STADS X NIEUWS
Overdracht van het rectoraat der
Leidsche Universiteit
MAANDAG 21 SEPTEMBER 1936
DE LEIDSCHE COURANT
EERSTE BUD - PAG. 2
Rede van prof. mr. A. S. de Blécourt
HOE WORDT HET WEER
WELLICHT EENIGE REGEN.
DE BILT SEINT:
Matige tot zwakke Zuid-Westelijke tot
Westelijke wind, hal- tot zwaarbewolkt
of betrokken, Wellicht nog eenige regen,
weinig verandering in temperatuur.
Hoogste barometerst.: 774.8 te Riga.
Laagste barometerst.: 754.0 te Janmayen.
Het gebied van hoogen luchtdruk, *dat
zich Zaterdag boven het Noordelijk deel
van de Noordzee begon te ontwikkelen,
groeide uit tot een machtigen anticycloon,
die geheel Oost- en Centraal-Europa om
vat. De depressies in het hooge Noorden
blijven van weinig beteekenis en strekken
haar invloed niet verder uit dan tot
Noord-Scandinavië. Vlakke minima, die
door het gebied, van hoogen luchtdruk
trekken, veroorzaakten plaatselijk zware
regens. Een minimum, dat van het kanaal
naar de Noordzee trok, gaf in den nacht
42 m.m. regen te De Bilt. Veelal gaan de
zware regens gepaard met onweer, zoo
ook de regen van De Bilt. Over het alge
meen blijft de temperatuur hoog en de
bergstations in Duitschland en de Alpen
melden alle hooge temperaturen. Op den
Oceaan heerscht een zeer vlakke lucht-
drukverdeeling en in het Westelijk deel
komen geen sterke winden voor. Daar de
hooge druk zich over Frankrijk uitbreidt,
is Zuid-Westelijke wind te wachten met
wellicht nu en dan nog een enkele regen
bui.
LUCHTTEMPERATUUR.
18.5 gr. C. r,éfe<"
LICHT OP VOOR FIETSERS e. a.
Van Maandagnamiddag 7.30 uur tot
Dinsdagmorgen 6.15 uur.
HOOGWATERSTAND.
Te Katwiik aan Zee: op Dinsdag 22 Sept.
De wereld
in vogelvlucht
Het blijkt thans, dat de belegerden in
het Alcazar te Toledo nog steeds hun te
genstand volhouden. Het paleis is nog
slechts een ruïne, maar zelfs deze puin-
hoopen worden nog hardnekkig verdedigd,
in de hoop, dat het den nationalen troe
pen gelukken zal, tijdig Toledo te berei
ken.
Inmiddels wordt vernomen, dat de witte
troepen zich hoe langer hoe meer concen-
treeren in de richting van Madrid en dat
het niet lang meer duren zal of de aanval
op de Spaansche hoofdstad wordt begon
nen. Tevens wordt gemeld, dat generaal
Mola de bevolking van Oviedo en Santan
der heeft aangezegd, dat na 25 September
de militaire actie tegen deze beide steden
wordt ingezet.
Voorts begint vandaag de Volkenbonds
zitting te Genève. Of deze zitting de aan
dacht zal trekken boven de gebeurtenis
sen in Spanje zal afhangen van den aard
der discussies. Voorloopig schijnt men
eenige moeilijkheden te hebben bij het
vaststellen van de houding der delegaties
omtrent de al of niet toelating van de
Abessijnsche dele gatie. Hiervan is de deel
name van Italië afhankelijk. Het is een vrij
netelig probleem, want men wil Italië
gaarne te Genève terug hebben, maar aan
den anderen kant is het prijsgeven van
Abessynië een tamelijk pijnlijk iets voor
den Volkenbond.
DE ZITTING VAN DEN VOLKENBOND.
GENèVE, 21 Sept. CA. N. P.). De zeven
tiende gewone vergadering van den Vol
kenbond is vanochtend geopend door den
fungeerenden president van den Volken
bondsraad Rivas Vicuna (Chili). Ook dit
maal is de opkomst van gedelegeerden en
publiek zeer groot. Alle Europeesche lan
den, behalve Hongarije en Griekenland,
zijn door hun ministers van buitenland-
sche zaken vertegenwoordigd, evenals Ar
gentinië en Canada.
De plaatsen der Italiaansche gedelegeer
den zijn onbezet gebleven.
Hedenmiddag heeft, in een plechtige
vergadering in het Groot Auditorium der
Leidsche Universiteit de plechtige over
dracht van het rectoraat door prof. mr.
A. S. de Blécourt aan prof. dr. J. van der
Hoeve plaats gehad.
Deze plechtigheid vond plaats in te
genwoordigheid o.m. van den president
curator, mr. A. van de Sande Bakhuyzen,
professoren, lectoren, privaat-docenten,
doctoren, studenten en verdere belang
stellenden.
Prof. mr. A. S. de Blécourt hield hierbij
de gebruikelijke rede, waarin hij de ge
beurtenissen uit het afgeloopen academie
jaar memoreerde. De laatste daarvan, de
verloving van Prinses Juliana met Prins
Bemhard, was de eerste, welke de rector
releveerde.
De Universiteit van Leiden, wier trots
het is, dat zooveel telgen van het door
luchtig huis van Oranje hier een deel van
hun opleiding hebben gehad, en die ook
Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Ju
liana onder haar leerlingen mocht tellen,
is niet achtergebleven, om op 8 Septem
ber 1936 van ganscher harte in de natio
nale feestvreugde te deelen en haar ge
voelens eerbiedig kenbaar te maken aan
Hare Majesteit de Koningin en aan H. K.
H. de Prinses zelve.
Moge deze verbintenis, onder Gods ze
gen, strekken tot Haar geluk en tot heil
van ons dierbaar Vaderland, aldus spr.
Spr. memoreert vervolgens het overlij
den van den oud-hoogleer aar prof. H. Win-
disch, prof. H. Krabbe en prof. C. Snouck
Hurgronje; verder van mr. J. E. Boddaert,
oud-sècretaris van curatoren, jhr. mr. C.
Ruys de Beerehbrouok, die curator was ge
durende 1926—1929, dr. J. P. de Lint, E.
Th. Witte, oud-hortulanus en van zes stu
denten.
Verder wordt gememoreerd het aftre
den van prof. R. P. van Calcar wijl zijn
vak aan een anderen hoogleeraar werd
opgedragen. Prof. v. Itallie legde zijn
hoogleeraarsambt neer met het bereiken
van den 70-jarigen leeftijd. Als zijn op
volger werd benoemd dr. J. J. Lijnst
Zwikker.
Mr. P. N. v. Eyck, dr. J. H. Oort en dr.
H. Sinzheimer aanvaardden hun ambt aan
de Leidsche Universiteit.
Met gouden doctoraten van deze Uni
versiteit werden vanwege den Senaat in
19351936 gelukgewenscht: prof. dr. S. G.
de Vries, dr. J. van de Wal, dr. C. W.
Corts. mr. C. Giltay Veth, mr. W. H. van
Nes van Meerkerk, mr. J. Paiulus, dr. H.
Pinkhof, prof. dr. B. J. H. O vink, mr. H.
B. van der Eist, prof. dr. D. C. Hesseling,
jhr. mr. J. B. D. Tulleken, dr. Th. J. H.
Snijders, dr C. J. Vinkestein, mr. A. M.
D baron Sweerts de Landas Wyborgh, mr.
O. E. J. baron van Wassenaer van Cat-
wijck, mr. Ph. F. de Haseth Evertsz, mr.
Th. M. Verster, mr. E. Lankhorst, jhr. mr.
J. L. W. C. von Weiier, mr: R. J. H. Patijn,
mr H. Vos en mr. G. Blom. Aan jhr. mr.
A. F. O. van Sasse van IJsselt werd een
gelukwensch gezonden ter eere van zijn
zestigjarig doctoraat, een zeldzaam feit.
Verschillende hoogleeraren verwierven
in het afgeloopen academiejaar onder
scheidingen, welke alle door den rector
magnificus worden gememoreerd.
Op 2 October 1935 heeft de student
Dresselhuis. toen ter tijd praeses van 'het
Collegium van het Leidsch Studenten
corps, namens mannelijke en vrouwelijke
studenten van allerlei groepeering in een
vergadering van den Senatus Amplissi-
mus in dit Groot-Auditorium, in bijzijn
van vele belangstellenden, een orgel aan
de Universiteit ten geschenke aangeboden.
In den cursus 19341935 waren als stu
dent aan de Leidsche Universiteit inge
schreven 2581 personen, waarvan 590 voor
de eerste maal ingeschrevenen, 639 vrou
welijke ingeschrevenen en 59 voor enkele
lessen ingeschrevenen.
Het aantal promotiën bedroeg: Godge
leerdheid 1, rechtsgeleerdheid 14, genees
kunde 11, wis- en natuurkunde 38, letteren
en wijsbegeerte 18, totaal 82, waarvan 74
mann. en 8 vtouw. studenten.
Na het verslag van de lotgevallen, ver
volgde spr.:
Het is bijna stijl, dat de aftredende rec
tor ook nog desiderata of gravamina ven
tileert. Ik heb er; wie heeft er niet? Doch
in onze prille jeugd werd ons werd mij
althans geleerd, „dat een verstandig
kind geen dingen moet begeeren, die hij
tevoren weet, dat hij niet krijgen kan".
Naar dit voorschrift wensch ik mij thans,
op rijperen leeftijd, te gedragen. Wat ik
vraag, kost namelijk geen geld!
Toen er schaarschte was aan genees
kundigen, vooral te plattenlande, heeft
men behalve aan degenen, die het gym
nasium ten volle hadden afgeloopen, ook
aan hen, die einddiploma van de hoogere
burgerschool hadden verworven, en
wat bedenkelijk was aan personen, die
toegelaten waren tot de 5e klasse van het
gymnasium en aan degenen, die het z.g.
litterarisch-mathematisch examen hadden
afgelegd, de gelegenheid gegeven, om arts
te worden. Na verloop van tijd was Ne
derland genoegzaam van geneesheeren
voorzien en heeft de wetgever met wijs
beleid de twee laatst vermelde medicinale
bronaderen afgesnoerd, daarbij tevens aan
het opkweeken van litteraire mathematici
een einde makende.
Te allen tijde is in ons dierbaar vader
land de liefde tot 't recht zoo groot geweest
dat er steeds overvloed was van meesters in
de rechten. En toch ziet men met betrek
king tot de juristen den wetgever precies
de tegenovergestelde methode toepassen,
die hij volgde bij de artsen. Voorwaarde
om juridische examens te doen was: bezit
van einddiploma-A gymnasium of van di-
ploma-staatsexamen-A. Twee wegen dus
leidden naar het doel. Thans zijn er, wél
geteld: tien. Vele wegen leiden naar
Rome. Maar hier koos men wegen, die
Rome voorbij of er vlak langs gaan. Tot
voorbeeld noem ik eenige bewandelaars
dier wegen. Daar is vooreerst de hoogere
burgerscholier, die in één jaar latijn en
grieksoh leert voor staatsexamen-B, slaagt
en rijp is voor de studie van Romeinsch
en Oud-Vaderlamdsch Recht. Daar is de
kweekeling van Bandoeng, een klassiek
bijgewerkte burgerscholier, die een ver-
nisje latijn meekreeg, slaagt en rijp is als-
voren. Daar is de dertigjarige, die in een
bijzonder geval verkeert en „van der
jeugd af aan zich tot de rechtsstudie bij
zonder aangetrokken gevoelde" (ik citeer-
uit het hoofd uit de door de reflectanten
gepresenteerde requester). Daar zijn de
vele categorieën ingenieurs, veeartsen,
landbouw- en handelsdoctorandi. Daar
zijn de Indische burgerschool-juristen, die
bij verrassing bleken ook een categorie te
vormen, die te zamen met ingenieurs,
veeartsen, landbouw- en handelsdoctoran
di, gebruik kunnen maken en dan ook na
ken van de Wet-de Kanter (art. 133, lid 3,
der H. O. Wet). Deze wet is bij de twee
Kamers der Staten-Generaal telkens in
veel minder dan één uur„van onbe
dachtzaamheid" aanvaard en heeft via den
verantwoordelijken Minister den weg naar
het Staatsblad gevonden. Zou men in den
zelfden geest van onbedachtzaamheid niet
het litterarisch-m athematisch uit zijn
slaap wekken, opdat een elfde weg ge
opend kan worden, die zooal niet naar de
collegezalen, toch naar de examenkamers
der Juridische Faculteit leidt? Allen wel
kom! Hoe bonter, hoe beter! Nooit te
veel!
Maar neen, „het is genoeg"; men ver-
gete het niet: deze zaak heeft een ernsti-
gen kant. Het is niet de vraag, of men
rechtskundig inzicht kan verkrijgen, ook
bij andere vooropleiding dan de gymna
siale (afdeelïng A). Maar het betreft hier
deze vraag: wil men het Romeinsch Recht
en het Oud-Vaderlandsch Recht, kortom
de historische rechtsbeoefening, verplicht
stellen voor ieder, die aan de Universiteit
juridische examens aflegt? Ja of neen?
De wetgever heeft gekozen en heeft ja ge
antwoord. Welnu dan moesten er niet an
ders dan de 2e eerstgenoemde wegen van
voorbereiding zijn, die den toegang tot
die examens verschaffen. Voor de bestu
deering van Romeinsch en Oud-Vader
landsch Recht is kennis van oude talen en
een andere geschiedkundige propaedeuse
dan de burgerschool verschaft, noodig. Die
kennis zal nog noodiger worden, als vroeg
of laat, gelijk overal elders, ook het kano-
nieke recht onder de leervakken wordt
betrokken. Ons hedendaagsch recht steunt
voor een deel ook op kanoniek recht, wat
veelal niet anders is dan een verder ont
wikkeld Romeinsch Recht. Wil men de
historische beoefening van het recht aan
de Universiteiten voor alle juristen hand
haven, dan zal men de thans vigeerende
wettelijke bepalingen dienen te herzien.
Maar, zal men mij tegen voeren, er zijn
toch personen, die eindexamen burger
school en staatsexamen-B aflegden, en die
toch vooraanstaande juristen zijn gewor
den. Zeker, maar romanisten en rechts
historici toch niet dan na door eigen stu
die hun kennis van latijn en geschiedenis
te hebben aangevuld. En het gaat hier
over de vooropleiding tot deze nog altijd
verplichte vakken. Bovendien: quod licet
Jovi, non licet bovi! Men dient niet op
uitzonderingen, maar op den regel te let
ten.
Ik heb een tweede grief, die met .de
voorafgaande samenhangt. Zelfs onder de
studenten met diploma A in den zak zijn
er, die eenvoudig latijnsch proza niet vlot
kunnen vertalen. Zou dit ook hieraan te
wijten zijn, dat men zelfs in de A-af dee
lingen van de twee hoogste klassen van
het gymnasium de wiskunde heeft ge
handhaafd? Aan de menschen van de B-
rubriek, ook aan de hoogere burgerscholie
ren, wordt gaarne de plaats in de zon ge
gund, waarop zij met het oog op de studie
in de B-vakken recht hebben, inclusief
het ius promovendi. Maar waartoe dient
de kwelling, om personen, die aanleg noch
liefhebberij voor de exacte wetenschappen
hebben, ook in de A-afdeeling te achter
volgen met het tijdroovend getob over
wiskundig huiswerk. Hoeveel tijd wordt
hierdoor niet ontroofd aan de studie der
I andere vakken! Zou men niet reeds in de
4e klasse de wiskunde vaarwel zeggen?
Met rekenkunst, eenige algebra en vlakke
meetkunde is, na toelating tot de 4e klasse,
de aanstaande theoloog, litterator en jurist
voor zijn heele verder leven voldoende
uitgedost. „Er is verscheidenheid der ga
ven". Het is alsof onze wetgever den apos
tel Paulus heeft misverstaan en de volle
verscheidenheid der gaven in elk gymna
siast aanwezig heeft geacht.
De bevoorrechting der opleiding aan de
burgerschool en in de B-afdeeling van het
gymnasium is te verklaren door de actie,
die de propagandisten voor de wiskundige
opleiding gemaakt hebben. Men leert
leerde althans aan de jeugd: „wie
vraagt krijgt niks". Voor het tegenwoor
dig tijdsgewricht staat wèl vast, dat wie
niet vraagt heelemaal niets krijgt. Tot
dusver was er nooit een actie, om einde
lijk eens degenen, die roeping noch aanleg
voor de wiskunde gevoelen, te bevrijden
van het verdriet, dat de gedwongen be
oefening ervan 'meebrengt. Wordt het
geen tijd. ^at men zulk een actie eens be
gint? W °n immers in een tijd van
ageeren en van actie, zelfs van agitatie.
De studie van de klassieken op het gym
nasium en aan de Universiteit zal bij het
succes van zulk een actie wèl varen, maar
ook die der andere A-vakken, van de
theologie, de geschiedenis, de moderne
talen, de rechten. Ook de beoefenaren en
toekomstige beoefenaren dezer vakken
hebben recht op een plaats in de zon!
Zooals het nu staat, heeft hij, die aanleg
heeft voor exacte wetenschappen gelegen
heid om in de burgerschool een opleiding
te ontvangen, die voor werk, dat hem niet
ligt, weinig beslag op zijn tijd legt. Maar
hü, die dien aanleg mist en de A-afdee
ling van het gymnasium kiest, vindt geen
rust voor het hol van zijn voet. Laten bij
een nieuwe regeling van de studie in de
A-afdeeling van het gymnasium de heeren
van de burgerschool de handen er afhou
den. Aan de B-afdeeling het grieksch te
ontnemen in de hoogste klassen, zooals
wel eens is voorgesteld, zal vermoedelijk
als tegenpraestatie gaarne worden ge
gund. Nog eens: „Er is verscheidenheid
der gaven".
Oordeel over de antwoorden op de
prijsvragen.
Hierna verzocht spr. den pro-secretaris,
verslag uit te brengen nopens de prijs
vragen.
Op de prijsvraag, uitgeschreven door de
Faculteit der Godgeleerdheid, luidende:
De faculteit verlangt een onderzoek naar
den aard en het gezag van het geweten,
zijn twee antwoorden binnengekomen;
één onder het motto: „Gehören nicht viele
der Elemente aus den en es (des Menschen
Ich) sich aufbaut der Welt vor und ausser
ihm an....", en een onder het motto
„Cordis Scientia".
Het eerste antwoord werd terstond vol
komen ontoereikend bevonden. Ook het
tweede antwoord echter vermag het, na
rijp beraad, niet tot een eervolle vermel
ding te brengen, ondanks verdiensten van
taal en bewerking. Opzet, bronnenkeuze
en vooral een te willekeurige bepaling
van het onderwerp, zijn grenzen, en die
pere problemen, hebben bewerkstelligd,
dat de faculteit niet tot een eervolle ver
melding heeft kunnen besluiten.
Op de eerste prijsvraag, uitgeschreven
door de Faculteit der Rechtsgeleerdheid,
luidende: De faculteit verlangt een syste
matisch en kritisch onderzoek naar de toe
passing der delegatie van wetgevende
macht in de Nederlandsche crisiswetge
ving, is één antwoord ingekomen onder
het motto: „Geen hoogheyt was het recjit
der wetten ontwassen".
De schrijver van de verhandeling onder
dit gelukkig gekozen motto heeft het zich,
naar het oordeel der faculteit veel te ge
makkelijk gemaakt.
Daar de behandeling van het onderwerp
in allen deele onvoldoende is te achten,
kan het antwoord, naar het oordeel der
faculteit, voor bekroning of eervolle ver
melding niet in aanmerking komen.
Op de tweede prijswaag, uitgeschreven
door de Faculteit der Rechtsgeleerdheid,
luidende: De faculteit verlangt een histo-
risch-kritische behandeling van de Aristo
telische theorie der revoluties, is één ant
woord ingekomen onder het motto: „Nul-
lius addictus iurare in verba magistri".
De verhandeling is, naar het oordeel der
faculteit, niet zonder verdienste. Zij ge
tuigt van belangstelling, arbeidslust en
eruditie.
Evenwel kan de faculteit ook voor dit
antwoord geen vrijheid vinden om een
bekroning of eervolle vermelding op de
prijsvraag voor te stellen, al spreekt zij
gaarne haar waardeering uit voor het in
de verhandeling neergelegde werk, voor
de wetenschappelijke belangstelling, die
daaruit blijkt, en voor de aangenaam aan
doende openhartigheid, waarmee telkens
ontleening aan anderen wordt erkend.
Op de prijsvraag, uitgeschreven door de
Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte,
luidende: De faculteit vraagt een onder
zoek, welke Oudgermaansche woorden uit
onze taal verdwenen kunnen zijn door
klankwettig ontstane .homonymie. Vgl.
Gillièron's opvattingen over homoniemen
vrees en verder S. Singer, Beitr. 48 (1924)
bl. 132 v.v., kwam één antwoord in onder
kenspreuk: „Sapere aude".
De schrijver heeft in zijn verhandeling
belangrijke gegevens bijeengebracht, die
een nieuw licht kunnen werpen op het
vraagstuk van de verdelgende kracht der
homonymie.
In dit antwoord staan goede kwaliteiten
tegenover de gebreken, maar zij compen-
seeren deze niet in die mate, dat de ver
handeling voor een bekroning met de gou
den medaille in aanmerking kan komen De
faculteit koestert echter goede verwachtin
gen van dezen schrijver en meent, dat zijn
werk een eervolle vermelding waardig is.
Bij opening van het naambriefje bleek
de schrijver te zijn de heer A. P. Kieft,
dotorandus in de letteren aan de Gemeen
telijke Universiteit van Amsterdam.
De rector wenschte namens den Senaat
dezer Universiteit den heer Kieft geluk
met de eervolle onderscheiding, die hem
een aansporing zij tot verdere studie in het
vak zijner keuze, tot dusver door hem op
zoo gelukkige wijze beoefend.
Vervolgens sprak de aftredende rector
tot prof. v. d. Hoeve woorden van geluk
wensch en droeg hem de rectorale waardig
heid over.
SAMENSTELLING ACADEMISCHE
SENAAT.
Het bestuur van den Senaat der Leid
sche Universiteit is voor den heden aan
gevangen nieuwen academischen cursus
samengesteld als volgt: prof. dr. J. v. d.
Hoeve, rector-magnificus; prof. dr. J. A. J.
Barge, secretaris; prof. dr. N. J. Krom,
pro-secretaris; prof. dr. B. D. Eerdmans,
prof. dr. A. J. Wensinck, prof. mr. E. M.
Meijers en prof. dr. W. v. d. Woude, asses
soren.
Plaatsvervangende assessoren zijn: prof.
dr. N. J. Krom, prof. mr. D. van Blom,
prof. dr. J. J. Blanksma en prof. dr. J. A.
J. Barge. Archivaris is prof. dr. L. Knap
pert Jzn.
AGENDA
LEIDEN.
Maandag, ledenvergadering „St. Raphael",
Bondsgebouw, 8 uur.
Donderdag „Katholiek Leiden", Bestuurs
vergadering „Turk" Sy uur.
Vrijdag. R.K. Handelsreizigersver. „St.
Christoffel", Ledenvergadering.
Spr. Jac. Antoni over „Wasproduc-
ten", „De Harmonie" 8 y uur.
Vrijdag R. K. Propagandaclub ,,Dr.
Schaepman", Den Burcht (Foyer), 8.15 uur.
De avond-, nacht- en Zondagdienst der
apotheken wordt van Maandag 21 tot
en met Zondag 27 Sept. a. s. waarge
nomen door de apotheken: G. F. Reijst,
Steenstraat 35, telefoon 136 en A. J. Donk
Doezastraat 31, telef. 1313 en J. Doedens,
Wilhelminapark 8, Oegstgeest, tel, 274.
LEIDSCH UNIVERSITEITSFONDS.
Blijkens het heden in het jaarboek der
Leidsche Universiteit afgedrukte jaarver
slag van het Leidsche Universiteitsfonds
bedroeg het aantal begunstigers en leden
bij den aanvang van het vorig contributie-
jaar 2578. Het verminderde door bedan
ken en overlijden met 188 en vermeerderde
met 161, terwijl 18 leden, wier adressen
sinds jaren niet meer konden worden ach
terhaald, zijn afgeschreven. Aan het eind
van het afgeloopert contributie jaar be
droeg het ledental derhalve 2533.
VERBOUWING DER LEIDSCHE
UNIVERSITEIT.
HET KLEIN-AUTDITORIUM MET
UITGANG NAAR DEN NIEUWEN
VLEUGEL.
De groote verbouwing begint binnenkort.
Er zijn sinds jaren plannen aanhangig
om het oude Leidsche Academiegebouw uit
te breiden en te moderniseeren. Het aantal
studenten was de laatste jaren dermate
toegenomen, dat er een groot gebrek aan
collegezalen was, terwijl ook b.v. aan
kamers voor de faculteiten e.a. groot ge
brek was.
Als onderdeel van de groote verbouwing,
welke binnenkort een aanvang zal nemen
en in 1938 gereed moet zijn, werd in de
afgeloopen zomermaanden speciaal het
Klein Auditorium onder handen genomen.
Deze zaal toch voldeed niet meer aan de
eischen, die tegenwoordig met het oog op
de veiligheid worden gesteld. De eenige uit
gang was langs een houten bordes met
smallen trap, waarop ook de z.g. Lees
kamer uitkwam. Het werd noodig geoor
deeld aan het Klein-Auditorium een rui
men, vrijen uitgang te geven naar den
nieuwen vleugel van het Academiegebouw,
die minder brandgevaar oplevert en van
waar een ijzeren noodtrap onmiddellijk in
de vrije lucht voert
Van deze gelegenheid is gebruik gemaakt
om tevens het losse meubilair te verwijde
ren en te vervangen door Vaste tafels met
klapstoelen. Het aantal plaatsen met schrijf-
gelegenheid is daardoor vergroot van 123
tot 164.
Ten slotte is naar een middel gezocht om
tegemoet te komen aan het hinderlijke ge
brek aan garderoberuimte bij promoties e.d.
Doordien de trap in de gang op de eerste
verdieping verplaatst moest worden, heeft
men hiervoor een geschikte oplossing kun
nen vinden.
De groote verbouwing van het Academie
gebouw strekt zich mede uit tot de pan
den Rapenburg 67, 69 en 71, dus ter rech
terzijde van het Academieplein gelegen,
waarin vroeger het Ethnografisch Museum
en het Prentenkabinet waren gehuisvest.
Bij deze verbouwing is er naar gestreefd
zoo weinig mogelijk aan het stadsbeeld
dezer oude panden te veranderen.
Het pand Rapenburg 67, vroeger bewoond
door wijlen prof. Scholten, blijft vrijwel
onaangetast en wordt -gerestaureerd tot oud
Patriciërshuis. Alleen worden er beneden
en boven een doorgang gemaakt naar het
pand daarnaast.
Het oude prentenkabinet wordt thans
Custoswoning.
Van het pand Rapenburg 69 en de huizen
op het Academieplein blijven de gevels in
tact, doch inwendig zullen zij wel veran
deringen ondergaan.
In den hortus, waar nu de serre was van
de hortulanus-woning, bij de palmen-kas,
komt een collegezaal voor 200 personen.
Voorts zullen er beneden en boven nog
twee kleinere collegezalen gebouw wor
den, elk van ongeveer 100 personen plaats
biedend.
Verschillende andere wijzigingen zullen
nog plaats vinden.
De bureaux van curatoren en van den
secretaris van curatoren komen in het pand
69, de vergaderzaal van curatoren aan den
voorkant, de werkkamer van den secretaris
aan de tuinzijde.
Het oude academiegebouw is met de pan
den aan de andere zijde verbonden door de
bekende poort boven den ingang van den
hortus. Deze zal 3 M, op het Academieplein
verbreed worden, zoodat er een breede gang
de beide deelen zal verbinden.
Bovendien komt er in het nieuwe gedeel
te een nieuwe ingang recht tegenover den
hoofdingang van de academie.
In de nieuwe panden zullen de juridische,
theologische en litteraire faculteiten wor
den ondergebracht.
De oude kamers van curatoren, secretaris
van curatoren, administratie, enz. worden
eveneens col-legezalen,
In den bijbouw zullen tevens kamers
worden ondergebracht voor de verschillen
de faculteiten.
Deze week zal de aanbesteding van een
en ander plaats hebben, terwijl gerekend
wordt, dat met de verbouwing van een en
ander in 1938 gereed zal worden gekomen
voorm. 7.06 en nam. 7.26 uur.
WATERTEMPERATUUR.
Zweminrichting „De Zijl" 16 gr. C.