De verwoede strijd in Spanje. De Nederlandsche athleten, die aan de Olympiade deel nemen, vertrokken Woensdag uit Am sterdam. De groep op het Centraal Station De strijd om Madrid. Afdeelingen der regeeringstroepen met veldgeschut in stelling ter verdediging der Spaansche hoofdstad tegen de rebellen Twaalf ondernemende Amerikanen zijn naar Europa overge stoken om een fietstocht naar Berlijn te maken ter bijwoning van de Olympiade te Berlijn. Het vertrek uit Amsterdam Poolsche autoriteiten, die de gast der regeering zullen zijn, werden Woensdag bij hun aankomst te den Haag verwelkomd door minister prof. dr. Ir. H. C. J. H. Gelissen (rechts) In gesloten gelederen verlaten troepen der rebellen de stad Burgos in Noord Spanje, om de naar Madrid oprukkende rebellistische afdeelingen te versterken Beladen met buit. Een typisch snapshot tusschen het riet nabij Brielle tijdens de jacht op waterwild, die thans geopend is FEUILLETON DE STRIJD OM WEENEN Roman van HUGO BETTAUER. (Nadruk verboden). 35) Het eenige verschil was slechts, dat hij een dubbel leven leidde. Want van zijn gemeubileerde kamers in Wahring leidde zijn weg even zoo vaak naar de hel ver lichte stad der gefortuneerden, als naar buiten, naar Herals en Ottakring, waar de menschen hun zwaren strijd om het dage lij ksch brood streden. De zoon van mevrouw Lunzer was een jong ambtenaar der magistratuur, een nette sympathieke, opgewekte jongeman, die zich door het gezelschap van den Ameri kaan zeer gestreeld voelde en hem ook spoedig in zijn kringen introduceerde. Ralph vond het uitstekend, want op deze wijze leerde hij andere menschen kennen en kwam hij eens uit 't gezelschap van Don Juans en plutocraten in dat van den ech ten Weenschen burgerstand. Hij merkte al spoedig dat deze burger stand in twee groepen moest worden ge splitst De eene groep werd gevormd door de winkeliers, kleine fabrikanten en ne ringdoenden, de andere bestond bijna uit sluitend uit ambtenaren, onderwijzers en leeraars, waarbij zich dan nog de doctoren en advocaten aansloten. In het eerste gezelschap was Ralph spoe dig uitgekeken. Hij dineerde eenige malen aan de stamtafel in den „Wilden Mann" en voelde zich allerminst op zijn gemak. Een zekere gemakkelijke, zelfs gracieuse le vensopvatting scheen ook dat deel der Weensche burgerij niet vreemd te zijn, maar in alle politieke en cultureele vraag stukken toonde zij zich hopeloos achterlijk. Alles wat niet autochtoon Weensch was, werd onder het mediteeren van de noodige hatelijke opmerkingen behandeld, onver schillig of het Italianen, Tjsechen of Hon garen betrof. Den eersten gaf men van alles de schuld en voor de anderen had men zijn vaste scheldnamen, waarmee men zich on mogelijk in de nationaliteit kon vergissen. Geheel anders was het milieu en de toon aan de stamtafel in café Wahringerhof, waar Ralph door Pepi Lunzer geintrodu- ceerd werd. Hier verzamelden zich de amb tenaren en eenige leeraren van Hoogere Burgerscholen. Beschaafde menschen, maar ontstemd en verbitterd, buiten bezinning gebracht door de verwarde toestanden en de veranderde inzichten. Een der hier aanwezige ambtenaren was vroeger in de voorstad een bekende persoonlijkheid ge weest, eerlijk en betrouwbaar in hooge mate, wiens salarieering weliswaar alles te wenschen overliet, maar die in het voor uitzicht van een spoedig pensioen en in de wetenschap de stad voor een lange reeks van jaren trouw te hebben gediend een onbezorgden ouden dag tegemoet scheen te gaan. Edoch, nu dwaalde het spook der bezuiniging rond, onder de bur gerij ontstond een gruwelijken haat tegen alles, wat ambtenaar was, dien men als ballast beschouwde, hier en daar werden gevallen van corruptie ontdekt, bleek een der vele noodlijdenden geen weerstand te hebben kunnen bieden aan de verleiding en dat alles maakte de menschen onzeker, werd ten slotte oorzaak, dat men er niet meer trotsch op was ambtenaar te zijn, maar veeleer het gevoel kreeg het genade brood te eten van een arm, ongelukkig volk. Ralph leerde aan den tafel zeldzame, soms zelfs kostbare menschentypes ken nen. Een ambtenaar van de spaarbank, die in zijn vrije uren mooie, gevoelige gedich ten schreef, een kantoorbediende, die, als hij 's avonds zijn kruk den rug had toege keerd, componeerde en een ambtenaar van het ministerie van financiën, die zijn sala ris in spiritualiën omzetten, onder welker invloed hij echter naar 't philosofische neig de, en een gave van geest verstand ten toon spreidde, waarvoor geen geleerde zich zou hebben behoeven te schamen. Een avontuur. Op een namiddag, waarop de zon zoo warm scheen en de hemel zoo diep blauw was, dat men zich in een veel zuidelijker gelegen stad waande, bracht Ralph voor het eerst een bezoek aan het Prater, waar van zijn moeder hem zoo vaak verteld had. Hij werd ernstig teleurgesteld. De groo- te allee maakte den indruk van ontzetten de verwaarloozing, nu, midden in den winter, was ze zoo stoffing, dat zich op zijn schoenen een grijze laag vormde; van de weinige banken waren stukken afgebro ken en over het geheel lag een sombere bijna sinistere verlatenheid. Waar waren de tallooze ruiters, waarvan zijn moeder hem verteld had, waar de equipages, be spannen met eclhter «volbloed dravers? Mis schien, dat dit jaargetijde de Weensche in gezetenen niet naar het Prater lokte en het uitgestrekte wandelpark over enkele maan den een geheel ander beeld zou geven. Maar in de groote steden werden der gelijke parken toch het geheel jaar door door duizenden bezocht. In het Central- Park te New-York, het Hyde-Park te Lon den, het Bois du Boulogne te Parijs gaf op dit uur van den dag toch de gansche mondaine wereld acte de présence. Weenen bleek meer en meer een geval len grootheid te zijn, werkelijk een ster vende schoonheid. Het bedelkleed was on miskenbaar. Diep in gedachten verzonken, omge ven door de eenzaamheid, liep Ralph met rasse schreden tot het „Lusthaus" en van daar terug door de „Arien". Daarbij ver giste hij zich echter in den weg en het duurde niet lang, of hij geraakte in het moeras, zag reeën langs zich heen vluchten en kreeg daardoor een indruk van de ge weldige uitgestrektheid van dit Prater. Ein delijk, het was inmiddels reeds zeven uur geworden, kwam hij bij de pakhuizen en van daar in dat deel van het park, dat „Volksprater" genoemd wordt. Ralph was moe en hongerig geworden en toen hij in de onmiddellijke nabijheid een café zag, ging hij hier binnen en liet zich eieden, boter, ham en koffie brengen. Toen hij verzadigd was en zich weer frisch voelde, nam hij zijn omgeving eens op. Aan een tafeltje zaten een paar man nen te kaarten, echte misdadigerstypen met fonkelende oogen, een stierennek en groote, ver van het hoofd staande ooren. Aan een ander tafeltje een paar jonge ke rels, waaronder een met knappe gelaats trekken een vuurroode das, geruite broek en een brutalen, intens-gemeenen oogop slag. Wat verder de zaal in een ander niets waardig type, het linkeroog bedekt met een zwarte lap, een wreede trek om den grooten mond, in gezelschap van een knaap, die nauwelijks den kinderschoenen ontwassen scheen. Het kostte Ralph niet veel moeite te ontwaren, dat hij in een verzamelplaats van inbrekers en straat- roovers, het schuim van de wereldstad, ver zeild was geraakt. Er kwamen nieuwe misdadigerstypen, die zich bij de anderen voegden. Eerst nu scheen Ralph de aandacht van enke len hunner te trekken. Met kennersblik ken werd zijn kleeding getaxeerd en toen hij op zijn horloge keek, hoorde hij eenige bewonderende uitroepen, terwijl een man, die aan een tafeltje naast hem had plaats genomen tegen een kameraad zei: „Die heeft een horloge van platina! Zoo'n ding krijgt je niet onder de twintig millioen, Ka!" Hij ontvluchtte het gezelschap. Een maal buiten, bleek hij al weer spoedig ver dwaald, liep hij straat in, straat uit, tot hij plotseling weer voor het café stond, waar hij juist eenigen tijd had doorgebracht. De kastelein, een bejaard man met een spits vogelgezicht, stond met eenige mannen voor de deur, herkende Ralph en drukte er zijn verwondering over uit, dat hij zoo spoedig terug was. Zonder te antwoorden, vervolgde Ralph zijn weg, speurend of hij hier of daar misschien een taxi zag, die hem naar Wahring zal kunnen brengen. Plotseling, het was stikdonker om hem heen, voelde hij zich van achteren aange grepen, een paar handen werden om zijn hals gelegd, iemand drukte hem den mond toe, terwijl nog een paar handen zijn jas los knoopten en naar zijn portefeuille graaiden, (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 5