DE GE-SLOTEMAKERDE SPELLING-
MARCHANT.
UIT DE OMGEVING
DONDERDAG 23 JULI 1936
ut LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. 7
De Minister verwacht thans spelling-vrede
Geen nieuwe schoolboekjes
noodig.
In de Staatscourant van heden zal wor
den afgekondigd het Koninklijk Besluit
van 18 Juli 1936 tot wijziging van de K. B.
van 28 Augustus 1934 met betrekking tot
d'e schrijfwijze van de Nederlandsche taal.
In dit Koninklijk Besluit wordt bepaald,
dat de toevoeging, vervat in elk der boven
genoemde koninklijke besluiten, gelezen
wordt als volgt:
bij het schriftelijk werk volgt de adspi-
rant de schrijfwijze volgens de Vries en te
Winkel, met de navolgende afwijkingen:
1. De „e" wordt aan het eind van open
lettergrepen niet verdubbeld. De „ee" blijft
echter aan het einde van een woord, als
mede in afleidingen en samenstellingen
van woorden op ee,
2. De „o" wordt aan het eind van open
lettergrepen niet verdubbeld. De „oo"
blijft echter vóór „ch" in de woorden:
goochelen, goochem, loochenen, alsmede in
hun afleidingen en samenstellingen,
3. „sch" wordt alleen door geschreven,
waar de „ch" gesproken wordt. Echter be
houdt het achtervoegsel -isch de thans
gr. gbare spelling,
4. De verbuigingsuitgangen „e" en „en"
van het lidwoord „een" var geen" en van
de bijvoeglijk gebruikte bezittelijke voor
naamwoorden „mijn", „uw", „zijn", „hun",
„haar", mogen worden weggelaten, behal
ve in staande uitdrukkingen als hare
hoogheid, te zijnen huize, en in bijzondere
taal en bijzonderen stijl,
5. De naamvalsuitgang -n bij lidwoorden,
voornaamwoorden, bijvoegelijke naam
woorden of daarmede gelijkstaande ver
buigbare woorden mag worden weggela
ten, behalve:
a. in staande uitdrukkingen en in bij
zondere taal en bij zonderen stijl,
b. in het enkelvoud bij de namen van
mannelijke personen, bij de namen van
dieren, die of uitsluitend een mannelijk
individu aanduiden, of een gebruikelijk
afleidsel op -in ter aanduiding van het
vrouwelijk individu naast zich hebben, be
nevens bij woorden, die een kennelijk man
nelijke zelfstandigheid aanduiden,
6. Onverminderd hetgeen geldt voor
staande uitdrukkingen, bijzondere taal en
bij zond eren stijl, richt men zich bij de
voornaamwoordelijke aanduiding van
zelfstandigheden en bij het gebruik van
den tweeden naamval enkelvoud naar het
beschaafde taalgebruik, met dien verstande,
dat zij, haar, der, dezer, enz. niet gebruikt
mogen worden met betrekking tot de na
men van mannelijke personen, van dieren,
die of uitsluitend een mannelijk individu
aanduiden, of een gebruikelijk afleidsel
op -in ter aanduiding van het vrouwelijk
individu naast zich hebben, benevens met
betrekking tot de woorden, die een kenne
lijke zelfstandigheid aanduiden, en dat hij,
zijn, hen, hun, des, dezes, enz. niet ge
bruikt mogen worden met betrekking tot
de namen van vrouwelijke personen en
de namen van dieren, die uitsluitend een
vrouwelijk individu aanduiden.
Ter vergelijking van de nieuwe spelling
regels met die van het vorige K. B., la
ten we hieronder de redactie volgen van de
z.g. spelling-Marchant:
De leden 1, 2 en 3 zijn ongewijzigd.
Lid 4 luidde: De verbuigingsuitgangen
„e" en „en" van het lidwoord „een" van
„geen" en van de bijvoegelijk gebruikte
bezittelijke voornaamwoorden „mijn",
„uw", „zijn", „hun" „haar" mogen worden
weggelaten, behalve in staande uitdruk
kingen als Hare Hoogheid, te zijnen huize,
waar deze uitgangen in de beschaafde ge
sproken taal worden gehoord.
Lid 5 luidde: De naamvalsuitgang -n bij
lidwoorden, voornaamwoorden, bijvoege
lijke naamwoorden of daarmede gelijk
staande verbuigbare woorden wordt be
halve in staande uitdrukkingen, als onder
4 bedoeld, slechts gebruikt in het enkel
voud bij de namen van mannelijke perso
nen en bij de namen van dieren, die uit
sluitend een mannelijk individu aandui
den.
Lid 6 luidde: Bij de voornaamwoordelijke
aanduiding van zelfstandigheden en bij
het gebruik van genetiefvormen als der,
dezer, des richt men zich naar het be
schaafde spraakgebruik.
DE MINISTER VAN ONDERWIJS OVER
SPELLING EN TAAL
Nu het spellingsbesluit verschenen is,
hebben wij ons tot den Minister van On
derwijs, Kunsten en Wetenschappen ge
wend met de vraag, ons een onderhoud
over de spelling te willen toestaan.
De bewindsman verklaarde zich daartoe
gaarne bereid en wfj begonnen met de
openhartige vraag: „Waarom heeft Uwe
Excellentie eigenlijk de geheele zaak niet
op haar beloop gelaten?"
De Minister keek eenigszins verrast en
zeide: „Maar dat is immers onmogelijk.
Er bestaan thans na niet naast, maar
na elkaar twee spellingen. Wie examen
doet, moet zus schrijven, wie na dit exa
men een overheidsbetrekking zoekt, moet
zoo schrijven. Dit kan op den duur niet
bestendigd worden".
Wij vroegen, waarom dan de regeering
de spellingregels-1934 niet eenvoudig in
haar eigen stukken gaat toepassen.
Hierop antwoordde de Minister: „Dat
kon evenmin. Er is immers over deze re
gels nog al deining in het land geweest;
men kan zelfs spreken van eenige verbit
tering, als men let op de woorden, die in
redevoeringen en in artikel zijn gebruikt.
Nu heeft ons volk geen enkele behoefte
aan verbittering; zeker niet terzake van
een onderwerp, dat zeer goed zonder harts
tocht behandeld kan worden. Ik wilde dus
onderzoeken, of een weg te vinden ware,
die in breeden kring kon bevredigen. Daar
komt intusschen nog iets bij en dit is ge
wichtiger: ik maak onderscheid tusschen
spelling en taal. Ik zie het belang van de
eerste zeer goed in; maar ik vind de twee
de veel belangrijker. En ik moest er mij
van vergewissen, of de regeling van Aug.
1934 al dan niet op de Nederlandsche taal
zelf een invloed oefent, dien ik niet voor
mijn rekening zou kunnen nemen. Het re
sultaat van mijn onderzoekingen is u nu
bekend".
„Kunt u ook zeggen, wat uw uitgangs
punt is geweest bij het vaststellen van uw
resultaat?"
„Dat uitgangspunt heb ik zooeven
reeds aangegeven. Ik maak onderscheid
tusschen de regels, die de spelling raken:
regel 1 tot 3 over de e, o en sch., en regel
4 tot 6, wier invloed op de taal zeer be
langrijk zou kunnen zijn. Ik ben dank
baar, bij een onbetwistbare autoriteit als
prof. Schrijnen een uitlating te hebben ge-
vondgn, waaruit blijkt, dat hij deze schei
ding volkomen verdedigbaar acht. In „On
ze Taaltuin" 1934, blz. 44 e.v. maakt deze
schrijver bezwaar tegen wat er in Augus
tus 1934 gebeurd is. Dan schrijft hij echter:
Met de eigenlijke spellingkwestie
staat het anders: met het vereenvoudi
gen van ee, oo, sch, enz. Ik ben nog
steeds van meening, dat zich te eeni-
ger tijde in elke taalgemeenschap de
behoefte doet gevoelen, de schrifttee-
kens bij. te zetten, wanneer die in be
langrijke mate van de algemeene om
gangstaal afwijken: evenals de wijzers
van een uurwerk, dat achterloopt. Dit
is echter een opportuniteitskwestie en
óe vraag is, of het voordeel tegen de
nadeelen opweegtMet deze ver
eenvoudiging heb ik bij het opmaken
van het concept door het „Comité voor
de Eenheid van de schrijfwijze van het
"Nederlandsch" vrede gehad, omdat ik
van oordeel was, dat van dit Comité
een voorstel moest uitgaan, dat een
compromis-voorstel was in den werke-
lijken zin des woords.
U ziet, dat ik met mijn onderscheiding
in goed gezelschap ben".
„Is u zeker, dat u uit deze woorden 1
niet meer haalt dan er in zit?"
„Daar ben ik volkomen zeker van,
omdat ik over deze uiting met mijn
Utrechtschen oud-collega even gebriefwis-
seld heb. Zooals u heeft bemerkt, zijn de
regels 1, 2 en 3 door mij onveranderd over
genomen uit de regeling-Marchant".
„De heer Lohman heeft in de Eerste
Kamer te verstaan gegeven, dat u van die
regeling toch geen voorstander is. Wilt u
ook daar iets over zeggen?"
„Geen bezwaar. Ik stond voor de
vraag, of ik de regeling, die eenmaal was
tot stand gekomen, door een andere zou
vervangen. Daarvoor moeten zeer afdoen
de redenen aanwezig zijn. Dit is het geval
bij regel 4 tot 6; ik zal het u dadelijk uit
leggen; maar bij regel 1 tot 3 was dit niet
het gevaL Ik ben al dadelijk overtuigd,
dat continuïteit in het regeeringsbeleid
moet worden bevorderd. Maar vooral heb
ik gelet op- de economische gevolgen, die
dreigen zouden, als de bedoelde regels ge
wijzigd worden. Uiteraard reken ik dan al
leen met hetgeen de regeering heeft ge
zegd en niet met hetgeen deze of gene
daaruit op eigen verantwoordelijkheid heeft
afgeleid. Wanneer men met betrekking tot
geslacht en voornaamwoordelijke aandui
ding in zijn drukwerken een gedrag volgt,
dat niet noodzakelijk voortvloeit uit de
spellingregels, dan kan ik daarmede bij
mijn economisch afwegen natuurlijk niet
rekenen. Overigens zal zoo aanstonds wel
blijken, dat de door mij bevorderde wijzi
ging van de regels 4 tot 6 door economische
bezwaren niet of nauwelijks wordt ge
drukt".
De verbuigings-uitgangen
e en en
„Met betrekking tot regel 4 tot 6 wilt
u blijkbaar anders redeneeren".
„Inderdaad en nu moet ik van eiken
regel apart iets zeggen. De vierde handelt
over de verbuigings-uitgangen e en en, bij
voorbeeld: mijn, mijne, mijnen, een, eene,
eenen. In de regeling-Terpstra mogen deze
uitgangen altijd worden weggelaten. Mi
nister Merchant heeft hierop twee wijzi
gingen aangebracht. Hij heeft de mogelijk
heid van het weglaten omgezet in een
verplichting, maar aan den anderen kant
heeft hij de bedoelde uitgangen behouden
in staande uitdrukkingen. Ik acht dit laat
ste een verbetering, omdat daardoor de
rijkdom van de taalvorming wordt be
waard. Ik acht aan den anderen kant be
ter, dat de weglating wordt toegelaten en
niet wordt voorgeschreven, omdat er dan
ruimte is voor een langzame vervorming,
dus zonder gevaar noch voor verstarring,
noch voor forceering. Ik heb evenwel nog
een andere aanvulling aangebracht.
Het heet nu, dat de bedoelde uitgangen
mogen worden weggelaten, behalve in
staande uitdrukkingen en dat bedoel
nu nu behalve in bijzondere taal en
bijzonderen styl. De commissie Overdiep-
Höweler Maart 1934 heeft d;t ook reeds
vermeld!. Het groote voordeel lijkt mij, dat
de kinderen nu leeren, dat er nog ander
en fraaier Nederlandsch is, dan datgene,
waarin de algemeene omgangstaal zich
uitdrukt. Zij zullen dat andere straks ont
moeten in de literatuur en zij moeten
langzamerhand daarheen groeien. Het be
staan van veel nuanceering in onze taal
wordt aldus van het begin af vastgelegd.
Dit is niet alleen het geval in regel 4. Voor
regel 5 en 6 geldt hetzelfde. Ik wil hier
een algmeeene opmerking bijvoegen.
De naamvals-uitgang „n"
wordt principieel bewaard
„Met betrekking tot regel 5 en 6 zal
u waarschijnlijk niet zoo optimistisch
zijn?"
„Dat zal u meevallen; maar ik moet
eerst iets algemeens zeggen. In regel 5
wordt de naamvalsuitgang-n principieel
bewaard. Dat is een beslissing, die eenige
deining veroorzaken zal. Er wordt een ze
kere vrijheid gelaten, maar niet bij man
nelijke personen en mannelijke dieren
dit is in de lijn van mijn ambtsvoorganger;
ik heb daar in de lijn van den heer Terp
stra bijgevoegd „leeuw" en ik heb bijge
voegd „kennelijk mannelijke zelfstandig
heden". Principieel wordt de n gehand
haafd. Een en ander hierin is inderdaad
conservatiever dan de spellingregels Aug.-
1934".
„Maar had de heer Terpstra in feite
den naamvals-uitgang n niet reeds afge
schaft?"
„Dat moet ik bepaald tegenspreken.
In de regeling-Terpstra werd niet een ver
dere mogelijkheid geopend, maar werd
juist beproefd, eenige beperking aan te
brengen tegenover ingeslopen willekeur.
Bovendien werd daarin enkel toegelaten,
dat de naamvals-uitgang u niet wordt ge
schreven. Dit kan onmogelijk iets anders
beteekenen dan dat deze n in beginsel ge
handhaafd werd. Zoo zal men het ook wel
hebben toegepast.
„Ik heb aan de Belgische regeering
vervolgde de Minister voorgesteld,
om het het gehel vraagtuk van de geslach
ten en de voornaamwoordelijke aanduiding
in studie te geven aan een commissie, die
zou worden samengesteld door de Konin
klijke Vlaamsche Academie van Kunst en
Letteren en de Kominklijke Nederlandsche
Academie van Wetenschappen. Aldus zal
naar mijn overtuigng een gang van zaken
verkregen worden, die in breeden kring
bevrediging brengen zal.
Dat mijn wijziging van regel 5 econo
misch van weinig beteekenis is, wees spr.
aan met een paar citaten uit een brief,
dien hij tijdens zijn onderhandelingen met
de uitgevers gekregen heeft.
Regel 6!
Nu regel 6. Hier wordt de pronominale
aanduiding behandeld. De heeren Terpstra
en Marchant noemden in dit verband het
beschaafd taalgebruik. Ik heb dat overge
nomen; alleen heb ik, in plaats van
„spraakgerbuik" geschreven „taalgebruik";
een wijziging, die trouwens in de lijn ligt
van hetgeen mijn ambtsvoorganger reeds
heeft te kennen gegeven en die beteekent,
dat de taal en niet datgene, wat men
spreekt, uitgangspunt zijn moet. Het be
lang van deze onderscheiding zal u duide
lijk wezen. Dat intusschen ook overigens
in regel 6 eenige wijziging noodig was om
tegen dreigende willekeur beveiligd te we
zen, wordt in het licht gesteld. De leerlin-
gne zullen zich tengevolge van de wijzi
ging evenals bij de geslachten ook bij de
pronominale aanduiding moeten leeren
richten naar regels^ En verstarring van de
taal dreigt hier zoomin als bij" de geslach
ten, wanneer de nieuwe commissie haar
werk mag doen. Economisch valt van de
door mij aangebrachte wijziging alleen dit
te zeggen, dat uitgevers mij de bewijzen
hebben gezonden, dat voorstanders van
de nieuwe spelling inzake de voornaam
woordelijke aanduiding zich stipt gedra
gen overeenkomstig datgene, wat volgens
de nieuwe redactie van regel 6 gelden zal.
Anderen hebben mij verzekerd, dat een
terugkeer tot de spelling Terpstra weinig
of geen economische schade veroorzaken
zou. Ik ben aan het einde van mijn ver
haal".
Zal er thans bevrediging zijn?
„Nog een vraag, als Uwe Excellentie
het ons veroorlooft. Gelooft u, dat er thans
bevrediging zijn zal op het gebied van spel
ling en taal?"
De Minister meent van wèl!
„Dat geloof ik zonder twijfeil. Natuur
lijk zal de kring, diie den naamvals-uitgang
in het geheel niet geschreven wil zien,
niet bevredigd zijn; waarschijnlijk zet deze
zijn streven voort, maar ik geloof niet, dat
het Nederlandsche volk in zijn meerder
heid dit streven waardeert. Tegenover den
kring, die zulk een radicale wijziging voor
staat, staan niet minder bevoegde kringen,
die van tegenovergesteld gevoelen duidelijk
blijk gegeven hebben. Twee-en-twintig
hoogleer aren uit Nijmegen hebben aan mijn
ambtsvoorganger geschreven, dat zij „in de
algeheele afschaffing der buigings-n een
noodlotting gevaar zien voor de gunstige
ontwikkeling der Nederlandsche taal, die,
behalve een leervak voor het onderwijs,
ook nog is een deel van het erfgoed onzer
vaderen, een nationale cultuurschat en een
instrument voor wetenschap en kunst". De
groote meerderheid van de Koninklijke
Vlaamsche Academie heeft mij in Maart
doen weten, dat zij de huidige regels 5 en
6 niet kan goedkeuren. In andere weten
schappelijke kringen wordt hetzelfde ge-
velen verdedigd.
Als ik echter van dien eenen kring af
zie, die niet bevredigd zijn zal, dan vlei ik
mij, dat er nu rust zal komen. De schrijf
wijze inzake e, o en sch zal, naar ik ver
trouw, spoedig wennen, een aantasting van
de taal is voorkomen; taalgroei wordt niet
belemmerd; economische bezwaren zijn ge
heel of grootendeels ondervangen. Aange
zien ons volk zeker geen voortdurende
moeilijkheden wenscht op het erf van spel
ling en taal, heb ik beste verwachtingen
voor de toekomst.
KATWIJK AAN DEN RIJN.
Kostelooze rijwielplaatjes. Door den
heer L. de Haan, assistent-dienstgeleider
der directe belastingen zal voor de gemeen
te Katwijk aan den Rijn en Valkenburg
(Z.-H.) in het slachthuis te aKtwijk aan
den Rijn zitting worden gehouden op 29
en 31 Juli 1936 des nam. van 79 uur voor
het verkrijgbaarstelen van kostelooze be-
lastingmerken.
Ook zal er voor Rijnsburg zitting wor
den gehouden op het politiebureau "te
Rijnsburg op 28 en 30 Juli 1936 des nam.
van 79 uur.
Belanghebbenden worden verzocht tij
dig aanwezig te zijn, daar na 9 uur geen
aangiften meer worden aangenomen.
VEUR.
Gemeenteraad. Woensdag 29 Juli a.s.
komt de Raad der gemeente Veur in open
bare vergadering bijeen, des avonds te 8
uur.
De agenda bevat o.m.: Voorstel tot vast
stelling van een verordening op het ven
ten. Aanbieding van de gemeenterekening
1935 en benoeming van een commissie van
onderzoek. Ontwerp-voorstel van Ged.
Staten tot verlaging van de salarissen van
burgemeester, secretaris, ontvanger en de
wethouders. Voorstel tot vaststelling van
verordening tot heffing en ■invordering
van leges voor het verstrekken van in
lichtingen uit het bevolkingsregister.
Vaststelling van de rekening van het Bur
gerlijk Armbestuur over 1935 en voorstel
tot het verstrekken van een aanvullend
subsidie.
Bloempjesdag. De Dinsdag in de ge
meenten Stomp wijk en Veur gehouden
bloempjesdag door de Chr. Vereeniging
tot stichting en instandhouding van Ar
beiderskoloniën „Het Hoogeland" heeft
opgebracht de somma vam f 50.55.
LEIDSCHENDAM.
Bloempjesdag. De in de Gemeenten
Stompwijk en Veur gehouden bloempjes-
of speldjesdag voor de vereeniging „Zonne
gloren" heeft opgebracht de somma van
50.22 K.
Klap van den slinger. Aan de sluis te
Leidsohendam wilde de schipper v. d. B.
uit Naaldwijk behulpzaam zijn bij het open
draaien der sluisdeuren, doch kreeg daar
bij een klap van een slinger, die terugsloeg,
tegen het voorhoofd, welke klap zoo hevig
aankwam, dat de schipper bewusteloos
neerviel en een lichte herschenschudding
opliep, terwijl hij bovendien een groote
wonde boven het oog bekwam. Door leden
van de E.H.B.O. en Roode Kruis werd hulp
verleend, terwijl dr. van Zeeland spoedig
ter plaatse was, waarna het slachtoffer in
het Sluiskantoor werd binnengebracht,
waar dr. van Zeeland hem de verdere noo-
dige hulp verleende. De schipper is hierna
in de schuit gebracht en zoo naar Naald
wijk vertrokken.
VOORHOUT.
Wijlen W. van der Laan herdacht.
Onder groote belangstelling van nage
noeg alle controleurs der vereenigingen „De
Hyacinth" en „De Narcis", vond op tref
fende wjjze een herdenking plaats van de
controleurs, die zoovele jaren met den ten
vorigen jaren zoo plotseling ontslapen di
recteur en leider hebben mogen samenwer
ken. Naast de controleurs zagen we onder
meer den oud-hoofd-controleur van Eg-
mond, den tegenwoordigen directeur, den
heer Limburg en den tegenwoordigen ad
ministrateur, den heer H. J. van der
Laan, zoon van wijlen den heer W. van der
Laan.
Voor deze plechtigheid werden allen ont
vangen ten huize van mevr. de wed. Van
der Laangeb. de Bruijn, alwaar vroe
ger wekelijks de bijeenkomsten werden ge
houden door de controleurs met hun lei
der-directeur.
Het eerst werd het woord gevoerd door
den heer Van Egmond, die zeide, dat deze
bijeenkomst niet de bedoeling had om een
weemoedige stemming op te wekken, maar
meer om uiting te geven aan de innerlijke
gevoelens waarmede de controleurs waren
bezield; gevoelens van dankbaarheid en
waardeering jegens hem, die hen zoovele
jaren had terzijde gestaan. Dankbaar zeide
spr. te zijn gestemd voor al hetgeen de
controleurs van hun eminenten directeur
hebben mogen leeren, hetgeen in hem zoo
hoogelijk werd gewaardeerd en nog ge
waardeerd; dankbaar bovendien voor de
wekelijks te zijnen huize genoten gastvrij
heid op de Zaterdagmiddagen en vaak
overige middagen ondervonden, voor de
uitoefening van de keuringsdiensten. Spr.
wees hierbij op de steeds voorbeeldige ver
standhouding en de goede geest die de aan
wezigen tot een harmonisch geheel vorm
den, die vanaf 1923 toen onderleiding van
den heer W. van der Laan, de keurings
diensten tot stand kwamen, onder zijn lei
ding hebben mogen staan. Spr. herdenkt
tevens de steun welke de controleurs van
hem hebben mogen ondervinden wanneer
het ging om de rechtvaardige behartiging
der belangen van de controleurs.
De algemeene ontwikkeling, de karakter
vorming als mensch en als controleurs be
schouwde spr. als de meest waardevolle
elementen door den heer Van der Laan.
nagelaten. Een gunstige gelegenheid is er
voor afgewacht, om van die innerlijke ge
voelens getuigenis af te leggen, en ter blij
vende nagedachtenis aan dit feit, bood spr.
aan mevr. van der Laan, onder toevoeging
van een gecaligrafeerde oorkonde, een in
brons vervaardigde beeltenis van wijlen den
heer W. van der Laan aan. De letterlijke
tekst van de oorkonde luidt aldus:
„Zoo gaax'ne uiting gevende aan onze ge
voelens van waardeering voor de groote
verdiensten van onzen eminenten patroon.
wijlen den heer W. van der Laan, als di
recteur van de keuringsdiensten van de
Vereeniging „De Narcis" en „De Hyacinth"
en in dankbare herinnering aan de pret
tige en vaak leerzame 'Zaterdagmiddagcon
ferenties, welke wij voor de uitoefening
van ons beroep, te zijnen huize en onder
zijn leiding hebben bijgewoond, zijn voor
ons aanleiding geweest een van hem blij
vende beeltenis te doen vervaardigen.
Aan haar, zijne echtgenoote, die met hem
alle zorgen van zijn drukke leven steeds
in liefde heeft gedeeld, veroorloven wij
ons deze nagedachtenis aan te bieden, met
de verzekering, dat zijn voorbeeld, zijn
geest en streven, immer in ons zal blijven
voortleven."
(Volgen de handteekeningen van alle
controleurs)
Het was een in alle opzichten treffende
arbeid te mogen voortzetten, en voort te
bouwen op de fundamenten door hem ge
legd. Mede uit hooge waardeering voor zijn
persoon, was het mij dan ook bijzonder
aangenaam aan de totstandkoming van
deze stoffelijke nagedachtenis mijn steun
te verleenen."
w.g. F. Limburg, Directeur.
Als oudste controleur voerde nog de heer
Van Kampen, het woord, waarna een zoon
van wijlen den heer Van der Laan den
aanwezigen dank bracht voor de aan zijn
vader bewezen eer.
Hiermede hebben de controleurs de ge
legenheid te baat genomen, om officieel af
scheid te nemen van mevr. Van der Laan,
en van haar huis, dat in verband met de
reorganisatie, sedert eenigen tijd niet meer
het kantoor en de administratie van „De
Narcis" en „De Hyacinth" huisvestte.
Het was een in ale opzichten treffende
huldebetuiging voor het vele goede door
den heer Van der Laan aan het vak bewe
zen.
„Sint Caecilia" vergadert. De jaarver
gadering in het Parochiehuis' had ditmaal
meer bezoekers te noteeren dan verleden
jaar; niettemin was de voorzitter, die deze
bijeenkomst met den Chr. groet opende,
niet alleszins tevreden met het aantal. In
zijn openingswoord heette spreker den heer
directeur M. Bolderdijk van harte wel
kom, terwij-1 het hem speet, berichten van
verhindering te moeten melden van den
edelachtb. beschermheer, G. Bulten en den
zeereerw. heer pastoor Heijtveldt. Hierna
was het woord aan den secretaris, P. van
der Geer, die de notulen voorlas, welke on
veranderd werden vastgesteld. Vervol
gens was het woord aan den penningmees
ter Zwetsloot, tot het uitbrengen van zijn
financieel jaarverslag, dat er ditmaal som
ber uitzag. Bedroegen de inkomsten
ƒ604.10, de uitgaven werden overtroffen
met een bedrag van ƒ54.65, hetgeen dus
tekort was, zoodat in totaal was uitgegeven
658.76. Gelukkig was ,er nog een saldo
van verleden jaar in kas van ƒ49.81, het
geen een algeheel tekort van 4.84 der
halve nog geheel ongedekt liet. Als leden
der commissie van controle van kas en boe
ken werden benoemd de heeren: J. Floor,
J. Bierman en Chr. van der Geer. Dit som
ber beeld van de financieele positie positie
der vereeniging was voor spreker aan
leiding om te verwachten, dat ingezetenen
uit de gemeente of daarbuiten eens mild
in hun beurs zouden tasten, om het tekort
der vereeniging aan te zuiveren, ter voor
koming van een liquidatie van „St. Cae
cilia". (Het woord is met de daad thans
aan den lezer overgelaten).
Hierna gaf de secretaris zijn keurig ver
zorgd jaarverslag, waarin hij o.m. dank
bracht aan den voortreffelijken directeur,
den heer M. Bolderdijk.
Na een warm applaus volgde bestuurs
verkiezing. Met 23 van de 24 stemmen wer
den de heeren G. Zwetsloot als penning
meester en de heer G. Witteman als voor
zitter herkozen. Beide leden dankten de
vergadering voor het in hen gestelde ver
trouwen.
Alsnog stelde men de openbare uitvoe
ring vanaf de muziektent, de z.g. zomer-
concerten vast op Zaterdag 1 Augustus a.s.,
terwijl het z.g. Koninginneconcert, hetwelk
in samenwerking met de Chr. Gemengde
Zangvereeniging georganiseerd wordt zal
worden gegeven op Zaterdag 29 Augustus.
Vermeld zij hier nog, dat de vereeniging
van den vol-ijverigen directeur eenige mu
ziekstukken ten geschenk heeft gekregen,
ter gelegenheid van zijn zilveren jubileum,
hetwelke hij onlangs heeft mogen vieren,
waarvoor hem ook nu nog felicitaties wer
den overgereikt. Ook de heer A. J. Plu,
organist der Ned. Herv. Kerk alhier, wo
nende te Leiden, heeft aan de muziekver-
eeniging geschonken de muziekstukken
„Heil Hollandia" en „De Princevlag".
Hierna feliciteerde de heer Van der Lub-
be, directeur, bestuur en leden met het te
Noordwijkerhout behaalde succes, waar
door de vereeniging in de afdeeling „Uit
muntendheid" is gekomen. Nëdat nog van
gedachten wordt gewisseld omtrent de
contributie voor werkloozen, en directeur
M. Bolderdijk de herkozen bestursleden in
de haast gelukwenscht met hun herbenoe
ming met nagenoeg algemeene stemmen,
waaruit zeker volgens spr. de waardee
ring voor hun arbeid spreekt, sluit de
voorzitter de vergadering op de gebrui
kelijke wijze.
Personalia. Voor het examen huis
houdkundige aan de R.-K. huishoudschool
te Leiden slaagde onze plaatsgenoote mep.
B. A. Bots, alhier.
Voor het gehouden MULO-examen
slaagde Jo van Werkhoven, alhier.
Met ingang van 9 Augustus a.s. zal
de heer H. van Ginkel, ploegbaas ter
standplaats Voorhout in gelijke functie
vertrekken naar Velsen, terwijl met in
gang van genoemden datum de heer G. P.
van den Kerkhof, wonende alhier, wordt
gepromoveerd als ploegbaas ter stand
plaats Warmond, hetgeen voor hem als
geboren Warmonder een mooie promotie
beteekent. In de plaats van den ploegbaas
van Ginkel is benoemd de heer Wagema-
ker uit Voselenzane.