HERZIENING DER
GRONDWET.
Vreemde cheques
en bankpapier.
WOENSDAG 5 AUGUSTUS 1936
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. 6
De regeering heeft haar voorstellen tot wijziging van de grondwet, ieder in een
afzonderlijk wetsontwerp vervat, bij de Staten-Generaal ingediend. Zij komen in
het algemeen overeen met de voorstellen der Staatscommissie, uitgezonderd op
drie punten:
A: het voonstel in zake de vrijheid van drukpers is niet overgenomen.
B: ten aanzien van het orgaan dat geroepen aal worden revolufcionnaire leden
van vertegenwoordigende lichamen van het lidmaatschap vervallen te
verklaren, stelt die regeering een andere regeling voor.
C: het maximum pensioen van oudleden der Tweede Kamer wordt niet 2400
maar f 2800.
INKOMEN DER KROON.
Het jaarlijksche inkomen van den Koning of Koningin wordt verlaagd van
1.200.000 tot 1.000.000. De gemaal der Koningin, alsmede de gemaal eener prin
ses, vermoedelijk troonopvolgster, geniet een inkomen van 200.000.
De mogelijkheid wordt geopend deze bedragen te wijzigen bij een wet, die met
een gequalificeerde meerderheid moet worden aangenomen.
VERGOEDING TWEEDE-KAMERLEDEN.
De schadeloosstelling voor de leden der Tweede Kamer wordt verlaagd van
5000 tot 4000 per jaar. Pensioen: 120 's jaars voor elk jaar (thans f 150) tot
een maximum van 2800 (thans 3000. De commissie-De Wilde stelde voor 2400).
Ook hier werd de mogelijkheid van wijziging bij een wet, met gequalificeerde
meerderheid, geschapen.
De jaarlijksche toelage van den voorzitter der Kamer wordt verlaagd van
f 10.000 tot 8000.
MINISTERS ZONDER PORTEFEUILLE.
De Koning kan ministers benoemen, die niet belast zijn met de leiding van een
departement.
KIESRECHT.
De evenredige vertegenwoordiging \v9rdt gehandhaafd, echter „binnen door de
wet te stellen grenzen".
REVOLUTIONNAIRE LEDEN.
Tweede-Kamerleden die een streven tot uitdrukking brengen, gericht op ver
andering van de bestaande rechtsorde met toepassing van onwettige middelen,
kunnen door de Tweede Kamer van hun lidmaatschap vervallen worden ver
klaard. Voor zulk een besluit is een gekwalificeerde meerderheid noodig.
Voor Eerste Kamer, Prov. Staten en gemeenteraden wordt een gelijke regeling
voorgesteld, met dien verstande, dat van een vervallenverklaring door den Raad
beroep op Ged. Staten zal openstaan.
De commissie-De Wilde stelde voor deze vervallenverklaringen door den Raad
van State te doen geschieden.
KAMERS VOOR BEDRIJFSLEVEN.
De wet kan voor bepaalde beroepen en bedrijven en groepen daarvan, alsmede
voor het beroeps- en bedrijfsleven in het algemeen, lichamen instellen ten einde
regelend op te treden.
ANDERE ARTIKELEN.
O.m. wordt voorgesteld den naam van het deel van het Koninkrijk dat de eilan
den van West-Indië omvat, te veranderen in Nederlandsche Antillen.
Op het beginsel van de parlementaire onschendbaarheid is een
uitzondering gemaakt ter zake van opruiing of schending van geheimen.
Wij larten hieronder de korte inhoud
eventueel met een gedeelte der toelich
ting, die de regeering daarop geeft
volgen van de voorstellen inzake de her
ziening van de Grondwet, die thans door
de regeering bij de Tweede Kamer der
Staten-Generaal aanhangig zijn gemaakt.
De Kamers voor het
Bedrijfsleven.
HET COMMISSIE-VOORSTEL
OVERGENOMEN.
Ten aanzien van de Kamers voor het
bedrijfsleven wordt inlassching van het
volgende artikel voorgesteld:
De wet kan voor bepaalde beroepen en
bedrijven en groepen daarvan, alsmede
voor het beroeps- en bedrijfsleven in het
algemeen, lichamen instellen, teneinde re
gelend op te treden.
De samenstelling, inrichting en be
voegdheid van deze lichamen worden door
de wet geregeld.
De wet kan aan deze lichamen veror
denende bevoegdheid geven.
De besluiten van deze lichamen, die
met de wet of het algemeen belang strij
dig zijn, kunnen worden geschorst en
vernietigd volgens regels bij de wet te
stellen.
De wet kan bepaalde besluiten dezer
lichamen aan goedkeuring onderwerpen,
volgens door haar te stellen regels.
De regeering merkt op, dat zij zich met
de door de commissie in deze voorgestelde
oplossing alleszins kan vereenigen, zon
der daarmede intusschen een oordeel uirt
te spreken met betrekking tot de bezwa
ren, door de commissie afgevoerd tegen
het aanvankelijk gerezen denkbeeld aan
de beide Kamers der Staten-Generaal een
derde Kamer toe te voegen tot vertegen-
woordiiging van het bedrijfsleven en tot
overneming van een deel van de taak van
de bestaande Kamers.
De regeering meent van dit denkbeeld
te eerder te kunnen afzien, waar het door
de oommissie voorgestelde artikel, naast
lichamen vooir bepaalde beroepen en be
drijven, of groepen van beroepen en be
dreven, uitdrukkelijk de mogelijkheid
opent van een lichaam voor het beroeps-
en bedrijfsleven in het algemeen. De ver
houding van het aldus te vormen alge-
meene lichaam tot de bestaande Kamers
der Staten-Generaal zal bij de wet, met
volledige handhaving uiteraard van de
bepalingen van het derde hoofdstuk van
de Grondwet, nader kunnen worden ge
regeld en zal bij veranderde verhoudin
gen ook later kunnen worden gewijzigd.
STEMMINGEN IN DE KAMER.
Om bij stemming noodelooze bemoei
lijking van de gang der werkzaamheden
door een enkel lid te voorkomen, is het
wenschelijk, het laatste lid van artiikel
107 te wijzigen in dien zin, dat stemming
bij hoofdelijke oproeping moet geschie
den, indien een bepaald aantal leden dit
verlangt. Ter bepaling van dit aantal is
voor de Tweede Kamer aansluiting ge
zocht aan het reglement van orde, vol
gens hetwelk verschillende verrichtingen
door vijf leden moeten geschieden. Voor
de Eerste Kamer ware het aantal te stel-
len op drie.
Uitsluiting van
revolutionnairen.
BESLISSING IN HANDEN DER VER
TEGENWOORDIGENDE LICHAMEN
ZELF.
Plaats blijft dan onbezet.
Voorgesteld wordt, dat leden van de
Tweede Kamer tussohentijds door de
Tweede Kamer van hun lidmaatschap
vervallen kunnen worden verklaard, in
dien zij een streven tot uitdrukking bren
gen, gericht op verandering van de be
staande rechtsorde met, toepassing of be
vordering van onwettige middelen. Een
voorstel tot vervallenverklaring kan niet
worden aangenomen dan met de stemmen
van twee derden van het aantal leden,
waaruit de Kamer bestaat.
De wet regelt die rechtspleging en de
gevolgen van vervallenverklaring. De ge
volgen kunnen mede het lidmaatschap be
treffen van de andere vertegenwoordi
gende lichamen, in de Grondwet genoemd.
De plaats van het vervallenverklaarde lid
blijft gedurende de loopende periode on
bezet.
Een soortgelijke bepaling wordt voor
gesteld voor de leden van de Eerste Ka
mer en van de Provinciale Staten.
Ook voor de leden van gemeenteraden
wordt een soortgelijke bepaling voorge
steld. Van de beslissing van den raad zal
dan echiter beroep open staan op Gedepu
teerde Staten.
Ten aanzien van de aanwijzing van de
afdeeling voor de geschillen van bestuur
van den Raad van State als orgaan, dat de
vervallenverklaring van het lidmaatschap
zou moeten uitspreken, is de regeering
van oordeel, dat het meer in overeenstem
ming met het karakter van een volksre
presentatie is, de vervallenverklaring te
leggen in handen van het betreffende
vertegenwoordigende lichaam zelf. Ten
einde echter alle misbruik te vermijden,
ware een beslissing van het betreffende
lichaam te binden aan een gequalificeerde
meerderheid. Tot ditzelfde doel scheen
mede wenschelijk een beroep op Gedepu
teerde Staten mogelijk te maken, wan
neer een gemeenteraad besluit een van
zijn leden van zijn lidmaatschap vervallen
te verklaren en de mogelijkheid van voor
ziening bij de Kroon van de desbetref
fende beslissing van Gedeputeerde Sta
ten te openen. Bij de wet zal dan nader
kunnen worden geregeld aan wie dit be-
roepsrecht zal toekomen, binnen welke
termijn van dit recht zal moeten worden
gebruik gemaakt en al wat verder op dit
beroep betrekking heeft.
In de minderheidsnota van de leden der
commissie voor de Grondwetsherziening,
de heeren Albarda, Van den Bergh, Joe-
kes en Kranenburg, hebben deze leden
als him meening ontwikkeld, dat voor een
regeling als de onderhavige in de Grond
wet geen aanleiding bestaat, omdat de
repressie van ontoelaatbare uitingen van
de zijde van leden der volksvertegen
woordiging thans reeds op tweeërlei wijze
doeltreffend geschiedt, namelijk in de ka
mer door den voorzitter als handhaver
van de orde in de vergadering en daar
buiten door den strafrechter.
De regeering deelt op dit punt de ziens
wijze van de Staatscommissie, dat met
deze tweeërlei vorm van repressie niet
kan worden volstaan. Het gaat niet alleen
om opruiing en andere strafbare feiten, in
welker repressie inderdaad de rechterlijke
macht kan voorzien. Er is een breed ter
rein, waar tot uitdrukking kan worden
gebracht een streven om politieke denk
beelden met onwettige middelen te ver
wezenlijken. zooadat dat een strafbaar
feit wordt gepleegd. In toenemende mate
wordt dit terrein betreden door, zij het
dan ook slechts enkele, leden der verte
genwoordigende lichamen. Dat aan deze
onduldbare gedragingen een halt moet
worden toegeroepen, is de overtuiging van
steeds breedere kringen in onze volksge
meenschap.
Deze leden achten de voorgestelde be
paling tenslotte gevaarlijk, omdat van
haar misbruik zou kunnen worden ge
maakt, om kunstmatig een meerderheid
te scheppen, ook bij Grondwetsherziening,
zij doen ter adstructie van deze meening
een beroep op de ervaring in het buiten
land opgedaan. Ook dit bezwaar heeft op
de regeering niet veel indruk gemaakt,
naar haar meening zal de eisch van een
gequalificeerde meerderheid misbruik in
de gevreesde zin voorkomen.
Onschendbaarheid van
Kamerleden.
EENIGE BEPERKING WORDT
VOORGESTELD.
De regeering heeft zic!h de vraag ge
steld, of niet het tot uitdrukking bren
gen in het parlement van een onwettig
streven mede zou kunnen worden tegen
gegaan door opheffing van de parlemen
taire onschendbaarheid. Vo«or opheffing
acht zij geen voldoende grond aanwezig.
Diit is niet het geval met opruiing en
schending van geheimen. Hier kan het
optreden van den voorzitter niet zoo licht
het gezag van de Strafwet vervangen, om
dat in het bijzonder bij schending van ge
heimen het feit niet meer is ongedaan te
maken en het kwaad met het uitgespro
ken woord onherstelbaar wordt.
Nog te meer dient hier een voorziening
te worden getroffen, nu in de volksverte
genwoordiging leden hun intrede hebben
gedaan, die verklaren zich principieel
door een opgelegde geheimhouding niet
gebonden te achten. Men kan dan nog zoo
vaak geheimhouding opleggen van het-
geen in oomité-generaal is behandeld,
schending van geheimhouding in de Sta-
ten-Generaal wordt door een tuchtmaat-
regel van den voorzitter niet ongedaan j
gemaakt en straffeloosheid is verzekerd 1
doop artikel 98 der Grondwet. Nog moei- j
lijker wordt de positie van den voorzitter J
bij schending van geheimhouding, voort- j'
vloeiende uit eenig wettelijk voorschrift,
omdat niet terstond is te overzien, of een
lid zich bij het doen van mededeelingen
schuldig maakt aan het schenden van een
geheim, dat hij uit hoofde van zijn tegen
woordig of vroeger ambt of beroep ver
plicht is te bewaren.
Op deze gronden heeft de regeering ge
meend ter zake van opruiing of schending
van geheimen een uitzondering te moeten
maken op het beginsel van de parlemen
taire onschendbaarheid.
Inkomen der Kroon
geregeld.
VERMINDERING VAN INKOMSTEN
VOOR DE KONINGIN.
Bij de voorstellen tot Grondwetsherzie
ning is er ojn. een, dat beoogt het inko
men der Koningin van 1.200.000 terug
te brengen tot f 1.000.000. Voorts wordit
voorgesteld den Koning en de leden van
het koninklijk huis, genoemd in de arti
kelen 26, 28 en 28a, vrij te stellen van alle
personeele lasten.
Artikel 26 wordt gelezen, aldus luidt
een ander voorstel:
De gemaal van een regeerende Konin
gin genieit uit 's Rijks kas een jaarlijks in
komen van 200.000 hij blijft in het genot
van dit inkomen na overlijden van de
Koningin, zoolang hij weduwnaar is en de
staat van Nederlander behoudt. Een Ko
ningin geniet, na overlijden van den Ko
ning, uit 's Rijks kas een jaarlijks inko
men van f 200.000 gedurende haar we
duwlijke staat.
Betreffende het inkomen van een Prins
van Oranje: De Prins van Oranje ge
niet uit 's Rijks kas een jaarlijks inkomen
van 200.000, te rekenen van de tijdi, dat
hij de ouderdom van achttien jaar heeft
vervuld. Dit inkomen wordt gebracht op
400.000 na het aangaan van een huwe
lijk, waartoe by de wet toestemming is
verleend.
Paragraaf 6: na artikel 29 worden twee
artikelen ingevoegd, luidende:
De dochter des Konings, die de vermoe
delijke erfgenaam is van de kroon, geniet
uit s Rijks kas een jaarlijks inkomen van
200.000 te rekenen van den tijd, dat zij
den ouderdom van achttien jaar heeft'ver
vuld. Indien zij een huwelijk aangaat,
waartoe bij de wet toestemming is ver
leend, geniet haar gemaal uit s Rijks kas
eveneens een jaarlijks inkomen van
200.000, hij blijft in het genot van dit
inkomen na overlijden van de prinses,
zoolang hij weduwnaar is en de staaf van
Nederlander behoudt.
Na het overlijden van haar gemaal ge
niet de prinses, zoolang zij ongehuwd
blijft, een jaarlijks inkomen van f 400.000.
De inkomens bedoeld in dit artikel, blijven
bestaan, ingeval later een prins van Oran
je geboren wordt.
De bedragen, zoo wordt tenslotte voor
gesteld, vastgesteld in deze afdeeling, kun
nen worden gewijzigd bij een wet. De Ka-
mens der Staten-Generaal kunnen het
ontwerp eener zoodanige wet niet aanne
men dan met de stemmen van twee der
den van het aantal leden, waaruit elk der
Kamers bestaat.
In de memorie van toelichting op dit
wetsontwerp wijst de regeering erop, dat,
indien de wijziging van het grondwette
lijk bedrag van het jaarlijks inkomen der
Kroon wenschelijk is, het geheele stroeve
apparaat van een Grondwetsherziening in
werking moet worden gesteld.
Hierin ligt een bezwaar, dat gevoeld
wordt bij sterke stijging of daling van de
koopkracht van het geld. Het nominale
inkomen uit s lands kas en hetzelfde
geldt voor de andere bedragen, in de
Grondwet vastgesteld voor het inkomen
der Kroon moet gemakkelijker gewijzigd
kunnen worden dan do®r toepassing van
de procedure van Grondwetsherziening.
In verband met de stijging van de
koopkracht van het geld is het niettemin
wenschelijk, het bedrag van het jaarlijk-
sche inkomen uit s Rijks kas zoowel van
den Koning als van de Koningin-weduwe
te verlagen. Een zoodanige verlaging be
hoort niet te worden toegepast op het
jaarlijks inkomen van den Prins van
Oranje en de sinds 1922 met dezen gelijk
gestelde diochter des Konings, die de ver
moedelijke erfgename is van de Kroon.
Bij deze gelegenheid ware te voorzien
in de leemte, dat in de Grondwet geen
jaarlijks inkomen wordt verzekerd aan
den gemaal van een regeerende Konin-'
gin, alsmede aan den gemaal eener Prin
ses, vermoedelijke troonopvolgster.
De inkomens der
Kamerleden.
VOORSTEL TOT VERLAGING DER
SCHADELOOSSTELLING VAN 5000
OP 4000.
Ook de pensioenen lager.
Inzake de schadeloosstelling en het
pensioen van de leden der Tweede Kamer
wordt het volgende voorgesteld:
Verlaging van de schadeloosstelling voor
leden van de Tweede Kamer van 5000
tot 4000.
Deze schadeloosstelling wordt niet ge
noten door de leden, die het ambt van
minister bekleeden noch dioor hen, die ge
durende een geheele zitting afwezig ble
ven noch ook dioor hen, die ingevolge het
reglement van orde der Kamer zijn uit
gesloten van het bijwonen harer vergade
ringen.
Aftredende leden ontvangen een pen
sioen van 120 s jaars voor elk jaar, ge
durende hetwelk zij lid der Kamer wa
ren, tot een maximum van f 2800. Het
pensioen wordt niet genoten, zoolang een
afgetreden lid, na herkiezing, de in het
eerste lid bedoelde schadeloosstelling ont
vangt.
Deze bedragen kunnen worden gewij
zigd bij een wet. Het ontwerp dier wet
moet zoowel door de Tweede Kamer als
door de Eerste Kamer der Staten-Gene
raal worden aangenomen met de stem
men van twee derden van het aantal le
den, waaruil de Kamer bestaat.
De pensioenen van reeds afgetreden le
den blijven onverkort gehandhaafd.
Aftredende leden ontvangen een pen
sioen van 150 's jaars voor elk jaar, ge
durende hetwelk zij vóór de afkondiging
van de nieuwe bepalingen lid der Kamer
waren, tot een maximum van f 3000. Is
het aldus verkregen bedrag lager dan
f 2800, zoo wordt voor elk volgend jaar
120 toegevoegd, totdat f 2800 is bereikt.
Deze pensioenen kunnen worden gewij
zigd bij een wet, in beide Kamers aange
nomen met de stemmen van twee dierden
van het aantal leden, waaruit elk der Ka
mers bestaat.
De regeering heeft zich ten aanzien van
het bedrag der schadeloosstelling aange
sloten bij het advies van de Staatscom
missie, hoewel zij gewicht niet kan ont
zeggen aan de argumenten, door de leden
Van den Bergh, Van der Heijden en Kra
nenburg aangevoerd in hun afzonderlijke
nota, om het bedrag van de schadeloos
stelling te bepalen op f 4500.
Zij heeft een schadeloosstelling van
4000 in haar voorstellen aanvaard, om
dat zij zich vleit met de verwachting, dat
de burgerzin in ons volk nog groot genoeg
is, dat niet dan in uiterste noodzaak per
sonen, wegens hun bekwaamheid aange
zocht, zich n-iet beschikbaar zullen stel
len met het oog op het bedrag der scha
deloosstelling. Dat het lage bedrag zal
leiden tot cumulatie van functies, acht de
regeering geen ernstig bezwaar, mits de
cumulatie binnen redelijke grenzen blijft.
De omstandigheid, dat de stijging van
de koopkracht van het geld een verlaging
van het bedrag van de schadeloosstelling
voor de leden van de Tweede Kamer wen
schelijk maakt, heeft geleid tot het over
wegen van de vraag, of de schadeloosstel-
'en%v
KANTOREN TE:
ALPHEN a/d. RIJN - Stationsstraat 34-36
BODEGRAVEN, iederen Dinsdag 10—12 uur,
Hotel „van Haatten''
LEIDEN, iederen Vrijdag 1012 uur
4954 Hotel „Bellevue"
ling in de Grondwet behoort te blijven
vastgelegd. Wijziging toch opnieuw van
deze schadeloosstelling kan ook in de toe
komst, zelfs in de naaste toekomst, gebo
den zijn; blijft het bedrag in de grondiwet
vastgelegd, dan kan het slechts dioor toe
passing van de stroeve procedure van een
Grondwetsherziening worden gewijzigd.
De regeering is van oordeel, dat het be
drag in de Grondwet behoort te worden
gehandhaafd, maar dat wijziging zal moe
ten kunnen plaats hebben, zonder ontbin
ding van de beide Kamers, bij een wet,
die in elke der Kamers met een gequa
lificeerde meerderheid van twee dorden
van het aantal leden dier Kamer wordt
aangenomen.
Het pensioen van de leden der Tweede
Kamer, eveneens in de Grondwet be
paald, behoort de verlaging van de scha
deloosstelling te volgen.
Op dezelfde grond, waarop voorgesteld
wordt, de schadeloosstelling aan de leden
der Tweede Kamer te verlagen de stij
ging van de koopkracht van het geld
behoort de jaarlij ksche toelage van den
voorzitter een daarmede overeenkomende
verlaging te ondergaan,' namelijk van
10.000.— tot 8000.—.
Wijziging van het
Kiesrecht.
IETS MEER ARMSLAG VOOR DEN
WETGEVER.
Ingediend is een wetsontwerp, waarbij
voorgesteld wordt in de artikelen 82, 83,
128 en 134 de woorden „evenredige ver
tegenwoordiging" te vervangen door:
evenredige .vertegenwoordiging binnen
door de wet te stellen grenzen.
Deze wijziging beoogt den gewonen wet
gever iets meer armslag te geven bij de.
uitwerking van het evenredig kiesrecht,
in die zin, dat hij niet verplicht zal zijn,
de wiskundige evenredigheid zoo dicht
mogelijk te benaderen.
Ministers zonder
portefeuille.
MOGELIJKHEID GEOPEND.
Voorts wordt voorgesteld de benoeming
van ministers zonder portefeuille mogelijk
te maken. Daarnevens wordt voorgesteld
het mogelijk te maken, dat een minister
bij de verkiezing tot Kamerlid gekozen,
ten hoogste drie maanden het amibt van
minister en Kamerlid kan vereenigen.
Bij de toelichting op deze laatste wijzi
ging merkt de regeering op, dat een uit
zondering op de onvereenigbaarheid van
het ministerschap en het lidmaatschap
van een der Kamers van de Staten-Gene
raal, zal moeten worden gemaakt. Regel
matig komt het voor dat bij een Kamer
verkiezing ministers in functie tot lid
worden gekozen. Na een Kamerontbin
ding komt dan gewoonlijk de Kamer bij
een, en worden dus dè nieuwgekozen le
den toegelaten, voordat het nieuwe kabi
net is gevormd. Deze figuur heeft zich
voorgedaan in 1922 en in 1933. Daarom be
hoort de mogelijkheid te worden geopend,
dat gedurende korten tijd het minister
schap en het lidmaatschap van de Kamer
vereenigd worden. Immers de bewinds
lieden, die tot Kamerlid gekozen zijn, kun
nen hun ministerambt bezwaarlijk neer
leggen, voordat het nieuwe kabinet op
treedt.
De benoeming van ministers zonder
portefeuille wordt in de toelichting wen
schelijk geacht, omdat het in bewogen da
gen, b.v. in geval van oorlogsdreiging
van belang kan zijn, staatslieden van
afwijkende politieke richting in het kabi
net op te nemen, als het vertrouwen van
het volk in verschillende richtingen moet
worden verstevigd.
HET IN DIENST HOUDEN VAN
DIENSTPLICHTIGEN.
Voorts wordt een wijziging van artikel
187 voorgesteld, waarin de uitdrukkelijke
bepaling wordt opgenomen dat ook voor
het in dienst houden van dienstplichtigen
onverwijld een wetsontwerp moet worden
ingediend.
„Zeg, mannie, kijk jij eens even
of myn rugzak wel netjes zit?
(Humorist)