De grootsche huldiging van H. K. H. Prinses Juliana en Prins Bernhard Op de eeretribune In het stadion. - De vorstelijke personen temidden der autoriteiten tijdens het massale huldiglngsfeest De overweldigende aanblik van het tot in de uiterste hoeken bezette stadion te Amsterdam tijdens de grootsche huldiging van H K. H. Prinses Juliana en Prins Bernhard De Prinses ontvangt bloemen bij Haar komst in het stadion De bloemenichet In het palels op den Dam als hulde aan de vorstelijke verlooiden bij hun ontvangst in de hoofdstad FEUILLETON ZIJN LAATSTE AVONTUUR Humoristische Roman van JOH. BRAND. (Nadruk verboden). 30) Daarin kan men zich wel een vergis sen, meende de brigadier bescheiden. Ove rigens meen ik uit uw opmerking te mo gen concludeeren, dat u hem niet persoon lijk kent. Of toch? Ja, dat wil zeggen, kennen doe ik hem eigenlijk niet. Emil wist niet precies, wat hij nu zeg gen moest.' Hij zou den man, die hem ge holpen had, nu op zijn beurt graag gehol pen hebben, maar hij vreesde door een of andere onvoorzichtige uitlating zijn nieu wen kameraad, die straks natuurlijk zijn eigen leugens zou opdisschen, in moeilijk heden te zullen brengen. Uit ervaring wist hij, dat men bij een afzonderlijk verhoor zeer terughoudend moest zyn, teneinde de mogelijkheid om tot een vergelijk te ko men, open te laten. Aha, raadde de slimme brigadier al weer, u wilt daarmee zeggen, dat u den man slechts oppervlakkig of misschien eerst sinds kort kent. Juist, bevestigde Emil, dat wou ik zeggen. Hij besloot zoo ongeveer bij de waar heid te blijven, maar zoo mogelijk niets positiefs te verklaren, waarmee hy den ander reeds by voorbaat den pas zou af snijden. Reed u vandaag voor het eerst in de zen wagen? Ja, dat was voor de eerste maal. En hoe kwam u daar eigenlijk zoo toe? Ik..? Emil sprak zeer langzaam, om elk woord nauwkeurig te kunnen over leggen.. Ja, wat zal ik u zeggen. Ik was bij de autorennen. Toevallig had ik m'n eigen wagen niet bij me. Die is namelijk in reparatie. Ach ja, hoe gaat dat, hè. Een mensch heeft zoo z'n ergernissen. Ach, bri gadier, als ik u dat allemaal zou vertellen, 't Is om wanhopig te worden. Altijd man keert er wat aan zoo'n wagen. En juist de duurste wagens ik heb dat herhaaldelijk bij de hand gehad zijn het gevoeligst. De brigadier knikte begrijpend. Enfin, om kort te gaan, vertelde Emil verder, ik nam dus een taxi naar het auto- dröme, maar vergat den chauffeur voor de terugreis te bestellen. Met het gevolg, dat ik geen wagen kon krijgen, toen de wed strijd afgeloopen was. Een ellendige toe stand, dat begrijpt u. U kunt er zich ge woon geen voorstelling van maken, hoe druk het daar was. Ja, dat weet ik, interrumpeerde de brigadier. We hebben zelf handen vol werk gehad, bijna vijfhonderd verkeersagenten en de noodige rechercheurs. Werkelijk? Emil huiverde bij de ge dachte aan dit leger van vijanden, waar aan hy slechts door een toeval ontsnapt was. Neemt u mij niet kwalijk, meneer de graaf, ik heb u onderbroken. Dat is niets, brigadier, wat u daar vertelde vond ik eer belangwekkend. Wat wou ik ook weer zeggen? Ah, juist ja. Ik stond dus besluiteloos bij de poort, niet we tende wat te doen, toen die heer daar hij wees met een gebaar naar het aangren zende vertrek mij vriendelijk inviteerde mee te rijden. U begrijpt, dat ik dat aan bod niet afsloeg. Zoo, dat is alles, wat ik weet. Ik dank u. Nu nog één ding. Is het u niet opgevallen, dat de man er zeer zon derling uitziet? Zijn met modder bespatte kleeding, zijn verwarde haren..? Wel neen, antwoordde Emil, die nu het oogenblik gekomen achtte, waarop hij zijn nieuwen kameraad misschien van dienst zou kunnen zyn. Daar heb ik geen moment bij stil gestaan. Niemand weet beter dan ik, dat een sportman om zoo te zeggen met het straatvuil op zeer ver- trouwelijken voet staat, omdat hij er altijd inligt! Hij lachte zelf hartelijk om deze grap en de brigadier stemde er uit beleefdheid mee in. Nog een vraag? informeerde Emil be reidwillig. Dank u; ik zou niet weten, wat ik u nog vragen moest. U hebt me toch alles verteld, wat u weet, nietwaar? Ja, dat is alles. Emil stond op. Dan kan ik zeker wel gaan? Hij voel de zich thans weer volkomen op zijn ge mak. Het spijt me, meneer de graaf, dat ik u moet verzoeken nog een oogenblik ge duld te willen hebben. Waarom? vroeg Emil, wiens wan trouwen ohmiddelijk weer ontwaakte. Ik moet nu dien man daarbinnen nog een verhoor afnemen. De mogelijkheid is natuurlijk niet uitgesloten, dat zijn verkla ringen niet geheel met de uwe overeen stemmen en dan is uw aanwezigheid mis schien al voldoende om hem tot andere ge dachten te brengen. Bovendien bespaar ik u daardoor de kans op een tweede verhoor, dat dan later door den commissaris zou moeten worden afgenomen. Als je eens wist, dacht Emil, hoe weinig ik me van je latere verhooren zou aan trekken! Als ik er nu maar heelhuids tus- schenuit kom! Overluid zei hij: U bent zeer vriendelijk, brigadier maar mijn tijd is zeer beperkt.. Daar. zal ik zooveel mogelijk rekening mee houden. Hopenlijk duurt het niet te lang. Ik zal den kerel flink aan pakken om spoedig tot een resultaat te komen, dat be loof ik u. Mag ik nu verzoeken zoolang in de kamer hiernaast plaats te nemen. Het spijt me, dat ik u geen comfortabeler ver blijf kan aanbieden. Hij vergezelde Emil tot de deur, opende deze en verzocht hem binnen te treden. Hé daar! riep hij tegen Rolf. Kom er eens uit! Hij wenkte met een energiek ge baar van zijn hand. Weest u maar niet bang, zei Emil luid tegen Rolf, wien hij snel een blik van verstandhouding toewierp, ik heb den bri gadier al verteld, dat u zoo vriendelijk was mij uit te noodigen Pardon, onderbrak de politieman hem haastig, volgens de voorschriften is het niet geoorloofd met een verdachte te spreken. Neemt u mij niet kwalijk, verzocht Emil deemoedig, dat wist ik niet. En om zijn kameraad van het allernoodzakelijk ste op de hoogte te brengen, vóór de bri gadier weer gelegenheid zou krijgen om in te grijpen, liet hij er haastig op volgen: Daar ik den man eerst sinds een half uur ken en ik hem persoonlijk voor on schuldig houd, zullen die paar woorden waarvoor ik u nogmaals om excuus vraag, het verohor toch wel niet beïnvloeden, niet waar? Waarschijnlijk niet, graaf. Maar het is nu eenmaal voorschrift. Rolf spitste de ooren. Graaf? Die brave Emil scheen zich een brutaal grapje ver oorloofd te hebben. Maar naar het scheen had hij daarmede zijn doel bereikt. Zijn brutaliteit was bepaald bewonderenswaar dig. Misschien zou hij door zijn verklarin gen den jongen nog een handje kunnen helpen, maar het was zaak voorzichtig te zyn om het kaartenhuis, dat de ander zoo slim had opgebouwd, niet omver te stoo- ten. In het voorbijgaan stelde hij Emil gerust door een knipoogje, dat op dezelfde wijze beantwoord werd. De brigadier nam weer achter zijn schrijftafel plaats. Hoe is uw naam?- Waarom biedt u mij geen stoel aan, als u zelf ook zit? vroeg Rolf, uiterst kalm. Een oogenblik staarde de politieman hem perplex aan. Toen schreeuwde hy: Wilt u wel eens onmiddellijk uw bru talen mond houden? U hebt te antwoorden op hetgeen ik u vraag, verder niets! Dat kan zoo niet in uw instructie staan, antwoordde Rolf. Ik kan toch be zwaarlijk aannemen, dat men u voor schrijft menschen, die niets, maar dan ook totaal niets gedaan hebben, als een misda diger te behandelen. Niets gedaan?! Dat zal nog wel blij ken! Juist daarom! Maar vóór het gebleken is, verzoek ik u mij correct te behandelen. (Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 5