Vorstelijke belangstelling
Ee« detail voa Wet resultaat der inschrijvingen, welke bi Prins Bernhard bij het verlaten van het atelier van den hotfotograaf te den
Engeland gehouden zijn voor een nationaal gedenkteehen Haag. waar hij Woewdag een bezoek bracht
voor wijlen Koning George V
H. K. H. Prinses Juliana en Prins Bernhard te den Haag op weg naar de
vertooning van de film der plechtigheden bij de opening der Staten Generaal
en hun rijtoer door de residentie
Woensdag werd door H. K. H. Prinses Juliana en Prins Bern
hard bij den Duitschen gezant te den Haag de lunch gebruikt.
Bij het verlaten van het gezantschapsgebouw. V.r.n.l.Prinses
Juliana, Prinses Armgard, Prins Bernhard en Prins Aschwin
in Artis te Amsterdam is thans de zeventiende, tot nu toe
aldaar geboren nijlpaardenbaby te bewonderen. Het jonge
n ijl paardje met zijn moeder, Bibi, voor het mjtpaardenhois
De vorstelijke ver
loofden zagen
Woensdag te den
Haag de film der
opening van de
Staten Generaal
en hun rijtoer door
de residentie
FEUILLETON
ZIJN LAATSTE AVONTUUR
Humoristische Roman
van
JOH. BRAM).
(Nadruk verboden).
29)
Toen hij zag, dat de brigadier niet meer
naar hem luisterde, doch op de aan den
muur hangende telefoon toetrad, slaakte
hij een zucht van verlichting om zich daar
na echter met een nieuwen stortvloed van
woorden tot een der andere, in het vertrek
aanwezige politiemannen te wenden.
Intusschen raasde de auto met steeds
grooter snelheid in de richting, van de stad.
ïDmü's goede stemming nam met eiken ki
lometer, welke hem verder van Kestenberg
verwijderde, toe.
Een net wagentje heb je uitgezocht,
zei hij, waardeerend. Je schijnt verstand
van die dingetjes te hebben. Waar gaan
we eigenlijk heen?
Waar wil je graag naar toe? infor
meerde Rolf op zijn beurt
Tja, dat is zoo maar niet uit te ma
ken, antwoordde Emil en hardop bij zich
zelf overleggend, vervolgde hij.
Naar 't hotel in geen geval. Daar is
de lucht zeker al niet zuiver meer. Een
slimme hond als Kestenberg zal daarheen
natuurlijk het eerst telefoneeren.
Rolf luisterde plotseling geïnteresseerd.
Kestenberg? Zei jKestenberg?
Wat anders? Zoo heet de kerel im
mers, die me in al de narigheid gebracht
heeft?
Is dat die woekeraar., uit de Jakob-
straat?
Dat klopt precies, antwoordde Emil
verwonderd Ken jij hem ook?
Natuurlijk ken ik hem. Rolf lachte.
Zeer goed zelfs. Dus ik heb je uit Kesten-
berg's handen bevrijd? Dat doet me be
paald genoegen waarde
Emil is mijn naam..
Goed zoo. Emil dan. Het doet me wer
kelijk plezier, dat ik je van dienst heb
kunnen zijn. Waarover heb je het eigen
lijk met hem aan den stok gehad?
Dat zal ik je later wel eens vertellen
als we., hallo, wat is dat? onderbrak hij
zichzelf, bijna met het hoofd tegen de
voorruit stootend, daar Rolf plotseling
krachtig remde.
Midden op den weg stond een politie
agent met opgeheven hand. De wagen
stopte. De politieman keek nog eens naar
het nummer, knikte en kwam toen nader
bij. Een andere agent, die op het trottoir
gestaan had, trad nu ook op de auto toe.
Beiden stapten zij op de treeplank, elk
aan een zijde van den wagen.
Rijden! beval de eerste. Tweede
dwarsstraat rechts naar den politiepost!
Wat moet dat beteekenen! stoof Rolf
op. Met welk recht..
Zwijgen! viel een der agenten hem
in de rede. Al het andere zult u wel op
het bureau hooren. Ik raad u geen gekke
dingen uit te halen, anders zal ik me ge
noodzaakt zien andere maatregelen te ne
men. Vooruit maar!
De politiepost was spoedig bereikt Bei
de arrestanten werden voor den hier be
vel voerenden brigadier geleid. Deze be
keek hen met vorschende blikken van het
hoofd tot de voeten. De correct gekleede
Emil scheen een beteren indruk op hem te
maken, dan de tamelijk verwaarloosd uit
ziende Rolf.
Een voor een, zei hij eindelijk en op
zijn wenk werd Rolf naar een aangrenzend
vertrek geleid, waarin zich, als eenig meu
belstuk een lange bank bevond. Wacht
hier tot u geroepen wordt! zei de agent
streng, met een veelbeteekenenden blik op
het getraliede venster. Toen liet hij hem
alleen.
Rolf keek hem geamuseerd na. Hij vond
dit overwachte avontuur nogal vermake
lijk. Slechts voor dien armen kerel daar
binnen speet het hem. Misschien kan ik
hem toch nog helpen, dacht hij. Ik heb een
klinkenden naam, die op die eenvoudige
politiemenschen misschien nog wel eeni-
gen indruk zal maken. Daarbij komt nog,
dat ik sinds een uur zooiets als een be
roemd man ben. En dat is in ieder geval
ook wat waard.
XVII.
Hoe is uw naam? En nu voor het
laatst: Hoe is uw naam? Dat klonk be
paald dreigend.
Een oogenblikje, verzocht Emil vrien
delijk. Ik ben zoo tot uw dienst.
HU overlegde snel Zou hij het riskee-
ren zich hier nog eens voor graaf Godau
uit te geven? Dat was misschien een kans
je om er nog tusschenuit te komen. De
mogelijkheid was immers lang niet uitge
sloten, dat het alleen om den ander te doen
was. En dan zou de graventitel hem zeker
wel in staat stellen deze, voor hem te ge
vaarlijke omgeving, ongehinderd te ver
laten
Wel verdraaid! schreeuwde de briga
dier woedend Bent u doof.Of hebt u
misschien een naam, dien u de politie lie
ver niet verraadt?
Deze laatste vraag maakte een einde aan
Emil's tweestrijd Hij richtte zich thans in
zijn volle lengte op en antwoordde met
iets uitdagends in zijn stem:
Zoo is het inderdaad!
Aha, zeide de politieman, voldaan
over zijn eigen opmerkingsgave Dat meen
de ik al te bespeuren. En waarom u zoo
graag anoniem wilt blijven, volgde hü er
met een spottend lach'e aan toe, dat wilt
u ons zeker ook niet verraden.
Toch! stelde Emil hem gerust, 't Is
me alleen maar een beetje pijnlijk in een
zoo vervelende geschiedenis gewikkeld te
zijn. Ik zie echter wel in, dat het 't beste
is althans u mijn naam te noemen, opdat
de kwestie zoo spoedig mogelijk ogehel-
derd wordt. Mijn naam is graaf Rolf Go
dau.
De brigadier schrok zichtbaar.
Hebt u misschien legitimatie-papie
ren bij u? vroeg hij, thans op heel wat hof
felijker toon.
Als mijn politioneele aanmelding vol
doende is, alstublieft!
Hij nam het document uit zijn porte-
feuile en reikte het den ander over de ta
fel heen toe. Dez nam het aan en bestu
deerde het zorgvuldig. Emil trachtte het
resultaat op het gezicht van den politie
man af te lezen. Toen hij daarop nog eeni-
ge besluiteloosheid meende te bespeuren,
liet hij er haastig op volgen:
Ik heb ook nog m'n pas bij mij.
Hij tastte opnieuw in zijn binnenzak,
maar aarzelde toch het boekje te voorschijn
te brengen. De foto, hoe handig deze dan
ook onherkenbaar mocht zijn gemaakt, zou
eenige verdenking kunnen opwekken. Het
was een dubbeltje op zijn kant, maar de
manoeuvre gelukte. De brigadier zag in
Emil's bereidwilligheid hem, behalve het
aanmeldingsbiljet ook nog den pas te laten
zien, een voldoende bevestiging van diens
goede trouw.
Dank u, meneer de graaf, zei hij, 't is
voeldoende. Met een beleefde buiging gaf
hij Emil het biljet terug.
Ik moet u om excuus vragen, meneer
de graaf, als mijn toon misschien wat al te
grof is geweest, maar uw houding..
Heeft niets te beteekenen, brigadeier,
viel Emil hem in de rede. U bent ambte
naar en moet uw plicht doen, nietwaar?
Juist.
Dat begrijp ik volkomen. Emil voel
de zich thans weer geheel de oude. Mag
ik u een sigaar aanbieden.
Graag dank u. Wilt u misschien
plaats nemen, meneer de graaf?
Merci. Emil ging gemakkelijk op den
hem aangeboden stoel zitten. De zaak ging
niet hem, maar den ander aan; hij had dus
tijd. Nergens ter wereld was hij zoo veilig
als bij de politie. Hier zou men hem zeker
wel het laatst zoeken.
Mag ik nu misschien weten, waarom
men mij eigenlijk heeft aangehouden?
Ik weet niet of het u bekend is, meneer
de graaf, maar u reed in een gestolen auto.
Wèt zegt u me daar? Emil was een
en al verbazing. Was die auto gestolen?
En wie heeft dat dan gedaan?
Waarsohijnlijk de man, die daar bin
nen zit.
Ach neen, kwam Emil, afwerend, dat
geloof ik niet. Die ziet er toch waarlijk
niet uit als een autodief
(Wordt vervolgd)