Legerdag te Tilburg. T* Tilburg werd Donderdag een legerdag gehouden ter ge legenheid der ingebruikneming van het paleis-raadhuis. Een foto tijdens het défilé voor de autoriteiten De gewonde piloot van een nabij So- mosierra neerge schoten vliegtuig der nationalisten, wordt door re- geeringssoldaten uit het toestel ge haald De burgeroorlog in Spanje. Gevangenen te Santé Gruz de Mudero Auto's op de Spaansehe wegen. Voortdurend worden pas- seerende automobilisten door patrouilles aangehouden en worden de wagens nauwkeurig onderzocht De ernstige ontploffingsramp In de Wharncliffe Wood Moor kofenmijn In Yorkshire. Familieleden en verwanten der opgesloten arbeiders wachten aan den mijningang in angstige spanning op de resultaten der reddingspogingen Op het strand te Zandvoort werd Donderdag een feest voor de kinderen georganiseerd, uitgaande van de Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer. Twee snapshots tijdens den zandbouw-wedstrijd FEUILLETON DE STRIJD OM WEENEN Roman van HUGO BETTAUER. J (Nadruk verboden). 42) „Er zal me wel niets anders overblijven", zei Ralph, die een gevoel van medelijden niet onderdrukken kon. ,,'t Beste dunkt me, dat we maar met je meegaan, geachte stiefbroer. Op een paar jaar komt het bij mij ten slotte niet aan, maar ik houd er niet van opzien te baren." Ralph betuigde zijn instemming met dit voorstel. Ook hij wilde in het hotel geen schandaal verwekken. Terwijl hij min of meer nerveus de salon op en neer liep, wisselden de beide schel men een snellen blik van verstandhou ding. Wamperer stond moeizaam op en zei: „We gaan direct met u mee. Maar staat u ten minste toe, dat we wat toiletartikelen bij elkaar zoeken. U ziet, dat de kamers maar één in- en uitgang hebben, zoodat we waarachtig niet kunnen vluchten. We zouden het trouwens niet eens behoeven te probeeren, want dan zat de politie ons binnen een uur toch al op de hielen." Toen de beide knapen zich in de aan grenzende slaapkamer en vandaar in de badkamer terug trokken, wilde Ralph hen nagaan, maar zijn tactgevoel hield hem daarvan ten slotte terug. De man, die zich voor zijn broer had uitgegeven, was zoo openhartig geweest dat men hem wel tot op zekere hoogte vertrouwen kon. Dit overwegende, nam hij kalm in een stoel plaats, stak een sigaret op en liet de co- medie des levens, waarin hij zoo'n belang rijke rol gespeeld had, nog eens aan zijn geest voorbijgaan. Zoo konden ongeveer vijf minuten ver- loopen zijn. Zoo nu en dan had de dikke Wamperer hem vanuit de andere kamer op vriendschappelijken toon wat toegeroe pen. „Brave stiefbroer, we zijn er nog hoor. Wees maar niet bang. We denken er niet aan om er tussohenuit te knijpen!" Nu echter dreunde zijn basstem niet meer en ongerust stond Ralph op om eens te gaan zien, wat de heeren eigenlijk uit voerden. De slaapkamer was leeg, evenals de bad kamer, waarin alleen een klein raampje open stond. Verschrikt boog Ralph zich over den rand. Onder hem gaapte een nauwe lucht koker. En daar, daar hing waarachtig een touw! Dus waren die twee er toch vandoor gegaan! Terwijl Ralph de trap afstormde en het hotelpersoneel alarmeerde, vloog hem een zonderlinge gedachte door het hoofd: Ook een oplichter kon je dus al niet meer ver trouwen! Met enkele woorden stelde Ralph den nachtportier van het gebeurde in kennis, deze wekte den directeur, die, wanhopend de handen wringend, om de politie riep, terwijl een paar kellners en schoetpoet- sers slaapdronken het hotel doorzochten. Spoedig kwam nu alles aan het licht. De beide bedriegers hadden zich met behulp van het touw, dat zij voorzichtigheidshalve natuurlijk steeds bij de hand hadden gehad in den luchtkoker laten zakken. Beneden hadden zij het venster van een parterre gelegen kamertje ingedrukt, van daar kon den zij gemakkelijk op de gang komen om ten slotte de schrijfkamer te bereiken, waar zij, begunstigd door de duisternis en het late uur, door het raam op straat wa ren geklommen. Het kostte de politie niet veel moeite vast e stellen*:, dat zij in de haast nog kans hadden gezien al het ge- stolene mee te nemen. De buitenwereld kwam van deze gro teske geschiedenis niets te weten. Ralph, die zijn naam niet in verband met een paar oplichters genoemd wilde zien, kwam voor de schade van den hotelier op en de man leed dus geen schade, maar was on troostbaar over het feit, dat hij aldus te kijk werd gesteld. Wel stelde de politie, die niets van het gebeurde liét uitlekken, alle pogingen in het werk pm de beide schavuiten te arres teeren, maar ook die pogingen bleven vruchteloos. Ettelijke jaren later ontwaardde Ralph hen onverwachts in de drukte van de Broadway te New-York. Maar zij waren ook onmiddellijk veer uit het oog verdwe nen, en hij had er niet het minste belang bij de politie van hun aanwezigheid in ken nis te stellen. In Stiermarken. Een uur sporen van het kleine, idyllisch gelegen plaatsje Krieglach in Stiermar ken ligt het landgoed, waarvan mevrouw de weduwe Leonie Stuppach, vóór de omwenteling barones Stuppach» geboren gravin Boos, eigenaresse is. Reeds sinds weken hadden Hilde Wehningen en haar •moeder bij deze dame, die dus haar zuster was, haar intrek genomen. Mevrouw Stuppach had na den dood van haar echtgenoot het beheer van het landgoed op zich genomen en deze taak was haar ten volle toevertrouwd. Gemak kelijk had zij het niet gehad. Het land goed was met zware hypotheken belast ge weest, maar denk zij haar taaie energie en in de omgeving reeds spreekwoordelijk geworden gierigheid, was zij er in geslaagd de grafelijke bezittingen uit de handen der schuldeischers te redden. De onophoude lijke prijsstijgingen voor vee, melkproduc ten, groenten en pluimvee hadden de rest gedaan, zoodat nu 't landboed weer rijke vruchten afwierp. Het was mevrouw Stuppach bekend ge weest, dat haar eenige zuster in zeer be hoeftige omstandigheden verkeerde en haar nichtje slechts door hard werken een sa laris verdiende, dat bijna niet toereikend was om in de noodzakelijkste behoeften van twee menschen te voorzien, maar zij had er nooit een oogenblik aan gedacht haar hulp aan te bieden; om te voorkomen, dat de verarmde familieleden in de hoofd stad zich tot haar om steun zouden wen den, had zij alle correspondentie opgegeven en was zij hen nooit eens in Weenen op gaan zoeken, zoodat Hilde zich slechts vaag iets kon herinneren van haar tanige •tante, die in haar Hilde's meisjesja ren geen bijster sympathieken indruk op haar had gemaakt Edoch, toen mevrouw Wehningen na de arrestatie en de direct daarop volgende rehabilitatie van Hilde haar schoonzuster een jammerlijken brief had geschreven, ontwaakte het medelijden en het saamhoo- righeidsgevoel in de landgoedbezitster, die zich verwaardigde een telegram te sturen, waarin beiden werden geinviteerd. En toen zij het beeldschoone, tengere jonge meisje met de bleeke wangen en de droevige groote oogen zag, werd zü zoowaar door ongekende gevoelens van teederheid overmand en sloot zij Hilde in haar armen, een geste, waarvoor ze zich echter onmiddellijk schaamde, omdat ze alles, wat slechts naar het sentimentee- le zweemde, belachelijk vond. Lang duurde deze periode van overstel pende gevoelens evenwel niet. Na eenige dagen dreunde haar mannelijke basstem weer door het groote heerenhuis, zag zij in haar schoonzuster en nichtje slechts twee menschen, die op haar zak leefden en liet ze geen maaltijd voorbij gaan zon der breedvoerig uit te weiden over de nog steeds stijgende prijzen der levensmidde len en toespelingen te maken op de waar de der opgediende spijzen. Intusschen zorgde zij er echter toch voor, dat Hilde steeds een flesch melk op haar kamer had en zich langzamerhand weer gewende aan de vele jaren ontbeerde voed zame schotels. Hilde was echter fijngevoelig genoeg om het pijnlijke van haar toestand in te zien, ze ergerde zich innerlijk over haar positie, die haar geheel van haar tante afhankelijk maakte, maar lichamelijk voelde ze zich zoo zwak en moe, dat ze zich gewillig in haar lot schikte. In een ouden bontmantel van haar tante gehuld, de voeten in grove berg schoenen, placht Hilde 's morgens urenlang wandelingen door het met sneeuw bedekte landschap te maken. 'V .(Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 9