Erasmus-herdenking te Gouda. FEUILLETON HET RAADSEL VAN HET ONBEWOONBARE HUIS. Naar het Engelsch bewerkt door THEA BLOEMERS. (Nadruk verboden). Jenny had thee klaargezet in het kamer tje boven, waar de dames Forsham ge woonlijk zaten. Ik dacht dat u het in den salon wat koud zou vinden, mevrouw", zei ze bedeesd. „Ik heb de slaapkamer er tegenover voor u in orde gebracht; wilt u uw dienstbode op de kamer er naast hebben, of verderop de gang in?" „Laat Ellen maar bij me blijven", ant woordde AmabeL „U woont met uw moe der beneden, is 't niet?" „Ja, mevrouw, meneer Forsham heeft ons de kamer van de huishoudster en de kamer ernaast gegeven." „Tk herinner me uw moeder nog wel", vertelde Amabel. Als ik mag kom ik haar morgens eens even begroeten. Ik heb u nog gekend als klein meisje, en uw zuster heette die niet Annie? is ze getrouwd?" Jenny ging naar de open deur. „Neen", zei ze vlug. Toen voegde ze er aan toe: „Moeder zal 't heel prettig vinden als u komt." Amabel keek rond, terwijl zij haar thee dronk. Het behangsel, het vloerkleed, de bekleeding van sofa en stoelen, het was alles verschoten en onwezenlijk scheen op die oude dingen het nieuwe electrische licht. Dat had George Forsham laten aan leggen vóór de laatste huurder de villa be trok; de installatie op het kasteel leverde den stroom. Al viel electriciteit in die om geving uit den toon, Amabel was toch blij, dat het er was. Met al dat licht was er zoo veel minder gevaar, dat zij of Ellen zich zouden verbeelden.... Amabel sneed die gedachte onmiddellijk af. Het was de eer ste maal sinds het plan om de villa te be trekken bij haar was opgekomen, dat zij zichzelf van de ongerijmdheid van het spookverhaal trachtte overtuigen. Na de thee ging zij naar haar slaapka mer, om uit te paken. Marmaduke, de hond, volgde haar en onderwierp de ka mer aan een grondige inspectie. Toen hij alles besnuffeld had, ging hij onder het bed liggen en knorde behaaglijk. Toen kwam Ellen binnen. Op haar ge zicht stond duidelijk te lezen dat zij zich op het ergste had voorbereid. „Kijk Ellen", begon Amabel, „je komt vlak naast mij, hier achter deze deur. Je zult het er wel naar je zin hebben, want het is de kamer van miss Georgina zelf geweest. Ben je al bij juffrouw Brown ge weest? En heb je al vriendschap gesloten met Jenny? Vóór ik er morgen heenga, moet je toch eens zien uit te vinden, wat er van haar zuster geworden is." „Ik heb er al "aar gevraagd", deelde Ellen mede. „Ik zei: Ben jij niet één van een tweeling? En ik zag dadelijk, dat er iets niet in den haak was. Ze praatte er omheen, maar ik vroeg haar op den man af: Is je zuster soms dood? Neen, zei ze, dóód is ze niet. Zoo, zei ik, enfin, wie wei nig zegt, heeft weinig te verantwoorden. en dood is soms nog maar beter, "als je dat bedoelt. En toen zei ze: Spreek er alsje blieft niet over tegen m'n moeder, en tegen je mevrouw ook niet." „Arme juffrouw Brown", zei Amabel, „ik was al bang dat er iets aan haperde." Ze gingen vroeg naar bed. Toen Ellen op den drempel van de tusschendeur stond om goedennacht te wensehen, bleef ze dralen. „Wat is er?" vroeg AmabeL „O, niets", antwoordde Ellen, maar ze bleef staan. Amabel keek haar aan, en begreep het opeens. Je kunt de deur wel open laten, als je wilt", stelde ze voor. „Als ik dan iets noo- dig heb, hoef ik maar te roepen." „Als u soms wakker wordt;;" „Ik word niet wakker. Ik ben moe en heb ergen slaap." Waarschijnlijk zou Amabel aan één stuk dorgeslapen hebben tot 's morgens als Marmaduke zich beter gedragen had. Toen ze bijna sliep, kwam hij zijn mand uit en begon aan den hoek van haar bed te krab ben. Ze bracht hem tot kalmte en sliep weer in, maar niet rustig. Herhaaldelijk drong het gesnuif en gebrom van den hond tot haar bewustzijn door. Toen opeens blafte hij. Amabel schrok op en trok het licht aan. De mand van den hond lag ondersteboven en het kussen op den vloer. Marmaduke zelf stond treurig tegen de gangdeur. Amabel trad echter met kracht op en toen hij weer in zijn mand lag, deed hij alsof hij sliep. Amabel evenwel lag nog lang wakker, luisterend naar de geluidjes die in een oud huis door de stilte breken en als het nacht is. Het duurde lang eer de slaap te rug kwam. HOOFDSTUK IV. Juffrouw Brown zat overeind in bed, met een kussen in haar rug. Zij had een gesteven witte muts op, en haar oogen stonden vriendelijk in haar bleeke gezicht. „Hoe is 't mogelijk, dat het zoo treft!" riep ze uit, Amabel aanziend. „Mijnheer George schreef, dat er een dame zou ko men, maar dat U dat nu juist bent! En dat u ons nog kende! Ik zou u direct herkend hebben, vast en zeker." „Twintig jaar is anders een heele tijd", meende Amabel. „Ja, zegt u dat wel! Er is heel wat ver anderd, de oude dames weg, en 't kasteel verhuurddat hao nooit mogen gebeu ren; en u al weduwe! Hebt u ook kinderen, als ik vragen cnag?" „Eén," lichtte Amabel in. „Een dochter. Daphne heet ze. Ze i« voor den winter met een vriendin naar Egypte." Juffrouw P-own zuchtte diep. „Kinderen zijn hinderen", zei ze. „Als we ze niet hebben, snakken we er naar, en als je ze hebt, is 't niets dan zorg. Vroeger dacht ik altijd, dat ik alleen aan mijn eind je zou komen. Ik ben laat getrouwd, weet u, pas toen mijnheer George en mijnheer Julian van de kinderkamer afgingen. Ik verlangde erg naar kinderen en toen heb ik Brown genomen. Bt wou dikwijls dat ik 't maar niet gedaan had." „Maar u zoudt Jenny toch niet willen missen, hè?" vroeg AmabeL Er kwamen tranen in de zachte oogen. Jenny is een goed kind", antwoordde ze. „Ik zal geen woord kwaad van Jenny zeggen, maar ik kan ïaar niet aankijken zonder aan Annie te dpuken." „Ik herinner me Annie nog wel", ver telde Amabel, de l±and van de oude vrouw nemend. „Toen ze ternauwernood zestien was, is ze weggeloopen en ik heb nooit meer iets van haar gehoorr1 Het is een hard ding!" Klaagde juffrouw Brown. Toen Amabel wegging, voelde ze zich be droefd. En wat had mijnhheer Berry haar probeeren wijs te maken? Wie vermoedens van den advocaat tegen juffrouw Brown en Jenny waren eenvoudig onzinnig. Toen Amabel boven kwam, bleek Mar maduke zoek. Hij was den tuin ingegaan en ondanks den regen niet teruggekomen. Terwijl Amabel en Ellen den hond links en rechts zochten, liep Julian Forsham langs den modderigen weg van het bosch- wachtershuis, waar hij zich dien morgen geïnstalleerd had, naar Bosch-End, het huis van de Brkeley's. Hü vond hen in de rookkamer. Edward Berkeley keek op van een verhandeling over wormen en begroef hem met een „Jïallo Julian!" Lddy Susan zat op den grond voor den haard met een massa ca talogussen om zich heen en een lijst in de hand Ze knikte alleen en zei: „Je komt alsof je geroepen bent. Help me even gauw die verschrikkelijke lijst ontcijferen. Je hoeft niet op den vloer te gaan zitten, als je 't niet prettig vindt." „Zeg Edward," lachte Julian, „ik ge loof, dat je niet van je plaats geweest bent, sinds ik je 't laatst zag. drie jaar geleden, is 't niet Susan? Houd nu eens op met die eeuwige rozen!" fWordi vervolgd) 3)e Op het IJ te Amsterdam worden thans proefboringen gedaan [)e stapelloop van den nieuwen Engelschen onderzeeër „Sunfish" van de voor den eventueelen b°uw^var> een tunnel. - Het proet- he||ing yan hc( dok Chatham (Eng) In de Engelsche hoofdstad heeft men een rijdend postkantoor in gebruik genomen, waaraan ook een publieke telefoon verbonden is. Het rijdend postkantoor in de Londensche straten Z. Exc. minister prof. J. R. Slotemaker de BruTne heeft Woens dag te Gouda een gedenksteen onthuld, die ter gelegenheid van de Erasmus-herdenking aldaar, in de boerderij .'t Klooster geplaatst is r De ophefting van den locaalspoor- weg Hoorn Bo- venkarspel Enk huizen is thans een feit He» afbreken van de dwarslig gers De Engelsche militaire vlieger Swain vestigde met het Britsche legervliegtuig .Bristol 138" een nieuw wereld-hoogterecord van 49.967 voet. De piloot, in zijn speciale kleeding voor hoogtevluchten, in zijn toestel

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 12