De aanslag op Koning Edward VIII 3)e £öicbcli^0oii/wmt De achtste étappe van den Tour de France. - Cloarec en Een extra waschbeurt na afloop der legeroefeningen op de Lek bij Beu- Goasmat passeeren den Col Bayard zichem door infanterie en artillerie Het ernstig auto-ongeluk te Graswijk bij Assen. - De geheel vernielde auto, waarin de burgemeester van Beilen, de heer T. Froentjes en wethouder Eleveld den dood vonden Donderdagavond hebben H. M. de Koningin en H. K. H. Prinses Juliana een bezoek gebracht aan de tentoonstelling van Oude Kunst in het Rijks museum te Amsterdam. - De vorstelijke bezoeksters tijdens de bezichtiging Het moment waarop de pleger van den mislukten aanslag op het leven van Koning Edward VIII van Engeland, door eenige politie-agenten naar de gereedstaande auto wordt gebracht Infanterie en artil lerie hielden Don derdag op de Lek bij Beuzichem oefeningen. Het overzetten van troepen in losse pontons De kampioene met haar onderscheiding op de Engelsche nationale kattententoonstelling te Knightsbridge (Londen) FEUILLETON DE STRIJD OM WEENEN Roman van HUGO BETTAUEK (Nadruk verboden). 24) „U is plotseling in slaap gevallen, juf frouw Wehningen. Misschien was de wijn wat te zwaar voor u." Angstig, met wijd opengesperde oogen, staarde Hilde hem aan. Zij had een gevoel, alsof haar een ijzeren band om het hoofd was gelegd, haar slapen klopten en een hevige neiging tot braken overmeesterde haar. Instinctief keek ze naar haar zilveren armbandhorloge om daarna verschrikt op te springen. „Om 's hemels wil. 't Is bijna acht uur. Heb ik zoo lang geslapen? Waar blijft meneer Ralph dan toch?" „Ja, dat heb ik me ook al afgevraagd! Hij had een afspraak in hotel Bristol, 't Lijkt me het beste, dat ik maar eens tele foneer." En zonder haar antwoord af te wachten, maakte hij een lichte buiging en verwij derde zich met hoed en jas. In den val. Hilde was ten prooi aan een zwaar, druk kend gevoel van beklemming. Wat had dat alles in hemelsnaam te beteekenen? Waarom liet Ralph haaf zoo lang met dien vreemden man alleen? Onwillekeurig open de zij haar taschje om nogmaals zijn brief te lezen. De brief was er niet. En ze wist toch heel zeker, dat ze hem in haar taschje had gedaan. Een, twee, drie lange minuten verlie pen. Toen vloog de deur open en trad Baron Morolt binnen, gevolgd door een politie-agent en den kellner. „Ja", schreeuwde de baron, „daar zit de dievegge, die m'n portefeuille gerold heeft!" Hilde sprong op en staarde ontzet naar de binnenkomende menschen. De agent trad op haar toe. „Gaat u maar kalm mee naar het bureau! Nou, hoe zit 't?" Als een standbeeld met uitgestrekte armen weerde Hilde hem af. Zij hoorde, hoe de kellner een vloed van scheldwoor den over haar uitstortte en hoe de vriend van Ralph steeds weer opnieuw schreeuw de: „Zoo'n dievegge om m'n portefeuille te stelen!" Zij voelde zich door vreemde ruwe handen aangepakt, bemerkte als in een droom, dat die handen haar mantel be tastten, welke aan de kapstok hing, tot er gens iemand riep: „Hier is de portefeuille al; ze heeft het ding nog al zorgvuldig verborgen ook!" Toen kwam er een nevel voor haar oogen en zij zou gevallen zijn, als de poli tieman haar niet in zijn armen had opge vangen. Toen zij weer tot zichzelf kwam, zat zij in een naar tabak, nood, ellende en kommer ruikend vertrek en voor haar stoel stond de agent, een heer in politie-uniform en baron Morolt. De commissaris wierp haar een mede lijdenden blik toe en zei streng: „U is wel weer zoo ver, dat u kunt spre ken. Speelt u nu geen comedie meer, maar bekent, alles liever eerlijk." „Wat moet ik bekennen? Wat is er ge beurd? Om 's hemels wil, laat u mij toch naar huis, naar m'n moeder gaan!" De commissaris haalde de schouders op. „Baron wilt u zoo goed zijn uw verkla ringen nog eens te herhalen." De baron schraapte de keel en zei, ter wijl zijn oogen onder den starren bilk van Hilde onrustig flikkerden: „Toen ik vanavond om zes uur onge veer door Karntnerstrasse liep, ontmoet te ik deze vrouw, die mij tot op dat oogen- blik onbekend was. Daar zij op het eerste gezicht een zeer fatsoenlijke, ja zelfs res pectabelen indruk op mij maakte, sprak ik haar aan, waarna we gezamenlijk een eind over den Ring liepen. Op haar wensch gingen we vervolgens naar restaurant Hopfner. Hier moet zij er in geslaagd zijn me van m'n portefeuille, meer dan een millioen kronen inhoudende, te berooven. Ik bemerkte den diefstal reeds spoedig, maar sprak er aanvankelijk nauwelijks over om scènes te vermijden tot ik een geschikte gelegenheid vond me even te verwijderen onder het voorwendsel dat ik moest telefoneeren. Onmiddellijk heb ik me toen met een politie-agent in verbinding gesteld, die me direct volgde en haar ar resteerde. Bij deze woorden werd Hilde plotseling alles duidelijk. Zy was het slachtoffer ge worden van een intens gemeen complot. Bijna waanzinnig van angst vloog ze van haar stoel op en schreeuwde gillend den baron in het gezicht: „Leugenaar, schurk, die je bent. Meneer de commissaris, mijn naam is Hilde Weh ningen, ik woon bij mijn moeder, een ge boren gravin Boos, in Kreusgasse en ben steno- typiste op het kantoor van de fir ma gebroeders Krause. Een goed vriend van me stuurde me een brief, waarin hij mij verzocht om kwart over zes op den hoek van de Kartnerstrasse te willen zijn, daar hij me wat belangrijks te vertellen had. Ik deed dat en werd /daar niet door hem, maar door dien man daar opgewacht, die zich als vriend van den betrokken persoon voorstelde, en mij, namens dezen, verzocht met hem mee naar Hopfner te gaan, waar mijn vriend ook spoedig zou komen. Wat daarna gebeurd is, weet ik niet en ik weet ook niet hoe die porte feuille in mijn bezit is gekomen. Maar één ding weet ik wel, meneer de commis saris, hier is een om mij onbekende rede nen 'n geraffineerd complot gesmeed, dat ten doel heeft mij in een val te lokken." „Allemaal praatjes", glimlachte de ba ron. „Als dat waar is, laat ze dan den naam en het adres van haar vriend eens opgeven!" De commissaris knikte. Hilde echter schrok zichtbaar. Het drong tot haar door, dat ze het adres in het geheel niet kende. Het eenige wat zij wist, was, dat hij haar eens ver teld had in de Lotharingerstrasse te wo nen. De commissaris maakte van haar zeer onwaarschijnlijk lijkende verklaringen pro ces-verbaal op. Ook den brief kon ze niet laten zien, daar die zich niet meer in haar taschje bevond. „Voorloopig zullen we u in bewaring moeten stellen. Ik zal intusschen een re chercheur naar de Lotheringerstrasse zen den om naar het door u opgegeven adres van Patrick Ralph te zoeken. Het over'e-- zal dan wel gauw genoeg aan het licht ko men." Een agent nam Hilde, die weer een on macht nabij was, bij den arm en voerde haar weg, terwijl baron Morolt nog eenige woorden met den commissaris wisselde. „Heb ik verder nog wat met de zaak te maken, meneer de commissaris? Die hee- le geschiedenis is me wat pijnlijk". De commissaris lachte. „Wij zullen wel discreet te werk gaan, baron. Voor alle zekerheid moet ik wel om uw adres vragen, maar daar die vrouw in zekeren in en flagrant délit betrapt werd, is het wel zoo goed als zeker, dat uw persoon geheel op den achtergrond kan blijven." De baron gaf nu zijn visitekaartje en noemde als adres een pension in Hietzing, waarna hij kon gaan. Gevangen. Hilde wachtte in een afgesloten vertrek van het politiebureau in gezelschap van eenige vrouwen. Zij beantwoordde de nieuwsgierige, spottende en ook wel mede lijdende vragen niet, maar zat zwijgend op een kruk, het gelaat met de handen bedekt en pijnigde haar hersenen met de kwellende vraag, wat toch wel de aanlei ding mocht zijn tot die walgelijke beschul diging, welke slechts ten doel had haar van haar vrijheid te berooven. Wie was toch die baron Morolt? Hoe wist hy, dat Ralph haar had geschreven? En voor alles: waarom was Ralph niet gekomen? (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 5