DE GE-SLOTEMAKERDE SPELLING- MARCHANT. UIT DE OMGEVING DONDERDAG 23 JULI 1936 ut LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 7 De Minister verwacht thans spelling-vrede Geen nieuwe schoolboekjes noodig. In de Staatscourant van heden zal wor den afgekondigd het Koninklijk Besluit van 18 Juli 1936 tot wijziging van de K. B. van 28 Augustus 1934 met betrekking tot d'e schrijfwijze van de Nederlandsche taal. In dit Koninklijk Besluit wordt bepaald, dat de toevoeging, vervat in elk der boven genoemde koninklijke besluiten, gelezen wordt als volgt: bij het schriftelijk werk volgt de adspi- rant de schrijfwijze volgens de Vries en te Winkel, met de navolgende afwijkingen: 1. De „e" wordt aan het eind van open lettergrepen niet verdubbeld. De „ee" blijft echter aan het einde van een woord, als mede in afleidingen en samenstellingen van woorden op ee, 2. De „o" wordt aan het eind van open lettergrepen niet verdubbeld. De „oo" blijft echter vóór „ch" in de woorden: goochelen, goochem, loochenen, alsmede in hun afleidingen en samenstellingen, 3. „sch" wordt alleen door geschreven, waar de „ch" gesproken wordt. Echter be houdt het achtervoegsel -isch de thans gr. gbare spelling, 4. De verbuigingsuitgangen „e" en „en" van het lidwoord „een" var geen" en van de bijvoeglijk gebruikte bezittelijke voor naamwoorden „mijn", „uw", „zijn", „hun", „haar", mogen worden weggelaten, behal ve in staande uitdrukkingen als hare hoogheid, te zijnen huize, en in bijzondere taal en bijzonderen stijl, 5. De naamvalsuitgang -n bij lidwoorden, voornaamwoorden, bijvoegelijke naam woorden of daarmede gelijkstaande ver buigbare woorden mag worden weggela ten, behalve: a. in staande uitdrukkingen en in bij zondere taal en bij zonderen stijl, b. in het enkelvoud bij de namen van mannelijke personen, bij de namen van dieren, die of uitsluitend een mannelijk individu aanduiden, of een gebruikelijk afleidsel op -in ter aanduiding van het vrouwelijk individu naast zich hebben, be nevens bij woorden, die een kennelijk man nelijke zelfstandigheid aanduiden, 6. Onverminderd hetgeen geldt voor staande uitdrukkingen, bijzondere taal en bij zond eren stijl, richt men zich bij de voornaamwoordelijke aanduiding van zelfstandigheden en bij het gebruik van den tweeden naamval enkelvoud naar het beschaafde taalgebruik, met dien verstande, dat zij, haar, der, dezer, enz. niet gebruikt mogen worden met betrekking tot de na men van mannelijke personen, van dieren, die of uitsluitend een mannelijk individu aanduiden, of een gebruikelijk afleidsel op -in ter aanduiding van het vrouwelijk individu naast zich hebben, benevens met betrekking tot de woorden, die een kenne lijke zelfstandigheid aanduiden, en dat hij, zijn, hen, hun, des, dezes, enz. niet ge bruikt mogen worden met betrekking tot de namen van vrouwelijke personen en de namen van dieren, die uitsluitend een vrouwelijk individu aanduiden. Ter vergelijking van de nieuwe spelling regels met die van het vorige K. B., la ten we hieronder de redactie volgen van de z.g. spelling-Marchant: De leden 1, 2 en 3 zijn ongewijzigd. Lid 4 luidde: De verbuigingsuitgangen „e" en „en" van het lidwoord „een" van „geen" en van de bijvoegelijk gebruikte bezittelijke voornaamwoorden „mijn", „uw", „zijn", „hun" „haar" mogen worden weggelaten, behalve in staande uitdruk kingen als Hare Hoogheid, te zijnen huize, waar deze uitgangen in de beschaafde ge sproken taal worden gehoord. Lid 5 luidde: De naamvalsuitgang -n bij lidwoorden, voornaamwoorden, bijvoege lijke naamwoorden of daarmede gelijk staande verbuigbare woorden wordt be halve in staande uitdrukkingen, als onder 4 bedoeld, slechts gebruikt in het enkel voud bij de namen van mannelijke perso nen en bij de namen van dieren, die uit sluitend een mannelijk individu aandui den. Lid 6 luidde: Bij de voornaamwoordelijke aanduiding van zelfstandigheden en bij het gebruik van genetiefvormen als der, dezer, des richt men zich naar het be schaafde spraakgebruik. DE MINISTER VAN ONDERWIJS OVER SPELLING EN TAAL Nu het spellingsbesluit verschenen is, hebben wij ons tot den Minister van On derwijs, Kunsten en Wetenschappen ge wend met de vraag, ons een onderhoud over de spelling te willen toestaan. De bewindsman verklaarde zich daartoe gaarne bereid en wfj begonnen met de openhartige vraag: „Waarom heeft Uwe Excellentie eigenlijk de geheele zaak niet op haar beloop gelaten?" De Minister keek eenigszins verrast en zeide: „Maar dat is immers onmogelijk. Er bestaan thans na niet naast, maar na elkaar twee spellingen. Wie examen doet, moet zus schrijven, wie na dit exa men een overheidsbetrekking zoekt, moet zoo schrijven. Dit kan op den duur niet bestendigd worden". Wij vroegen, waarom dan de regeering de spellingregels-1934 niet eenvoudig in haar eigen stukken gaat toepassen. Hierop antwoordde de Minister: „Dat kon evenmin. Er is immers over deze re gels nog al deining in het land geweest; men kan zelfs spreken van eenige verbit tering, als men let op de woorden, die in redevoeringen en in artikel zijn gebruikt. Nu heeft ons volk geen enkele behoefte aan verbittering; zeker niet terzake van een onderwerp, dat zeer goed zonder harts tocht behandeld kan worden. Ik wilde dus onderzoeken, of een weg te vinden ware, die in breeden kring kon bevredigen. Daar komt intusschen nog iets bij en dit is ge wichtiger: ik maak onderscheid tusschen spelling en taal. Ik zie het belang van de eerste zeer goed in; maar ik vind de twee de veel belangrijker. En ik moest er mij van vergewissen, of de regeling van Aug. 1934 al dan niet op de Nederlandsche taal zelf een invloed oefent, dien ik niet voor mijn rekening zou kunnen nemen. Het re sultaat van mijn onderzoekingen is u nu bekend". „Kunt u ook zeggen, wat uw uitgangs punt is geweest bij het vaststellen van uw resultaat?" „Dat uitgangspunt heb ik zooeven reeds aangegeven. Ik maak onderscheid tusschen de regels, die de spelling raken: regel 1 tot 3 over de e, o en sch., en regel 4 tot 6, wier invloed op de taal zeer be langrijk zou kunnen zijn. Ik ben dank baar, bij een onbetwistbare autoriteit als prof. Schrijnen een uitlating te hebben ge- vondgn, waaruit blijkt, dat hij deze schei ding volkomen verdedigbaar acht. In „On ze Taaltuin" 1934, blz. 44 e.v. maakt deze schrijver bezwaar tegen wat er in Augus tus 1934 gebeurd is. Dan schrijft hij echter: Met de eigenlijke spellingkwestie staat het anders: met het vereenvoudi gen van ee, oo, sch, enz. Ik ben nog steeds van meening, dat zich te eeni- ger tijde in elke taalgemeenschap de behoefte doet gevoelen, de schrifttee- kens bij. te zetten, wanneer die in be langrijke mate van de algemeene om gangstaal afwijken: evenals de wijzers van een uurwerk, dat achterloopt. Dit is echter een opportuniteitskwestie en óe vraag is, of het voordeel tegen de nadeelen opweegtMet deze ver eenvoudiging heb ik bij het opmaken van het concept door het „Comité voor de Eenheid van de schrijfwijze van het "Nederlandsch" vrede gehad, omdat ik van oordeel was, dat van dit Comité een voorstel moest uitgaan, dat een compromis-voorstel was in den werke- lijken zin des woords. U ziet, dat ik met mijn onderscheiding in goed gezelschap ben". „Is u zeker, dat u uit deze woorden 1 niet meer haalt dan er in zit?" „Daar ben ik volkomen zeker van, omdat ik over deze uiting met mijn Utrechtschen oud-collega even gebriefwis- seld heb. Zooals u heeft bemerkt, zijn de regels 1, 2 en 3 door mij onveranderd over genomen uit de regeling-Marchant". „De heer Lohman heeft in de Eerste Kamer te verstaan gegeven, dat u van die regeling toch geen voorstander is. Wilt u ook daar iets over zeggen?" „Geen bezwaar. Ik stond voor de vraag, of ik de regeling, die eenmaal was tot stand gekomen, door een andere zou vervangen. Daarvoor moeten zeer afdoen de redenen aanwezig zijn. Dit is het geval bij regel 4 tot 6; ik zal het u dadelijk uit leggen; maar bij regel 1 tot 3 was dit niet het gevaL Ik ben al dadelijk overtuigd, dat continuïteit in het regeeringsbeleid moet worden bevorderd. Maar vooral heb ik gelet op- de economische gevolgen, die dreigen zouden, als de bedoelde regels ge wijzigd worden. Uiteraard reken ik dan al leen met hetgeen de regeering heeft ge zegd en niet met hetgeen deze of gene daaruit op eigen verantwoordelijkheid heeft afgeleid. Wanneer men met betrekking tot geslacht en voornaamwoordelijke aandui ding in zijn drukwerken een gedrag volgt, dat niet noodzakelijk voortvloeit uit de spellingregels, dan kan ik daarmede bij mijn economisch afwegen natuurlijk niet rekenen. Overigens zal zoo aanstonds wel blijken, dat de door mij bevorderde wijzi ging van de regels 4 tot 6 door economische bezwaren niet of nauwelijks wordt ge drukt". De verbuigings-uitgangen e en en „Met betrekking tot regel 4 tot 6 wilt u blijkbaar anders redeneeren". „Inderdaad en nu moet ik van eiken regel apart iets zeggen. De vierde handelt over de verbuigings-uitgangen e en en, bij voorbeeld: mijn, mijne, mijnen, een, eene, eenen. In de regeling-Terpstra mogen deze uitgangen altijd worden weggelaten. Mi nister Merchant heeft hierop twee wijzi gingen aangebracht. Hij heeft de mogelijk heid van het weglaten omgezet in een verplichting, maar aan den anderen kant heeft hij de bedoelde uitgangen behouden in staande uitdrukkingen. Ik acht dit laat ste een verbetering, omdat daardoor de rijkdom van de taalvorming wordt be waard. Ik acht aan den anderen kant be ter, dat de weglating wordt toegelaten en niet wordt voorgeschreven, omdat er dan ruimte is voor een langzame vervorming, dus zonder gevaar noch voor verstarring, noch voor forceering. Ik heb evenwel nog een andere aanvulling aangebracht. Het heet nu, dat de bedoelde uitgangen mogen worden weggelaten, behalve in staande uitdrukkingen en dat bedoel nu nu behalve in bijzondere taal en bijzonderen styl. De commissie Overdiep- Höweler Maart 1934 heeft d;t ook reeds vermeld!. Het groote voordeel lijkt mij, dat de kinderen nu leeren, dat er nog ander en fraaier Nederlandsch is, dan datgene, waarin de algemeene omgangstaal zich uitdrukt. Zij zullen dat andere straks ont moeten in de literatuur en zij moeten langzamerhand daarheen groeien. Het be staan van veel nuanceering in onze taal wordt aldus van het begin af vastgelegd. Dit is niet alleen het geval in regel 4. Voor regel 5 en 6 geldt hetzelfde. Ik wil hier een algmeeene opmerking bijvoegen. De naamvals-uitgang „n" wordt principieel bewaard „Met betrekking tot regel 5 en 6 zal u waarschijnlijk niet zoo optimistisch zijn?" „Dat zal u meevallen; maar ik moet eerst iets algemeens zeggen. In regel 5 wordt de naamvalsuitgang-n principieel bewaard. Dat is een beslissing, die eenige deining veroorzaken zal. Er wordt een ze kere vrijheid gelaten, maar niet bij man nelijke personen en mannelijke dieren dit is in de lijn van mijn ambtsvoorganger; ik heb daar in de lijn van den heer Terp stra bijgevoegd „leeuw" en ik heb bijge voegd „kennelijk mannelijke zelfstandig heden". Principieel wordt de n gehand haafd. Een en ander hierin is inderdaad conservatiever dan de spellingregels Aug.- 1934". „Maar had de heer Terpstra in feite den naamvals-uitgang n niet reeds afge schaft?" „Dat moet ik bepaald tegenspreken. In de regeling-Terpstra werd niet een ver dere mogelijkheid geopend, maar werd juist beproefd, eenige beperking aan te brengen tegenover ingeslopen willekeur. Bovendien werd daarin enkel toegelaten, dat de naamvals-uitgang u niet wordt ge schreven. Dit kan onmogelijk iets anders beteekenen dan dat deze n in beginsel ge handhaafd werd. Zoo zal men het ook wel hebben toegepast. „Ik heb aan de Belgische regeering vervolgde de Minister voorgesteld, om het het gehel vraagtuk van de geslach ten en de voornaamwoordelijke aanduiding in studie te geven aan een commissie, die zou worden samengesteld door de Konin klijke Vlaamsche Academie van Kunst en Letteren en de Kominklijke Nederlandsche Academie van Wetenschappen. Aldus zal naar mijn overtuigng een gang van zaken verkregen worden, die in breeden kring bevrediging brengen zal. Dat mijn wijziging van regel 5 econo misch van weinig beteekenis is, wees spr. aan met een paar citaten uit een brief, dien hij tijdens zijn onderhandelingen met de uitgevers gekregen heeft. Regel 6! Nu regel 6. Hier wordt de pronominale aanduiding behandeld. De heeren Terpstra en Marchant noemden in dit verband het beschaafd taalgebruik. Ik heb dat overge nomen; alleen heb ik, in plaats van „spraakgerbuik" geschreven „taalgebruik"; een wijziging, die trouwens in de lijn ligt van hetgeen mijn ambtsvoorganger reeds heeft te kennen gegeven en die beteekent, dat de taal en niet datgene, wat men spreekt, uitgangspunt zijn moet. Het be lang van deze onderscheiding zal u duide lijk wezen. Dat intusschen ook overigens in regel 6 eenige wijziging noodig was om tegen dreigende willekeur beveiligd te we zen, wordt in het licht gesteld. De leerlin- gne zullen zich tengevolge van de wijzi ging evenals bij de geslachten ook bij de pronominale aanduiding moeten leeren richten naar regels^ En verstarring van de taal dreigt hier zoomin als bij" de geslach ten, wanneer de nieuwe commissie haar werk mag doen. Economisch valt van de door mij aangebrachte wijziging alleen dit te zeggen, dat uitgevers mij de bewijzen hebben gezonden, dat voorstanders van de nieuwe spelling inzake de voornaam woordelijke aanduiding zich stipt gedra gen overeenkomstig datgene, wat volgens de nieuwe redactie van regel 6 gelden zal. Anderen hebben mij verzekerd, dat een terugkeer tot de spelling Terpstra weinig of geen economische schade veroorzaken zou. Ik ben aan het einde van mijn ver haal". Zal er thans bevrediging zijn? „Nog een vraag, als Uwe Excellentie het ons veroorlooft. Gelooft u, dat er thans bevrediging zijn zal op het gebied van spel ling en taal?" De Minister meent van wèl! „Dat geloof ik zonder twijfeil. Natuur lijk zal de kring, diie den naamvals-uitgang in het geheel niet geschreven wil zien, niet bevredigd zijn; waarschijnlijk zet deze zijn streven voort, maar ik geloof niet, dat het Nederlandsche volk in zijn meerder heid dit streven waardeert. Tegenover den kring, die zulk een radicale wijziging voor staat, staan niet minder bevoegde kringen, die van tegenovergesteld gevoelen duidelijk blijk gegeven hebben. Twee-en-twintig hoogleer aren uit Nijmegen hebben aan mijn ambtsvoorganger geschreven, dat zij „in de algeheele afschaffing der buigings-n een noodlotting gevaar zien voor de gunstige ontwikkeling der Nederlandsche taal, die, behalve een leervak voor het onderwijs, ook nog is een deel van het erfgoed onzer vaderen, een nationale cultuurschat en een instrument voor wetenschap en kunst". De groote meerderheid van de Koninklijke Vlaamsche Academie heeft mij in Maart doen weten, dat zij de huidige regels 5 en 6 niet kan goedkeuren. In andere weten schappelijke kringen wordt hetzelfde ge- velen verdedigd. Als ik echter van dien eenen kring af zie, die niet bevredigd zijn zal, dan vlei ik mij, dat er nu rust zal komen. De schrijf wijze inzake e, o en sch zal, naar ik ver trouw, spoedig wennen, een aantasting van de taal is voorkomen; taalgroei wordt niet belemmerd; economische bezwaren zijn ge heel of grootendeels ondervangen. Aange zien ons volk zeker geen voortdurende moeilijkheden wenscht op het erf van spel ling en taal, heb ik beste verwachtingen voor de toekomst. KATWIJK AAN DEN RIJN. Kostelooze rijwielplaatjes. Door den heer L. de Haan, assistent-dienstgeleider der directe belastingen zal voor de gemeen te Katwijk aan den Rijn en Valkenburg (Z.-H.) in het slachthuis te aKtwijk aan den Rijn zitting worden gehouden op 29 en 31 Juli 1936 des nam. van 79 uur voor het verkrijgbaarstelen van kostelooze be- lastingmerken. Ook zal er voor Rijnsburg zitting wor den gehouden op het politiebureau "te Rijnsburg op 28 en 30 Juli 1936 des nam. van 79 uur. Belanghebbenden worden verzocht tij dig aanwezig te zijn, daar na 9 uur geen aangiften meer worden aangenomen. VEUR. Gemeenteraad. Woensdag 29 Juli a.s. komt de Raad der gemeente Veur in open bare vergadering bijeen, des avonds te 8 uur. De agenda bevat o.m.: Voorstel tot vast stelling van een verordening op het ven ten. Aanbieding van de gemeenterekening 1935 en benoeming van een commissie van onderzoek. Ontwerp-voorstel van Ged. Staten tot verlaging van de salarissen van burgemeester, secretaris, ontvanger en de wethouders. Voorstel tot vaststelling van verordening tot heffing en ■invordering van leges voor het verstrekken van in lichtingen uit het bevolkingsregister. Vaststelling van de rekening van het Bur gerlijk Armbestuur over 1935 en voorstel tot het verstrekken van een aanvullend subsidie. Bloempjesdag. De Dinsdag in de ge meenten Stomp wijk en Veur gehouden bloempjesdag door de Chr. Vereeniging tot stichting en instandhouding van Ar beiderskoloniën „Het Hoogeland" heeft opgebracht de somma vam f 50.55. LEIDSCHENDAM. Bloempjesdag. De in de Gemeenten Stompwijk en Veur gehouden bloempjes- of speldjesdag voor de vereeniging „Zonne gloren" heeft opgebracht de somma van 50.22 K. Klap van den slinger. Aan de sluis te Leidsohendam wilde de schipper v. d. B. uit Naaldwijk behulpzaam zijn bij het open draaien der sluisdeuren, doch kreeg daar bij een klap van een slinger, die terugsloeg, tegen het voorhoofd, welke klap zoo hevig aankwam, dat de schipper bewusteloos neerviel en een lichte herschenschudding opliep, terwijl hij bovendien een groote wonde boven het oog bekwam. Door leden van de E.H.B.O. en Roode Kruis werd hulp verleend, terwijl dr. van Zeeland spoedig ter plaatse was, waarna het slachtoffer in het Sluiskantoor werd binnengebracht, waar dr. van Zeeland hem de verdere noo- dige hulp verleende. De schipper is hierna in de schuit gebracht en zoo naar Naald wijk vertrokken. VOORHOUT. Wijlen W. van der Laan herdacht. Onder groote belangstelling van nage noeg alle controleurs der vereenigingen „De Hyacinth" en „De Narcis", vond op tref fende wjjze een herdenking plaats van de controleurs, die zoovele jaren met den ten vorigen jaren zoo plotseling ontslapen di recteur en leider hebben mogen samenwer ken. Naast de controleurs zagen we onder meer den oud-hoofd-controleur van Eg- mond, den tegenwoordigen directeur, den heer Limburg en den tegenwoordigen ad ministrateur, den heer H. J. van der Laan, zoon van wijlen den heer W. van der Laan. Voor deze plechtigheid werden allen ont vangen ten huize van mevr. de wed. Van der Laangeb. de Bruijn, alwaar vroe ger wekelijks de bijeenkomsten werden ge houden door de controleurs met hun lei der-directeur. Het eerst werd het woord gevoerd door den heer Van Egmond, die zeide, dat deze bijeenkomst niet de bedoeling had om een weemoedige stemming op te wekken, maar meer om uiting te geven aan de innerlijke gevoelens waarmede de controleurs waren bezield; gevoelens van dankbaarheid en waardeering jegens hem, die hen zoovele jaren had terzijde gestaan. Dankbaar zeide spr. te zijn gestemd voor al hetgeen de controleurs van hun eminenten directeur hebben mogen leeren, hetgeen in hem zoo hoogelijk werd gewaardeerd en nog ge waardeerd; dankbaar bovendien voor de wekelijks te zijnen huize genoten gastvrij heid op de Zaterdagmiddagen en vaak overige middagen ondervonden, voor de uitoefening van de keuringsdiensten. Spr. wees hierbij op de steeds voorbeeldige ver standhouding en de goede geest die de aan wezigen tot een harmonisch geheel vorm den, die vanaf 1923 toen onderleiding van den heer W. van der Laan, de keurings diensten tot stand kwamen, onder zijn lei ding hebben mogen staan. Spr. herdenkt tevens de steun welke de controleurs van hem hebben mogen ondervinden wanneer het ging om de rechtvaardige behartiging der belangen van de controleurs. De algemeene ontwikkeling, de karakter vorming als mensch en als controleurs be schouwde spr. als de meest waardevolle elementen door den heer Van der Laan. nagelaten. Een gunstige gelegenheid is er voor afgewacht, om van die innerlijke ge voelens getuigenis af te leggen, en ter blij vende nagedachtenis aan dit feit, bood spr. aan mevr. van der Laan, onder toevoeging van een gecaligrafeerde oorkonde, een in brons vervaardigde beeltenis van wijlen den heer W. van der Laan aan. De letterlijke tekst van de oorkonde luidt aldus: „Zoo gaax'ne uiting gevende aan onze ge voelens van waardeering voor de groote verdiensten van onzen eminenten patroon. wijlen den heer W. van der Laan, als di recteur van de keuringsdiensten van de Vereeniging „De Narcis" en „De Hyacinth" en in dankbare herinnering aan de pret tige en vaak leerzame 'Zaterdagmiddagcon ferenties, welke wij voor de uitoefening van ons beroep, te zijnen huize en onder zijn leiding hebben bijgewoond, zijn voor ons aanleiding geweest een van hem blij vende beeltenis te doen vervaardigen. Aan haar, zijne echtgenoote, die met hem alle zorgen van zijn drukke leven steeds in liefde heeft gedeeld, veroorloven wij ons deze nagedachtenis aan te bieden, met de verzekering, dat zijn voorbeeld, zijn geest en streven, immer in ons zal blijven voortleven." (Volgen de handteekeningen van alle controleurs) Het was een in alle opzichten treffende arbeid te mogen voortzetten, en voort te bouwen op de fundamenten door hem ge legd. Mede uit hooge waardeering voor zijn persoon, was het mij dan ook bijzonder aangenaam aan de totstandkoming van deze stoffelijke nagedachtenis mijn steun te verleenen." w.g. F. Limburg, Directeur. Als oudste controleur voerde nog de heer Van Kampen, het woord, waarna een zoon van wijlen den heer Van der Laan den aanwezigen dank bracht voor de aan zijn vader bewezen eer. Hiermede hebben de controleurs de ge legenheid te baat genomen, om officieel af scheid te nemen van mevr. Van der Laan, en van haar huis, dat in verband met de reorganisatie, sedert eenigen tijd niet meer het kantoor en de administratie van „De Narcis" en „De Hyacinth" huisvestte. Het was een in ale opzichten treffende huldebetuiging voor het vele goede door den heer Van der Laan aan het vak bewe zen. „Sint Caecilia" vergadert. De jaarver gadering in het Parochiehuis' had ditmaal meer bezoekers te noteeren dan verleden jaar; niettemin was de voorzitter, die deze bijeenkomst met den Chr. groet opende, niet alleszins tevreden met het aantal. In zijn openingswoord heette spreker den heer directeur M. Bolderdijk van harte wel kom, terwij-1 het hem speet, berichten van verhindering te moeten melden van den edelachtb. beschermheer, G. Bulten en den zeereerw. heer pastoor Heijtveldt. Hierna was het woord aan den secretaris, P. van der Geer, die de notulen voorlas, welke on veranderd werden vastgesteld. Vervol gens was het woord aan den penningmees ter Zwetsloot, tot het uitbrengen van zijn financieel jaarverslag, dat er ditmaal som ber uitzag. Bedroegen de inkomsten ƒ604.10, de uitgaven werden overtroffen met een bedrag van ƒ54.65, hetgeen dus tekort was, zoodat in totaal was uitgegeven 658.76. Gelukkig was ,er nog een saldo van verleden jaar in kas van ƒ49.81, het geen een algeheel tekort van 4.84 der halve nog geheel ongedekt liet. Als leden der commissie van controle van kas en boe ken werden benoemd de heeren: J. Floor, J. Bierman en Chr. van der Geer. Dit som ber beeld van de financieele positie positie der vereeniging was voor spreker aan leiding om te verwachten, dat ingezetenen uit de gemeente of daarbuiten eens mild in hun beurs zouden tasten, om het tekort der vereeniging aan te zuiveren, ter voor koming van een liquidatie van „St. Cae cilia". (Het woord is met de daad thans aan den lezer overgelaten). Hierna gaf de secretaris zijn keurig ver zorgd jaarverslag, waarin hij o.m. dank bracht aan den voortreffelijken directeur, den heer M. Bolderdijk. Na een warm applaus volgde bestuurs verkiezing. Met 23 van de 24 stemmen wer den de heeren G. Zwetsloot als penning meester en de heer G. Witteman als voor zitter herkozen. Beide leden dankten de vergadering voor het in hen gestelde ver trouwen. Alsnog stelde men de openbare uitvoe ring vanaf de muziektent, de z.g. zomer- concerten vast op Zaterdag 1 Augustus a.s., terwijl het z.g. Koninginneconcert, hetwelk in samenwerking met de Chr. Gemengde Zangvereeniging georganiseerd wordt zal worden gegeven op Zaterdag 29 Augustus. Vermeld zij hier nog, dat de vereeniging van den vol-ijverigen directeur eenige mu ziekstukken ten geschenk heeft gekregen, ter gelegenheid van zijn zilveren jubileum, hetwelke hij onlangs heeft mogen vieren, waarvoor hem ook nu nog felicitaties wer den overgereikt. Ook de heer A. J. Plu, organist der Ned. Herv. Kerk alhier, wo nende te Leiden, heeft aan de muziekver- eeniging geschonken de muziekstukken „Heil Hollandia" en „De Princevlag". Hierna feliciteerde de heer Van der Lub- be, directeur, bestuur en leden met het te Noordwijkerhout behaalde succes, waar door de vereeniging in de afdeeling „Uit muntendheid" is gekomen. Nëdat nog van gedachten wordt gewisseld omtrent de contributie voor werkloozen, en directeur M. Bolderdijk de herkozen bestursleden in de haast gelukwenscht met hun herbenoe ming met nagenoeg algemeene stemmen, waaruit zeker volgens spr. de waardee ring voor hun arbeid spreekt, sluit de voorzitter de vergadering op de gebrui kelijke wijze. Personalia. Voor het examen huis houdkundige aan de R.-K. huishoudschool te Leiden slaagde onze plaatsgenoote mep. B. A. Bots, alhier. Voor het gehouden MULO-examen slaagde Jo van Werkhoven, alhier. Met ingang van 9 Augustus a.s. zal de heer H. van Ginkel, ploegbaas ter standplaats Voorhout in gelijke functie vertrekken naar Velsen, terwijl met in gang van genoemden datum de heer G. P. van den Kerkhof, wonende alhier, wordt gepromoveerd als ploegbaas ter stand plaats Warmond, hetgeen voor hem als geboren Warmonder een mooie promotie beteekent. In de plaats van den ploegbaas van Ginkel is benoemd de heer Wagema- ker uit Voselenzane.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 7