m R1
fhm -0M
SIFis
m
VS c H L E C H T -|^ Jj p .E R
Na de inname van Traïla door de
Spaansche regeeringstroepen, worden
de inwoners aan het werk gezet, om
de soldaten van proviand en drinkwater
te voorzien
Troepen van het 11e regiment infantei
Hatert oefeningen in het verdedigen de
manschappen in act
Op weg na ar huis. Rie Mastenbroek,
meervoudig Olympisch kampioene met
mevr. Braun na terugkeer in het vader
land, in den trein op weg naar Rot
terdam
Zeidóohz öau/fccmt
erie hielden Maandag in de omgeving van
Ier bruggen over het Maas-Waalkanaal. De
ctie bij een der posten
Fifi
I pi
it*
COlUt
De Nederlandsche zwemsters zijn Maandagavond uit Berlijn In ons
land teruggekeerd. Op het station te Bentheim had een huldiging
plaats. V.l.n.r.: Nida Senft, Jopie Selbach, Tini Wagner, Willy den
Ouden, mevrouw Braun en Rie Mastenbroek
De tekst van Baron de Coubertin's woorden in markante
letters boven de hoofden der tienduizenden, die het stadion
te Berlijn tijdens de sluitingsplechtigheid van de Olympische
Spelen 1936 vulden
In de omgeving van Aragon worden ernstige gevechten tusschen regeeringstroepen en nationalisten ge
voerd. Een mitrailleur-afdeeling in actie
Ringsteken te paard, tijdens de volksfeesten,
welke Maandag te Blaricum gehouden werden
FEUILLETON
ZIJN LAATSTE AVONTUUR
Humoristische Roman
van
JOH. BRAND.
(Nadruk verboden).
t)
IL
Hoe meer hij er over nadacht, hoe meer
hij tot de erkenning kwam, dat hij het
verstandigst deed dit schijnbestaan op te
geven. En in zijn verder leven, zoo dacht
hij, moest miss Wilkins uit Chicago de
hoofdrol spelen.
Ingespannen dacht hij na, hoe aan het
voor de uitvoering van zijn plan benoo-
digde geld te komen. Bij goede vrienden
een leeninkje aan te gaan, daaraan be
hoefde hij niet eens te denken, want goede
vrienden bezat hij sinds lang niet meer.
En zijn schuldeischers, die hun vorderin
gen maandelijks in kleine hoeveelheden
van zijn rente afknaagden, zouden hem
slechts uitlachen, als hij bij hen met het
voorstel van een nieuwe leening kwam.
Maar hij voelde toch instinctief, dat hier
ergens een punt was, waar in ieder geval
een begin was te maken. Langzaam liet
hij de treurige parade zijner schuldeischers
aan zich voorbijtrekken. Tot het plotseling
als een schot door hem heen ging: Kersten-
berg! Dat was de man, die een klein botje
liet liggen, als men hem een grooter toe
wierp En die groote kluif had Rolf zoo-
ïven gevonden. Haastig riep hij den kell-
ner om af te rekenen en verliet het hoteL
Met de rest van het geld permitteerde hij
zich de luxe van een auto, want nu zou
het er om gaan!
Leo Kestenberg was een man voor alles.
Hij was zaakwaarnemer en woekeraar,
vond geen onderneming te min om er
zijn vingers in te steken, verheugde zich
oprecht over het kleinste bedrag, dat daar
door in zijn zak vloeide en ondervond de
bitterste teleurstelling bij eiken cent, die
hij aan anderen moest afstaan. Daarom
ook gunde hij zijn collega's allerminst hun
aandeel in Rolfs lijfrente; op slinksche
wijze was hij er langzamerhand in geslaagd
hun vorderingen op den jongen graaf Go-
dau op voor hem zeer gunstige voorwaar
den in handen te krijgen, zonder nochtans
dien idealen toestand te bereiken, welken
hij zich van het begin af voor oogen had
gesteld, namelijk Rolf zelf geheel uit te
schakelen en alleen vruchtgebruiker van
diens rente te worden.
Niettegenstaande zijn wijdvertakte rela
ties bestond zijn personeel slechts uit
twee man: een loopjongen, die bijna elke
week een ander gezicht had en den, in fla
grante tegenstelling met dezen, bewonde
renswaardig hokvasten heer Anton Neben-
tau, factotem, boekhouder, incasseerder en
zondebok van alle ongunstige uitkomsten
van de zaak. Het kleine verdorde manne
tje, dat zich met zeldzame hardnekkigheid
aan de, meer slaag dan loon opleverende
betrekking vastklampte en in voortduren-
den angst leefde dit armzalig inkomen te
zullen vei liezen, had zijn illusies een voor
een ten grave gedragen tot op de laatste,
waaraan hy nu met het allerlaatste restje
van zijn vroeger zoo rijke fantasie vast
hield: één enkele maal in zijn leven nog
eens genoeg te kunnen eten. Het salaris,
dat de heer Kestenberg hem wekelijks uit
betaalde, liet een dergelijke overdreven
luxe echter niet toé en voor bijverdien
sten, in welke vorm dan ook, bood zijn
zeer omvangrijke taak, welke van den vroe
gen ochtend tot den laten avond zijn ge-
heele persoon eischte, geen gelegenheid.
Toen Rolf het vertrekje, waar Nebentau
achter een wankele tafel troonde, binnen
trad, reeds deze onmiddellijk van zijn stoel
op en schudde den onverwachten bezoe
ker hartelijk de hand, want een soort so
lidariteit verbond hem met Kestenberg's
cliëntèle, wier drukkende zorgen hem zijn
eigen verhouding tot den chef,nog benij
denswaardiger deden schijnen.
Rolf liet zich niet eerst aandienen. Hij
voelde zich hier langzamerhand „kind in
huis" en na even geklopt te hebben, trad
hij dan ook zonder aarzelen het privé-
kantoor binnen. Na korten tijd kwam hij
er, tot Nebentau's groote verbazing weer
uit, niet, zooals deze verwacht had, met
een bedrukt gezicht, maar stralend van
voldoening en achter hem liep Kesten
berg, die hem allerminzaamst uitgeleide
deed en wiens stemfrimg al evenmin iets
te wenschen scheen over te laten.
Aan de deur, welke toegang gaf tot de
gang, namen beiden onder Nebentau's ver
wonderde blikken, bijna hartroerend af
scheid van elkaar en daarop keerde Kes
tenberg naar zijn privé-kantoor terug met
die kleine danspasjes, welke bij hem het
onbedriegelijke teeken vormden van de
uiterste voldoening over een geslaagde on
derneming.
En tegelijkertijd daalde Rolf, vroolijk
fluitend, de steile trap af, de rechterhand
stevig op zyn borstzak, waarin een chèque
van tienduizend mark veelbelovend rit
selde
Het onderhoud van hoe korten duur het
dan ook mocht zijn geweest, had zeker
niet onbelangrijke resultaten opgeleverd.
Zonder lange inleiding was Rolf den heer
Kestenberg onmiddellijk met het voorstel
aan boord gekomen zijn ir.aandelijksche
ljjfente tegen een zeker bedrag af te
koopen. Slechts met veei moeite was Kes
tenberg er in geslaagd zijn reeds bij voor
baat afwijzende houding, welke hij steeds
tegenover zijn cliëntèle placht aan te ne
men, te bewaren. Rolf was nog geen der
tig jaar; zelfs bij de voorzichtigste bereke
ning mocht worden aangenomen, dat hij
nog wel twintig jaar zou leven, hetgeen
beteekende dat hem gedurende dien tijd
een beorag van vijftigduizend mark zou
worden uitgekeerd. Reeds met de helft
van deze som, mits ze hem onmiddellijk
contant werd uitbetaald, verklaarde Rolf
genoegen te kunnen nemen. Uit principe
bood Kestenberg vijfduizend, maar na
eenig heen en weer praten werd, teneinde
tot een vergelijk te komen, de afkoopsom
vastgesteld op tien mille. Rolf droeg zijn
maandelijksche vorderingen by de bank
op Kestenberg over natuurlijk onder
voorbehoud van een latere notarieele be
vestiging en ontving een chèque voor
het overeengekomen bedrag. Beiden wa
ren tevreden Rolf, omdat hij nu over de
middelen beschikte om zijn laatste avon
tuur in scène te zetten. Kestenberg, omdat
hij er van overtuigd was den jonge man,
die zonder veel risico nog wel vijftig jaar
te leven had, flink te hebben beetgeno
men.
Maar plotseling ging hem een ge
dachte door het hoofd, die hem eenigen
tijd als verlamd op zijn stoel deed neerzit
ten. Stel het geval, dat deze lichtzinni-
gen jongeman wat overkwam! De moge
lijkheid was immers lang niet uitgesloten,
dat hy het geld zou verbrassen en op de
een of andere manier om het leven ko
men. Zijn sigaar viel hem van schrik uit
den mond. Een ezel was hij geweest, een
driedubbel overgehaalde idioot! Hij zou
geen rustig uur meer hebben. Eiken dag,
vijftig jaren lang wanneer hij ten min
ste zoo lang leefde zou hij moeten be
ven voor zyn geld!
Hij trok zyn hoed van den kapstok en
snelde de deur uit. Nebentau zag zijn,
voor enkele minuten nog zeer uitgelaten
chef in hoogst opgewonden toestand door
het kamertje hollen en hoorde hem de
trap afrennen.
Kerstenberg's hoop, Rolf nog aan de bui
tendeur te zullen inhalen, bleek vergeefsch.
Nochtans overlegde hij slechts een ondeel
baar oogenblik wat hem nu te doen stond.
By na instintief sloeg hij den weg in, wel
ke hem met den gezochte tezamen moest
brengen: den weg naar de bank.
Geheel buiten adem kwam hij daaraan
en toen hy, struikelend over den koffer
van een der hier aanwezige cliënten, ein
delijk de loketten genaderd was, zag hij
nog juist ,hoe Rolf de hem zooeven uitbe
taalde bankbiljetten zorgvuldig in zijn por
tefeuille borg. Kesteniberg voelde den
grond onder zijn voeten wegzinken; daar
ging zyn geld, zyn goeie lieve geld. Mis
schien kon hy het nog redden!
Kuchend trad hij op Rolf toe:
Graaf Godau, een oogenblikje alstu
blieft. Ik moet u dringend spreken!
Rolf vermoedde een overrompeling en
was op zijn hoede. (Wordt vervolgd).