IL ID H tH^MEDÜk
VRIJDAG 16 OCTOBER 1936
DE LEIDSCHE COURANT
VIERDE BLAD - PAG. 13
GEMENGDE BERICHTEN
HET GEBEURDE
TE SPEKHOLZERHEIDE.
Kleine dosis methylalcohol reeds doodelijk.
DIKWIJLS TREEDT BLINDHEID OP.
Prof. dr. D. H. Wester schrijft aan de
„Telegraaf":
Door het gebeurde te Spekholzerheide is
de lange'reeks van sterfgevallen ten gevol
ge van vergiftiging door methylalcohol
weer vermeerderd. Men mag gerust het
aantal dooden, die het slachtoffer van me
thylalcohol zijn geworden, op vele honder
den schatten, gezien het feit, dat uit de li
teratuur gemakkelijk een groot aantal ge
vallen op te diepen valt.
Zoo is in Hongarije een 100-tal doode
lijk verloopende vergiftigingen geconsta
teerd en ook in Rusland en Zweden zijn
talrijke gevallen voorgekomen. Het merk
waardige is, dat de vergiftigingen door me
thylalcohol dikwijls een epidemisch karak
ter dragen. Waren deze in de genoemde
landen reeds vroeger bekend, in Duitsch-
land kwam het eerste geval voor massa-ver
giftiging voor omstreeks Kerstmis 1911. Hier
stierf in een toevluchtsoord van dakloozen
te Berlijn plotseling een vrij groot aantal
personen en men wist daarvoor voorloo-
pig geen andere reden te bedenken dan de
mogelijkheid, dat bedorven visch zou zijn
gegeten.
Nader onderzoek bracht echter aan het
licht, dat methylalcohol voor deze ver-
giftigingsgevallen aansprakelijk moest
worden gesteld. Er bleken n.l. 400 liter
methylalcohol met water verdund als
brandewijn geschonken te zijn. Het ge
volg was 174 ernstige vergiftigingsge-
vallen, van welke meer dan 80 den dood
ten gevolge hadden.
In de laatste jaren is vooral Amerika be
rucht wegens massale methylalcoholvergif
tigingen, gevolg van he feit, dat het drin
ken van aethylalcohol (den gewonen con
sumptie-alcohol) verboden was en men dus
zijn toevlucht nam tot minderwaardige
vervangmiddelen. In ons land heeft men
misbruik van methylalcohol tot nu toe we
ten te voorkomen door dezen even hoog
te belasten als de aethylalcohol, maar thans,
in 1936, doet zich ook blijkbaar hier te
lande het eerste geval van massale methyl
alcoholvergiftiging voor, echter dan ook
naar verluidt met goedkoopen alcohol, uit
Duitschland binnengesmokkeld.
Wellicht zal het menigeen interesseeren
te vernemen welke hoeveelheden methyl
alcohol vergiftiging en dood kunnen ver
oorzaken. Ofschoon de literatuur-gegevens
dienaangaande vrij sterk uiteenloopen, kan
toch het feit, dat Burger na het gebruik
van 78 gram blindheid als gevolg consta
teerde en dat volgens Rost de doodelijke
dosis tusschen 30 en 100 gram ligt, eenig
houvast bieden. De vergiftigingsverschijn
selen hangen blijkbaar niet alleen af van
de hoeveelheid, maar ook van de concen
tratie; bij zuivere methylalcohol treedt niet
de opwinding en roes op, die wij als gevolg
van onzen brandewijn en jenever (aethyl
alcohol) kennen. Integendeel zijn de slacht
offers meestal rustig en gedrukt en door
gaans treedt spoedig hoofdpijn op, welke
zeer heftig kan zijn, gevolgd door misse
lijkheid en braken. Een opvallend ver
schijnsel is de vaak hevige buikpijn.
Zijn de vergiftigingsverschijnselen er
ger, dan volgt koud zweet, duizeligheid
en daling der lichaamstemperatuur,
soms sterft de patiënt aan hartzwakte
en wanneer het hart het uithoudt, treedt
vaak coma op, waaruit de patiënt soms
herstelt, maar welke in andere gevallen
door den dood gevolg wordt. Een van
de meest ellendige gevolgen der me
thylalcoholvergiftiging is een oogaan
doening, welke tot volslagen blindheid
kan leiden. Zelfs zeer gering alcoholge
bruik heeft sterke verwijding der oog
pupillen ten gevolge (dus lichtgevoelig
heid).
Een der merkwaardige verschijnselen bij
dit vergif is het feit, dat de vergiftigings
verschijnselen zich dikwijls pas na eenige
dagen openbaren, maar dan ook stormach
tig verloopen, zcodat volgens Lewy de dood
binnen een half uur kan intreden.
Als enkele maatregelen, die in geval van
methylalcohol vergiftiging aangewezen zijn,
mogen worden genoemd maagspoelingen
en het gebruik van laxantia en urine-af-
drijvende middelen, terwijl ook subcutame
injecties met steriele gist, aderlatingen en
gebruik van natriumcarbonaat worden aan
bevolen; dit laatste omdat men wel aan
neemt, dat de vergiftiging vooral het ge
volg is van het mierenzuur, dat in het
lichaam uit den methylalcohol gevormd
wordt. In doodelijke gevallen wordt me
thylalcohol aangetoond door de formalde-
hyd-reactie, waarvoor vooral lever, herse
nen en depgelijke organen geschikt zijn. Bij
levende personen is vooral het onderzoek
van de urine op mierenzuur aangewezen,
hetwelk daarin zelfs na zes dagen nog
werd aangetoond.
VLEESCHVERGIFTIGING IN HET
WESTLAND?
Men schrijft ons vanwege het beheer van
den vleeschkeuringsdienst Westlamd:
Onder bovenstaanden alarmeerende kop
verschenen in de streekelijke cn helaas ook
in de groote pers berichten over de gestie
van den vleeschkeuringsdienst in den keu
ringskring Westland. Een onderkop luidde:
„Bedorven vleesch door keuringsdienst
goedgekeurd. Interpellatie in den raad van
's Gravenzamde".
Nu op deze wijze de goede naam van den
keuringsdienst door het slijk wordt ge
haald, wordt het noodig geacht hier de fei
ten weer te geven, om te zien wat van al
het alarm overblijft.
Voorop moet dan gesteld worden, dat,
toen de eerste berichten in de pers ver
schenen, het hoofd van den keuringsdienst
niet wist waar het over ging. Uit een on
middellijk ingesteld onderzoek bleek, dat
de interpellant in den gemeenteraad van
een „vleeschvergiftiging" niets wist. Ook
bij de politie van 's Gravenzande bleek van
vergiftiging of van ziek worden na het eten
van vleesch niets bekend te zijn. Wel deel
de men hem (hoofd van dienst) mede, dat
het vleesch betrof van een uit nood ge
slacht rund, waarover op 16 Juli j.L des
namiddags om half vijf door de politie was
opgebeld.
Hieronder volgen dan de feiten.
Op het slachthuis in Naaldwijk was een
levend rund aangevoerd, dat bij onderzoek
nog bleek te eten en geen temperatuurs-
verhooging vertoonde. Na slachting werd
in den buikwand een gezwel aangetroffen.
Het vleesch is bacteriologisch onderzocht.
Er is een kook- en een braadproef van
genomen en bleek daarna in aanmerking
te komen voor „voorwaardelijke" goedkeu
ring en verkoop onder toezicht (de z.g.
vrij bank).
Omdat het midden in den zomer was en
om den verkoop te bespoedigen werd goed
gevonden de eene helft in Naaldwijk en
de andere helft in 's Gravenzande onder
politietoezicht, zooals gebruikelijk is, te
verkoopen.
In Naaldwijk verliep de verkoop tame
lijk vlot en werden geen klachten verno
men. In 's Gravenzande ging het aanzien
lijk langzamer, totdat tegen den avond het
reeds vermelde telefoonbericht kwam, dat
het vleesch niet lekker begon te ruiken.
Order werd gegeven met den verkoop te
stoppen en vleesch naar de noodslachtplaats
in Naaldwijk te doen terugvoeren. Het
vleesch zag er wat versjouwd uit met ge
ringe oppervlakte-verandering, en een wat
minder frisschen reuk. Bij hernieuwd bac
teriologisch onderzoek bleek het vleesch
echter nog kiemvrij. Het werd gekant, een
behandeling, die het beste vleesch in den
zomer vaak moet ondergaan, zelfs vleesch,
dat uit de ijskast komt en gesteriliseerd en
vervolgens opnieuw verkocht in Naaldwijk,
zonder dat van nadeelige gevolgen iets is
gebleken.
Uit bovenstaande feiten blijkt toch wel
genoegzaam, dat hier niets ongewoons" is
gebeurd en niets ongerechtigs en dat den
keuringsdienst geen enkele blaam treft.
ERNSTIG AUTO-ONGELUK BIJ
VOORTHUIZEN.
Twee dooden.
In den afgeloopen nacht omstreeks half
een heeft op den Apeldoornschen Straat
weg te Voorthuizen, even voorbij café Zon
dag een ernstig auto-ongeluk plaats gehad,
dat aan twee menschen het leven heeft ge
kost.
Een groote vrachtwagen met tractor van
den dagelijkschen autobusdienst „De Vol
harding" uit Zeist stond wegens benzine
gebrek aan den kant van den weg gepar
keerd. De wagen was naar later ver
klaard werd, voldoende verlicht.
Een even groote vrachtwagen met trac
tor van de N.V. P. Wijtenkamp, houthan
del en expeditiebedrijf te Zaandam op weg
van Apeldoorn naar Zaandam, reed van
achteren op den stilstaanden wagen in. De
tractor schoof er als het ware onder, zoo
dat aangenomen moet worden, dat deze
een flinke vaart had. De cabine van den
tractor werd totaal vernield.
Hierin bevonden zich twee chauffeurs,
de 55-jarige M. V. Visser en de 45-jarige
G. van der Blom, beiden gehuwd en wo
nende te Zaandam.
Deze moeten bij de botsing op slag ge
dood zijn.
De aangereden wagen werd van achte
ren eveneens ernstig beschadigd.
Hoewel het midden in den nacht was,
arriveerde de politie van Barneveld en
Voorthuizen zeer spoedig. Ook dokter G.
Mettrop uit Voorthuizen was spoedig ter
plaatse. Hij kon toen de slachtoffers uit
de overblijfselen waren bevrijd, slechts bij
beiden den dood constateeren.
Voorloopig zijn de lijken overgebracht
naar het lijkenhuisje te Voorthuizen.
De politie heeft de beide vrachtwagens
in beslag genomen.
DOODELIJKE AANRIJDING TE GEULLE.
Landbouwer onder ziekenauto gekomen.
Op den rijksweg onder Geulle is gister
middag om twaalf uur een doodelijk ver
keersongeluk gebeurd. De 51-jarige onge
huwde landbouwer M. Nijsten te Moor-
veldGeulle kwam met paard en wagen
van een zijweg den rijksweg opgereden,
juist van achter een aldaar staanden melk
wagen. Op hetzelfde oogenblik naderde een
ziekenauto van een ziekenhuis te Sittard,
komende uit de richting Maastricht. De
landbouwer, die naast zijn span liep, werd
door den ziekenauto aangereden en weg
geslingerd. Hij was op slag dood. De chauf
feur verklaarde den man niet te hebben
gezien.
De rijksveldwacht heeft een onderzoek
ingesteld.
DROEVIG VERDRINKINGSGEVAL.
Los werkman van een schuit gegleden.
In het ververschingskanaal achter de ge
bouwen van het gemeentelijk electrisch be
drijf te Den Haag heeft gisteravond een
los-werkman den verdrinkingsdood ge
vonden. Hij was bezig, een platte schuit
voort te boomen, waarin materiaal werd
vervoerd voor de nieuwe brug aan de Laan
van Meerdervoort, toen ter plaatse waar
de rioleering met sterken stroom in dit
kanaal uitmondt, de boeg van het vaartuig
tegen den kademuur aan de overzijde werd
opgedreven. De man probeerde toen met
zijn vaarboom de schuit weder in haar
normale ligging te verkrijgen, doch hij
gleed daarbij voorover en werd door den
stroom een eind meegesleurd.
Pogingen van zijn collega om hem door
het toesteken van den vaarboom te redden,
bleken vruchteloos.
Het slachtoffer, de 41-jarige G. H. J. R.,
wonende in de Van Mierisstraat, ver
dween in de diepte. Het was voor zijn ka
meraad ondoenlijk in dit verstikkende wa
ter bij zoo een sterken stroom den man
na te springen, want dan zou ook deze
stellig zijn verdronken.
Eerst een uur later werd het lijk van R.
door een agent van politie met behulp van
een dreg opgehaald.
Kunstmatige ademhaling door "een dokter
van den G.G.D. toegepast, mocht niet meer
baten. Het stoffelijk overschot is daarop
naar het ziekenhuis Zuidwal overgebracht.
Het slachtoffer was gehuwd en vader van
drie kinderen. Na geruimen tijd werkloos
te zijn geweest was hij pas de vorige week
weder aan den arbeid gekomen.
ZAKKEN CEMENT OP HET HOOFD
GEKREGEN.
Twee arbeiders gewond.
Gistermiddag heeft op de terreinen van
de N.V. E. R. Wigboldus en Zn. bouwma
terialen en houthandel, gelegen aan den
Frieschen straatweg te Groningen, een
ernstig ongeluk plaats gehad.
Twee arbeiders waren bezig met het la
den van zakken cement op een vrachtauto.
In totaal waren 250 zakken met cement
opgestapeld tot een hoogte van vier meter.
Plotseling begon de lading te werken.
Beide arbeiders zijn toen onder eenige
zakken terecht gekomen, met het gevolg,
dat de 45-jarige gehuwde R. Tabak, beton
werker te Groningen, een schedelfractuur
bekwam. Hij werd in ernstigen toestand
naar het Diaconessenziekenhuis overge
bracht. Zijn toestand is zorgwekkend. Zijn
kameraad, de 41-jarige gehuwde D. J. Land,
eveneens te Groningen woonachtig, be
kwam een kneuzing aan het been, en kon,
na verbonden te zijn, naar zijn woning
worden vervoerd.
BEKNELD TUSSCHEN EEN PULP-
TRANSPORTEUR.
Gistermiddag had de gehuwde arbeider
van T. uit Oudenbosch het ongeluk met
zijn been bekneld te geraken tusschen den
pulptransporteur op de Coöp. Beetwor
tel-suikerfabriek. Den ongelukkige, die
deerlijk werd verminkt, werd spoedig gees
telijke en geneeskundige hulp verleend.
Het slachtoffer is in levensgevaarlijken
toestand naar het St. Ignatius-ziekenhuis te
Breda overgebracht.
EEN KRANIG MEISJE.
Redt kind uit den Leidschen Rijn.
Te de Meern geraakte het drie-jarig zoon
tje van H. Thijssen aan de Zandwegzijde in
den Leidschen Rijn.
Op den grooten straatweg naar Utrecht
passeerde op dat moment een 17-jarig
meisje uit Utrecht. Dit dappere kind be
dacht zich geen oogenblik, sprong gekleed,
in den Rijn, zwom naar de overzijde en wist
het kind behouden aan den wal te bren
gen.
Zij ontving droge kleeren, keerde even
naar Utrecht terug, om kort daarop haar
geleende kleeren bij de eigenaresse terug
te brengen en haar fietstocht naar Leiden
te vervolgen, alsof er niets gebeurd was.
BRAND TE PEIZERMADE.
Gistermiddag is brand uitgebroken in de
woning van de familie W. Otter te Peizer-
made (gemeente Peize).
Het vuur is vermoedelijk ontstaan in den
schoorsteen van de voorkamer. De vlam
men grepen snel om zich heen en in wei
nige oogenblikken stond de geheele wo
ning in lichte laaie.
De brandweer uit Peize bestreed het
vuur met twee stralen, doch zij kon niet
verhinderen, dat de woning bijna geheel
uitbrandde. De inboedel kon slechts ge
deeltelijk worden gered. Sinds twee we
ken was deze niet meer verzekerd, het
huis daarentegen was wel verzekerd.
FEUILLETON
HET RAADSEL VAN HET
ONBEWOONBARE HUIS.
Naar het Engelsch bewerkt door
THEA BLOEMERS.
(Nadruk verboden).
19)
(VERVOLG VAN PAG. 9.).
„Mevrouw Moreland, als u alles gaat ge-
looven wat mevrouw King u inblaast, kunt
u het aardig druk kriigen!" spotte Julian.
„Mij heeft ze trachten uit te leggen, dat
het toch zoo lief van sommige menschen
was om valsch bankpapier te maken, want
dan kwam er meer geld voor de men
schen, die het krap hebbenl"
Ze lachten allen.
„Maar zegt u me nu eens eerlijk z ij n
er hier spoken?" drong Agaath aan.
Als ze er zijn, kan ik er u niet over in
lichten."
De wenk was duidelijk genoeg om Agaath
Moreland te doen begrijpen, dat Julian geen
lust had haar nieuwsgierigheid te bevredi
gen. Ze koos dus een ander onderwerp.
Amabel wist heel stellig, dat ze dien
avond de knip op de gangdeur had gedaan,
maar of ze ook de knip op de tusschendèur
geschoven had, kon ze niet met evenveel
zekerheid zeggen. Ze dacht van wel; ze
sliep ongestoord en toen Jenny 's morgens
kwam, ging ze naar Agaath's kamer om
goeden morgen te zeggen. Toen was de
knip in ieder geval niet op de deur.
„Ik wou maar, dat je niet wegging,
Agaath", zei ze. „Ik vond het erg prettig
je hier te hebben."
„Zie dan iemand anders te krijgen! Je
mocht in de tegenwoordige omstandigheden
best een chaperone hebben. Kind, wat
bloos je gauw! Maar ik moet zeggen, het
staat je best. Ik moet in ieder geval weg.
Cyril kan ieder oogenblik thuiskomen."
Ze keek een anderen kant uit en haar ge
zicht betrok. „Hij heeft natuurlijk massa's
vrienden, en ik kan niet eischen, dat hij die
loslaat, omdat hij getrouwd is."
Amabel wist hier niets op te zeggen. Ze
nam Agaath's kopje aan, zette het neer en
wou weer naar haar eigen kamer gaan,
toen haar zuster plotseling zei:
„Zeg Amy, die dienstbode van jou is een
raar schepsel."
Amabel keerde zich om.
„Neen, niet Ellen, maar dat zielige, uit
geteerde schepsel, dat hier woont, hoe heet
ze ook weer.
„Jenny? Hoezoo?"
„Ik vind het nogal gek, dat ze hier mid
den in den nacht binnenwandelt!"
„Jenny? Midden in den nacht?"
„Ja, ik weet niet hoe laat het was. Ik
slaap altijd met een nachtlichtje en toen
ik wakker werd, stond jouw deur open.
Die zonderlinge jongejuffrouw kwam een
eindje de kamer in en ging daarop weer
terug. Wat moest ze in je kamer? Had je
haar geroepen?"
Amabel schudde het hoofd.
„Neen", zei ze, „neen. Misschien.mis
schien heeft ze last van slaapwandelen.
Wat had ze aan?"
„Ik geloof haar zwarte japon, maar geen
schort."
Amabel dwong zich tot een glimlach.
„Het is gek, ik zal er haar over spreken.
Had je je deur op de knip?"
„Ja, ik moest vanmorgen uit mijn bed
om Jenny binnen te laten met de thee."
„Dus daar is ze niet doorgegaan",
merkte Amabel op.
„Verbluffend logisch geredeneerd", be
vestigde Agaath, een tikje ironisch.
Amabel ging naar haar kamer terug en
sloot de deur. Ellen wachtte haar om haar
met de kamer te helpen en de goede ziel
was, als gewoonlijk een en al spraakzaam
heid, maar Amabel gaf slechts vage ant
woorden. Zij piekerde over het verhaal van
Agaath.
Ook op haar eigen deur was de knip ge
weest; zij had eveneens op moeten staan,
om Jenny met de thee binnen te laten. Als
Jenny werkelijk in de kamer was geweest
vannacht, hoe was ze er dan uitgekomen?
Ze hoorde Ellen iets, dat ze verteld had,
besluiten met de woorden: „Ik dacht, dat
u het wel aardig zoudt vinden
„Neem me niet kwalijk, Ellen", zei Ama
bel, als uit een droom opschrikkend „W a t
moet ik aai dig vinden?"
U hoeft niets aardig te vinden."
Er was geraaktheid in Ellen's stem.
„Kom, niet zoo gauw op je teentjes ge
trapt zijn, Ellen, ik was met mijn gedach
ten ergens anders; ik kan in geen geval
iets aardig vinden, als ik niet weet wat het
is."
„Als u wilt, dat ik spreek, zal ik het na
tuurlijk doen", pruttelde Ellen. En in een
feilen, beleedigden uitval voegde ze er bij:
„I k ben niet gewend dingen achter te
houden; ik sluip niet en ik spionneer niet,
zooals anderen, die geen honderd kilometer
hier vandaan zijn! Als ik érgens het land
an heb, is het aan rood haar en aan krui
pen en sluipen."
„Waar heb je het toch over?" vroeg
Amabel.
„Het is die Jenny", vervolgde Ellen, met
nijdige rukken het bed afhalend. „Juf
frouw Moorshed zei tegen me: die Jenny
is zoo'n achterbaksche als ik nog nooit ge
zien heb. Nou, en mijn eigen nicht zal me
toch niet voorliegen."
„Is juffrouw Moorshed een nicht van je?
Wist je dat vóór je er die kamer huurde?"
„Ik wist wel, dat een nicht van mijn
grootvader met een Moorshed getrouwd
was, en zoo kwamen we er gisteravond,
voor we naar bed gingen, over te spreken
en haar grootmoeder is die eigen nicht
van mijn grootvader. Ik dacht, dat u dat
wel aardig zou vinden."
„Ik vind het heel prettig voor je", ver
klaarde Amabel.
„En mijn nicht, die de menschen hier Van
haver tot kort kent", nam Ellen haar eer
ste chapiter weer op, „weet heusch wel
wat ze zegt. Het eenige, wat er aan dit
huis mankeert, zijn de Browns. Let u maar
op mijn woorden!"
Amabel voelde zich er moe van worden.
„Hoor eens, Ellen", verzocht ze, „houd
alsjeblieft vrede met Jenny, dan ben je
een bovenstebeste. Het is een stakker, maar
ze doet geen mensch kwaad, daar wil ik
mijn hoofd onder verwedden."
„Een mensch heeft maar één hoofd",
waarschuwde Ellen met de somberheid van
een ongeluksprofetes.
HOOFDSTUK XVI.
In den middag vertrok mevrouw More
land. Amabel had haar naar den trein ge
bracht en wandelde door de vochtige lanen
terug. Op de brug ontmoette zij den heer
Miller. Tot haar verwondering bleef hij
staan en begon een gesprek over koetjes
en kalfjes. Toen het bleek, dat zij geen
lust bad zich op te houden, liep hij met
haar mee in de richting van de villa.
„Het is een geluk, dat ik u heb getrof
fen," zei hij. „Ik had nog een boodschap
van mijn zuster voor lady Susan, en die
zou ik glad vergeten- hebben als ik u niet
was tegengekomen. Blijft uw zuster lang
bij u logeeren?"
„II heb haar juist naar het station ge
bracht.''
Zijn matte oogen zagen haar aan.
„Dan zult u het nogal eenzaam hebben op
de villa", meende hij.
„Ik ben gewend alleen te zijn", ant
woordde Amabel.
„O ja? Maar eenzaamheid valt toch
nooit mee. Overdag gaat het, maar in de
lange, donkere avonden kan men zich van
alles verbeelden, vooral in zoo'n oud huis
als de villa".
Amabe' voelde een wrevel in zich opko
men, maar die week voor iets droefgeestig-
vnendelijks in de manieren en de stem
van haar metgezel.
„U spreekt als een echte stedeling",
glimlachte ze.
„Ja, ik heb vrijwel altijd in steden ge
woond", bevestigde Miller. „Ik kon nooit
goed tegen het buitenleven, tenminste
's winters niet. Ik ben hier om mijn zus
ter, ziet u."
(Wordt vervolgd).