Op het vliegveld Waalhaven behaalde mej. R. de Neeve haar brevet als zweetvliegster. De instructeur van de 2.C.R. wenscht .mej. De Neeve. de eerste Rotterdamsche zweetvliegster, geluk met haar De burgeroorlog in Spanje. troepen in stelling Luchtafweergeschut der regeerings- aan het front van Aragon Het Koninklijk paleis aan het Noordeinde te den Haag wordt opge schilderd, zulks in verband met het aanstaand huwelijk van H. K. H. Prinses Juliana en Prins Bernhard FEUILLETON HET RAADSEL VAN HET ONBEWOONBARE HUIS. Naar het Engelsch bewerkt door THEA BLOEMERS. (Nadruk verboden). 10) Amabel deed de deur open en keek de gang in. Er was niets te zien. Vervolgens liep zij naar de trap en keek naar bene den. Er was niets ongewoons te bespeuren. Zij ging naar haar kamer terug en toen zy deur licht deed, hoorde ze zwak het miau wen van een kat. Zij gebruikte het avondeten met Ellen samen en het blad lieten ze staan tot den volgenden morgen. Toen ze naar bed gin gen. zette Amabel de deur tusschen de bei de slaapkamers open en plaatste er een stoel tegen, om haar in denzelfden stand te houden. Juist toen ze in bed wilde stap pen, hoorde ze iets tegen de voordeur bonzen. Aanstonds kwam Ellen de kamer in en greep Amabel krampachtig by den arm. „O. mevrouw, gaat u niet naar beneden!" riep ze ^Maar Ellen!" Het geluid kwam weer, met zwakke stoo- ten en daarop volgde een huilend gebrom Ellen's greep werd vaster „O, gaat u niet, gaat v niet. ^Maar als 't Maruadufce is...." „'t Is Marmaduke niet", wierp Ellen te gen. „U gaat niet. Het is geen natuurlijk wezen. Als 't Marmaduke was, zou hy blaf fen en niet zoo griezelig kermen...." „Hy kan wel ziek zyn", meende Amabel. Zij luisterden beiden in roerlooze afwach ting. Er ging een minuut voorbij en Ellen's vingers ontspanden zich toen was er op nieuw een bons tegen de deur, gevolgd door een zwak gekreun. Amabel sprong op. „Ellen, ik móet naar beneden. Wie weet wat 't dier heeft. Neen, zeg maar niets meer. Zij was de gang in vóór de dienstbode haar kon tegenhouden en Ellen volgde haar By de deur stonden ze even stil, toen draai de Amabel met een ruk den sleutel om. Zy was van plan de deur maar een paar cen timeters te openen, maar die zwaaide van zelf open alsof iemand er met kracht tegen aan duwde. „Duke, ben je daar?" begon ze, maar ze bracht de woorden nauwe lijks ten einde, want meteen floepten alle lichten uit. Ze hoorde Ellen gillen. Toen streek er in het donker iets langs haar en de deur sloeg dicht. Weer was er „iets" en nu raakte het haar aan; terwyl de dienstbode tegen haar aanviel, scheen het mauwen van een kat te weerklinken. Met moeite kreeg Amabel Ellen naar boven. Het mauwen bleef voortduren. Ama bel had maar één gedachte: zij wilde in haar kamer zyn, in het licht. Het licht ging onmiddellijk aan en het eerste, wat ze op merkte, was een ongewoon ding: midden in de kamer lag een stoel. Amabel keek verder rond en zag dat de tusschendeur dicht was. Toen Ellen van den schok bekomen was. droegen ae haar matras en degens naar de andere kamer, en na beide deuren gesloten te hebben, brachten de twee vrouwen sa men den nacht door. Den volgenden morgen na het ontbijt stelde Ellen schreiend haar ultimatum. „Als 't nog een gewoon spook geweest was", betoogde ze, „had ik 't wel aange durfd. Mijn tante Ellen is huishoudster ge weest in een huis, waar 't ook spookte. Daar liep wel eens een dame rond, in haar nachtpon, met hangend haar. Dat was ten minste een menschelijk spook, en 't deed niemand wat. Maar dat gekrabbel en ge huil en gebons en gemauw en die voet stappen als er niemand is, dat noem ik geen natuur meer. O, mevrouw, u blijft toch ze ker hier niet?" Amabel, die zeer bleek was, keek haar oude dienstbare aan.. „Ik moet blijven, Ellen", zei ze. „Maar jy hoeft niet". Ellen verborg haar gezicht in een groo- ten zakdoek en door verstikte snikken heen bezwoer ze, dat, al zou ze voor me vrouw door het vuur gaan, ze zooiets als vannacht niet nogmaals kon doorleven. „Ik eisch dat ook niet van je," zei Ama bel. „Je gaat maar weer naar huis. De nieuwe bewoonster, miss Lee, zal je wat graag hebben. Amabel wou niet toestaan, dat ze een kamer in het dorp nam en iederen dag kwam, zooals Ellen voorstelde. Dat zou maar nieuw voedsel aan de oude geruch ten gegeven hebben. De oude gedienstige bleef schreien en Amabel voelde zich nog gedrukt, toen ze het rijtuig met Ellen de laan uit zag ryden. Toen het uit het ge zicht verdwenen was, kwam er een tele grambesteller aanfietsen. Zenuwachtig nam ze de enveloppe aan. Wat kon dat zijn? Toen las ze tot haar ver lichting: „Marmaduke hier komen aanloo- pen. Zal ik hem houden? Lee." „Antwoord, mevrouw?" vroeg de jongen. „Ja", zei AmabeL Ze schreef: „Houd Marmaduke alstu blieft" en peinzend keek ze den wegrijden- den jongen na. Marmaduke was teruggekeerd naar het huisje, dat ze aan miss Lee verhuurd had. Middlebury lag zestig kilometer verder! En anders had Marmaduke bezwaar tegen een wandeling van een half uur! Zij ging naar binnen en met het hoofd in de hand bleef zij zitten nadenken. HOOFDSTUK VII. „Lady Susan Berkeley", diende Jenny aan en Amabel stond op, met een glimlach op het gelaat en uitgestoken handen. Lady Susan vatte die in de hare en drukte ze hartelijk. „Julian kwam ons gisteren expres zeg gen, dat jij 't was. Ik ben zoo blij, dat er niet een of ander vreemde, zeurige, dikke, oude dame gekomen is! Ik weet niet hoe we op dat idee kwamen, maar we hadden het, en ik zag tegen de visite op als tegen een berg. Laat ik je eens bekijken. Ik vroeg Julian of je veranderd was, en hij zei: ga zelf maar zien." „Dat kan van alles beteekenen", lachte Amabel. „Ik zou je in ieder geval overal herkend hebben Ik geloof niet, dat het een compli ment is voor een vrouw, als ze zeggen, dat ze er op haar veertigste nog net zoo uit ziet als op haar twintigste. Maar je ziet er in ieder geval prettig en aantrekkelijk uit. Je bent grooter dan vroeger, geloof ik." Zij praatten over de dagen van voorheen en ten slotte nam Lady Susan Amabel mee om thee te drinken. „Edward wil je zien", zei ze, „en Julian komt toch; dan kan die je later weer thuis brengen." Toen zij op den grooten weg liepen, pas seerden hen twee dames met een grooten hond. „Miss Bronson en haar gouvernante", zei Lady Susan. „Ik moest je maar even voor stellen." „Angela!" riep zij en de beide anderen keerden zich om. „Mevrouw Grey mademoiselle Lemoi- ne, miss Bronson", stelde Lady Susan voor. Angela Bronson was een heel lang, knap meisje, blond en door de zon gebruind, dat later ongetwijfeld een schoonheid zou wor den. Zij was verlegen en scheen niet te weten of zij een hand moest geven of niet. Mademoiselle Lemoine vormde een leven dig contrast met haar; er kwam zwart, zacht haar onder den kleine hoed uit, haar oogen waren tusschen grijs en groen in, haar teint was van een opvallende roomi- ge blankheid. Al was zij niet bepaald mooi, zij' kon haar pupil gemakkelijker evenaren door haar rustige voorname houding. Het viel Amabel op, dat zij zoo voortreffelijk Engelsch sprak. Gezamenlijk wandelden de vier dames verder tot den hoek. waar hun wegen zich scheidden. Het gesprek ging voornamelijk over honden, naar aanleiding van het feit, dat de herder, dien Angela Bronson by zich had, het vorige jaar bekroond was. (Wordt vervolgd}.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 5