijding. Maar hij heeft verdriet om de wolken, die tusschen u en hem gekomen zijn. Als u die niet verdrijft, zullen zij u van hem scheiden en groote droefenis en leed staan u dan te wachten." n„Weet u zeker, dat hij van mij houdt?" drong Agaath. Ze had de handen kramp achtig in elkaar geklemd. „Ik zeg u nogmaals, dat Ik vertel wat ik in het kristal zie. Zijn gedachten zijn val van u, gedachten van oprechtheid en toewijding." Mevrouw Thompson had diezelfde woor den zooeven al gezegd. Ze zei ze nu met nog meer klem. Er kwam een pauze. Agaath haalde een zakdoekje uit haar tasch en bette haar oogen. Ze voelde zich onzinnig gelukkig, onzin nig jong Ze vond mevrouw Thompson de wonderbaarlijkste vrouw ter wereld. Er kwamen opnieuw tranen in haar oogen. Ze leunde achterover in haar stoel, in het zalige besef dat een ondraaglijke last van haar afgewenteld was. Mevrouw Thompson begon weer te spre ken. „Uw zorgen hebben allemaal betrek king op C. Maar er is nóg iemand in het kristal. Het is een vrouw. Haar naam be gint met een A." „Ja?" vroeg Agaath snel. „Wat is er met haar?" „U bent pas bij haar geweest. Zij speelt een belangrijke rol in uw levener be staat een nauwe band tusschen u en haar. Eigenlijk moest u zich over haar meer bezorgd maken dan over C." Agaath schokte overeind. „Over haar?" Waarom?" „Er dreigt haar gevaar. Ik kan niet zien wat voor gevaar. Misschien kimt u dat zelf uitmaken. Ik zie haar heel duidelijk. Ze is in een kamer, een slaapkamer. Rechts is een raam met cretonnen gordijnen. Links staat het bed, en aan het voeten eind van het bed is een deur. Eén kant van de kamer wordt heelemaal in beslag genomen door een groote, donkere kast. De vrouw staat midden in de kamer, in nachtgewaad. Zij kijkt naar de deur by het bed. De deur gaat vanzelf lanzaam open. Ze kijkt en wordt doodelijk be angst. Ze opent haar mond om te schreeu wen en ze wankelt,, alsof ze zal vallen. Ik zie de deur open, maar niet wat er achter is. Er is een dikke mist. Ik heb dat beeld driemaal gezien in het kristal, het gaat weg en het komt weer terug. Begrijpt u er iets van? Is er zoo'n vrouw?" „O ja", bevestigde Agaath zenuwachtig. „Kunt u nog meer zeggen?" „Er dreigt haar een groot gevaar.... maar ik kan niet zegen wat het is. Als ze zich in een huis bevindt met een kamer zooals ik beschreven heb, moet ze daar di rect vandaan. Het gevaar schuilt daar.." „En u weet niet wat het is?" Agaath's stem trilde van opwinding. Mevrouw Tompson slaakte een zucht. „De beelden worden flauwer", legde ze uit. Toen: „Wacht, er komen nieuwe beelden. Ik zie haar een steile trap op gaan, het schijnt een oud huis te zijn. De vrouw komt de trap op. Het gevaar is ach ter haarO!" Mevrouw Thompson's woorden stierven weg in een kreet van namelooze ontzet ting. Haar handen bewogen wild in den lichtcirkel, haar hoofd viel voorover. Agaath Moreland kreeg een gewaarwor ding of ze stikken zou in die sinistere, be nauwende donkerte. Ze stommelde naar het raam, trok de gordijnen open en haalde de jalouzie op. Toen ging zij naar het me dium terug en schudde haar bij den schou der. Ze betrapte zich er op, dat het haar een gevoel van veiligheid gaf de aspidis tra en de kleinburgerlijke portretten te zien. Mevrouw Thompson kwam huiverend tot zichzelf. Ze streek met de hand langs het voorhoofd en vroeg afwezig: „Wwat is er gebeurd?" „U hebt iets gezien in het kristal en toen bent u opeens flauw gevallen", licht te Agaath in. „Wat hebt u gezien?" „Ik weet het niet", antwoordde me vrouw Thompson met onvaste stem en nog steeds rillend. „Ik weet later nooit wat ik gezien heb." Ze leunde met de ellebogen op tafeL „Zoo is het met het kristal", hernam ze. „Ik zeg wat ik zie en dan is alles weg en ik ben het vergeten. Maar ik ben nog nooit eerder flauw gevallen, ik moet wel iets heel verschrikkelijks gezien hebben." Er viel een stilte. Toen vroeg mevrouw Thompson met een stem, waaruit doode- lijke uitputting klonk: „Wilt u nu gaan alstublieft? Ik ben óp...." En in antwoord op een gestamelde vraag van mevrouw Moreland: „Hoeveel u schudig bent? O, wat u wilt... Het doet er niet toe." Toen Agaath Moreland weg was én de slonzige daghit de voordeur achter haar gesloten had, stond de vrouw in 't zwart op, nam het geld, dat haar bezoekster naast den glazen bal had neergelegd, telde het, deed het licht uit en ging terug naar de kamer achter de deur met het gebroken ruitje. Daar stond een telefoontoestel op den schoorsteenmantel. Zij ging in een ge- makkelijken stoel bü den schoorsteen zit ten, leunde achterover en sloot de oogen. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 5