„Olympische geest" bij de Wielerwedstrijden EEN WEEK HISTORIE ZATERDAG 8 AUGUSTUS 1936 DE LEIDSCHE COURANT VIERDE BLAD - PAG. 13 siiiiiiMiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiu niiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiimmiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiirë DE „TACHTIG-JARIGE" OORLOG IN SPANJE ZELF. ZULLEN DE MOGENDHEDEN INGRIJPEN OF NIET? WAT ZEGT HET VOLKEN RECHT DAAROMTRENT? DE STAATSGREEP IN GRIEKENLAND. Tachtig-jarige oorlog. Met de Spaansche soldaten hebben wij indertijd een „meeningsverschil" gehad, welke 80 jaren heeft geduurd. Thans heeft de regee ring te Madrid ook zoo'n meeningsverschil met haar leger, dat nog langen tijd kan du ren voor en aleer het is uitgevochten. De strijd duurt weliswaar nog geen 80 jaar, maar slechts drie weken, hetgeen evenwel lang genoeg is voor een burgeroorlog. Als het goed is, moeten zulke kwesties in een paar dagen zijn afgehandeld. Als de strijd te lang duurt, ontstaat een te groote verbit tering tusschen de strijdende partijen, die elkander toch al niet al te zachtzinnig aan pakken. Men beschuldigt elkander van de meest ongelooflijke wreedaardigheden, maar in werkelijkheid overtreft de roode militie elk record op dat gebied. Het ge spuis uit de gevangenissen en de stegen, dat men een revolver of een geweer in de hand heeft gedrukt en aldus gepromoveerd heeft tot verdediger van de wettige regee ring, van het vaderland en de democratie, heeft in de verschillende steden, waar zij de baas waren, op een beestachtige wijze huis gehouden. Geestelijken en religieuzen zijn op barbaarsche manier afgeslacht en eeuwenoude kunstschatten zijn kapot ge slagen en plat gebrand. Er is geplunderd en gemoord door vrouwen en opgeschoten jongens. Dat zijn de machthebbers van de „regeeringsgetrouwen". Wie deze regeeringstroepen steunen wil, bedenke, dat hij in goed gezelschap is, ge zien de harstochtelijke liefdesbetuigingen van Moskou. Aan regeeringszijde is het heft in handen van het gepeupel, van de meest extreme elementen. Aan den anderen kant moet men zich geen zuivere fascistische beweging voor stellen. Ook daar vindt men vogels van allerhande pluimage; men vindt er fascis ten, maar ook monarchisten en zelfs repu blikeinen. Natuurlijk vindt men er ook Ka tholieken, want in een Katholiek land als Spanje is alles Katholiek, zij het niet in der daad, dan toch in naam. Maar dat de sym pathie der principieele Katholieken in hoofdzaak uitgaat naar de „rebellen" is be grijpelijk, want van de zijde der regeering hebben zij niets dan kwaad te verwachten. Interventie. In het buitenland concentreeren zich de sympathieën rondom de twee uitersten: democratie en fascisme. Wel wat simplistisch ziet men in de „re bellen" de fascisten en in de regeeringsge trouwen de redders der democratie. Van daar dat ook het buitenland verdeeld raakt in twee kampen, die ieder graag steun wil len verleenen aan hun respectievelijke fa vorieten in Spanje.. Zoo vinden de rebellen steun bij Italië en bij Duitschland, die gaarne zouden zien, dat Spanje een fascistisch bewind kreeg, terwijl de regeering geld krijgt toegestopt voornamelijk uit Moskou. Dat moet natuurlijk leiden tot conflicten en daarom heeft de Fransche regeering, die gaarne de Spaansche regeering zou steunen, maar dat niet kan hetzij uit internationaal fatsoen, hetzij omwille van de binnenland- sche partijverhoudingen, een overeenkomst van non-interventie voorgesteld. In prin cipe zijn ze allen bereid om tot zulk een internationale afspraak toe te treden, maar de een voor den ander maakt bezwaren om ook „particuliere" steun en leveranties te gen te gaan. Moskou heeft sinds jaren die heerlijke uitvinding van de twee handen, die niets van elkander afweten. De regee ring maakt afspraken en de Komintern schendt ze, omdat beide organisaties (be stuur van het land en bestuur van de Inter nationale) zoogenaamd onafhankelijk van elkander staan. En als Rusland steunt, of ficieel dan wel officieus, dan houden Duitschland en Italië zich ook niet aan de afspraak. Zoodoende is het te vreezen, dat er van deze overeenkomst weinig terecht zal komen. Volkenrecht. Men vraagt zich bij dat alles wel eens af, of dat zoo maar mag. Is het buitenlandsche regeeringen geoor loofd om in te grijpen in binnenlandsche conflicten? Volkenrechtelijk ligt het probleem aldus, schrijft het „Handelsblad". Wanneer in een land een opstand uitbreekt, hebben andere landen volkenrechtelijk den plicht om zich te onthouden van steunverleening aan de opstandelingen. De regeering die hiertoe wel zou overgaan, zou zioh schuldig maken aan een vijandelijke, volgens het interna tionale recht ongeoorloofde, handeling ten opzichte van het bewind, dat tegen de re- volutionnairen strijd voert. M.a.w., van wapenleveranties door buitenlandsche re geeringen aan de opstandelingen kan noch mag ooit sprake wezen, zoo men zich wil houden aan den op alle staten rustenden volkenrechtelijken plicht om zich niet te mengen in de interne aangelegenheden van een bevriende mogendheid op een wijze, die aan de positie van het internationaal als wettig erkende gezag afbreuk zou kun nen doen. Anders staat het met uitsluitend door particulieren verstrekte hulp ,in zooverre, dat men in het algemeen de opvatting hul digt, dait de staat, wiens individueele bur gers zoo iets doen, hiervoor niet aanspra kelijk te stellen valt. Wat niet weg neemt, dat het internationale gebruik met zich meebrengt, dat een regeering toch het noo- dige zal trachten te doen om zulke hande lingen van haar onderdanen tegen te gaan. Nu kent het volkenrecht ook nog de fi guur van erkenning van opstandelingen als oorlogvoerende partij. In dat geval heeft, van interaationaal-rechtelij k standpunt be zien, de burgeroorlog het karakter van een gewonen, een werkelijken oorlog gekre gen. Dan hebben vreemde staten de keuze tusschen zelf partij in den strijd te wor den, öf neutraal te blijven. Doet zich het laatste voor, dan gelden uit den aard der zaak alle rechten en plichten van den on zijdige. En deze komen, wat levering van oorlogsmateriaal betreft, weer hierop neer (dit is o.m. in de Haagsche conventies van 1907 en in het luchtoorlog-reglement van 1923 vastgelegd), dat de neutrale regeering zelve hiertoe niet mag overgaan. Particu lieren mogen echter wèl leveren, al dient er tevens op te worden gewezen, dat, wan neer er tengevolge van de nationale wet geving van een land, voor wapenuitvoer enz. de bijzondere medewerking der regee ring noodig is, bijv. doordat uitvoerconsen- ten zijn voorgeschreven, de vraag rijst of het dan wel met strikte onzijdigheid te rij men valt, zulke medewerking te verlee nen. Zoo heeft bijv. onze regeering tijdens den wereldoorlog de vergunning geweigerd tot uitvoer van bergingsmateriaal, bestemd om ten behoeve van een belligerent, een door den vijand tot zinken gebracht vaar tuig te lichten. Zeer bijzondere verplichtingen rusten er tenslotte nog op een onzijdige regeering met betrekking tot de uitrusting en de le vering, ook door particulieren, van oor logsvaartuigen aan oorlogvoerenden. Tij dens den Amerikaanschen burgeroorlog, protesteerde Washington te Londen tegen het feit, d,at in opdracht van de als oorlog voerende partij erkende Zuidelijke staten op Engelschen bodem een vaartuig de „Alabama" ten behoeve der Zuidelijken werd uitgerust. Het meeningsverschil werd tenslotte aan arbitrage onderworpen. De in 1872 gevallen beslissing kwam hierop neer, dat een onzijdige regeering inderdaad tot plicht heeft de noodige maatregelen te treffen om dergelijke handelingen op haar grondgebied tegen te gaan. In de Haagsche conventie van 1907 be treffende de rechten en plichten van neu trale staten in geval van een zee-oorlog, komen vrijwel dezelfde regels voor als vol gens de scheidslieden t.a.v. de Alabama- zaak golden. Dientengevolge staat thans vast, dat een onzijdige Regeering binnen haar jurisdictie de uitrusting of bewapening moet trachten te verhinderen van een schip, waarvan zij redelijkerwijze kan aannemen, dat het bestemd is om vijandelijke daden te ondernemen tegen een staat waarmee zij in vrede leeft. Hetzelfde geldt tegenover het uitvaren vanuit onzijdig gebied van een dergelijk vaartuig. Het ligt voor de hand, dat deze regels eveneens toepassing verdienen ten aanzien van luchtvaartui gen, zooals die waarvan nu in het geval van Spanje sprake was. Bij een opstand kan natuurlijk op een bepaald oogenblik de vraag rijzen, of het wettig bewind inderdaad nog gezag uit oefent, en of, in geval het antwoord ontken nend zou moeten luiden, het dan niet beter ware „de nieuwe heeren" te erkennen. Dit is echter veel meer een vraag van interna tionaal beleid en opportuniteit dan van recht. In elk geval is het niet mogelijk hiervoor nauwkeurige regels aan te geven. Het heeft in den loop der eeuwen niet ont broken aan gevallen waarin de revolution- nairen van gistefen, de wettig erkende ge zagsdragers van morgen werden. Spanje zelf weet daarvan reeds uit oudere erva ring mee te praten. Grieksche staatsgreep. Ter wijl de aandacht van Europa gevestigd was op Spanje, speelde zich plotseling in Grie kenland een straatsgreep af. Daar was een staking van de transportarbeiders afgekon digd. Het zou een proteststaking zijn van 24 uur, tegen zekere maatregelen van de regeering, waardoor de arbeiders zich be kort voelden in hun recht van staking. De regeering had een wetsontwerp ingediend, dat in arbeidsconflicten den staat het recht van bindende arbitrage zou verleenen. Ook zou staatscontrole op de verzekeringskassen van de werknemers worden ingevoerd. Daarom had de bond van vakvereenigin- gen het plan overgenomen. Een etmaal lang zou er algemeene staking zijn in Griekenland. De regeering was blijkbaar van meening, kritieke dagen tegemoet te gaan en nam opeens drastische maatregelen. Zij heeft den staat van beleg afgekondigd, en tevens de Kamer ontbonden, zonder een datum vast te stellen voor nieuwe verkie zingen. Daarmee is feitelijk een dictatuur ont staan, maar of dit de bedoeling is van de regeering is vooralsnog twijfelachtig. De geheele situatie is voor bet oogenblik vrij duister; doch dit lijkt in elk geval wel zeker, dat thans ook in Griekenland ver rassingen niet buitengesloten moeten wor den geacht, die evenzeer van invloed kun nen worden op het machtsevenwicht in de Middellandsche Zee als de gebeurtenissen in Spanje. Het gebied van de oude wereldzee wordt steeds meer een der brandpunten van de spanning in Europa, waarop de aandacht gevestigd dient te blijven. VAN M'N BOEKENTAFEL Het Schild. Apologetisch Maand schrift. Uitg. der A. V. Petrus Ca- nisius. De Augustus-aflevering van het „Schild" begint met het vervolg van de meester lijke uiteenzetting van prof. mag. B. Luyckx O.P. over „Onze Eenheid in Chris tus"; een artikelenserie, waarvoor de be wondering toeneemt met elke aflevering. Zelden zagen wij in een tijdschrift een dergelijk breed opgezette en prachtig uit gewerkte verhandeling. M. Bruna wijst er voorts op, dat er woorden zijn uit Christus' mond, die ons tegelijk arm en rijk kunnen maken en daartoe behoort zeker de aansporing: „Zoo moet ook uw licht voor de menschen schij nen, opdat zij uw goede werken mogen zien en uw Vader verheerlijken, die in den hemel is." Dat is, de schrijver wijst er terecht op, een schoone en verheven taak, die ons met rijke voldoening vervult, maar ons tevens onze armoede doet beseffen en ons gebrek aan „licht". Hierna volgt .een artikel, dat bedoeld is als het eerste gedeelte van een langere verhandeling over de Dispensatie in Huwe lijksbeletselen, een zeer duidelijke uiteen zetting van de hand van dr. L. Bender O.P. De geleerde schrijver heeft zoowel in het Schild als elders getoond, dat hij de kunst van leeraren uitstekend verstaat en dat blijkt uit dit onderwerp opnieuw. Voorts zijn er nog twee serie-artikelen, n.l. van Jan Taal, die de figuur van St. Petrus, den eersten Paus, in een kort ar tikeltje beschouwt als de impulsieve na tuur, die daor zijn aangeboren aard voor bestemd was om al s leider der Apostelen op te treden. En vervolgens van prof. H. Reijnén van Rolduc, die de verhouding van Erasmus tot Luther verder onder de loupe neemt. In de rij der diverse studië over Erasmus maakt deze van den Rolducschen leeraar een uitstekenden indruk. In de rubriek „Op den Uitkijk" treft ons een stukje over de Buchman-bewe- ging van iemand uit Londen, dat ons een goeden kijk op deze eigenaardige bewe ging geeft. Tot slot een uitgebreide en interessante Vragenbus, Boekbespreking en Corres pondentie. Van Vliet door den Duitscher Merkens jn 2 ritten op onsportieve wijze geslagen. Prachtige prestaties van Brasser bij den Tien kamp. Onze kanovaarders bezetten een derde, een vierde en vijfde plaats. De Nederlandsche degen-equipe uitgeschakeld. De groote verrassing in het voetbaltournooi. Duitschland geslagen door Noorwegen. De Amerikaan Williams Olympisch Kampioen op de 400 M., de Fin Hoeckert op de 5000 M., waarop hij een nieuw Olympisch record vestigde. De opschepper. „Je zult het niet willen gelooven, maar gisteren heb ik een spel met den beroemden tennismeester Klapbal ge wonnen". BERLIJN, 7 Aug. DE 5000 M. Nog nooit is er op de Olympische spelen zoo'n enorm felle strijd in de loopnummers geleverd als ditmaal. Ook de 5000 meter bracht weer een heroischen kamp. Even als bij de 10 K.M. zouden ongetwijfeld drie Finnen de medailles hebben veroverd, in dien Salminen, toen er nog ongeveer 700 meter moesten worden afgelegd, niet het ongeluk had gebad te vallen. Weliswaar liep de Fin met inspanning van zijn uiterste krachten in, maar hij was te ver achter. Zijn landgenooten Hoeckert en Lethinen ein digden thans op de eerste plaatsen. Het tempo was direct zeer scherp. Salminen nam den kop, gevolgd door den bekenden Amerikaanschen lange afstandlooper Lash, die daar na geruimen tijd de leiding over nam. De eerste 800 meter werden in 2 min. 15,6 sec. afgelegd. Het ge drang aan den kop werd zeer groot. De kleine Japanner Murakoso, die in de 10 K.M. de eenige was, die de drie Finnen kon bijhouden, deed alle moeite of de leiding te nemen. Eerst na 1500 meter, waarvoor een tijd van 4 min. 16 sec. werd geno teerd, liet de Amêrikaan den klei nen Japanner passeeren. Het bleef aan den kop een voortdurend wis selen. Een paar maal kwam Lash nog vooraan, maar toen de Ameri kaan het tempo niet meer goed vol gen, waardoor hij eenigszins afzak te. De Fiimen losten elkaar daarna voortdurend af, maar de Japanner bleef steeds naast den leider loeren. De volgorde bleef tot ongeveer 4000 meter gelijk. Voor de 4 K.M. wer den 11 min. 37,7 sec. genoteerd. De Finnen verhoogden toen het het tempo. Gedrieën liepen ze aan den kop. Toen er nog 700 meter moesten worden afgelegd viel Sal minen, waardoor hij voor de eer ste plaatsen werd uitgeschakeld. Lethinen en Hoeckert liepen zoo ver uit, dat geen der anderen hen meer kon bedreigen. De eindspurt van Hoeckert bleek sneller, waardoor deze als eerste de finish passeerde. Lethinen, die in Los Angeles de gouden medaille in den 5000 meter koop had gewonnen, bezette dus thans de tweede plaats. Om de bronzen medaille werd vinnig ge streden tusschen Murakoso en den Zweed Jonsson, die op de laatste 1000 meter meer naar voren was gekomen. De Zweed raakte iets voor. De pogingen van den Japanner om hem te passeeren faalden, zoodat Mu rakoso, evenals in den 10.000 meter loop, met de vierde plaats genoegen moest nemen. Salminen kwam als vijfde binnen. Hoeckert werd winneer in den nieuwen Olympischen recordtijd van 17 min. 22,2 sec. Het oude record stond op naam van Lethinen met 14 min. 17 sec. Nr. 2 werd Lethinen, die met 17 min. 25,8 sec. eveneens beneden zijn Olympisch record van Los Angeles bleef. Ook met nr. 3, Jonsson, was dit het geval, die een tijd maakte van 14 min. 29 sec., terwijl nr. 4 Murakoso met 14 min. 30 sec. het oude Olympische record eveniaardde. DE 400 M. ZEER SPANNENDE KAMP. DE AMERIKAANSCHE NEGER WILLIAMS EERSTE. In de 400 meter werd reeds in de demi finales verbitterd gestreden. De Italiaan Lauri, die men een goede kans had gegeven op een plaats in de finale, viel af. Hij kon het zeer hooge tempo niet vol gen. Ook de Duitscher Blazejezak plaatste zich niet. In de finale kwamen twee Amerikanen, twee Canadeezen en twee Engelschen. Voor de finale werd als volgt gestart: 1. Fritz (Canada), 2. Lu Valle (Amerika), 3. Roberts (Engeland), 4. Loarring (Cana da), 5. Williams (Ver. Staten) en 6. Brown (Engeland). In een zeer feilen sprint werd de baan afgelegd. Reeds na 100 meter kwam de Amerikaansche neger Williams onweer staanbaar naar voren. Op de tweede plaats lag eveneens een Amerikaan, n.l. Lu Valle. Maar toen kwamen, terwijl de beide Cana deezen terugvielen, de Engelschen naar voren, Lu Valle werd op de laatste 50 meter door Brown verdrongen, terwijl Lu Valle en Roberts verbitterd streden om de derde plaats. Winnaar werd Williams die in de laatste 20 meter nog even door Brown werd bedreigd in den fraaien tijd van 46,5 sec. Toch bleef hij nog 0,3 sec. boven het Olym pisch- en wereldrecord, dat W. Carr in 1932 te Los Angeles vestigde. Dit record staat enorm scherp en naast met zekerheid kon worden verwacht, dat het niet zou worden verbeterd. Brown werd tweede in 46,7 sec., terwijl Lu Valle en Roberts beiden 46,8 noteerden. De Amerikaan was echter iets eerder over d eeindstreep gegaan. De kortere afstanden, 100 meter, 200 meter, 400 meter en 800 meter zijn dus allen door Amerikaansche negers gewonnen. Engeland's hegemonie op de 400 meter, werd in 1928 gebroken door Amerika. Noch in Amsterdam, noch in Los Angeles had een Engelschman een der eerste plaatsen kun nen bezetten. Thans hebben Brown en Ro berts „merry old en-gland" in dit nummer weer in de eerste rijen gebracht. DE TIENKAMP BRASSER DE BESTE HOOGSPRINGER VAN DE OLYMPISCHE TIENKAMPERS. ONZE LANDGENOOT NA DEN EERSTEN DAG OP DE VIERDE PLAATS. Des namiddags werd de tienkamp voort gezet. Begonnen werd met kogelstooten, waarin Brasser opnieuw bewees, dat hij in uitstekende conditie is. Onze tienkamper bereikte een afstand van 13.49 meter. Zijn beste prestatie op dit onderdeel van den tienkamp was tot nu toe de 12.99 meter. De worp van Brasser werd gehonoreerd met 764 punten, waardoor zijn totaal op 2173 kwam. Hierdoor steeg Brasser van de tiende naar de zevende plaats. Zijn achterstand op nr. 6, den Zweed Bexell, bedroeg toen nog slechts 3 punten. Als eenige over de 1.90 meter. Het volgend onderdeel van den tienkamp was het hoogspringen. Begonnen werd met een hoogte van 1.50 meter. Langzamerhand werd de hoogte opgevoerd. Toen de lat op 1.80 meter lag, waren de meeste deelnemers reeds afgevallen. Bras ser, die in trainingspak met groot gemak nog over 1.75 meter was ge sprongen, bewees duidelijk, dat hij de beste springer van de tienkam pers was. Toen de hoogte 1.85 meter bedroeg waren behalve de Neder lander alleen nog de Amerikaan Morris en de Pool Plawczyk over gebleven. Slechts Brasser, die luide

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 13