r 3)e ÊcidócHeÖou^omt FEUILLETON HET RAADSEL VAN HET ONBEWOONBARE HUIS. Naar het Engelsch bewerkt door THEA BLOEMERS. (Nadruk verboden). 13) HOOFDSTUK IX. '«Morgens kwam Jenny een kop thee brengen; ze trok de gordijnen open en zet te water op. Amabel keek haar scherp aan. „Heb je ook iets gehoord vannacht, Jen ny?" vroeg ze. „Neen, mevrouw", antwoordde Jenny. „Heeft het geonweerd? Moeder en ik sla pen zoo vast." „Ik geloof', hernam Amabel, haar nog steeds aanziende, „dat er ergens een ruit gebroken is. Ben je al in den salon ge weest?" „Neen, mevrouw", was het bescheid. Toen, bij de deur, keerde het meisje zich om en vervolgde met haar effen stem: „Weet u, dat al het licht brandde, beneden en boven? Het schijnt den heelen nacht aangebleven te zijn." „Ja", knikte Amabel, „dat dacht ik al". Juist toen Jenny verdween, riep zij haar terug. „Stond de deur van den salon open, toen je naar boven kwam?" Jenny bleef op den irempel aarzelen en keek naar den grond. „Ik heb er niet op gelet, mevrouw", klonk het. Amabel kleedde zich aan en ging naar beneden. De deur van den salon was dicht. Zij opende die en kwam in het halflicht van een kamer met neergelaten gordijnen. Het rook er duf, maar ze voelde ook een frisschen luchtstroom, die de dufheid trachtte te verdrijven. Ze liep de kamer door en. trok het zwa re gordijn opzij; onder haar voet voelde ze een stuk glas breken. In het licht zag ze een gapend gat in het raam, zoowat an- derhalven meter van den grond. Uit de sponning staken onregelmatige hoeken glas; en het grint buiten lag vol splinters en scherveni Zij keerde zich om, trok ook het gordijn van het andere raam open en deed toen de deur dicht. Tien minuten later hoorde ze voetstap pen op het grint. Ze ging naar het raam en door de gebroken ruit keken Julian en zy elkaar aan. „Hé. hoe komt dat?" vroeg hij. In het kort bracht ze hem op de hoogte van wat zich in den nacht had afge speeld. „Waarom heb je me niet opgebeld?" „Er gebeurde niets meer." Julian schopte tegen de stukken glas. „Ik hoop maar dat het arme dier zich niet te erg gesneden heeft. Hij zal wel naar huis geloopen zijn. Ik ga eens even kij ken." Hij draaide zich om en wandelde weg. An.abel keerde naar boven terug om te ontbijten. Zij was aan het stof afnemen toen Julian weer kwam, en hij vroeg 'n tikje ongeduldig: „Doet Jenny dat niet?" „Ik heb zelf gezegd, dat ik deze twee ka- mens wel zou schoonhouden, als zij kookte. Ik houd wel van huishoudelijk werk. Maar heb je Dapper gevonden?" „Ja. Hem mankeert niets zelfs geen schram. Mademoiselle Lemoine heeft hem gehoord en binnengelaten." „Heelemaal niet bezeerd?" vroeg Amabel verbaasd. Julian stond in het vuur te kijken. „Dat is heel natuurlijk", verklaarde hij. „Als hij er recht op in sprong, kon hij zich bijna niet bezeeren." Maar zijn voorhoofd was gefronst terwijl hij sprak. Amabel behoeft hem niet eens aan te kij ken, om te weten dat hij uit zijn humeur was. Toch keek ze, half medelijdend. De jongen van twintig jaar geleden had pre cies zoo gekeken, als iets hem hinderde. Julian schopte tegen een blok hout en zei: „Eigenlijk beteekent het allemaal niets, als je het goed beschouwt." Amabel onderdrukte den lust om te glim lachen. Wat had Julian voor reden, om zoo boos te zijn? Wat konden mannen zich toch soms als kleine kinderen aanstellen! „Leg me dan maar eens uit hoe je over de zaak denkt", verzocht ze kalm. „Het is vrij eenvoudig, zou ik zeggen. Er komt een verdwaalde kat binnen, of komt niet binnen; jij hoort het, Dapper hoort het natuurlijk ook en wordt begrijpelijker wijs half razend." „De salondeur was dicht, toen ik naar bo ven ging." „Dan heeft hij die opengeduwd, en toen hij de kat buiten hoorde, is hij er recht door het raam op af gesprongen." Amabel drukte de lippen op elkaar. Er danst een vonkje in haar oogen. „Toen ik bovenkwam, was de tusschen- deur naar de kamer van je tante Georgina open. Heeft hij dat soms ook gedaan? Ik kan er op zweren, dat ik die gesloten heb voor ik naar bed ging." „Dan is het slot stuk. Mag ik even gaan kijken?" „Ja zeker." Even plotseling als den vorigen avond de sympathie, zoo was er nu een kribbige te genstrijdigheid tusschen hen gekomen. Geen van beiden dacht er aan, het als reactie te beschouwen. Julian morrelde aan het slot en ontdekte niets bijzonders. Hij draaide den sleutel om en de deur bleef op slot, hoe hy ook trok en schudde. „Dan heb je haar vergeten te sluiten", beslistte hij en Amabel zweeg maar. „Wou je Dapper terughebben?" ging hij voort. „Neen", antwoordde Amabel. „Hij zou toch nietblijven". „Als je hem maar aan de ketting houdt..." Ze schudde het hoofd, ,,'t Geeft allemaal niets." Zij sprak verder op een anderen toon, niet meer op die van Amabel, maar van mevrouw Grey, een vriendelijke vreemde. „Je bent heel behulpzaam ge weest, doe nu maar geen moeite meer. Ik zal het heusch wel redden." Julian voelde de verandering en zijn hu meur werd er niet beter op. Kibbelen ging niet, dus nam hij maar afscheid. Toen hy by de deur was, hoorde hij zyn naam. Hij keerde zich half om en zag dat „mevrouw Grey" even plotseling verdwenen was als ze was gekomen; het was Amabel weer. die daar stond en zei: „Niet boos zijn, Julian, 't was erg on aardig van me." Hij kwam terug. Julian, ik heb je nog niet alles verteld. Ik vind, dat je het weten moet. Dapper heeft die ruit niet gebroken." „Wèt zeg je?" Ze legde een hand op zijn arm. „Ga maar even mee, dan zal ik het je laten zien." Ze liepen de trap af en Julian duwde met den schouder tegen de dichte salon deur Die week niet. Ze gingen het vertrek binnen, waar alles nog precies zoo was, als toen Amabel het verlaten had. Ze deed de deur secuur achter zich dicht en leidde hem naar de groote, diepe sofa, die tegenover den leegen haard stond. Er lagen kussens op van verbleekt brocaat, een rose, een groen en een blauw; de kleuren waren bijna verbleekt tot een vaal grijs. Het blau we kussen lag het dichtstbij, opgepropt in den hoek van de sofa; Amabel tilde het op, keerde het om en wees. De zijde aan den onderkant was openge reten. Een lange, naaldvormige glassplin ter hing nog tusschen de draden. HOOFDSTUK X. Ze stonden zwijgend naar het stukje glas te kijken. Na de eerste oogenblikken van verbijste ring keerde Julian zich om, keek van de sofa naar het raam en van het raam naar de sofa. Hij liet een langgerekt gefluit hoo- ren en keek weer. De afstand was onge veer vyf meter. Hij raakte den splinter aan en trok een diepe rimpel in zijn voor hoofd. (Wordt vervolgd). HM opruimlngswerk op de plaats van het spoorwegongeluk bij Woerden werd met man en macht zoodanig uitgevoerd» dat Vrijdag over één spoor weer een beperkt treinverkeer kon plaats hebben Een overzicht van de drukte voor het stadhuis op den Coolsingel te Rotter dam tijdens het bezoek van de konink lijke familie Ir. C. C. C. van Stolk, directeur der Ned. Akkerbouwcentrale, is benoemd tot commercieel adviseur van het col lege van regeeringscommlssarissen Kantklossen. - Het plaatsje Wijdenes bij Enkhuizen bezit een der weinige kantklosscholen, die zich in ons land be vinden. Een snapshot tijdens de eerste les van het winterseizoen Aan boord van de .Stad Rotterdam' maakte de koninklijke familie Vrijdag ter gelegenheid van haar oHicieel bezoek aan Rotterdam een boottocht naar Waalhaven. De .Stad Rotterdam" passeert de door twee versierde brug- kranen gevormde eerepoort op de Maas H. M. de Koningin verlaat met H. K. H. Prinses Juliana en Prins Bernhard het stadhuis te Rotterdam, na de officieele ontvangst

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 9