Proefvaart van Hr. Ms
kruiser „De Ruyter".
HET RAADSEL VAN HET
ONBEWOONBARE HUIS.
De nieuwe provinciale hetbrug te boskoop, welke voor het door» De jaailijksche Kallye Pape» van Voiden is Woensdag aangevangen boven:
gaand verkeer van groote beteekenis is, werd Woensdag voor de luitenants J, Gruppelaar, v. Eekelen en J. Moorrees (v.l n.r.) bestudeer.en
het verkeer opengesteld de stafkaart. Onder: een snapshot tijdens den eersten dag
Een ernstige ontploffing heeft Woensdag plaats gehad op de terreinen
van de Rio Tinte Maatschappij te Rotterdam, waarbij drie arbeiders
gewond werden. Een overzicht van de groote verwoesting, welke
werd aangericht
De wieken van den polder molen te Barsinger horn nabij Schagen
worden van het zgn. Bilau systeem voorzien. Het monteeren van
het typisch lattengeraamte. waarvan de bovenste wiek inmiddels
voorzien is
Op de Maas tegenover Usselmonde is Woensdag een motorvlef met
vier personen door een Fransche sleepboot overvaren Een vrouw
en een kind verdronken De plaats van het ongeluk
Turnoefeningen aan boord van Hr Ms. kruiser .De Ruyter* tijdens den tocht
met persgenoodigden. welke Woensdag op de Noordzee werd gemaakt
FEUILLETON
Naar het Engelsch bewerkt door
THEA BLOEMERS.
(Nadruk verboden).
11)
„De naam Forsham wordt steeds beroem
der". zei Lady Susan bij de thee tot Ju
lian. „Kijk maar niet bescheiden, want je
kunt 't zelf niet helpen", voegde ze er, gul
lachend, by. „Dat meisje van Bronson fokt
kampioenhonden, en die heeten allemaal
iets met Forsham er by. Er is een Fors-
ham-Favoriet en een Forsham-Fantasie en
de hemel weet wat nog meer voor moois."
„Waarom geen Bronson-Mormel!" mop
perde Julian.
„Dat wil ik Angela wel eens vragen, als
je 't graag hebt", beloofde Lady Susan
„Het is heusch wel een aardig kind, alleen
een beetje onnoozel, maar er zit geen haar
kwaad bij Als jt soms iemand weet. die
een goeden waakhond noodig heeft ze
heeft er twee te koop, voor een prikje. Es
heb ei één "an gezien, een prachtbeest.
Hij hee* ^orsham-Dapper", besloot ze met
een k. -ipoogje.
„Da 'e ""to, de mededeeling", ant
woord c Julian. „Je kunt nooit weten, als
je zoo alleen bent Wat Ik zeggen wou"
hij wendde zich tot Amabel „heb jy nog
iets van je hond gehoord?"
„Ja", zei ze en ze keek hem niet aan,
terwijl ze sprak, „die is naar huis geloopen.
Et kreeg vanochtend een telegram van miss
Lee."
„Naar huis?" vroeg Julian.
„Ja", bevestigde Amabel, zonder de oogen
op te slaan.
Toen ze later samen huiswaarts gingen,
verbrak Julian de stilte, die op het drukke
afscheid gevolgd was,s met de vraag:
„Scheelt er iets aan? Je ziet er zoo moe
uit."
„Et heb geen erg rustigen nacht gehad",
antwoordde ze.
„Dat wist ik zoodra ik je zag. Wat is er
gebeurd?"
Amabel deed het verhaal, vlug en wat hij
gend, „O, Julian, het was afschuwelijk!"
besloot ze.
„Dat begrijp ik. Maar je zei, dat er iets
binnenkwam, toen de deur openstond. Mis
schien is 't een zwervende kat geweest."
„Het was geen gat", zei Amabel, ,/t
Raakte in 't voorbijgaan mijn schouder
aan."
„Misschien heeft het dier gesprongen."
„Het raakte mijn schouder en myn knie,
net alsof er een mensch langs me heen
ging. En het licht dan? Hoe verklaar je,
dat dat uitging?"
Electrisch licht gaat niet uit door den
tocht, dat begrepen ze beiden.
Eindelijk sprak Julian: „En Ellen is
weg, zeg je?"
„Ja, vanmiddag De staker kon het niet
uithouden."
Julians' hand sloot zich om haar arm.
„En Jij?" vroeg hjj.
Ze lachte onzeker.
„O, ik stel het best. Het heeft me goed
gedaan, dat ik eens heb kunnen uitpraten."
„Het is geen doen voor je, daar alleen.
Laat ik je naar de Berkely's terugbrengen
Susan kan je best logeeren."
„Je vergeet, dat ik mijn tweehonderd
pond verdienen moet."
„Laat mij dan meegaan en in den salon
mijn bivak opslaan! Dan heb je me maar
voor 't roepen als er iets niet in den haak
is"
„Ik ben bang, dat dat niet gaan zal", zei
Amabel spijtig.
„Waarom niet?"
„De menschen.
„De menschen kunnen naar de maan loo-
pen!"
„Je moet rekening met ze houden. Je
hebt er geen idee van, hoe er in zoo'n dorp
gepraat wordt."
Zwijgend liepen ze voort. Eindelijk klonk
Julian's stem weer: „Laat je je hond terug
komen?"
Amabel aarzelde.
„Ik denk het nietneen, ik laat hem
meer liever daargindscY'.
„Waarom?" vroeg Julian. „Je moet een
hond hebben."
Amabel zei niets. Julian kon een gevoel
van ergenis niet onderdrukken Wat waren
vrouwen toch onberekjnbaar! En dan dat
hardnekkige zwijgen, als je wilde, dat ze
spraken.
„Waarom laat je hem niet terugkomen?"
herhaalde hij.
Met een rukje maakte ze haar arm los.
„Ik weet het niet.... Julian, het is zoo
ontzettend vreemd...."
„Wat is vreemd?"
„Marmaduke is nog nooit weggeloopen;
anders is hy niet van me vandaan te
slaan. En als er iets is, waar hij het land
aan heeft, is het aan loopen, vooral in kil
en nat weer; hij is dol op warmte. En toch
loopt hij bij my en het vuur vandaan en
wandelt door regen en wind heelemaal
naar mijr. huisje, zestig kilometer ver. Ik
begrijp er geen steek van...."
„En waarom laat je hem dan niet terugko
men?"
„Ik weet het heusch niet, ik kan het ge
voel niet van me afzetten .dat ik dat on
schuldige dier niet tegen zijn zin in dit
avontuur moet sleepen."
„Toch moet je een hond hebben", hield
Julian koppig voel.
Toen ze de villa bereikten en zy de deur
opendeed, vroeg hij: „Mag ik even binnen
komen? Ik wou nog iets met je bespreken."
Ze gingen naar haar zitkamer en zy deed
de deur dicht.
„Er moet een telefoon zyn naar de tuin
manswoning." vertelde hij toen. „Die is een
paar jaar vóór mijn tante's sterven aange
legd. De man van Brownie was toen tui
nier en zy vonden het een rustig idee, als
ze Brown naar den dokter konden sturen
of Brownie konden roepen, als het noo
dig was. Er waren niets dan vrouwen in
huis".
„Ik heb hier geen telefoon gezien", zei
Amabel.
„De installatie werkte toch nog, toen ik
met George hier was, drie jaar geleden.
Het toestel zat in de kamer hier tegen
over."
„Laten we maar eens even gaan kijken",
stelde Amabel voor. Zy staken de gang
over.
„Het toestel was dèSr. by het raam".
weer Julian. „Ze hebben er het bureau vooi
verzet." Hij schoof het meubel opzij en ei
kwam een telefoontoestel van ouderwet-
sche constructie te zier. „Alsjeblieft", zei
hij. „Wil jij even hie- blijven? Dan ga ik
naar het tuinmanshuisje en dan zullen we
zien of de zaak werkt. Misschien moet de
batterij bijgevuld worden, maar die is aan
mijn kant."
Amabel ging zitten en wachtte. Het had
haar veel moeite gekost om Julian's aan
bod, om in den jalon te gaan wonen, af
te slaan. Naarmate d_ dag vorderde, groei
de haar angst voor den nacht. Als die te
lefoon werkte, zou dat een heele gerust
stelling zijn. Zij zou dan Julian elk oogen-
blik kunnen bereiken. Haar gedachten
woelden dooreen, maar op den achter
grond bleef steeds het besef van die ééne
noodzakelijkeheid: ze moest die tweehon
derd pond van George verdienen. Wat er
ook gebeurde, zij bleef op de villa.
De telefoonbel rinkelde plotseling schel.
Zij stond op, hield den hoorn aan het oor
en hoorde Julian's stem zeggen: „Ben jy
daar?"
„Ja". Haar stem beefde een beetje, toen
ze antwoordde:
„Dus de boel is in jrde? Kun je me dui
delijk verstaan?"
„Ja. heel goed."
„Prachtig. Je hoeft maar te bellen en ik
kan binnen twee minuten bij je zijn Ik heb
nog wat te doen; daarna kom ik nog even
aanloopen. Daar zullen „de menschen" toch
wel niets tegen hebben?"
„De menschen moeten probeeren een
klein beetje redelijk te blijven", lachte
Amabel.
(Wordt vervolgd).