Hoe het gas reist. De prijsstijging. VOOR HUIS EN HOF DINSDAG 28 JULI 1936 DE LEIDSCHE COURANT DERDE BLAD - PAG. 12 *9M Er is een prijsstijging in de wereld. Men vraagt zich af, of deze prijsstijging aanlei ding kan worden tot een economische ver betering, ook in ons land. Een dergelijke waag is uiterst moeilijk te beantwoorden, want er is een veelheid van factoren, wel ke een onderzoek lang en moeilijk maken. Men kan er een uitgebreide verhandeling over schrijven en een couranten-artikel leent zich daar moeilijk toe. Toch willen wij enkele opmerkingen maken, al blijven deze vanzelfsprekend beperkt tot enkele punten. Prijsstijging beteekent voor een groep van personen verhooging van inkomsten. Het is de waag, wie deze verhooging van inkomsten genieten en wie ze moeten be talen. Daarop is een antwoord moeilijk te geven. Momenteel bemerkt men prijsstij ging hoofdzakelijk ten opzichte van grond stoffen en van agrarische stapelproducten, benevens van dierlijke en plantaardige vet ten. Ons land produceert nagenoeg geen grondstoffen en die, welke nog worden voortgebracht, worden door verschillende maatregelen gesteund (o.a. door contingen- teeringen). Het is derhalve hoofdzakelijk Nederlandsch-Indië en de bedrijven in In- dië en hier te lande, die zich met het ver handelen van Indische producten bezig houden welke ervan profiteeren. Daarbij komt, dat verschillende ondernemingen voorraden bezitten, die mede in prijs stij gen en bij verkoop een onverwacht surplus opleveren. Ons land zelf verbruikt relatief weinig van deze grondstoffen; ze worden er wel verwerkt en verhandeld. Het is der halve grootendeels het buitenland, dat de hoogere prijzen betaalt! Dat beteekent der halve een direct voordeel voor Indië en mede voor ons land. Deze prijsstijging ver oorzaakt tevens koersstijging der betref fende aandeelen. Een belangrijke laag on zer bevolking speculeert aan de beurs; de eene doet het in het groot, de ander in het klein, maar koersstijging brengt in vele kringen winst. Nu zal men zeggen: goed, maar de winst, welke de eene maakt, wordt j door den ander betaald. Dit is theoretisch juist, in de practijk echter komt dit niet tot uiting in een hausse-markt. Laten wij aannemen, dat een aandeel destijds 30 pet. heeft gestaan en dat er mo menteel 100 pet. voor gegeven wordt. Dan hebben de gezamenlijke bezitters van dit aandeel tijdens de stijging 70 pet. ontvan gen, terwijl de laatste houder er 1000. voor gegeven heeft. Deze laatste houder zegt niet: „ik heb het mogelijk gemaakt, dat de anderen ƒ700.konden opstrij- aandeel 1000 betaald en het ziet er naar uit, dat ik er flink op zal verdienen, want het aandeel ligt vast in de markt". Eerst zoodra de ommekeer komt, begint men de verliezen te bespeuren. De 700 winst, welke succesievelijk de verschillende hou ders van dit aandeel hebben gemaakt, wordt vermoedelijk geheel of in allen geval ten deele uitgegeven. Het is een soort inflatio- nistisohe winst, welke desalniettemin de koopkracht verhoogt. De stijging van verschillende agrarische producten levert winst op voor de maat schappijen, die voorraden bezitten, alhoe wel de producenten niet in alle gevallen ervan profiteeren. Tenminste niet zij, wel ke gesteund worden. Wij willen dit met een eenvoudig voorbeeld aantoonen. Onze Regeering stelt voor tarwe richtprijzen vast. De boer krijgt betaling naar gelang van dien richtprijs, die belangrijk ligt boven de noteering op de wereldmarkt. De hoogere kosten komen uiteindelijk tot uiting in de broodprijs. Maar brood wordt niet alleen gemaakt van bloem (of meel) uit inland- sche tarwe vervaardigd. Er moet buiten- landsche tarwe worden geïmporteerd om een behoorlijk bloemmengsel te kunnen verkrijgen. Stijgt de tarwe-prijs dan daalt het verschil tusschen den regeeringsricht- prijs en de wereldmarktprijs. De boer ont vangt ten slotte toch den richtprijs, ter wijl het landbouwcrisisfonds niet minder zal hebben uit te keeren. Voor de te importeeren tarwe moet ech ter wel meer worden betaald! Het brood wordt derhalve duurder en afgewacht zal moeten worden, wie deze hoogere kostprijs zal hebben te betalen. De consument of de bakkers? Indien het moeilijk zou vallen om de hoogere kosten op den consument af te wentelen (door bijv. daling van het brood- debiet) zijn het de bakkers en c.q. de an dere schakels in het proces, zooals de meel fabrikanten, welke de dupe ervan worden. Men ziet, dat het vraagstuk zeer gecompli ceerd is, en dat moeilijk een conclusie kan worden getrokken. Wat in elk geval waar is, is dat prijsstijging een grootere linie, psychologische gevolgen heeft, zijn oorzaak vindende in grooter vertrouwen. Waar een deel van de misère te wijten is aan wan trouwen, aan op-potten van gelden, die an ders naar het productie-proces zouden vloeien, zou de prijsstijging kunnen leiden, dat deze in de safes opgeborgen middelen langzamerhand him weg naar de geldmarkt zullen vinden. Dan is de vicieuze cirkel doorbroken. Wat er dus nu geschiedt, kan nimmer kwaad. Alleen hoede men zich voor een te groot optimisme. Dakruiters. Wanneer ge uw graan op tast op droogstellingen, z.g. dakruiters, mag het gerust regenen uw graan blijft goed. Of het twee dagen of drie weken in den regen staat, dat doet er niet toe uw graan behoudt zijn volle waarde. Het aanschaffen van de droogstellingen kost u per Hectare ongeveer 80 a 100, kanlt en klaar met beugels, spijkers, splitpen- nen, enz. enz. Met dit materiaal zal bij goede bewaring gemiddeld zeker 8 a 10 jaren worden gedaah, wat dus plus minus 8 a 12 per jaar per Hectare uitmaakt, en u kunt dit hetzelfde jaar eerst voor gras, klaver en erwten en daarna voor graan gebruiken. Als er in die jaren slechts één natte oogsttijd zou voorkomen, bespaart u reeds veel meer dan den ge- heelen 'aanschaffingsprijs der dakruiters. En welk een veilig gevoel, als ge weet dat uw oogst ook met het slechtste weer goed beschermd is. Wij deelen dit mede op gezag van de Ned. Heide-Maatschappij te Arnhem, waar men zeker bereid is, nadere inlichtingen te verstrekken. Wij willen aan het boven staande nog het volgende toevoegen. De dakruiter bestaat uit 2 drïepooten. Deze worden op pl.m. 2.78 meter afstand van elkaar zóó opgesteld, dat de 3 M. lange draagbouten met eenige overstek daarop kunnen liggen. Beide driepooten worden met elkander verbonden door het boven ste draaghout, dat met beugels over hun uiteinden hangt. Dan staat alles stevig. Wil men nu gras, klaver, erwten, enz. dro gen, dan worden eerst aan beide zijden de onderste draagbouten geplaatst aan weerszijden 2 stuks en daarop een lang gewas gestapeld. Daarna plaatst men een 3en draagbout en brengt een nieuwe laag aan. Zoo gaat men door, tot men ten slotte het geheel afdekt, door over het boven- draaghout met beugels een laag van het te drogen produkt aan te brengen. Men kan het gewas, nadat het iets verwelkt is, bijv. één dag na het maaien, op den ruiter 'brengen. Men is dan van alle zorg af en het veld is vrij. Het verlies aan fijne, voedzame deelen is dan zeer gering, de voedingsstoffen logen niet uit, en het hooi behoudt zijn mooie kleur. Bij graan verkrijgt men een dak van stroo, dat de aren volledig beschut. Een verdere be schrijving is zonder afbeelding moeilijk te geven; ons doel is slechts op het groote nut der dakruiters te wijzen en aan te sporen zich tot bovenvermeld adres te wenden voor een gebruik. Hoeveel dak ruiters men noodig heeft, hangt natuurlijk af van de grootte van den oogst. Voor een flinken oogst wordt gerekend te kunnen volstaan met 16 a 20 ruiters voor graan en 20 a 30 stuks voor hooi, al naarmate men dichter of minder dicht wil pakken. Tot slot een kleine illustratie: Een landbou wer verbouwde groene erwten. Door het ongunstige weer tijdens den oogst won hij per Hectare slechts 16 Hectoliter erwten van slechte kwaliteit. Op ruiters zou hij 35 a 40 H.L. grefene erwten geoogst heb ben. Als we den prijs der erwten aanne men op 7 per H.L., leed hij per H.A. dus een schade van meer dan 150. Behalve de voor dit doel meest ideale dakruiter, kan ook de gewone klaverruiter gebruikt worden. De aanschaffingskosten hiervan bedragen per H.A. slechts 20 a 25. Op deze ruiters kan bij verbouw van ver schillende gewassen meestal meermalen per jaar geoogst worden. Ook hier gaat het hout gemakkelijk 8 tot 10 jaar mee. Sulkaphos. Men vraagt ons,, of wij be kend zijn met de nieuwe meststof Sulka- phos en, zoo ja, hoe wij hierover oordee- len. De meststof zelf kennen we niet, en van proeven er mee van officieele zijde is ons niets bekend. Sulkaphos is een ge mengde meststof, en in 't algemeen kun nen we gemengde meststoffen niet aan bevelen. Vroeger hébben we tegen 't ge bruik er van, dat algemeen was, ernstig moeten waarschuwen: le. omdat de boer en tuinder er zeer duur mee uit waren, daar de fabrikant zich voor de menging terdege liet betalen; 2e. omdat het gebruik er van in vele gevallen niet doelmatig was: de verschillende voedingsstoffen: stikstof, fosforzuur en kali, kwamen er in een bepaalde verhouding in voor, zoodat een mengsel voor een bepaald gewas van de eene voedingsstof voldoende of ook te veel, van een andere te weinig bevatte. In den loop der jaren is de kennis van de moderne bemestingsleer tot het meeren- deel onzer land- en tuinbouwers wel zoo ver doorgedrongen, dat zij voor de ver schillende cultuurgewassen wel de juiste meststoffen in de juiste hoeveelheden, naar gelang van de omstandigheden, we ten te kiezen. En een oordeelkundige be mesting is natuurlijk direct en indirect, de meest voordeelige. In Sulkaphos komen kali en fosforzuur, en ook nog een zékere hoeveelheid kalk voor. Het wordt in tweeërlei samenstel ling in den handel gebracht en wel als: samenstelling A met 22 pet. kali, 22 pet. fosforzuur en 20 pet. kalk, en samenstel ing B met 25 pet. kali, 20 pet. fosforzuur en 18 pet. kalk. Dat bij deze samenstelling goede oogst- resultaten kunnen worden verkregen, is zonder twijfel, en het verwondert ons dan ook niet in de propaganda-geschriften te lezen, dat bij genomen proeven met bie ten een goed gewas werd geoogst. Maar wij missen hier: vergelijking met de ge bruikelijke meststoffen, b.v. met kalizout 40 pet. en Thomasslakkijmeel (of super fosfaat). Alleen goed opgezette, vergelij kende proeven kunnen de juiste waarde bepalen. En dan natuurlijk onder deskun dige controle. Het is niet ieder gegeven om juiste proeven te nemen. Waar het meststoffen betreft, de pas op de markt komen, is het raadzaam af te wachten of en in hoeverre zij de vergelijking met de gebruikelijke meststoffen kunnen door staan. Daarnaar kan hun waarde worden bepaald. Het woord is hier allereerst aan onze officieele voorlichtingsmannen; at testen van particulieren mogen hier niet den doorslag geven. BINNEN 10 AAR GEEN VISCH MEER IN DEN RIJN? De achteruitgang der Rijnvisscherij gaat onafgebroken voort. Vroeger 10 last per dag, tegenwoordig 30 tot 40 pond. Uitgestorven vischsoorten visschers- dorpen, waarin tegenwoordig geen visscher meer woont. Schuld van de achteruitgang is de motoriseering van de Rijnscheep vaart. Overoud is de vischvangst op den Rijn en er was een tijd, dat men heele vis- schersdorpen kende, die uitslutend van de visscherij leefden. Zoo b.v. in Niehl, in Zun- dorf. Porz, Mulheim, Merkenich, Hersch en aan den Nederrijn Wesel, waar tegenwoor dig nog een wijk „visschersdorp" genoemd wordt. En wanneer men de oude visschers, die op een honderdjarige traditie kunnen bo gen zooals b.v. de familie Wattier in Keu len, laat vertellen, dan verneemt men, dat er tijden geweest zijn, waarin per dag tot 10 last gevangen werden, en ook deze firma Wattier aan de diergaarde in Keulen, die in Juni 1932 haar 100-jarig jubileum vier de, kende tijden, dat in haar visch-restau- rant met Pinksteren tot 20 last visch opge diend werd. „En tegenwoordig", zegt de jonge Watt- Ier, „zouden we niet eens weten, waar we zoo'n voorraad zouden kunnen koopen. Zooveel visch is er op heel den Rijn niet in eens te krijgen en we zijn al blij, wanneer we voor zoo'n gelegenheid 5 last bijeen kunnen krijgen. Bovendien is het nog noo dig, dat we per auto naar Coblenz rijden, waar de oogst der visschers tenminste rij ker uitvalt omdat de Moesel nog zeer veel visch bevat en bovendien de eilanden in de omgeving van Coblenz altijd nog een el dorado voor visschers beduidt. Maar in de omgeving van Keulen, tusschen Wessldng en Niehl is de visscherij een vergeefsch werk. Hier zijn visschers, die 50 tot 60 booten op den Rijn bezitten en dagen heb ben, dat. ze ternauwernood een paar pond visch bijeenbrengen. In vroegere tijden bestond Niehl uitsluitend uit visschersge- zinnen en thans wonen hier nog drie, zeg ge, drie mannen die dit beroep uitoefenen, een zeker teeken dat het met de vinsch- vangst op den Rijn niets meer gedaan is. De eenige vischsoorten, welke in den Rijn nog gevangen worden, zijn Rijnbaard- visoh en voorn, terwijl elft, school en in den omtrek van Keulen ook de zalmvis- scherij, die de Hollanders voor het groot ste gedeelte vangen en die daarom in den Beneden Rijn nog slechts tot Wesel-Baerl voorkomt, bijna uitgestorven is. De zijrivieren van den Rijn, speciaal de Sieg, Lahn en Moesel daarentegen zijn nog heel vischrijk. De schuld van den snellen achteruitgang der Rijn vischvangst is in de eerste plaats de motoriseering der Rijnscheepvaart. De olie der motoren verzamelt zich langs de kanten en verstikt dan het broedsel, dat zich meestal vlak aan den oever bevindt, omdat het in het midden door den stroom voortgedreven zou worden. Vroeger meen de men, dat de natuur in staat was, het water volgens biologische grondstellingen van alle schadelijke stoffen te reinigen, maar wetenschappelijke onderzoekingen hebben aan 't licht gebracht, dat zekere stoffen niet op dit reinigingsproces rea- geeren en daarmee den ondergang der Rijn- visschen binnen af zienhar en tijd bewer ken. Vakkundigen hebben berekend, dat na verloop van 10 tot 15 jaar wel geen enkele visch meer in den Rijnstroom te vinden zal zijn, wanneer dit proces zich met hetzelf de tempo voortzet als waarmee het begon nen is. Andere redenen, doch minder be langrijk, zijn: het uit den weg ruimen der broedplaatsendoor baggerwerken, de sterke toename der Rijnschepen en als ge volg daarvan de onrust, teweeggebracht on der de dieren en ten slotte den afvoer van chemische producten in den Rijn, wat zoo als bekend is, vooral in het Emschergebied een catastrophe veroorzaakt heeft. Dat dit afvalwater ook de kwaliteit der Rijnvisschen vermindert, blijkt uit het feit, dat aan den Beneden-Rijn de prijzen voor Rijnzalm zeer gedrukt worden door den carbolsmaak, welke den visschen hier eigen is. Dezen bijsmaak kregen de visschen ech ter alleen wanneer zij in de nabijheid van chemische fabrieken gevangen werden. Beschouwt men den achteruitgang der Rijnvisscherij in het algemeen, dan mag men wel zeggen, dat hij in het Keulsch gebied het meest geleden heeft. Hier zijn dan ook zooals boven reeds gezegd de visschers zeldzamer geworden. Telkens weer hoort men, dat zij hun booten ver- koopen en zich op een ander vak toeleg gen. En wat de hengelaars betreft, ook hun vangst is natuurlijk heel wat kleiner geworden en wanneer zij uittrekken, dan keeren zij vast en zeker slechts met een buit van 5 of 6 visschen terug. Zoo gaat de Rijnvisscherij een sombere toekomst tegemoet, want er bestaat hoe genaamd geen hoop, dat de maatregelen, welke de regeering en verschillende ver- eenigingen getroffen hebben, afdoende re sultaten zullen afwerpen. Het is alleen nog te hopen, dat de zijrivieren ten minste voor schadelijke invloeden gevrijwaard worden, om op deze manier ten minste een totale vernietiging van de Rijnvisscherij te voorkomen. VAN STAD NAAR STAD, VAN DORP NAAR DORP. Reeds Eumenes n liet omstreeks 180 jaar vóór Christus zijn burcht door een ver scheidene kilometers lange buisleiding van water voorzien. Deze was 'zeer waarschijn lijk van brons gemaakt. In St. Moritz vond men een houten buisleiding, die omstreeks 1000 jaar vóór Christus gelegd moet zijn en zoo zijn er nog verschillende andere over blijfselen en geschiedkundige mededeelin- gen, die aantoonen, dat het principe van transport door buizen reeds uit den grijze oudheid stamt. Ook de gas industrie bedient zich van dit beproefde transportmiddel, al zijn de thans gebruikte buizen wel zeer afwijkend van de bovengenoemde. Wij wijzen b.v. op de geweldige leidingen in ons land, die van Sittard uit het gas van de Staatsmijnen geheel ondergronds naar Eindhoven, Hel mond, Venlo en zelfs 's-Hertogenbosch brengen. Deze zijn geheel van staal ge maakt en onderling autogeen aan elkaar gelasch. Het is thans ongeveer 50 jaar geleden, dat de Gebroeders Mannesmann door een toeval bij de fabricage van vijlen ontdek ten, dat men een massief stuk staal hol kan maken, door het tusschen, op bijzondere wijze gestelde, draaiende walsen te laten doorloopen. Deze werkwijze hebben zij steeds meer verbeterd, zoodat thans hun naam onafscheidelijk aan de naadlooze sta len buis verbonden is. Het zoo ontstane, holle, stalen blok is echter te kort en heeft een te dikke wand om reeds voor buisleiding geschikt te zijn. Hiertoe wordt het met de zgn. Pelgrims- wals verder bewerkt (deze naam is ont leend aan de pelgrims, die bij een bepaalde bedevaart twee schreden voorwaarts door een schrede achterwaarts laten volgen). Het stalen blok, dat tusschen zware walsen dus met onderbrekingen voortbewogen wordt, krijgt langzamerhand een dunnere HELDENMOED VAN TWEE CHINEESCHE MEISJES. Ondanks de bedreigingen van haar ver volgers en met een heldhaftigheid die aan den belijdersmoed der eerste Christentij den herinnert, weigerden twee jeugdige Chineesche meisjes in de provincie Hopah, de haar bekende schuilplaats van den mis sionaris te noemen. Mgr. E. J. Calvin, Apost. Vis. van Han yang bericht daarover aan den Fides-cor- respondent: „De Communisten trachtten de over stroomingen in de provincies aan de Jangtse kiang rut te buiten en zij hielden over het geheele land een rooftocht, zóó wreed en afschuwelijk, dat men er zich geen voorstelling van maken kan. Vuur en bloed was hun parool. Het dorp Huan Ja San in het Vicariaat Hanyang, dat aan de Missionarissen van St. Columban toevertrouwd is, wordt door een groot meer omringd. Tot nu toe had het nog niets van de bandieten te lijden. Eind Augustus besloot de missionaris, Pa ter Maguire, toch niet meer in zijn residen tie te slapen, maar in een huis van het dorp. De toestand was n.l. critiek geworden. Op zekeren dag kwam een arme blinde bede laar op de missiesitatie. Men gaf hem wat geld, liet hem eten en stond hem toe in het woonhuis te slapen, waar de Pater zijn kamer had. Deze blinde was een spion van de bandieten. Gelukkig bemerkte hij niet, dat Pater Maguire 's nachts in het dorp sliep. Den 14en Augustus 11 uur 's avonds om singelden de Communisten de Missiestatie en vroegen aan de beide onderwijzers, die zij daar aantroffen, waar de missionaris was. Deze gaven een ontwijkend antwoord. Het. gelukte hen, de aandacht der bandie ten af te leiden, terwijl de kleine bediende van Pater Maguire over den muur klauter de en den Missionaris in het dorp ging waarschuwen. De priester verborg zich di rect met zijn bediende in een moestuin. In- tusschen wilde ook een jonge Christin uit het dorp, Roca Yu, den missionaris waar schuwen. Toen zij zag, dat hij reeds ge vlucht was, liet zij de dekens van zijn bed wegdoen en keerde naar huis terug. On derweg ontmoette zij de roovers, die aan stonds argwaan kregen, dat het meisje den vreemdeling gewaarschuwd had. Men vroeg de Chineesche, waar de pater zich bevond. Zij weigerde echter de verlangde inlichtingen te verstrekken. In haar wo ning gebracht, werd zij in tegenwoordig heid van haar moeder en tante met den dood bedreigd, indien zij de schuilplaats niet aanwees. Men drukte haar den loop van een re volver tegen het voorhoofd. Nog altijd wei gerde zij iedere inlichting en werd gevan kelijk weggevoerd. Een paar huizen verder drongen de roo vers een huis binnen en vroegen een vrouw of de priester zich hier bevond. Zij ant woordde ontkennend. In een andere kamer slaapt een meisje van 12 jaar, Anna. Men sleurde haar Tiet bed uit en bedreigde haar met den dood, als zij de schuilplaats van den priester niet verried. Maar niette genstaande den vreeselijken angst, dien zij voor de roovers koesterde, weigerde zij ook maar de geringste inlichtingen te geven. Men sleept dan beide meisjes door het heele dorp en spreekt het doodvonnis over hen uit, indien de missionaris niet ontdekt wordt. De beide meisjes hebben tot nu toe niets verraden en bevinden zich in handen der Communisten. Ik smeek daarom allen, om wand. Aan het eene eind wordt dg buis glad afgesneden, terwijl het andere eind uitgezet wordt om daardoor een eenvoudige buisverbinding mogelijk te maken. De bui zen worden dan in elkaar geschoven en de openingen opgevuld. Het uitgezette eind („mof" genoemd) wordt in verschillende typen vervaardigd, al naar de eischen die men er aan stelt. Bij de stalen buizen is een bijzondere wijze van verbinden mogelijk en wel het autogeen lasschen. Deze wordt ook veel toegepast. Een goede lasscher kan de ver binding ongeveer even sterk maken als de buis zelf. Het zal daarom geen verwon dering wekken, dat lange leidingen, zooals b.v. die van de Staatsmijnen, alle met ge lasch te verbindingen zijn gelegd. Een verdere bijzonderheid van stalen mof buizen is de wijze, waarop zij tegen aan tasting van roest in den grond zijn be schermd. Dat deze roestaantasting in den veelal vochtigen grond lang niet denkbeel dig is, zal een ieder wel duidelijk zijn en het spreekt daarom vanzelf, dat men met het oog op de enorme kapitalen, die deze leidingen vertegenwoordigen, naar een zoe zorgvuldig mogelijke bescherming gezocht heeft. Men brengt op de buis een laagje bitumen (een speciale, taaie asphaltsoort) aan, waaromheen in bitumen gedrenkte jute of wolvilt gewikkeld wordt. Bij het leggen der buizen worden de verbindingen op dezelfde wijze bijgewerkt, zoodat de ge heele leiding op afdoende wijze tegen aan tasting beschermd is. Bedenkt men hierbij, dat staal groote veerkracht bezit, wat bij het tegenwoordige zware verkeer voor de leiding als het ware een wapen tot zelfverdediging is, dan be grijpt men waarom tegenwoordig veel sta len buizen voor gasleidingen worden ge bruikt. Hierbij valt op te merken, dat voor lei dingen, waarop woningen worden aange sloten, de voorkeur wordt gegeven aan giet ijzeren buizen. Ook in de stad Leiden is dit het geval. veel voor deze dappere Christinnen te bid den, die zich liever gevangen weg lieten voeren dan him missionaris te verraden. Rosa is 17 jaar. Met haar kleine gezel lin bevindt zij zich in groot gevaar. Moge God hen in deze rooverholen beschermen! Na het vertrek van de Communisten ver liet Pater Maguire zijn schuilplaats en keerdenaar zijn Missiestatie terug. Toen eerst vernam hij van de weenende dorps bewoners het tragisch lot der beide meisjes. Een vuurtoren voor Garibaldi. In de haven Sloe bij Undite aan de Ca- labrische kust is men gereed gekomen met den bouw van een vuurtoren, welke herin neren zal aan de koene vaart van Garibaldi die in het jaar 1860 in den nacht van 19 Augustus hier het waakzame Bourbonsche eskader ymst te misleiden en met zijn ge zellen gelukkig de kust bereikte. De vuur toren werd opgericht op een plaats, van waaruit hij voor alle schepen die de straat van Messina passeeren, zichtbaar is. De stad dér blinden. In Tsj ech o - SI o wakij e is kortgeleden een nieuw stadje plechtig ingewijd. De manne lijke bewoners van dit stadje zijn uitslui tend blinden. De regeering had de onge trouwde vrouwen, die met oorlogsblinden trouwen wilden, beloofd, het gezin een eigen nederzetting met een tuintje ter be schikking te stellen, opdat de blinden den moed zouden vinden een gezin te stichten, dat zij zelf onderhouden konden. De op roep had een verrassend resultaat, en zoo is nu een formeele stad ontstaan, waarvan de bewoners verzekeren, dat zij zich ge lukkig gevoelen. Woestijn alleen Dinsdag en Vrijdag geopend. De weg door de Arabische steenwoestijn wordt zoo herhaaldelijk door rooversben- den overvallen, dat de regeering besloten heeft de weg van Bagdad naar Damascus, die door palen gemarkeerd is, alleen Dins dags en Vrijdags voor het openbaar ver keer open te stellen. Op de andere dagen ös de woestijn om zoo te zeggen gesloten. Op de twee genoemde dagen rijden de auto's in gesloten colonne achter elkan der, om tegen iederen roofoverval bevei ligd te zijn. De autobussen, die Dinsdags en Vrijdags rijden, de „woestijnautobus" is zelfs met machinegeweren bewapend en met pantserplaten tegen geweeraanvallen beschut en wordt door een tractor getrok ken. Op deze manier hoopt men langzamer hand de gevreesde Arabische woestijnroo- vers broodeloos te maken. Niets past me, letterlijk niets I Ja, zouden we 't dan eens met de doosjes pro- beeren? (Ric Rac).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 12