Het einde der Vierdaagsche
Een groep pol »ie-»genten te Barcelona bijeen op een der Gewondenlransport In de straten van Barcelona tijdens de ernstige gevechten Een Fascistisch partijgebouw te Barcelona wordt geplunderd. De geschriften
bedreigde punten van de stad, gei eed om het vuur der
rebellen te beantwoorden der laatste dagen worden uit de ramen geworpen en op straat vernield
3)e £cicbcli^(Eoii4cmt
Schout-bij-nacht T. L. Kruys overhandigt
aan kapitein Roelofsen, de leider der
deelnemende marinemanschappen aan
de Vierdaagsche in de omgeving vani
Nijmegen, de onderscheidingen na af
loop der afstandsmarschen
Mr. J. A. N. Patijn, Nederlandsch ge
zant te Rome, die tot gezant te Brus
sel is benoemd als opvolger van jhr.
mr. A. W. L. Tjarda van Starkenborgh
Stachouwer
De laatste étappe aan het slot van de Vierdaagsche Afstandsmarschen werd
door de deelnemers kranig en welgemoed afgelegd. Hierboven een aardig
snapshot
FEUILLETON
DE STRIJD OM WEENEN
Roman van
HUGO BETTAUER.
(Nadruk verboden).
31)
Ralph liet een dag voorbijgaan alvorens
zich met Hilde in verbinding te stellen. Hij
wilde niet den schijn wekken, alsof hij
naar haar dankbaarheid reflecteerde en na
rijp beraad hield hij het daarom voor
beter haar eerst geheel tot kalmte te laten
komen. Den volgenden morgen eerst zond
hij haar met een bouquet roode rozen een
brief, waarin hij haar in de warmste be
woordingen verzocht zijn vrouw te wor
den. Sam, die met de bezorging van den
brief en de bloemen was belast, kreeg op
dracht antwoord mee te brengen, wanneer
zijn meester Hilde en haar moeder zou
kunnen bezoeken. Maar Sam kwam met
leege handen terug. Juffrouw Wehningen
had hem verzocht meneer O'Flanagan mee
te deelen, dat zij hem in den loop van den
dag schriftelijk zou antwoorden.
Met koortsachtig ongeduld en in de he
vigste spanning, het hart vol verlangen
naar Hilde, wachtte Ralph. Uur na uur ver
streek tot eindelijk laat in den avond een
bode hem een brief van Hilde bracht
waarin het heette:
„Wanneer je dezen brief ontvangt, ben
ik met moeder onderweg naar een dorp in
Stiermarken, waar een zuster van m'n
overleden vader op een klein landgoed
woont. Zij heeft vernomen, wat mij over
komen is moeder heeft telegrafisch haar
hulp ingeroepen en zij heeft ons uitgenoo-
digd bij haar onzen intrek te nemen.
Na je lieven brief, Ralph, mag ook ik
jou wel zeggen, dat ik je lief heb. Zóó lief,
als een vrouw zeker maar eenmaal kan lief
hebben. Maar desondanks wil ik je vrouw
niet worden. Nog afgezien daarvan, dat ik
er niet zeker van ben, of je aanzoek niet
voortkomt uit een overstelping van je ge
voel, houdt toch ook het bewustzijn van
je geweldigen rijkdom mij er van af je
vrouw te worden. Wees zoo goed, Ralph,
en houd mij niet voor een overspannen
meisje, dat als romanheldin poseert. Ik
weet heel goed, welk een heerlijk leven mij
aan jouw zijde zou wachten; ik weet ook,
dat ik een groote dwaasheid bega, door,
arm en op mijzelf aangewezen, mijn jam
merlijk leven verder te willen leiden in-
plaats van me aan jou toe te vetrouwen.
Maar ik geloof dat ik niet anders kan. Als
je vrouw zou ik mijzelf steeds als gekocht
goed beschouwen: ik zou me niet vrij kun
nen maken van de gedachte, dat eenmaal
de tijd zou moeten komen, waarop je het
zou betreuren geen meisje uit je eigen
kringen te hebben getrouwd. Geen vrouw
ter wereld zou je aanzoek van de hand
hebben gewezen, maar juist daarom moet
elke vrouw in jouw oogen „te koop" zijn.
Eén, twee, drie jaar misschien zouden we
gelukkig zijn, maar dan zou de dag kun
nen komen, waarop je misschien zoudt zeg
gen: Waarom heb ik in plaats van deze lie
ve en aardige, maar toch ook.zeer eenvou
dige Hilde niet de mooiste, elegantste en
charmantste vrouw ter wereld gekocht, die
begrijpt hoe ze zichzelf en mij tot ons recht
moet laten komen?
En nogmaals: ik ben er van overtuigd,
dat je niet zeker bent van je gevoelens
tegenover mij. Je bent nog zoo jong, veel
jonger dan je leeftijd zou doen vermoe
den; waarom zou je niet van het leven ge
nieten alvorens je voor goed aan iemand
te binden?
Ik hoop nu eenigen tijd met moeder
buiten door te brengen en daar alles wat
den laatsten tijd gebeurd is, te vergeten.
Mijn betrekking bij de gebrs. Krause wordt
voor mij vrij gehouden, zoodat ik me voor
de toekomst niet bezorgd behoef te ma
ken.
Voor het feit, dat je mij zoo spoedig
weer in m'n eer hersteld hebt, betuig ik
je m'n oprechten dank. En gaarne geef
ik je daarbij de verzekering, dat ik je nooit
nooit in m'n leven zal vergeten".
Toen Ralph den brief ten einde gelezen
had, steunde hij het hoofd in de handen.
Het trok om zijn lippen; met moeite drong
hij zijn tranen terug. En toen hij opstond
om naar de slaapkamer te gaan, voelde hij
zich jaren ouder geworden.
Nogmaals Wollersdorf.
Op een der laatste dagen van Januari
werd Ralph een lijvig dossier overhan
digd, bevattende het door het Weensche
bankconsortium in vereeniging met de
„A. E. G." opgemaakte saneeringsplan voor
Wollersdorf. De Amerikaan bracht een
ganschen nacht door met de bestudeering
van dit plan, dat hem ten slotte slechts een
medelijdend lachje ontlokte.
Wat de heeren hier tezamen en in ver
eeniging hadden gebrouwen, was niets an
ders dan een plan om met steun van het
Amerikaansche geld een onderneming op
te bouwen, waaraan de A. E. G. en de
bankinstellingen later milliarden zouden
kunnen verdienen, terwijl hijzelf zoo goed
als uitgeschakeld werd. De arbeiders zou
den, „overeenkomstig den edelen wensch
van Mister O.Flanagan" 'n zeer beschei
den aandeel in een eventueele netto-winst
krijgen, maar een netto-winst zou eerst na
de vorming van een groot reservefonds,
amortisaties en de oprichting van nieuwe
fabrieken kunnen worden geboekt. En op
een in het plan niet nader aangeduiden dag
zou ten slotte ook Ralph een deel, maar
slechts een zeer gering deel van de dertig
millioen dollar, welke hij ter beschikking
zou stellen, terugzien. Dat alles werd na
tuurlijk niet ronduit gezegd, maar droeg
een sociaal-politiek manteltje, was onder
phrasen verdoezeld en listig verstopt ach
ter cijfers en tabellen. Maar Ralph had
van zyn vader voldoenden koopmansgeest
geërfd óm tusschen de regels en cijfers
door te kunnen lezen en de ongelooflijke
farce van het geheeel plan te onderschei
den.
Den volgenden dag liet hij den arbei
der Demmer en twee van diens intelligent
ste kameraden bij zich komen en maakte
hem duidelijk, hoe men zijn plan, dat ten
doel had het land en duizenden van zijn
bewoners een.grooten dienst te bewijzen,
had vervalscht en in zijn nadeel had uit
gewerkt.
De arbeiders werden rood van kwaad
heid en Demmer balde de vuisten.
„Dat zullen wij er niet bij laten zitten!
Wij verzamelen ons op straat en organisee-
ren een demonstratie voor het parlements
gebouw. Als het niet anders gaat zullen
we Wollersdorf met geweld in bezit nemen
en ten gunste van onze kameraden onteige
nen. En dan, meneer O'Flanagan, zullen
wij met u door dik en dim gaan en alles
doen, wat u wilt en wat u adviseert".
Eenige weken geleden nog zou Ralph
er zonder aarzelen in hebben toegestemd
den strijd tegen de hebzucht in het hem
vreemde land op te nemen. Nu echter was
hij niet meer zoo enthousiast en vol jeug
dig vuur als toen, hij voelde zich down,
gedeprimeerd door de alom ondervonden
tegenwerking en teleurstelingen en zoo
kwam het, dat hij eeinige oogenblikken na
dacht vóór hü antwoordde:
„Wij mogen niet overijld te werk gaan.
Vergeet niet, dat ik een vreemdeling ben,
die niet het recht heeft onlusten en con
flicten in het leven te roepen. Ik moet aan
nemen, dat de regeering ten slotte ook
slechts het goede wil en het best lijkt me
daarom, den bondskanselier de zaak eens
voor te leggen. Er moeten toch wettige
middelen zijn om die heeren te dwingen
een werk, dat zij zelf niet kunnen of wil
len, aan andere, hulp- en steunbiedende
handen over te laten."
Toen de arbeiders teleurgesteld en mis
noegd vertrokken waren, vroeg Ralph zich
af. of hij eigenlijk niet meer en meer de
rol van een Don Quichotte begon te spe
len.
Den volgenden dag begaf hij zich echter,
overeenkomstig de afspraak, naar het pa
leis van den bondskanselier. Deze, die juist
met een bedelransel vol beloften uit Lon
den was teruggekeerd, bleek van alles op
vallend goed op de hoogte. Hij kende zeer
nauwkeurig het plan van den Amerikaan
en nog nauwkeuriger de plannen van het
consortorium, hetgeen Ralph echter niet al
te zeer verbaasde, omdat hü al eerder ge
legenheid had gehad de staatsmanstalen
ten van den kanselier te bewonderen.
(Wordt vervolgd).