Karper vïsschen nabij Hoenderlo. FEUILLETON HET RAADSEL VAN HET ONBEWOONBARE HUIS. Naar het Engelsch bewerkt door THEA BLOEMERS. (Nadruk verboden). HOOFDSTUK XIX. Julian stond aan de deur van de tuin manswoning uit te kijken. Het was een mooie, zachte avond; wel hing er wat damp maar de sterren waren toch goed zicht baar. „Kan morgen goed weer worden; in ieder geval regent het niet meer", dacht hij. Hij pakte een zaklantaarn, ging naar bui ter. en trok de deur dicht. Hij zou de lan taarn niet gebruiken, als het niet noodig was. De nachtelijke wandeling in dien wilden tuin nad een vieemne bekoring voor hem. Hij 'iep naar de villa en voelde telkens de natte takken van ooomen en heesters, die over het pad heen reikten, in zijn gezicht. Hij stapte op het terrasje buiten den sa- lor en liep op de ramen af. Voor de gebro- kei ruit was voorloopig een plank gesla gen an de luiken waren van binnen geslo ten. De luiken! Daar was iets eigenaardigs mee hij had er te voren niet aan gedacht. Alleen benedenkamers hadden natuurlijk luiken. Waarom waren ze dan dien bewus- ten nacht niet dicht geweest? Jenny had er voor moeten zorgen. Julian stond stil in het donker zijn mond strak getrokken van boosheid. Het was Jenny's schuld Ze had de luiken moeten sluiten. Maar misschien had ze ze gesloten. De onbekende, die de ruit ingedrukt had, had ook de luiken kun nen openen. Hij ging naar het andere venster. Van avond was de zaak ten minste in orde. Hij wandelde langzaam om het huis heen, peinzend over het probleem van wat Jenny boven gezien en Amabel hem verteld had. Gesteld eens dat Annie Brown terug gekomen was, in de buurt vertoefde, de villa was binnegeslopen om haar moeder even te zien en daarbij door Jenny was gesnapt en herkend.In theorie was dat zeker niet onmogelijk, maar bij nauwkeu rige ontleding hield het toch geen steek. Het klopte niet met de geschiedenis van Marmaduke en de vlucht van Dapper. En Annie was waarschijnlijk al jaren dood, de arme ziel. Hij had haar spoor kunnen vol gen tot Parijs, maar daar was hij het kwijt geraakt. En twaalf jaar is een heele tijd, zooals Brownie terecht gezeg had. Zijn overdenkingen werden abrupt on derbroken door een geluid: een geluid, dat van binnen uit het huis kwam, door den afstand verzwakt, maar toch onmiskenbaar het geluid van een lach. Hij liep vlug te rug naar de plek, vanwaar hij de ramen kon zien van de vroegere kamers van de tantes. Het linkerraam was dat van Ama bel's kamer. Er scheen licht door de gor dijnen. Hij wachtte en luisterde, het geluid herhaalde zich niet. Vijf minuten gingen voorbij Het raam boven hem werd licht, de gordijnen gin gen vaneen, en donker zag hij de figuur van Amabel tegen de lichte kamer. Onbe weeglijk stond zij naar buiten te kijken. Hij kreeg een aanvechting om te roepen, maar wist zich te beheerschen. Hij bleef kijken tot ze zich terugtrok. De gordijnen vielen weer toe. Julian verwijderde zich onhoorbaar. Hij voltooide zijn ronde om het huis en besloot den volgenden dag een onderzoekings tocht binnenshuis te ondernemen, van kel der tot vliering. De oude kelders.hij zou een ziens, of er geen weg was om daarin te komen. Hij had zoo'n idee, dat ze dicht gemetseld waren. Toen hij van het terras afstapte, hoorde hij tamelijk dichtbij, opnieuw een geluid. Hij bleef stilstaan. Dit geluid kwam niet van binnen. Het klonk alsof een losse steen onder een voet schoof. Julian stond op mos, h ij had het geluid dus niet veroor zaakt. Hij stond roerloos onder een don keren cypres, en luisterde tot hij een lich te beweging bespeurde. Zoodra het geluid zijn oorbereikt had, had hij de lantaarn al in de hand geno men. Nu viel er een lichtbundel naar den kant. vanwaar het gekomen was. Hij liet het schijnsel langzaam heen en weer gaan en in een opening tusschen de struiken zag hij een gezicht, onnatuurlijk bleek. De oogen knipperden en een stem zei: „Ik ge loof, dat ik betrapt ben". Toen kwam de heer Miller achter een heester vandaan. „Allemachtig, Miller!" viel Julian uit. Hij was geschrokken. Miller ging buiten den witten stralen bundel staan. „Neem me niet kwalijk, dat felle licht in de oogen...," sputterde hij. En toen, doodkalm: „Goedenavond, mijnheer Fors- ham." „Het is me niet goed duidelijk.begon Julian geprikkeld, maar geduldig viel de ander hem in de rede: „Ja, ja, natuurlijk, ik begrijp evengoed als u, dat mijn aanwezigheid hier eenige verklaring eischt." „Dat zou ik ook zoo zeggen." „Ja, ja, dat spreekt vanzelf." Miller's stem was van een haast onnatuurlijke kalmte. „Misschien kunnen we samen een eindje oploopen.Zooals ik zei, mijn heer Forsham, er is een verklaring noo dig, en een excuus.hoewel ik het ex cuus eigenlijk tot mevrouw Grey zou moe ten richten. Maar het was me toch liever als ze onkundig bleef van het bestaan van een reden tot excuus." „Dat is heel begr.' pelijk", antwoordde Julian droog. „Misschien wilt u zoo goed zijn alvast de verklaring te geven", voeg de hij er sarcastisch aan toe. „Maak u niet boos, mijnheer Forsham," verzocht Miller zachtzinnig; „dan praat ik zoo moeilijk. Ik zal het toch al zoo slecht kunnen uitleggen. De kwestie is, dat ik veel belang stel in psychologie en occulte verschijnselen; ik ben lid van de vereeni- ging voor psychisch onderzoek. Er loopen geruchten over de villa, zooals u bekend is, en ik hoopte, - als wetenschappelijk waar nemer, oogetuige te kunnen zijn van eeni ge manifestaties op het gebied, dat mij bij zonder interesseert." .Praatjes", dacht Julian, en hij zei koel tjes: „U had niet het recht op het terrein van een ander te komen, mijnheer Miller. Dat was tamelijk vrijpostig." „Dat geef ik direct toe, mijnheer Fors ham. Ik bied u mijn verontschuldigingen aanen u zult mij een groot genoegen doen door er niet met mevrouw Grey over te spreken. Ik zou mij niet graag haar ont stemming op den hals halen." „Ik zie geen reden er mevrouw Grey mee lastig te vallen", antwoordde Julian, na een pauze, „maar ik moet u toch in al len ernst raden, uw wetenschappelijken ijver wat in te toornen. Goeden avond, mijn heer Miller." „Goeden avond, mijnheer Forsham." Ferdinand Miller wandelde naar zijn landhuisje, opende de vordeur en ging naar de huiskamer, waar het licht nog brandde. Zijn zuster lag breed en gemakkelijk in een wijden, bruinen peignoir in een leun stoel. Ze had de oogen gesloten en ademde rustig, terwijl een groote, Perzische kat op haar schoot lag, eveneens slapend. Juffrouw Miller werd met schrik wakker de kat sliep door. „Ik geloof warempel, dat ik geslapen heb", zei ze. „Ik geloof het ook. Maar hoor eens, Anne, je moet wat voor me doen." Anne Miller geeuwde. „Wat?" vroeg ze, een beetje zenuwachtig. „Je moet morgen een visite maken bij mevrouw Grey." „O, dat is gemakelijk genoeg; ze heeft me een patroon voor een jumper beloofd dat kan ik haar gaan vragen." „Jawel, maar je moet haar aanbieden bij haar te blijven." Juffrouw Miller ging rechtop zitten; dc kat werd wakker. (Wordt vervolgd). Dr. T. J. Hart, wetenschappelijk leider van de nieuwe reis met het Engelsch expeditieschip „William Scoresby", con troleert een specialen watermeter, welke zich aan boord bevindt In actie tijdens den wedstrijd In hét melken op de zuivel- tentoonstelling in Agricultural Hall te Londen In het nieuwe Feyenoord stadion te Rotterdam zijn Dinsdag door de bouw- politie. in het bijzijn van architect en bouwers, zgn. spanningsproeven ge nomen, waarbij twaalf honderd werkeloozen en het corps mariniers mede werking verleenden. Een kijkje tijdens het demonstreeren van een enthousiaste voetbalmenigte Het medisch onderzoek der deelnemende paarden voor het begin van den vierdaagschen afstandsrit der Koninklijke Militaire Sportvereeniging. die Dins dag te Amersfoort aangevangen is De dokter onderzoekt den hartklop van een der viervoeters De karpervijvers In het Nationale Park .De Hooge Veluwe" nabij Hoenderlo zijn afgevischt. De visschers in actie. Op den achtergrond het fraaie slot St. Hubertus In bewondering voor een prach tige inzending op de vierdaagsche bloemen- en truit- tentoonstellmg te 's Gravezande

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 5