S)e £dd4eli£(Boii/ftMvt ALMA VRIJDAG 18 SEPTEMBER 1936 DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN Bureaux: PAPENGRACHT 32, LEIDEN Koopt loten a 25 cent VOORNAAMSTE NIEUWS £7ste Jaargang No. 8525 DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt bij vooruitbetaling: Voor Leiden 19 cent pei week2.50 per kwartaal Bij onze Agenten 20 cent per week 2.60 per kwartaal Franco per post 2.95 per kwartaal Het Geïllustreerd Zondagsblad is voor de Abonné's ver krijgbaar tegen betaling van 50 cent per kwartaal, bij vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 9 cent. TEL. INT. ADMINISTRATIE 935, REDACTIE 15 GIRONUMMER 103003, POSTBUS No. 11 DE ADVERTENTIEPRIJS BEDRAAGT: Gewone Advertentiën 30 cent per regel Voor Ingezonden Mededeelingen wordt het dubbele van het tarief berekend. TELEFOONTJES van ten hoogste 30 woorden, waarin be- betrekkingen worden aangeboden of gevraagd, huur en verhuur, koop en verkoop: 0.50 V Verschrikkelijke dingen en schrikbeelden Er worden ons volk heel wat verschrik kelijke dingen voorgehouden en heel wat schrikbeelden voor den geest geroepen. Wij doelen hier op het terrein van de politieke actie. Eén van de verschrikkelijke dingen van het heden, die het volk wordt voorgehou den, zou zijn onze ver-partij politiekte volksvertegenwoordiging. Nu kunnen onze lezers weten, dat wij in de partijen-poli tiek, en dus ook in de volksvertegenwoor diging, verkeerde opvattingen en verkeer de practijken erkennen. Maar: er wordt in de critiek op de volksvertegenwoordiging weerzinwekkend overdreven! En in dit verband vestigen we heel graag de aan dacht op de rede, waarmede prof. mr. Aal- berse gisteren opnieuw het voorzitter schap vande Tweede Kamer heeft aan vaard; wij ontleenen hier aan het ver- flag .dier korte rede: Spr. hoopte, dat de schrijver van onze parlementaire historie van deze zittingsperiode zal kunnen getuigen, dat het parlement uitgemunt heeft bij zijn beraadslagingen door beknopt heid, helderheid en hoffelijkheid. Te meer moge ik hierop aandrin gen aldus ging spreker verder in dezen fel bewogen tijd, waarin sommigen hun land meenen te moe ten dienen door een even grove als zakelijk volstrekt onjuiste critiek op de volksvertegenwoordiging. Met ge gronde critiek ons voordeel doende, onjuiste citiek terzijde leggende, en elke grofheid met verschuldigde min achting bejegenende, zullen wij voort gaan ons land te dienen. Eén van de schrikbeelden, die men van dezelfde zijde uit de toekomst laat oprijzen is de op-handen-zijnde regeerings- coalitie tusschen roomsch en rood, wat dan het voorportaal zou zijn tot een com munistisch bewind! De (liberale) „Avondpost" schreef hier gisteren van: De nuchtere waarheid is, naar onze vaste overtuiging, deze, dat de moge lijkheid van een roomschroode coa litie thans een stuk verder af is, dan in latere jaren soms het geval was. (Juister gezegd: scheen te zijn. Red. L. Crt.). Dit is inderdaad de nuchtere waarheid maar velen zullen die niet willen erkennen. (18-25 October) BENNO? Een kameraad moet verteld hebben, dat men Prins Bernhard in de wandeling Benno noemde en zelfs de Haagsche brief schrijver van „De Tijd" verzekert, dat de Prins in Den Haag al niet meer anders wordt genoemd. Die benaming geldt dan zeker buiten den familiekring van den Prins en buiten het Koninklijk Paleis. Want van welinge lichte zijde is ons verzekerd, dat de Prins en de Prinses iets nieuws vernamen, toen zij hoorden van den naam „Benno" en dat deze naam nooit door vrienden, omgeving en familie gebezigd wordt. Het is mis schien mogelijk, dat een of ander den naam wel eens een enkelen keer gebruikt of gehoord heeft. Maar het is onjuist, zoo heeft men ons met nadruk en met de be doeling het bekend te maken gezegd, dat de Prins met die verhaspeling van zijn naam vertrouwd is en men liet merken, dat de Koninklijke Familie het op prijs stelt te voorkomen, dat die verhaspeling ingang vinden zal buiten haar kring. De Prins heet Bernhard en zoo wordt hij genoemd. Het is een mooie, ook voor Nederlandsche ooren vertrouwde naam. „Msbd." CULTUUR. THIJM HERREZEN! i Er zijn jeugdherinneringen, die men graag weer ophaalt, omdat ze voor het leven zoo buitengewoon leerzaam zijn. Ik herinner me een oud mohaniehouten kabi net' bij grootvader-zaliger thuis, waarin ik als jongen zoo gaarne snuffelen mocht. In een der buikige laden was een schat ver borgen, die mijn jongensfantasie onweer staanbaar aantrok. Ze bestond-uit een aan tal boeken, wat nieuwere, b.v. de groote vierdeelige Bijbelsche geschiedenis van Muré, maar vooral verschillende oudere. Wat het allemaal precies geweest is, is me momenteel ontgaan: ik herinner me een klein tractaatje in perkamenten omslag, met oud-Hollandsche letters gedrukt, „Het Eeuwige Leven", van pater Johannes Evan- gelista uit 's Hertogenbosch, een oude Plan tij ndruk van de Heilige Schrift, werkjes van Abraham a Sancta Clara met die tin telende gravures erin, iik meen zells een oude verzameling preeken: meditaties over het Lijden des Heeren. Maar het voornaam ste wat ik me herinner, is de liefde en de zorg, waarmee dat alles bewaard werd: oude familiestukken, een schat, die met een waas van eerbied was omhuld, een heilig erfgoed, zorgvuldig overgeleverd van va der op zoon. Het verleden heeft ons altijd iets te lee- ren. Zeker, iedere generatie moet grooten- deels zichzelf opvoeden: ze moet dat altijd weer doen met de lessen der ervaring, door een eerbiedwaardig voorgeslacht meege deeld. Er zat iets goeds in dat idee van zoo'n eigen, huiselijke boekenschat. Dat was een waarde, die opnieuw om erkenning vraagt en die een voorname plaats verdient op het culfcuurprogram van den tegenwoordigen tijd. Want zoo iets moet terug komen in onze gezinnen: dat idee van een eigen kleine boekerij: maar dan toch op de eerste plaats bestaande uit boeken, die door Ka tholieke tijdgenooten geschreven werden: voor de menschen en over de nooden van onzen eigen tijd. Anderhalf jaar geleden, toen we aarze lend een begin maakten met deze cultuur beschouwingen, schreven we: „Het geeft ten slotte zoo weinig, dat we nu Katholieke schrijvers en dichters hebben, Katholieke schilders en beeldhouwers, die weer de gave meebrachten, om dat heerlijke van het Katholicisme, de warmte van een be schut tehuis, de koestering van God's Lief de, de schemering van zijn Glorie te open baren, wanneer hun werken blijven voor behouden aan een élite van fijnproevers, terwijl het goede volk zich blijft voeden met de schotels van honderd jaar terug en de banaliteiten van een kwartjesbiblio theek". We konden toen niet vermoeden, dat we daarmee een gedachte hadden uitgespro ken, die al in breedere Katholieke kringen zich had vastgezet en binnen het jaar nog stimuleeren zou tot een practische daad. Een daad van groote beteekenis voor de cultuurstand van ons Roomsche volk; een daad, we hopen het van harte, met vér strekkende gevolgen. Die daad was de stichting van het Thijmfonds. Het is verder onnoodig, hier diep uit te weiden over de oorsprong en inrichting van deze jeugdige stichting. Wilt ge een verklaring voor den naam? Luister naar wat Bernard Verhoeven zoo geestig ervan zei: „Wij kennen de fondsen nu eenmaal het best in den zin van erfenissen of van effecten. Het Thijmfonds is geen legaat, tenzij een geestelijk, en evenmin een In disch fonds. In Vlaanderen zou men de genealogie van het Thijmfonds beter verstaan, omdat daar de Fondsen, het Willemsfonds en het Da- vidsfonds, met de nationale historie innig zijn verweven. Het liberale Willemsfonds, het Katholieke Davidsfonds, ze zijn beide in de geschiedenis van het jongere Vlaan deren belangrijke strategische steunpunten Zoo, in dienzelfden geest, wilde men aan Nederlands Katholieken een boekenfonds schenken: men gaf het den naam van hem, die meer dan eenig ander de cultureele emanoipator van ons Roomsche volksdeel heeten moet: J. A. Alberdingk Thijm. De I man, die tijdens zijn leven bij zijn Katho lieke landgenooten maar zoo aarzelend ge- hoor en begrip vond, ziet nu zijn naam I verbonden aan een instelling, die zich als gelukkige erfgenaam van zijn begeestering en zijn idealen beschouwt: het Thijmfonds. j De keuze van dien naam is een restitutie, 1 ee-1 daad van eenvoudige rechtvaardigheid; ze is tevens een program. Ze toont wat de I instelling brengen wil: zuivere cultuur, die Katholiek is en Nederlandsch tegelijker tijd. Men leest het met ronde woorden in de formuleering, waarin het Thijmfonds zelve zijn doel uiteenzet. „De doelstelling van het Thijmfonds is: het Katholieke huis gezin veroveren 'voor het Katholieke boek onzer Katholieke schrijvers! Wij zeggen: „voor het Katholieke boék", d.i. het boek, dat vanuit de volheid van ons Katholicisme overtuigend geschreven is. Het moet litte rair hoogstaan en cultureel vórmend zijn en binnen hetbereik van onze Katholieke huisgezinnen gebracht wórden". De doelstelling is voortreffelijk, maar is ze ook uitvoerbaar? Luister nog een oogen- blik, maar wat de prospectus ervan zegt. „Om dit doel te bereikeo wil het Thijm fonds voor een minimalen prijs jaarlijks voor de aangesloten leden 12 degelijke, aan de gezonde cultuurnormen beantwoorden de boeken brengen". Dit is nu werkelijk wat we hebben moe ten: boter bij de visch. De menschen, die het Thijmfonds gingen stichten, hebben zich terdege bezonnen op den practischen kant van hun onderneming: zonder een oogenblik.de ideëeele kant te verwaarloo- zen, heb oen ze hun ideaal zoo concreet mo gelijk opgezet. Zal die opzet slagen, dan is er nog één enkel ding nooddg: de massale medewerking van het Nederlandsche Roomsche volk. Na tuurlijk is men vandaag ,aan den dag licht geneigd te klagen over de slechte tijden. De mannen van het Thijmfonds hielden daar rekening mee: .zij-.vonden een weg, die het den menschen mogelijk maakt, door een kleine, wekeli" chebijdrage ieder jaar het rjjtje op de boekenplank tzien groeien en daardoor langzamer H&hd te komen tot een eigen boekenschat: been stuk familie bezit, dat voor de komeride geslachten zijn waarde behouden zal. Wanneer we na dit alles een punt en een plechtig Amen moesten zetten, dan zou men de courant kunnen neerleggen met de gedachte, dat men hu nog moest afwach ten, wat het Thijmfonds in werkelijkheid brengen zou. Dat wachten is niet meer noodig: reeds verschillende boeken zagen inmiddels het'licht. Een daarvan willen we hier bijzonder belichten: een boek juist daarom van groot belang is, omdat het op bijzondere vijze het karakter van het Thijmfonds vertegenwoordigt. We bedoe len de „Thijmalmanak", opgezet als een werkelijk jaarboek, dat de verbindende schakel tusschen de verschillende uitga ven van het Thijmfonds zal vormen. Stemde het reeds tot groote vreugde, dat in het Thijmfonds de geest van Thijm ging herleven, deze vreugde wordt verdubbeld eoor de wetenschap, dat we in de Thijm almanak de herleving mogen begroeten van eer. werk va 1. Thijm, dat den grooten eman cipator bijzonder dierbaar was en dat een der voornaamste wapenen geweest is, waarmee hij voor de cultureele herleving van het Nederlandsche Katholicisme ge streden heeft, n.l. de „Volksalmanak voor Nederlandsche Katholieken", die hij van 1852 tot 1889 redigeerde en die na zijn dood rog een tijdlang werd voortgezet, sinds 1891 als „Het Jaarboekje van J. A. Alber dingk Thijm". Die oude Volksalmanakken van Thijm! Men vindt ze tegenwoordig vergeeld en stoffig weggestopt in een hoekje onzer bi bliotheken. Maar wat hebben ze indertijd een zonnigheid, een zelfbesef, nieuw le vensinzicht, nieuwe fierheid onder ons Roomsche volk gebracht. Hoe menig aar zelend beginner heeft daar zijn eerste essays gepubliceerd of zijn eerste verzen; hoe veel onbekenden vonden daar de smaak voor het betere, het mooiere, aat ze Zelf niet kon den scheppen, maar waaraan ze hun leven omhoog hieven en dat ze aan gansch een nageslacht leerden eerbiedigen en beleven. Groote dingen worden vaak met schijn baar onbeduidende middelen geschapen. De kleine ,onoogelijke boekjec, waarin Thijm ieder jaar een aanval deed op het hart van zijn volk, werden een onmisbare schakel in de vernieuwing en de ongedwongen uit bloei van het Katholieke leven in Neder land. De Thijmalmanak heeft de traditie weer opgenomen; ze wil die voortzetten, maar zóó, als onze tijd dat vraagt. In een korte inleiding geeft Antoon van Duinkerken het beginsel aan, dat bij de samenstelling de leiding had. „Deze almanak wil in een tijd, die steeds duidelijk dreigt met de ver nietiging van het werk der katholieke emancipatoren, dit werk verdedigen voortzetten op een wij ze, (die) niet voor de eenvcudigen ontoe gankelijk, toch voor de kenners verantwoord is". Dit beginsel moet ook maatstaf zijn, wanneer men de Thijmalmanak gaat be- oordeelen. En vanuit dit beginsel bezien lijkt ze mij een alleszins bevredigend be gin en een rijke beloite voor de toekomsi. Zeker, er zijn nog desiderata; er zijn ook bijdragen, wier waarde betwist kan wor den; als geheel werd toch de almanak een leerzaam en fleurig document van dezen tijd. Twee dingen hebben mij bijzonder ge troffen: verscheidenheid en smaak. Men vindt er van alles, essays over belangrij ke figuren uit het Katholieke leven, kro nieken over geestelijk leven en literatuur, een beschouwing over de Jodenvervolging, een heele reeks gedichten, een aantal boeiende vertellingen. Daarbij een vrije bewerking naar Sint Hieronymus, die mij zeer geslaagd lijkt. Ten slotte een kalen der, niet geestige teekeningen verlucht en toepasselijke rijmpjes gekruid. Bovendien stonden verschillende kunstenaars werk ter verluchting af. En de verdienste van dit alles is, dat het met zuivere smaak werd saamgelezen. We willen niet zeg gen, dat het allemaal van het allerbeste is; het onderscheidt zich toch door smaakvolle voornaamheid; men heeft terecht begre pen, dat de goede HoHandsche oubollig heid niet verwaarloosd mocht worden; maar het is in geen geval plat of onbedui dend. We zouden hier als voorbeeld kunnen wijzen op de aardige kostschoolgeschiede nissen, door J. Boas bijgedragen, blijkbaar bedoeld als lectuur voor de jeugd, maar dan van de goede soort, spannend en vol vernuft. We kunnen de Thijmalmanak en het Thijmfonds slechts een schoone toekomst en de volle belangstelling van het Katho lieke vólk toewenschen. En we komen heel binnenkort op enkele andere uitgaven van het Thijmfonds terug. Dr. HENRI VAN ROOLTEN, Kruisheer. Zoeterwoude, 5 September '36. De wereld in vogelvlucht Wanneer men vandaag de wereld van uit de vogelvlucht beziet, dan levert zij althans van journalistiek standpunt beke ken een bedroevenden aanblik. Geluk kig, dat wij in het binneland onze handen vol hebben aan de verslagen over de triomf tochten van het vorstelijk paar, welke ver slagen worden „verslonden", maar in het buitenland is het met de berichtgeving treurig gesteld. Uit Spanje komt niets van bijzondere beteekenis binnen. Van alge- meen-menschelijk standpunt beschouwd is dat natuurlijk niet te betreuren, want groot nieuws uit Spar.je gaat in deze da gen gewoonlijk gepaard met een groot verlies aan menschenlevens. Het zal evenwel niet lang duren, of het lieve leven zal daar weer aan den gang gaan. (Nadat wij dit reeds hadden geschreven, kwam in den middag het bericht binnen van de verwoesting van het Alcazar te Toledo. Een tragische ondergang van dit oude Morenpaleis!) In een te Kief gehouden rede heeft de Russische volkscommissaris van defensie, Worosjiloff, verklaard, dat zijn land ge reed is, om iederen aanvaller op eigen ge bied te verslaan. Op zichzelf verdienen zulke redevoerin gen, die voor binnenlandsch gebruik be stemd zijn, niet zulk een groote aandacht, maar na het partij-congres te Neurenberg, waarop de Duitsche officieele haat jegens het bolsjewisme zoo sterk tot uiting is ge komen, krijgt zoo'n verklaring een bijzon dere beteekenis. Het is een antwoord aan den Duitschen rijkskanselier en beteekent zooveel als: „Kom maar op, als je durft; wij staan ons mannetje en als je niet op past, komen wij bij jullie in Berlijn op be zoek". Dit nummer bestaat uit vier bladen. BUITENLAND. Het Alcazar te Toledo door de Spaan- sche regeeringstroepen opgeblazen. (1ste blad). De Spaansche nationalisten melden ver scheidene kleinere successen. (2de blad). De Negus heeft zich tot het Internat. Hof te Den Haag gewend. (2de blad). De Belgische socialisten-leider Vander- velde tegen de vorming van een Volks front (2de blad) Nadere bijzonderheden van de ramp van de „Pourquoi Pas" (Buitenl. Ber,., 2e blad). Het Alcazar opgeblazen MADRID, 18 Sept. (A.N.P.) De re- geeringstroepen hebben het Alcazar te Toledo opgeblazen. Mijnwerkers hadden de laatste dagen loopgraven aangelegd en daarin mijnen gelegd. In het Alcazar bevonden zich behalve de verdedigers, die de zijde der nationa listen hadden gekozen en een wekenlan ge belegering hadden doorstaan, nog een paar honderd vrouwen, kinderen en grijs aards. Bij de verwoesting van dit oude Morenpaleis, dat de stad Toledo beheersch- te $**len velen van hen zijn omgekomen. BINNENLAND. Het bezoek van de Koninklijke Familie aan Amsterdam. (2de blad). Dahlia-tentoonstelling te Aalsmeer. (2de blad). Na Neurenberg Over de afloop van het Nationaal-Socia- listisch Partijcongres te Neurenberg schrijft de „Maasbode": „Het is niets als bittere ontgoocheling en teleurstelling geworden. Geen enkel, maar dan ook absoluut geen enkel woord, dat van den kant van den partij-staat als een poging tot verzoening met de Kerk zou kunnen uitgelegd worden, is den velen sprekers in de lange redevoe ringen over de lippen gekomen. Het eenige wat aan het Godsgeloof herinnerd heeft, is het feit, dat Hitier heeft verklaard, dat hij in zijn daden zichtbaar door de Godde lijke Voorzienigheid geleid werd. Maar een antwoord op den brief der Bisschop pen mogen en kunnen wij alleen zien in de groote rede van Alfred Rosenberg, welke wij de vorige week reeds uitvoerig be sproken hebben. Tegenover de verklaring van het Episco paat, dat alleen het Christendom de we reld voor het bolsjewistisch gevaar kon be hoeden, stelde hij de Duitsche thesis, dat het oude geloof absoluut gefaald had, en slechts een nieuw Duitsch geloof op den grondslag van ras, bloed en bodem de we reld van den ondergang kon redden. Naast Rosenberg heeft dr. Ley, de offi cieele leider van het arbeidsfront, dit vraagstuk nog even aangeraakt. Hij ver kondigde, dat Hitier de Messias was, die Duitschland een hooger geloof geschonken had. En hij voegde er aan toe, dat „slechts het geloof in Hitier de wereld weer be teekenis en ordening kon schenken", dat wie dit nieuwe geloof in zich opgenomen had „met de zekerheid van een slaapwan delaar door het aardsche leven kon gaan." In dergelijke woorden ligt ongetwijfeld een brok van een tot het krankzinnige op gevoerd byzantinisme. Maar de geest, waaruit zij voortkomen, is nog gevaarlij ker: zij zijn zuiver heidensch. En het ont stellende is, dat ze met het propaganda- apparaat van Neurenberg in het volk ge perst worden. Wat heeft het Christendom dan nog te verwachten?" AANBIEDING ANTWOORD DER EERSTE KAMER OP DE TROONREDE. Hedenmiddag te 12 uur heeft in het pa leis Noordeinde de aanbieding aan H. M. de Koningin plaats gehad van het ant woord der Eerste Kamer op de Troon rede. De aanbieding geschiedde door een commissie uit de Kamer met den presi dent der Kamer, mr. W. L. baron de Vos van Steenwijk, aan het hoofd. Verder be stond de commissie uit de heeren Briët, Van der Hoeven^ Michiels van Kessenich, Blomjous en Kolff. Alle heeren waren gekleed in ambts- costuum. Een detachement grenadiers bracht in de hal van het paleis de eerbewijzen aar de deputatie.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 1