De 3 October-feesten te Leiden. 3)e Ccid^ohe Qou/twnt Minister jhr; ir. O. C. A. van Lidth de Jeude en de burge meester van Amsterdam, dr. W. de Vlugt, brachten Zater dag een bezoek aan de sluiswerken te Wijk bij Duurstede De prachtige optocht welke Zaterdag ter gelegenheid van de 3 October- teesten door Leiden» straten trok. werd door duizenden met groote belang stelling gadegeslagen. - Een aardig snapshot De suikercampagne in Noord Brabant is aangevangen. Een kijkje aan de fabriek „Dinteloord" te Stampersgat, tijdens het lossen der enorme hoeveel heden suikerbieten De burgemeester van Leiden, de heer A. van de Sande Bakhuyzen, ontvangt van een der Geuzen den eersten haring, tijdens de traditioneele uitdeeling ter gelegenheid van de 3 October-feesten Hr. Ms. nieuwe kruiser .De Ruyter* is Zaterdag te Schiedam in tegenwoor digheid van H. M. de Koningin officieel in dienst gesteld. Een overzicht Prof. dr. H. R. Kruyt; prof. dr. ir. G. van Iterson Jr. en prof. dr. M. J. Bur gers (v.l.n.r.) in gesprek tijdens een pauze gedurende het te Deltt gehou den rubbersymposium van de sectie voor Kolioidchemie der Ned. Chemische Vereenicjinq FEUILLETON HET RAADSEL VAN HET ONBEWOONBARE HUIS. Naar het Engelsch bewerkt door THEA BLOEMERS. (Nadruk verboden). Toen hij die hand aanarakte, week de «pot uit Julian Hij voelde een echte vreug de, echte ontroering, beide zoo krachtig, dat het hem zeli verwonderde. Het spre ken viel hem moeilijk, toen hij antwoordde: „Ja" Zij waa het, die haar hand het eerst te rugtrok. „Ik dacht dat je in het buitenland was." „Alleen maar officieel!" „Ze zeiden, dat je in Italië zat." „Ja bedoelt, dat je anders niet hier ge komen zou zijn? Groot gelijk Een mensch moet zijn oude illusies probeeren te behou den." Amabel lachte even. „Ik houd liever mijn oude vrienden." Het antwoord trof Julian. Dat was de Ama bel van vroeger! Vlug vervolgde hij: „Die zal je hier nag wel vinden. De Ber keley's. „Ja", viel ze hem in de rede, „lk zal 't erg pre*tJ^ vind*» 2e te cr 'moeten. Mst Julian", ging ze voort, „ik maak me zoo ongerust over Marmaduke, mijn hond; hij is al den heelen dag weg!" „Komt wel terug", stelde hij haar gerust. „Doen honden altijd." Ze keerde zich om. „Ellen zal bang zijn, dat ik óók zoek ben", zei ze glimlachend. „Kom je eens kij ken?" „Als ik mag, graag. Morgen?" „Goed, morgen. Kom dan theedrinken." HOOFDSTUK V. Het duurde lang eer Amabel insliep. De open tusschendeur hinderde haar. Iedere beweging van Ellen hoorde ze, en de ge dachte, dat Marmaduke zoek was, liet haar geen rust. Juist toen ze in slaap zou vallen, hoorde ze het geluid voor het eerst. Zij deed het licht aan en luisterde. De hond was aan de voordeur.Ze trok een kimono aan en verliet haar kamer. Toen ze in de gang het licht aandraaide, hoorde ze het weer, gekrabbeJ en dof gebons. Ze ging vlug de trap af en deed open. Als een muur stond de duisternis voor haar. „Duke! Marmaduke!" riep ze. Ze hoorde alleen den regen van de bladeren drup pelen. „Maar hij was ar toch zooeven!" zei ze in zichzelf en ze ging het bordes af. Uit het natte donker kwam een geluid, maar niet het geluid, dat ze verwachtte. Het was een dunne, bevende lach, zoo dichtbij, dat ze achteruit trad en de deur dichtsloeg. Achter haar klonk een zacht gemiauw. ,,'t Zal een kat geweest zijn", dacht ze en nog even bleef ze staan luisteren. Het bleef nu stil. Ze ging naar boven en sloot de gangdeur. Toen ze weer in bed wilde stappen, zag ze, dat de tusschendeur dicht was. Na een korte aarzeling zette ze die weer' open. Ze hoorde Ellen's diepe, rustige ademhaling en nu verlangde ze er niet meer naar alleen te zijn. Tien minuten later sliep ze. Om half acht kwam Ellen met een kop thee en een brief. „Had u 't maar gezegd, mevrouw", zei ze. „Ik wil heelemaal niet lastig zijn, u had maar een half woord hoeven te spre ken." Amabel ging overeind zitten en verlegde haar kussen. „Waar heb je het toch over. Ellen?" „Ik dacht, dat ik duidelijk genoeg was geweest", antwoordde Ellen stijfjes. „Als u de deur liever dicht hebt, is het mij best." „Welke deur?" vroeg Amabel. Ellen wees naar de verbindingsdeur tus- schen de beide kamers en Amabel keek haar verbaasd aan. „Maar ik wil die deur niet dicht hebben. Ik heb haar vannacht zelf nog opengezet." „Ik heb de deur opengelaten, toen ik naar bed ging", verklaarde Ellen op ver wijtenden toon. „Was zij vanmorgen dan niet open?" vroeg ze, en ze deed haar best haar stem zoo natuurlijk mogelijk te doen klinken. Ellen stond haar een oogenblik aan te staren en er kwam een uitdrukking van schrik op haar gezicht. „rfebt u haar niet dichtgedaan? Zij was dicht toen ik onstond." Haar stem beefde. „Wie heeft haar dan dichtgedaan?" voegde ze er fluisterend aan toe. Julian Forsham kwam theedrinken. Hij was er niet zeker var., of hij het graag deed, maar hij kwam. De ontmoeting van den vorigen avond had hem in verwarring gebracht, maar hij voelde, dat zij volko men paste in de romantiek van een ver vlogen jeugdliefde. Hij was alleen bang, dat het kille licht van den dag de betoo- vering breken zou. Een vroegere geliefde overdag aan een theetafel te ontmoeten, is heel iets anders dan haar plotseling te zien opdoemen in een donkeren, verwilderden tuin. Maar al spoedig was hij blij, dat hij gegaan was. Wat zag die kamer er nu heel anders uit, dan toen hij met George hier was, drie jaar geleden! Toen was het er doodsch en grauw, nu heerschte er leven en gezellig heid; Amabel's glimlach en stem, de glans, die het vuur in haar haren tooverde, haar fijne, gracieuze handen, bezig met het theegerei, het was alles van een bekoor lijke intimiteit. Ze praatten en het gesprek overbrugde de kloof van twintig jaren. „Ik heb een dochter", vertelde ze. „Ze heet Daphne. Al -?root en heel modern heel anders dan ik. Zij is voor den winter naar Egypte." „Waarom heel anders dan jij?" „IJï ben ouderwetsch, vijftien jaar in een gehucht gewoondDaphne lacht me er om uit." „Kon je 't uithouden in zoo'n eenzaam heid?" Ze glimlachte. „In het begin was het wel eens moeilijk. Maar men leert zich aanpassen. Ik heb me niet ongelukkig gevoeld." Julian voelde zich vreemd getroffen. Hy kon zich voorstellen hoe zij resoluut haar lot had aanvaard en haar leven opge bouwd. Hij begon haar te vertellen van zijn reizen, haar voornaam gebruikend, zooals hij het vroeger had gedaan. „Moet ik „mevrouw" zeggen?" vroeg hy, toen hij het merkte. „Dat zal me niet ge makkelijk vallen." „Ik geloof niet, dat ik „mijnheer Fors ham" zou kunnen zeggen", antwoordde ze. „We zijn ten slotte oude vrienden." Hy knikte en zy ging verder: „Ik zal je als een vriend behandelen, als je het goedvindt. Ik wou je spreken over het huis." „Dit huis?" Ze nam zijn kopje, en terwy'l ze in schonk, zei ze ernstig: „Ja, ik wou je vertellen hoe ik hier kom, en een paar dingen vragen. Je broer Geor ge betaalt me tweehonderd pond, wanneer ik hier een half jaar woon. Ik wil dat geld verdienen. Als ik een half jaar blijf, zal het met die praatjes wel uit zijn, denkt hy." „En als je géén half jaar blijft?" „Dan moet ik het geld teruggeven." Julian zette zijn kopje neer. „Maar dat is een schandaal!" riep hy. „Daar had Berry zich niet toe moeten lee- nen. „Hij kon er niets aan doen", legde Ama bel uit. „Hij moest de instructies van je broer opvolgen. Maar ik wou je iets vra gen. Julian. Wat is er eigenlyk met dit huis?" „Ik weet het niet. Vroeger mankeerde er niets aan." „Juist." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 9