STADS X NIEUWS Overdracht van het rectoraat der Leidsche Universiteit MAANDAG 21 SEPTEMBER 1936 DE LEIDSCHE COURANT EERSTE BUD - PAG. 2 Rede van prof. mr. A. S. de Blécourt HOE WORDT HET WEER WELLICHT EENIGE REGEN. DE BILT SEINT: Matige tot zwakke Zuid-Westelijke tot Westelijke wind, hal- tot zwaarbewolkt of betrokken, Wellicht nog eenige regen, weinig verandering in temperatuur. Hoogste barometerst.: 774.8 te Riga. Laagste barometerst.: 754.0 te Janmayen. Het gebied van hoogen luchtdruk, *dat zich Zaterdag boven het Noordelijk deel van de Noordzee begon te ontwikkelen, groeide uit tot een machtigen anticycloon, die geheel Oost- en Centraal-Europa om vat. De depressies in het hooge Noorden blijven van weinig beteekenis en strekken haar invloed niet verder uit dan tot Noord-Scandinavië. Vlakke minima, die door het gebied, van hoogen luchtdruk trekken, veroorzaakten plaatselijk zware regens. Een minimum, dat van het kanaal naar de Noordzee trok, gaf in den nacht 42 m.m. regen te De Bilt. Veelal gaan de zware regens gepaard met onweer, zoo ook de regen van De Bilt. Over het alge meen blijft de temperatuur hoog en de bergstations in Duitschland en de Alpen melden alle hooge temperaturen. Op den Oceaan heerscht een zeer vlakke lucht- drukverdeeling en in het Westelijk deel komen geen sterke winden voor. Daar de hooge druk zich over Frankrijk uitbreidt, is Zuid-Westelijke wind te wachten met wellicht nu en dan nog een enkele regen bui. LUCHTTEMPERATUUR. 18.5 gr. C. r,éfe<" LICHT OP VOOR FIETSERS e. a. Van Maandagnamiddag 7.30 uur tot Dinsdagmorgen 6.15 uur. HOOGWATERSTAND. Te Katwiik aan Zee: op Dinsdag 22 Sept. De wereld in vogelvlucht Het blijkt thans, dat de belegerden in het Alcazar te Toledo nog steeds hun te genstand volhouden. Het paleis is nog slechts een ruïne, maar zelfs deze puin- hoopen worden nog hardnekkig verdedigd, in de hoop, dat het den nationalen troe pen gelukken zal, tijdig Toledo te berei ken. Inmiddels wordt vernomen, dat de witte troepen zich hoe langer hoe meer concen- treeren in de richting van Madrid en dat het niet lang meer duren zal of de aanval op de Spaansche hoofdstad wordt begon nen. Tevens wordt gemeld, dat generaal Mola de bevolking van Oviedo en Santan der heeft aangezegd, dat na 25 September de militaire actie tegen deze beide steden wordt ingezet. Voorts begint vandaag de Volkenbonds zitting te Genève. Of deze zitting de aan dacht zal trekken boven de gebeurtenis sen in Spanje zal afhangen van den aard der discussies. Voorloopig schijnt men eenige moeilijkheden te hebben bij het vaststellen van de houding der delegaties omtrent de al of niet toelating van de Abessijnsche dele gatie. Hiervan is de deel name van Italië afhankelijk. Het is een vrij netelig probleem, want men wil Italië gaarne te Genève terug hebben, maar aan den anderen kant is het prijsgeven van Abessynië een tamelijk pijnlijk iets voor den Volkenbond. DE ZITTING VAN DEN VOLKENBOND. GENèVE, 21 Sept. CA. N. P.). De zeven tiende gewone vergadering van den Vol kenbond is vanochtend geopend door den fungeerenden president van den Volken bondsraad Rivas Vicuna (Chili). Ook dit maal is de opkomst van gedelegeerden en publiek zeer groot. Alle Europeesche lan den, behalve Hongarije en Griekenland, zijn door hun ministers van buitenland- sche zaken vertegenwoordigd, evenals Ar gentinië en Canada. De plaatsen der Italiaansche gedelegeer den zijn onbezet gebleven. Hedenmiddag heeft, in een plechtige vergadering in het Groot Auditorium der Leidsche Universiteit de plechtige over dracht van het rectoraat door prof. mr. A. S. de Blécourt aan prof. dr. J. van der Hoeve plaats gehad. Deze plechtigheid vond plaats in te genwoordigheid o.m. van den president curator, mr. A. van de Sande Bakhuyzen, professoren, lectoren, privaat-docenten, doctoren, studenten en verdere belang stellenden. Prof. mr. A. S. de Blécourt hield hierbij de gebruikelijke rede, waarin hij de ge beurtenissen uit het afgeloopen academie jaar memoreerde. De laatste daarvan, de verloving van Prinses Juliana met Prins Bemhard, was de eerste, welke de rector releveerde. De Universiteit van Leiden, wier trots het is, dat zooveel telgen van het door luchtig huis van Oranje hier een deel van hun opleiding hebben gehad, en die ook Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Ju liana onder haar leerlingen mocht tellen, is niet achtergebleven, om op 8 Septem ber 1936 van ganscher harte in de natio nale feestvreugde te deelen en haar ge voelens eerbiedig kenbaar te maken aan Hare Majesteit de Koningin en aan H. K. H. de Prinses zelve. Moge deze verbintenis, onder Gods ze gen, strekken tot Haar geluk en tot heil van ons dierbaar Vaderland, aldus spr. Spr. memoreert vervolgens het overlij den van den oud-hoogleer aar prof. H. Win- disch, prof. H. Krabbe en prof. C. Snouck Hurgronje; verder van mr. J. E. Boddaert, oud-sècretaris van curatoren, jhr. mr. C. Ruys de Beerehbrouok, die curator was ge durende 1926—1929, dr. J. P. de Lint, E. Th. Witte, oud-hortulanus en van zes stu denten. Verder wordt gememoreerd het aftre den van prof. R. P. van Calcar wijl zijn vak aan een anderen hoogleeraar werd opgedragen. Prof. v. Itallie legde zijn hoogleeraarsambt neer met het bereiken van den 70-jarigen leeftijd. Als zijn op volger werd benoemd dr. J. J. Lijnst Zwikker. Mr. P. N. v. Eyck, dr. J. H. Oort en dr. H. Sinzheimer aanvaardden hun ambt aan de Leidsche Universiteit. Met gouden doctoraten van deze Uni versiteit werden vanwege den Senaat in 19351936 gelukgewenscht: prof. dr. S. G. de Vries, dr. J. van de Wal, dr. C. W. Corts. mr. C. Giltay Veth, mr. W. H. van Nes van Meerkerk, mr. J. Paiulus, dr. H. Pinkhof, prof. dr. B. J. H. O vink, mr. H. B. van der Eist, prof. dr. D. C. Hesseling, jhr. mr. J. B. D. Tulleken, dr. Th. J. H. Snijders, dr C. J. Vinkestein, mr. A. M. D baron Sweerts de Landas Wyborgh, mr. O. E. J. baron van Wassenaer van Cat- wijck, mr. Ph. F. de Haseth Evertsz, mr. Th. M. Verster, mr. E. Lankhorst, jhr. mr. J. L. W. C. von Weiier, mr: R. J. H. Patijn, mr H. Vos en mr. G. Blom. Aan jhr. mr. A. F. O. van Sasse van IJsselt werd een gelukwensch gezonden ter eere van zijn zestigjarig doctoraat, een zeldzaam feit. Verschillende hoogleeraren verwierven in het afgeloopen academiejaar onder scheidingen, welke alle door den rector magnificus worden gememoreerd. Op 2 October 1935 heeft de student Dresselhuis. toen ter tijd praeses van 'het Collegium van het Leidsch Studenten corps, namens mannelijke en vrouwelijke studenten van allerlei groepeering in een vergadering van den Senatus Amplissi- mus in dit Groot-Auditorium, in bijzijn van vele belangstellenden, een orgel aan de Universiteit ten geschenke aangeboden. In den cursus 19341935 waren als stu dent aan de Leidsche Universiteit inge schreven 2581 personen, waarvan 590 voor de eerste maal ingeschrevenen, 639 vrou welijke ingeschrevenen en 59 voor enkele lessen ingeschrevenen. Het aantal promotiën bedroeg: Godge leerdheid 1, rechtsgeleerdheid 14, genees kunde 11, wis- en natuurkunde 38, letteren en wijsbegeerte 18, totaal 82, waarvan 74 mann. en 8 vtouw. studenten. Na het verslag van de lotgevallen, ver volgde spr.: Het is bijna stijl, dat de aftredende rec tor ook nog desiderata of gravamina ven tileert. Ik heb er; wie heeft er niet? Doch in onze prille jeugd werd ons werd mij althans geleerd, „dat een verstandig kind geen dingen moet begeeren, die hij tevoren weet, dat hij niet krijgen kan". Naar dit voorschrift wensch ik mij thans, op rijperen leeftijd, te gedragen. Wat ik vraag, kost namelijk geen geld! Toen er schaarschte was aan genees kundigen, vooral te plattenlande, heeft men behalve aan degenen, die het gym nasium ten volle hadden afgeloopen, ook aan hen, die einddiploma van de hoogere burgerschool hadden verworven, en wat bedenkelijk was aan personen, die toegelaten waren tot de 5e klasse van het gymnasium en aan degenen, die het z.g. litterarisch-mathematisch examen hadden afgelegd, de gelegenheid gegeven, om arts te worden. Na verloop van tijd was Ne derland genoegzaam van geneesheeren voorzien en heeft de wetgever met wijs beleid de twee laatst vermelde medicinale bronaderen afgesnoerd, daarbij tevens aan het opkweeken van litteraire mathematici een einde makende. Te allen tijde is in ons dierbaar vader land de liefde tot 't recht zoo groot geweest dat er steeds overvloed was van meesters in de rechten. En toch ziet men met betrek king tot de juristen den wetgever precies de tegenovergestelde methode toepassen, die hij volgde bij de artsen. Voorwaarde om juridische examens te doen was: bezit van einddiploma-A gymnasium of van di- ploma-staatsexamen-A. Twee wegen dus leidden naar het doel. Thans zijn er, wél geteld: tien. Vele wegen leiden naar Rome. Maar hier koos men wegen, die Rome voorbij of er vlak langs gaan. Tot voorbeeld noem ik eenige bewandelaars dier wegen. Daar is vooreerst de hoogere burgerscholier, die in één jaar latijn en grieksoh leert voor staatsexamen-B, slaagt en rijp is voor de studie van Romeinsch en Oud-Vaderlamdsch Recht. Daar is de kweekeling van Bandoeng, een klassiek bijgewerkte burgerscholier, die een ver- nisje latijn meekreeg, slaagt en rijp is als- voren. Daar is de dertigjarige, die in een bijzonder geval verkeert en „van der jeugd af aan zich tot de rechtsstudie bij zonder aangetrokken gevoelde" (ik citeer- uit het hoofd uit de door de reflectanten gepresenteerde requester). Daar zijn de vele categorieën ingenieurs, veeartsen, landbouw- en handelsdoctorandi. Daar zijn de Indische burgerschool-juristen, die bij verrassing bleken ook een categorie te vormen, die te zamen met ingenieurs, veeartsen, landbouw- en handelsdoctoran di, gebruik kunnen maken en dan ook na ken van de Wet-de Kanter (art. 133, lid 3, der H. O. Wet). Deze wet is bij de twee Kamers der Staten-Generaal telkens in veel minder dan één uur„van onbe dachtzaamheid" aanvaard en heeft via den verantwoordelijken Minister den weg naar het Staatsblad gevonden. Zou men in den zelfden geest van onbedachtzaamheid niet het litterarisch-m athematisch uit zijn slaap wekken, opdat een elfde weg ge opend kan worden, die zooal niet naar de collegezalen, toch naar de examenkamers der Juridische Faculteit leidt? Allen wel kom! Hoe bonter, hoe beter! Nooit te veel! Maar neen, „het is genoeg"; men ver- gete het niet: deze zaak heeft een ernsti- gen kant. Het is niet de vraag, of men rechtskundig inzicht kan verkrijgen, ook bij andere vooropleiding dan de gymna siale (afdeelïng A). Maar het betreft hier deze vraag: wil men het Romeinsch Recht en het Oud-Vaderlandsch Recht, kortom de historische rechtsbeoefening, verplicht stellen voor ieder, die aan de Universiteit juridische examens aflegt? Ja of neen? De wetgever heeft gekozen en heeft ja ge antwoord. Welnu dan moesten er niet an ders dan de 2e eerstgenoemde wegen van voorbereiding zijn, die den toegang tot die examens verschaffen. Voor de bestu deering van Romeinsch en Oud-Vader landsch Recht is kennis van oude talen en een andere geschiedkundige propaedeuse dan de burgerschool verschaft, noodig. Die kennis zal nog noodiger worden, als vroeg of laat, gelijk overal elders, ook het kano- nieke recht onder de leervakken wordt betrokken. Ons hedendaagsch recht steunt voor een deel ook op kanoniek recht, wat veelal niet anders is dan een verder ont wikkeld Romeinsch Recht. Wil men de historische beoefening van het recht aan de Universiteiten voor alle juristen hand haven, dan zal men de thans vigeerende wettelijke bepalingen dienen te herzien. Maar, zal men mij tegen voeren, er zijn toch personen, die eindexamen burger school en staatsexamen-B aflegden, en die toch vooraanstaande juristen zijn gewor den. Zeker, maar romanisten en rechts historici toch niet dan na door eigen stu die hun kennis van latijn en geschiedenis te hebben aangevuld. En het gaat hier over de vooropleiding tot deze nog altijd verplichte vakken. Bovendien: quod licet Jovi, non licet bovi! Men dient niet op uitzonderingen, maar op den regel te let ten. Ik heb een tweede grief, die met .de voorafgaande samenhangt. Zelfs onder de studenten met diploma A in den zak zijn er, die eenvoudig latijnsch proza niet vlot kunnen vertalen. Zou dit ook hieraan te wijten zijn, dat men zelfs in de A-af dee lingen van de twee hoogste klassen van het gymnasium de wiskunde heeft ge handhaafd? Aan de menschen van de B- rubriek, ook aan de hoogere burgerscholie ren, wordt gaarne de plaats in de zon ge gund, waarop zij met het oog op de studie in de B-vakken recht hebben, inclusief het ius promovendi. Maar waartoe dient de kwelling, om personen, die aanleg noch liefhebberij voor de exacte wetenschappen hebben, ook in de A-afdeeling te achter volgen met het tijdroovend getob over wiskundig huiswerk. Hoeveel tijd wordt hierdoor niet ontroofd aan de studie der I andere vakken! Zou men niet reeds in de 4e klasse de wiskunde vaarwel zeggen? Met rekenkunst, eenige algebra en vlakke meetkunde is, na toelating tot de 4e klasse, de aanstaande theoloog, litterator en jurist voor zijn heele verder leven voldoende uitgedost. „Er is verscheidenheid der ga ven". Het is alsof onze wetgever den apos tel Paulus heeft misverstaan en de volle verscheidenheid der gaven in elk gymna siast aanwezig heeft geacht. De bevoorrechting der opleiding aan de burgerschool en in de B-afdeeling van het gymnasium is te verklaren door de actie, die de propagandisten voor de wiskundige opleiding gemaakt hebben. Men leert leerde althans aan de jeugd: „wie vraagt krijgt niks". Voor het tegenwoor dig tijdsgewricht staat wèl vast, dat wie niet vraagt heelemaal niets krijgt. Tot dusver was er nooit een actie, om einde lijk eens degenen, die roeping noch aanleg voor de wiskunde gevoelen, te bevrijden van het verdriet, dat de gedwongen be oefening ervan 'meebrengt. Wordt het geen tijd. ^at men zulk een actie eens be gint? W °n immers in een tijd van ageeren en van actie, zelfs van agitatie. De studie van de klassieken op het gym nasium en aan de Universiteit zal bij het succes van zulk een actie wèl varen, maar ook die der andere A-vakken, van de theologie, de geschiedenis, de moderne talen, de rechten. Ook de beoefenaren en toekomstige beoefenaren dezer vakken hebben recht op een plaats in de zon! Zooals het nu staat, heeft hij, die aanleg heeft voor exacte wetenschappen gelegen heid om in de burgerschool een opleiding te ontvangen, die voor werk, dat hem niet ligt, weinig beslag op zijn tijd legt. Maar hü, die dien aanleg mist en de A-afdee ling van het gymnasium kiest, vindt geen rust voor het hol van zijn voet. Laten bij een nieuwe regeling van de studie in de A-afdeeling van het gymnasium de heeren van de burgerschool de handen er afhou den. Aan de B-afdeeling het grieksch te ontnemen in de hoogste klassen, zooals wel eens is voorgesteld, zal vermoedelijk als tegenpraestatie gaarne worden ge gund. Nog eens: „Er is verscheidenheid der gaven". Oordeel over de antwoorden op de prijsvragen. Hierna verzocht spr. den pro-secretaris, verslag uit te brengen nopens de prijs vragen. Op de prijsvraag, uitgeschreven door de Faculteit der Godgeleerdheid, luidende: De faculteit verlangt een onderzoek naar den aard en het gezag van het geweten, zijn twee antwoorden binnengekomen; één onder het motto: „Gehören nicht viele der Elemente aus den en es (des Menschen Ich) sich aufbaut der Welt vor und ausser ihm an....", en een onder het motto „Cordis Scientia". Het eerste antwoord werd terstond vol komen ontoereikend bevonden. Ook het tweede antwoord echter vermag het, na rijp beraad, niet tot een eervolle vermel ding te brengen, ondanks verdiensten van taal en bewerking. Opzet, bronnenkeuze en vooral een te willekeurige bepaling van het onderwerp, zijn grenzen, en die pere problemen, hebben bewerkstelligd, dat de faculteit niet tot een eervolle ver melding heeft kunnen besluiten. Op de eerste prijsvraag, uitgeschreven door de Faculteit der Rechtsgeleerdheid, luidende: De faculteit verlangt een syste matisch en kritisch onderzoek naar de toe passing der delegatie van wetgevende macht in de Nederlandsche crisiswetge ving, is één antwoord ingekomen onder het motto: „Geen hoogheyt was het recjit der wetten ontwassen". De schrijver van de verhandeling onder dit gelukkig gekozen motto heeft het zich, naar het oordeel der faculteit veel te ge makkelijk gemaakt. Daar de behandeling van het onderwerp in allen deele onvoldoende is te achten, kan het antwoord, naar het oordeel der faculteit, voor bekroning of eervolle ver melding niet in aanmerking komen. Op de tweede prijswaag, uitgeschreven door de Faculteit der Rechtsgeleerdheid, luidende: De faculteit verlangt een histo- risch-kritische behandeling van de Aristo telische theorie der revoluties, is één ant woord ingekomen onder het motto: „Nul- lius addictus iurare in verba magistri". De verhandeling is, naar het oordeel der faculteit, niet zonder verdienste. Zij ge tuigt van belangstelling, arbeidslust en eruditie. Evenwel kan de faculteit ook voor dit antwoord geen vrijheid vinden om een bekroning of eervolle vermelding op de prijsvraag voor te stellen, al spreekt zij gaarne haar waardeering uit voor het in de verhandeling neergelegde werk, voor de wetenschappelijke belangstelling, die daaruit blijkt, en voor de aangenaam aan doende openhartigheid, waarmee telkens ontleening aan anderen wordt erkend. Op de prijsvraag, uitgeschreven door de Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte, luidende: De faculteit vraagt een onder zoek, welke Oudgermaansche woorden uit onze taal verdwenen kunnen zijn door klankwettig ontstane .homonymie. Vgl. Gillièron's opvattingen over homoniemen vrees en verder S. Singer, Beitr. 48 (1924) bl. 132 v.v., kwam één antwoord in onder kenspreuk: „Sapere aude". De schrijver heeft in zijn verhandeling belangrijke gegevens bijeengebracht, die een nieuw licht kunnen werpen op het vraagstuk van de verdelgende kracht der homonymie. In dit antwoord staan goede kwaliteiten tegenover de gebreken, maar zij compen- seeren deze niet in die mate, dat de ver handeling voor een bekroning met de gou den medaille in aanmerking kan komen De faculteit koestert echter goede verwachtin gen van dezen schrijver en meent, dat zijn werk een eervolle vermelding waardig is. Bij opening van het naambriefje bleek de schrijver te zijn de heer A. P. Kieft, dotorandus in de letteren aan de Gemeen telijke Universiteit van Amsterdam. De rector wenschte namens den Senaat dezer Universiteit den heer Kieft geluk met de eervolle onderscheiding, die hem een aansporing zij tot verdere studie in het vak zijner keuze, tot dusver door hem op zoo gelukkige wijze beoefend. Vervolgens sprak de aftredende rector tot prof. v. d. Hoeve woorden van geluk wensch en droeg hem de rectorale waardig heid over. SAMENSTELLING ACADEMISCHE SENAAT. Het bestuur van den Senaat der Leid sche Universiteit is voor den heden aan gevangen nieuwen academischen cursus samengesteld als volgt: prof. dr. J. v. d. Hoeve, rector-magnificus; prof. dr. J. A. J. Barge, secretaris; prof. dr. N. J. Krom, pro-secretaris; prof. dr. B. D. Eerdmans, prof. dr. A. J. Wensinck, prof. mr. E. M. Meijers en prof. dr. W. v. d. Woude, asses soren. Plaatsvervangende assessoren zijn: prof. dr. N. J. Krom, prof. mr. D. van Blom, prof. dr. J. J. Blanksma en prof. dr. J. A. J. Barge. Archivaris is prof. dr. L. Knap pert Jzn. AGENDA LEIDEN. Maandag, ledenvergadering „St. Raphael", Bondsgebouw, 8 uur. Donderdag „Katholiek Leiden", Bestuurs vergadering „Turk" Sy uur. Vrijdag. R.K. Handelsreizigersver. „St. Christoffel", Ledenvergadering. Spr. Jac. Antoni over „Wasproduc- ten", „De Harmonie" 8 y uur. Vrijdag R. K. Propagandaclub ,,Dr. Schaepman", Den Burcht (Foyer), 8.15 uur. De avond-, nacht- en Zondagdienst der apotheken wordt van Maandag 21 tot en met Zondag 27 Sept. a. s. waarge nomen door de apotheken: G. F. Reijst, Steenstraat 35, telefoon 136 en A. J. Donk Doezastraat 31, telef. 1313 en J. Doedens, Wilhelminapark 8, Oegstgeest, tel, 274. LEIDSCH UNIVERSITEITSFONDS. Blijkens het heden in het jaarboek der Leidsche Universiteit afgedrukte jaarver slag van het Leidsche Universiteitsfonds bedroeg het aantal begunstigers en leden bij den aanvang van het vorig contributie- jaar 2578. Het verminderde door bedan ken en overlijden met 188 en vermeerderde met 161, terwijl 18 leden, wier adressen sinds jaren niet meer konden worden ach terhaald, zijn afgeschreven. Aan het eind van het afgeloopert contributie jaar be droeg het ledental derhalve 2533. VERBOUWING DER LEIDSCHE UNIVERSITEIT. HET KLEIN-AUTDITORIUM MET UITGANG NAAR DEN NIEUWEN VLEUGEL. De groote verbouwing begint binnenkort. Er zijn sinds jaren plannen aanhangig om het oude Leidsche Academiegebouw uit te breiden en te moderniseeren. Het aantal studenten was de laatste jaren dermate toegenomen, dat er een groot gebrek aan collegezalen was, terwijl ook b.v. aan kamers voor de faculteiten e.a. groot ge brek was. Als onderdeel van de groote verbouwing, welke binnenkort een aanvang zal nemen en in 1938 gereed moet zijn, werd in de afgeloopen zomermaanden speciaal het Klein Auditorium onder handen genomen. Deze zaal toch voldeed niet meer aan de eischen, die tegenwoordig met het oog op de veiligheid worden gesteld. De eenige uit gang was langs een houten bordes met smallen trap, waarop ook de z.g. Lees kamer uitkwam. Het werd noodig geoor deeld aan het Klein-Auditorium een rui men, vrijen uitgang te geven naar den nieuwen vleugel van het Academiegebouw, die minder brandgevaar oplevert en van waar een ijzeren noodtrap onmiddellijk in de vrije lucht voert Van deze gelegenheid is gebruik gemaakt om tevens het losse meubilair te verwijde ren en te vervangen door Vaste tafels met klapstoelen. Het aantal plaatsen met schrijf- gelegenheid is daardoor vergroot van 123 tot 164. Ten slotte is naar een middel gezocht om tegemoet te komen aan het hinderlijke ge brek aan garderoberuimte bij promoties e.d. Doordien de trap in de gang op de eerste verdieping verplaatst moest worden, heeft men hiervoor een geschikte oplossing kun nen vinden. De groote verbouwing van het Academie gebouw strekt zich mede uit tot de pan den Rapenburg 67, 69 en 71, dus ter rech terzijde van het Academieplein gelegen, waarin vroeger het Ethnografisch Museum en het Prentenkabinet waren gehuisvest. Bij deze verbouwing is er naar gestreefd zoo weinig mogelijk aan het stadsbeeld dezer oude panden te veranderen. Het pand Rapenburg 67, vroeger bewoond door wijlen prof. Scholten, blijft vrijwel onaangetast en wordt -gerestaureerd tot oud Patriciërshuis. Alleen worden er beneden en boven een doorgang gemaakt naar het pand daarnaast. Het oude prentenkabinet wordt thans Custoswoning. Van het pand Rapenburg 69 en de huizen op het Academieplein blijven de gevels in tact, doch inwendig zullen zij wel veran deringen ondergaan. In den hortus, waar nu de serre was van de hortulanus-woning, bij de palmen-kas, komt een collegezaal voor 200 personen. Voorts zullen er beneden en boven nog twee kleinere collegezalen gebouw wor den, elk van ongeveer 100 personen plaats biedend. Verschillende andere wijzigingen zullen nog plaats vinden. De bureaux van curatoren en van den secretaris van curatoren komen in het pand 69, de vergaderzaal van curatoren aan den voorkant, de werkkamer van den secretaris aan de tuinzijde. Het oude academiegebouw is met de pan den aan de andere zijde verbonden door de bekende poort boven den ingang van den hortus. Deze zal 3 M, op het Academieplein verbreed worden, zoodat er een breede gang de beide deelen zal verbinden. Bovendien komt er in het nieuwe gedeel te een nieuwe ingang recht tegenover den hoofdingang van de academie. In de nieuwe panden zullen de juridische, theologische en litteraire faculteiten wor den ondergebracht. De oude kamers van curatoren, secretaris van curatoren, administratie, enz. worden eveneens col-legezalen, In den bijbouw zullen tevens kamers worden ondergebracht voor de verschillen de faculteiten. Deze week zal de aanbesteding van een en ander plaats hebben, terwijl gerekend wordt, dat met de verbouwing van een en ander in 1938 gereed zal worden gekomen voorm. 7.06 en nam. 7.26 uur. WATERTEMPERATUUR. Zweminrichting „De Zijl" 16 gr. C.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 2