Brugbouw bij Hedel.
De slooping van de .Drente" op het strand te Egmond aan Zee is De deelnemers aan de jaarlijksche T.T.-races op het Circuit van Drente
Ir -j r» i i i L j l.. i i zÜn Woensdag met hun training op het terrein van den strijd begonnen,
bijna voltooid. - De laatste werkzaamheden bij het wrak a Een dser aijder5 in actie
De Tour de France. De renners passeeren
de brug van Ponioise
Koning Edward VIII van Engeland slaat op het vliegveld Northolt de oefeningen
der vliegers gade tijdens zijn inspectiereis naar de vliegstations der Engelsche
luchtmacht
De bouw van de brug over de Maas bij Hedel. Een kijkje
op de werkput, waarop de pijler van het Zuidelijk landhoofd
zal worden opgetrokken
In gezelschap van den graaf van Athlone rijdt koning Edward VIII
na de inspectie der .Life Guards" te Windsor aan het hoofd
van den stoet
FEUILLETON
DE STRIJD OM WEENEN
Roman van
HUGO BETTAUER.
(Nadruk verboden).
17)
Mevrouw Wehningen, geboren gravin
Boos, had, toen Hilde van „niet kunnen
permitt peren" sprak, afwerend „maar
Hilde!" geroepen en de bleeke vrouw met
de nog steeds mooie, zij het ook ietwat
harde en koude gelaatstrekken, richtte
zich hoog op.
Hilde lachte luid.
„Maar mama, meneer Ralph weet im
mers wel, dat we arme menschen zijn; bo
vendien geloof ik, dat het heden ten dage
eervoller- is geen geld te hebben dan kro-
nenmilliardair te zijn."
Aarzelend, verlegen als een schooljon
gen, haalde Ralph onder den boom het
kleine étui uit den zak.
„Juffrouw Wehningen, toen ik besloot
mijzelf bij u uit te noodigen, waren alle
winkels reeds dicht ik kon niets meer
voor u koopen, neemt u het mij dus niet
kwalijk, dat ik u iets, wat zeer ouder-
wetsch en misschien zelfs verre van fraai
is, heb meegebracht. Maar het is nog af
komstig van m'n moeder en ik zou het
waarschijniijl nooit aan iemand anders
hebben gegeven."
De laatste woorden sprak Ralph op zulk
een fluisterenden toon, daJ mevrouw Weh
ningen, 'die zich in de andere kamer op
hield, er niets van kon hooren. Over het
geheel gezicht blozend, hield Hilde het me
daillon tusschen de slanken, fijne vingers
haar oogen glinsteren vochtig en haar stem
klonk bedeesd, toen ze hem, eveneens fluis
terend, met eenige hartelijke woorden haar
dank betuigde.
De bescheiden maaltijd verliep in de bes
te stemming en Hilde was uitgelaten als een
schoolmeisje, toen Ralph haar als terloops
meedeelde, dat hij den directeur van de
Bakvereeniging had gesproken, waarbij het
gesprek heel toevallig op de firma Gebrs.
Krause was gekomen, die, naar de direc
teur hem verzekerd had, met de noodige
credieten zou worden gesteund.
„Met die boodschap, mijnheer Ralph",
riep Hilde vroolijk, „bent u het echte
Kerstmannetje geworden! Hebt u het ge
hoord, mama? Heerlijk hè? Nu behoef ik
me natuurlijk niet meer bang te maken
voor ontslag, we zullen ons geen nieuwe
zorgen op de schouders behoeven te laden
en het bedelen naar een ander baantje is
dus ook niet meer noodig."
Mevrouw Wehningen, die deze gemoeds
explosie allerminst aristocratisch vond,
merkt koeltjes op:
,,'t Is treurig genoeg, dat een Hilde von
Wehningen, de kleindochter van graaf Wal-
demar Boos, genoodzaakt is een betrek
king te bekleeden als de eerste de beste
burgerdochter! Maar ja, we leven immers
in een republiek, waarin het volk den toon
aangeeft!"
Hilde fronste het voorhoofd.
„Mama. ioet u me een genoegen en ont
houd u van dergelijke misplaatste opmer
kingen. Het eenige goede, wat de oorlog
ons gebracht heeft, is, dat we een repu
bliek zijn geworden waarin een Boos of
een Wehningen niet meer voorrechten
heeft dan elk ander. Maar in dat opzicht
zullen we het wel nooit eens worden!"
Ralph was opgetogen. Met een warmen
blik omvatte hij het slanken, knappe per
soontje en een oogenblik voelde hij den
lust in zich opkomen Hilde in zijn armen
te nemen, haar te zeggen, wie hij in wer
kelijkheid was en om haar hand te vragen.
Maar ten slotte kreeg het vaderlijke
sceptisisme de overhand. Ik ken mezelf
nog niet, sprak een andere stem, ik weet
te weinig van de wereld en de vrouwen
om er nu reeds van overtuigd te kunnen
zy'n, dat het deze is, die mij voor altijd zal
moeten toebehooren! Houd het hoofd koel,
jongen, leer eerst haar en jezelf beter ken
nen de naaste toekomst zal leeren hoe
je moet handelen.
En alsof Hilde iets van zijn gedachten
geraden had, vroeg ze, zonder eenigen
overgang:
„Waar woont u eigenlijk, meneer
Ralph? Wat een eigenaardigen naam hebt
u toch! Patrick, goed, dat ken ik, dat is
een Iersche voornaam, maar Ralph?
Eigenlijk ook een voornaam, zou ik zoo
zeggen!"
Het was maar goed, dat Ralph in de
schaduw van de lamp zat, zoodat men niet
kon zien, hoe hem het bloed plotseling
naar het hoofd steeg. Verward en half
stotterend zei hij eindelijk:
„Ach, in Amerika vind je meer „van die
eigenaardige familienamen. Waar ik woon?
Vlak achter hotel Imperial in de Lotha-
ringerstrasse".
En hij prees den hemel, dat hij toevallig
eens bij een bezoek aan het Concertge
bouw gezien had, dat de straat achter zijn
hotel Lotharingerstrasse heette.
„O, daar!" zei Hilde. „Maar nu schiet
me te binnen, dat de bladen onlangs meld
den, dat in hotel Imperial de een of andere
Amerikaansche Croesus was afgestapt, 't
Moest, geloof ik, de rijkste man ter we
reld zijn. Heette die van zijn voornaam
ook niet Ralph?"
Den Amerikaan bleef een rozijn van den
kerstkrans in de keel steken en het duur
de eenigen tijd, vóór hij in staat was te
antwoorden.
„Ja, ik geloof wel, dat die ook Ralph
heet, maar dan van zijn voornaam. U be
doelt zeker dien O'Flanagan. Ik weet niets
van hem, maar de mogelijkheid lijkt me
lang niet uitgesloten, dat hij een oplich
ter is."
Toen O'Flanagan tegen middernacht de
woning der beide dames verliet en zich
met een zwaar hart en een hoofd, waarin
allerlei gedachten dooreen warrelden, langs
de nog met een dikke laag modder bedekte
straten voortspoedde tot hij eindelijk een
taxi vond, zei hij tegen zichzelf: „Zóóveel
ineens heb ik, sinds m'n schooljaren niet
meer gelogen! Maar ik kon helaas niet
anders, ik mag dat lieve kind niet met m'n
millioenen verblinden, ik moet tijd win
nen, tot ik zeer nauwkeurig weet hoe we
precies tegenover elkaar staan!"
De wagen werd onmiddellijk gevolgd
door een tweede taxi, waarin de heer Wen-
zei Barto, die den gansohen avond ongedul
dig en geërgerd voor het huis in de
Kreuzgasse gewacht had, gezeten was.
En Hilde, die vóór zij zich te bed begaf,
nogmaals het medaillon in de hand nam
en een kus op het jongensportretje van
Ralph drukte, vermoedde niet, dat duistere
machten zich voorbereidden tot onheil
spellende daden.
De waarzegster.
Hilde Wehningen was teleurgesteld en
bedroefd. Ralph had haar op den laatsten
dag van het oude jaar een schitterend
bloemstuk en een geweldige bonbonnière
gestuurd, maar sindsdien niets meer van
zich laten hooren. Eiken dag, wanneer ze
om zes uur het bureau van de gebroeders
Krause verliet, turnde ze rechts en links de
straat af, maar tevergeefs. Ralph, dien ze
tot oudejaarsavond dagelijks verwacht had,
liet zich niet meer zien. En hoewel Hilde
steeds weer al haar trots bijeenraapte en
zich voorspiegelde, dat die Amerikaan haar
absoluut koud liet als zij dan weer alleen
op de tram moest stappen, had zij telkens
weer dat gevoel van diepe teleurstelling.
Haar stemming bleef slecht, hoewel, zoo
als Ralph haar dat verteld had, de Bank-
vereeniging haar chefs inderdaad belang
rijke credieten ter beschikking hadden ge
steld, waarvan het onmiddellijk gevolg was
dat haar salaris aanzienlijk werd ver
hoogd.
Deze dag zou haar echter een groote
verrassing brengen. Toen zij 's avonds het
kantoor verliet, stond Ralph reeds beneden
op haar te wachten Hij begroette haar met
buitengewone hartelijkheid en gaarne stond
zij toe, dat hij haar vergezelde. Zij liepen
door de Mariahilferstrasse tot Jafé Casa
Piccola, waar hij voorsteld 'n eer ustig
hoekje wat te babbelen.
Toen de kellner hun inee geserveerd
had, zei Ralph: „En vertel me nu eens,
wat je al po gedaai hebt in die dagen,
dat we elkaar niet gezien hebben."
'Wordt vervolgd).