Het Erasmus-herdenkingscongres te Rotterdam.
Aan den vooravond van .de T,T.-races te Assen. De coureur Vaassen stelt
prijs op een goed verzorgd uiterlijk
Engelsche leger-oefeningen in Egypte. Lichte
tanks van het zesde bataljon der .Royal Tank"
stuiven door den woestijn
De jaarlijksche tocht der aloude coaches van St. Albans Market naar Hatfield (Eng)
ging Donderdag, ondanks den regen, toch door. - De coach .Old Time' vertrekt van
St. Albans
FEUILLETON
DE STRIJD OM WEENEN
Roman van
HUGO BETTAUER.
(Nadruk verboden).
19)
„Maar, wacht ons: dat „leve de bevrij
der", die troon en die volkeren, die zich,
blijkens de profetie van die oude vrouw,
aan je voeten zullen buigen, brengen me
op een idee. Heb je wel eens van een ze
keren meneer Wenzel Barto gehoord, een
Tsjech, die als particulier detective schijnt
op te treden, maar in werkelijkheid, naar
gefluisterd wordt, met heel andere plannen
rondloopt?"
Ralph ontkende.
„Veel weet ik ook niet", vervolgde Krie
gel, „want eerlijk gezegd, heb ik me tot
dusver nooit bijster voor de politiek ge
ïnteresseerd, maar als je het permitteert,
zal ik me eens wat meer met dien man
gaan occupeeren."
Hiermede scheen hij het onderwerp als
afgedaan te beschouwen, want, terwijl hij
zich van Ralph afwendde, zette hij zich
achter de schrijftafel en begon de zooeven
door Sam gebrachte brieven te openen.
„Edele beschermer! Ik ben vier-en-twin
tig jaar oud, héb mijn man door den hon
gerdood verloren en sta met mijn elf on
mondige kinderen, waarvan de oudste ze
ven is
„Papiermand!"
„Een invalide, die beide armen mist,
schrijft u bij dezen
„Mag ik u, zeer geachte heer O'Flanagan
verzoeken, mij voor de door mij opgerich
te en in stand gehouden vereeniging „Het
weeke hart", welke in ale stilte philantro-
pisch werk verricht, het voor u niets be-
teekenende bedrag van duizend dollar ter
beschikking
„Het type van de weldadigheidsfurie, die
van de inzamelingen voor anderen een goed
leventje leidt. Dat £jn van die onderne
minkjes, die eigenlijk een flink onderzocht
moesten worden."
Plotseling zweeg Kriegel eenige, minu
ten lang, zoodat Ralph, die juist aan een
brief naar Amerika was gebonden, vroeg:
„Heb je soms wat gevonden?"
„Ja, hier heb ik nu een brief, die de
moeite waard is. Luister:
Op gevaar af, dat deze brief met duizend
andere ongelezen in de papiermand ver
dwijnt, waag ik het toch mij eens tot u te
wenden. Niet voor mijzelf alleen, maar
voor duizenden kameraden, die het slacht
offer dreigen te worden van een kwaad
spel. Ik ben arbeider, ijzerdraaier in de
groote Wöllersdorfer fabrieken, die vroe
ger, tijdens den oorlog, dag en nacht pro
duceerden, daarna opbouwend en zegen
brengend werk beloofden te zullen leve
ren, waarvan echter door ongeschiktheid
in de leiding en onvruchtbare, verwarde
ideeën van een verkeerd begrepen com
munisme slechts een fantastisch deficit het
resultaat was, vervolgens in de handen
van een louter naar winstbejag strevende
Duitsche maatschappij overgingen en nu,
wijl de verwachte reuzewinsten uitblijven,
zullen worden stop gezet.
Al ben ik dan maar een eenvoudig werk
man ik moest, toen .de oorlog uitbrak,
de ambachtsschool verlaten om voor m'n
moeder en zusters wat te gaan verdienen
toch zegt m'n gezond verstand me, dat
bij goede leiding en een uitbreiding van
het kapitaal uit de Wöllersdorfer fabrie
ken nog een flink winstgevend bedrijf zou
zijn te maken. Mij is ter oore gekomen,
dat u op de eene of andere manier dit land
wilt bijspringen. Als dat werkelijk zoo is
en het er ook u niet uitsluitend om te doen
is uw overvloedige dollars op de gemak
kelijkste manier te vermeerderen door uit
het Oostenrijksche kadaver nog een paar
bruikbare botten te halen, dan zou ik u
willen adviseeren Wöllersdorf eens te ko
men bezichtigen. Want Wöllersdorf is mi.
het punt, waarbij men met den wederop
bouw zou moeten beginnen.
Neemt u mij m'n brief, die u trouwens
toch wel nooit te zien zult krijgen, niet
kwalijk. Hoogachtend,
Rudolf D emmer, Wöllersdorf
Barak 118.
Ralph had vol belangstelling toegehoord.
„Kriegel, dien man zou ik wel eens wil
len leeren kennen. Zorg er voor, dat hij
Zondag hier komt!"
Egon Kriegel kon de geschiedenis met
de waarzegster niet vergeten. Hij ver
moedde een intrige, een wijd vertakt com
plot en voelde instinctief, dat de Tsjechi
sche detective daarbij de raddraaier was.
Een Tsjech dus, met name Wenzel Bar
to. Waar kon men alles te weten komen
over Tsjechen, die in Weenen verblijf hou
den? Het gemakelij kste bij de emigranten,
dacht Kriegel èn hij begaf zich naar het
café Central, waar, naar hij wist, velen
van hen plachten te verkeeren.
Kriegel nam in café Central plaats aan
de stamtafel van 'n dergelijke litteraire
emigrantengroep en vroeg recht op den
man af of een van- hen misschien een ze
kere Wenzel Barto kende. Balton, die drie
jaar geleden nog bijna geen woord Duitsch
kende, maar nu reeds tot de beste Ween-
sche feuillitonisten behoorde, liet een kort
lachje hooren.
„En of ik dien ken! Een proleet, een ke
rel, zooals er geen tweede in Europa rond
loopt! Hij was vroeger officier, werd we
gens tal van duistere zaken gedegradeerd
om tijdens den oorlog wederom als offi
cier te worden aangesteld en wel als spion.
Buitengewoon handig verstond hij het toen
zich bij Bela Kun in Hongarije onmisbaar
te maken, die hem de organisatie van den
berichtendienst tegien Roemenië, Joego
slavië en Tsjecho-Slowakije toevertrouw
de. Toen de Radenregeering tot aftreden
gedwongen werd, bleef hij in Boedapest,
stelde zich ter beschikking van Horthy,
verried honderden communisten, die zich
schuil hielden, spoorde ze op en leverde
ze aan den beul over."
„En tegenwoordig?" informeerde Krie
gel geinteresseerd.
„Tegenwoordig woont hij in Weenen. Hij
moet zooiets als leider zijn van een zoo
wel door de Oostenrijksche als door de
Tsjechische regeering ondersteund detecti
ve-agentuur."
Egon Kriegel was over het resultaat van
zijn nasporingen zeer tevreden en wacht
te nu slechts een gunstige gelegenheid af
om dien Barto persoonlijk te leeren ken
nen.
De groote idee.
Heinrich Lank, de privé-secrtaris van den
heer Klopfer-Hart, had het veertig pagi
na's omvattende document voorgelezen en
de aanwezige heeren keken nu in gespan
nen aandacht naar Ralph O'Flanagan. Dit
maal maakte ook de Oostenrijksche minis
ter van financiën, dr. Kienböck, die in het
burgerlijk leven jurist was, deel uit van de
conferentie en met zijn eeuwig minzaam
glimlacht je, zei deze:
„En nu, meneer O'Flanagan, zouden wij
graag uw meening hooren over het expo
sé der banken, dat wel op zeer duidelijke
wijze de industrialiseeringsplannen, welke
zich bij een crediet van dertig millioen dol
lar zouden laten verwezenlijken, uiteen
zet."
Dr. Kienböck, een beproefde steunpilaar
van zijn partij, had zich, toen hem de por
tefeuille van financiën was toevertrouwd,
handig op een intiemen omgang met de
Joodsche bankdirecteuren toegelegd. Alge
meen zag men in hem trouwens een van de
knapste en meest conciliante figuren uit de
Weensche financieele wereld.
Daar Ralph nog steeds zweeg, vervolg
de de minister:
„De regeering zal natuurlijk alles doen
om dit grootsche werk te bevorderen. Ik
geloof te kunnen verzekeren, dat de re
geering de ondernemingen, die met uw ka
pitaal geinagureerd zullen worden, voor
een bepaald aanital jaren van alle belas
tingen zal ontheffen. Voorts ligt het in
onze bedoeling oventueele transportmoei
lijkheden geheel uit den weg te ruimen
en van douanetarieven voor de in te voe
ren grondstoffen af te zien. De werkloos
heid neemt nog steeds toe, het te gelde ma
ken der óns toegestane credieten onder
vindt de eene vertraging na de ander en
de door niets gemotiveerde ontstemming,
die op het oogenblik in Tsjecho-Slowaak-
sche regeeringskringen tegen ons heerscht,
dreigt nieuwe complicaties te zullen ver
oorzaken. Wanneer we het volk spoedig
met uw saneeringswerk kunnen verrassen,
zou dat niet alleen de positie van de re
geering in het binnenland, maar ook buiten
onze grenzen ongetwijfeld ten gcede ko
men."
(Wordt vervolgd).-