Het bombardement van Bilbao. Het bombardement der Spaansche nationalistische vliegtuigen op Bilbao miste zijn uitwerking niet. Een huis, dat door een bom volkomen verwoest werd en waarin een 11-jarig Fransch meisje, Anita Decolomer, den dood vond De suikercampagne te Halfweg begonnen. Na In netten per auto te zijn aangevoerd, worden de bieten aan de fabriek met net en al gelost Vincent Auriol, de Fransche minister van Financiën, bij aankomst aan het senaatsgebouw te Parijs ter bijwoning der zitting voor de ratificatie van de wet betreffende de devaluatie van den franc FEUILLETON HET RAADSEL VAN HET ONBEWOONBARE HUIS. Naar het Engelsch bewerkt door THEA BLOEMEES. (Nadruk verboden). Susan Berkeley schoof twee catalogus sen op zij. Hij ging naast haar op den grond zitten. ,,'t Zijn de nieuwe soorten", legde ze uit. ,,'t Wordt beslist een ondeugd", plaagde Julian. „Ik besteed ook geen geld aan kleeren." „Da's nog erger, Susan! Je moest wèl geld aan kleeren best den. Een vrouw, die niet om kleeren geeft is een monstruositeit." Lady Susan streek langs haar versleten japon. „Die nadert haar eerste lustrum! Zie je, als ik geld voor rozen uitgeef, hebben we er schoonheid voor, maanden en maanden, waar je den hemel voor moet danken, terwijl je tuinman er bij staat. Maar nie mand zal den hemel danken, omdat ik een nieuwe japon draag." Julian keek naar de forsche figuur en het vierkante, onregelmatige gezicht en hy glimlachte haar toe. „Maar beste Susan, ik ben altijd dank baar als ik je zie!" Susan Berkeley bloosde. Toen ze de lijst bekeken had, greep Ju lian de catalogussen en stopte ze in een la. „Van de zaken naar de vermaken", zei hij. „Nu is de conversatie het parool. Ik snak er natuurlijk naar om te hooren wie er allemaal geboren, getrouwd of bankroet zijn. Om te beginnen" hij ging weer op den vloer zitten en maakte het zich ge makkelijk met een kussen, George heeft den een of andere cuwe stakker overge haald om in de villa te gaan wonen, hè?" „Susan is van plan haar een bezoek te gaan brengen", deelde Edward Berkeley mee. „Hij bedoelt", verbeterde Lady Susan, „dat ik een brief van George heb gehad, waarin hij mij met zijn achttiendeeuwsche hooghartigheid het bevel geeft, naar haar toe te gaan. Ze heet mevrouw Grey, maar ze zal de nattigheid en verdere onaange naamheden wel ontvlucht zijn, vóór ik aan die visite toekom." Edward Berkeley sloeg een blad om. „Susan gaat er morgen heen", zei hij afwezig. „En jij gaat me, Julian", besliste Susan. „Ik? Geen kwestie van. Begrijp toch eens goed, dierbare, Susan, ik bèn niet hier, ik zit in Italië." Lady Susan trok haar neus op. „Verbeeld je maa" niets. Dacht je, dat er één mensch in het dorp was, die niet weet, dat je hier bent? Vanmorgen ben je aangekomen en toen oude Bell met de melk kwam, heeft hij het Mary al verteld. Snap je?" „Ik ga tóch niet op visite", hield Julian vol. „Wat ik zeggen wou, er is zoo'n ko miek villatje gebouwd bij de brug. Wie woont daar?" „Een artist met zijn zuster Miller hee- ten ze. Zij is een groote liefhebster van tuinieren. Ik mag Anne Miller wel." „Nog meer nieuwe lui?" „Hm", bromde Susan ontevreden. „Nita King." „Wie is dat?" „Een weduwe. Ze beweert, dat ze een nicht is van Edward". Edward keek op. „Ja", lichtte hij droog toe, „ik heb negen oudooms gehad, dus waarom zou ze géén nicht van me zijn? Ze kan best een doch ter zijn van den jongste van de verzame ling. Die heette Albert, als ik me niet ver gis". „Nu, zij heet Nita en 't is een slang met rood haar", vulde Lady Susan aan. Julian lachte. „Ik ben dol op rood haar" verklaarde hij. „Ga 't haar maar vertellen! Dat kun je gerust den eersten keer doen, dat je haar ziet. Ze is van die kracht. Als je 't mij maar niet verwijt wanneer je haar ver overt zonder dat je zelf weet hoe." „Waar woont die interessante dame?" informeerde Julian met een ondeugende tinteling in zyn oogpn. Lady Susan stond op en terwijl ze ant woordde, haalde ze de catalogussen weer uit de lade. „Bronson heeft haar 't paviljoen afge staan; hy schijnt zich verbeeld te hebben, dat hij Edward daar een pleizier mee deed. Op het oogenblik logeert ze op 't kasteel, voor zoover ik weet." „En de Bronson's? Hoe bevallen die je?" ,,'t Meisje Is wel knap, maar erg verle gen. Bronson is altijd hetzelfde, kalm en royaal. De menscher mogen hem liever, dan ze ooit je broer George gedaan heb ben. Jammer dat.jij de oudste niet bent, Julian." Julian bleef bij de Berkeley's dineer en en kwam eerst laat weer in zijn tijdelijk verblijf. Toen hij voor de deur even stil stond, hoorde hij in de verte een vrouwen stem roepen. Vreemde parten kan het geheugen een mensch spelen! Jaren gaan er voorbij; wij begraven gedachten en gevoelens en na al die jaren leeft peens het verleden op, door een woord, een aanraking, een onbe duidend voorval. Julian hoorde een vrouw roepen, en haar stem voerde hem twintig jaar terug. De korte idylle uit zijn jeugd werd levend in zijn herinnering en bracht het gevoelige van zijn karakter in beroering, terwijl de andere Julian, de man van de wereld, wat moe en geblaseerd en teleurgesteld, er als het ware spottend bijstond. Weer riep de stem en Julian liep als werktuigelijk in de richting van het ge luid. Hij dacht aan een Mei-avond, een avond van maanlicht en appelbloesem. Hij dacht aan Amabel Ferguson en de herin nering was zoet. Vreemd, hoe de tijd pijn kan stillen! Hij kwam aan den boom, waar hij lang met haar hand in de zijne had ge staan. Nu dropen de kale takken. Zijn gedachten bleven bij Amabel ver wijlen, terwijl hij daar stond. Ze was met den professor getrouwd, verder wist hij vrijwel niets. De tijd van maneschijn en appelbloesem was voor hem voorbij. Hy had zelfs niet maar het verlangen oij zich voelen opkomen Amabel terug te zien.... En juist op dat moment zag hij haar langs het pad op zich toekomen. Julian bleef roerloos staan, bijna zondei adem te halen. Een oogenblik dacht hij, dat het verbeel ding was; toen drong het tot hem door, dat dit niet het meisje was, dat hij gekust had onder den bloeienden boom. Het was de vrouw Amabel, de vreemde; niet Amabel Ferguson, maar die andere, wier naam hy niet eens kende. Hij bewoog zich en daardoor bleef zy staan. „Is daar iemand?" vroeg ze. Hy kwam naar voren, nog steeds in de schaduw van den boom. „Ik heb u toch niet laten schrikken, hoop ik?" „Wie is u?" .vroeg Amabel weer. „Ik had hier misschien niet mogen ko men. Ik woon in het boschwachtershuis en ik hoorde u roepen." „Ik zoek mijn hond! hebt u hem mis schien gezien, een taks? Mijn naam is me vrouw Grey", vervolgde ze. „Ik ben pas op de villa komen wonen.'" Mevrouw Grey de oude dame van George Amabel! Julian kwam met .eenigen tegenzin dich terbij, omdat hy nu zyn incognito moest prijsgeven. „Ik moet u excuus vragen", hernam hy. „Ik herkende u, eerlyk gezegd, onmiddel lijk, maar ik was bang, dat u my niet zult herkennen." Hy keerde zijn gezicht naar het licht. Julian zag, hoe haar gelaatsuitdrukking veranderde. Hy voelde een vreemde aan doening, waar toch nog een kwajongens achtige spotternij doorheen gemengd was. Amabel's verbazing had echter niet lang geduurd. Heel eenvoudig zei ze: „Kyk, 't is Julian Forsham!" En ze stak haar hand uit, de mooie, slan ke hand, die hij kende. .(Wordt vervolgd). Na een gunstigen bietenoogst in de Haarlemmermeer is Donderdag de jaarlljksche suikercampagne te Halfweg begonnen. - Reeds den eersten dag werden de bieten bij groote hoeveelheden aangevoerd Twea rivalen passeeren nek aan nek de finish tijdens de korte-baan draverijen, die Donderdag te Lisse werden gereden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 9