Bouw van moderne arbeiders
woningen te Leiden
Krotten en sloppen maakten plaats voor
frissche huizen en zonnige straten
ZATERDAG 4 JULI 1936
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BUD - PAG. 5
De saneering der oude
stad schrijdt voort
Op het Congres van den Nationalen Wo
ningraad, dat te Leiden is bijeengekomen,
heeft wethouder J. Splinter gisteren de
volgende lezing gehouden over de ontwik
keling van de volkshuisvesting te Leiden:
De ontwikkeling van de Volkshuisves-
ting te dezer stede hangt uiteraard ten
nauwste samen met de geschiedenis van de
stad Leiden, haar ontstaan en opkomst,
haar economische beteekenis in den loop
der eeuwen en de samenstelling van haar
bevolking.
Tot goed begrip van de tegenwoordige
ontwikkeling der volkshuisvesting wilde de
wethouder vooraf een enkele blik werpen
op Leiden's geschiedenis en voorts iets ver
tellen omtrent de maatregelen, die gedu
rende de laatste tientallen jaren door de
gemeentelijke overheid zijn genomen ter
verbetering en regeling van de volkshuis
vesting in meer algemeenen zien.
De groei van de oude stad.
Ontstaan uit drie nederzettingen aan
den Ouden Rijn nabij den thans nog be-
staanden Burcht besloeg Leiden op het eind
van de 13e eeuw reeds het gebied, be
grensd door den Rijn, den Ouden Rijn, de
Vestestraat, de Hoogewoerd, het Steen-
schuur en het Rapenburg. Uitbreidingen
omstreeks de 14e eeuw, die verband hiel
den met de opkomst van de lakenindustrie,
door Vlamingen in Leiden gebracht, ver
grootten het stadsgebied in het Westen en
Zuiden tot den tegenwoordigen Witte Sin
gel en een gedeelte van den Zoeterwoud-
sche Singel en in het Noorden tot de* Oude
Vest. Van dezen omvang was de stad tij
dens het beleg van 1574. Na het beleg trad
een nieuwe welvaartsperiode in, die ook
ditmaal verband hield met de lakenindus
trie, terwijl Leiden ook als handelscen
trum en door de Stichting van de Hooge-
school meer beteekenis had gekregen.
Nieuwe uitbreidingen, mede door vesti
gingen van buiten veroorzaakt, hadden
plaats in den loop van de 17de eeuw, waar
bij Leiden het geheele gebied verkreeg bin
nen de tegenwoordige Singels.
De wijze, waarop de uitbreidingen plaats
hadden, n.l. door het graven van grachten,
waarvan er vele opzettelijk werden gegra
ven ten behoeve van de lakenindustrie,
met de omwalling, heeft aan oud-Leiden
haar eigenaardige stadsbeeld geschonken.
Bekneld tusschen
de wallen.
Bedroeg het inwonertal in het begin der
16e eeuw reeds ongeveer- 15.000, aan het
eind van do 17de eeuw was dit getal tot
ongeveer 70.000 gestegen, dat is tot slechts
omstreeks 3 1/2 duizend inwoners minder
dan het zooveel grootere Leiden thans telt.
Die 70.00(i menschen woonden allen op het
gebied binnen de Singels, een oppervlakte
van pl.m. 170 Hctare, dus met een bevol
kingsdichtheid van ruim 400 per Hectare
Om aan alle inwoners op dit zeer beperkte
gebied onderdak te kunnen verschaffen
moest de toenmalige gemeentelijke over
heid een keur uitvaardigen, waarbij de
verplichting werd opgelegd om aan de
straat uitkomende open terreinen te be
bouwen en moest later ook het bebouwen
van open ruimten achter de huizen worden
toegestaan, als er maar een smalle uit
gang op de openbare straat was. Van dien
tijd dateeren de talrijke poorten, waar
van er nog aanwezig zijn en de hofjes, die
vrijwel alle min of meer zijn vernieuwd
en verbeterd. Hoe schilderachtig en typisch
het aldus ontstane stadsbeeld van oud-Lei
den op vele punten ook is, toch kan niet
worden ontkend, dat de hier geschetste
stadsuitbreidingen en wijze van bebou
wingen, met bovendien nog tal van groote
re en kleine industrieën verspreid in de
dichte woonwijken, de overheid in onzen
tijd voor moeilijke problemen stellen bij
verbeteringen van volkshuisvesting en ver
keer in de oude stad, vooral als men daar
bij bedenkt, dat ongeveer 37 pet. der Leid-
sche bevolking in de oude stad, d.i. bin
nen de Singels, is gehuisvest.
Achteruitgang en weder
opbloei.
Gedurende twee eeuwen heeft Leiden
geen grooter gebied gehad dan dat binnen
de Singels en door het terugloopen van
het bevolkingsaantal, dat door verschillen
de oorzaken, doch voornamelijk door den
achteruitgang van de lakenindustrie in de
18e eeuw, zelfs was geslonken tot 28.000
in den aanvang van de 19e eeuw, was dit
gebied gedurende lange jaren naar de toen
malige begrippen zoo ruim, dat het Stads
bestuur uit vrees, dat er te veel huizen
zouden worden afgebroken, het sloopen
moest tegengaan. In de 19de eeuwe
echter steeg het inwonertal geleidelijk tot
40.000 in 1870 en daarna tot 73.612 op 1
Januari van dit jaar. De wallen werden
omgehaald en verschillende grachten wer
den gedempt, er kwam eén butien Leiden
gelegen spoorwegstation en er ontstond een
niet onbelangrijke bebouwing buiten den
Singelrand, hetgeen heeft geleid tot de
beide laatste gebiedsvergrootingen in 1896
en 1920, waarmede het grondgebied van
Leiden thans een oppervlakte van 1254
H.A. beslaat.
Evenals in andere steden van ons land
heeft ook in Leiden de 19e eeuw zich ge
kenmerkt door een zooveel mogelijke ont
houding van overheidsbemoeiing met de
volkshuisvesting, waarvoor men in de ge
meenteverslagen van die jaren onder het
hoofd „Medische Politie" moet zoeken om
er iets van te vinden. Het Bouw- en Wo
ningtoezicht was feitelijk beperkt tot ern
stige uitwendige gebreken en het aange
ven van de rooingen," totdat in 1895 voor
het eerst bij verordening voorschriften
werden vastgesteld voor het bouwen van
woningen, hetgeen een aanzienlijke voor
uitgang in dit opzicht beteekende. Voorts
was er nog een verordening van 1862, hou
dende bepalingen en aanzien van ter be
woning voor de gezondheid nadeelige ge
bouwen binnen de gemeente Leiden, die
in 1894 door een soortgelijke, meer uitvoe
rige en betere verordening werd vervan
gen, welke laatste door de Woningwet
overbodig werd gemaakt.
Nieuwe inzichten breken baan.
Met de Woningwet van 1901 werd hier
als elders een nieuw tijdperk ingeluid met
veranderde inzichten omtrent de taak van
de overheid op het gebied van de Volks
huisvesting. Bij raadsbesluit van 12 Octo
ber 1905 werd een nieuwe verordening op
het bouwen en sloopen ingevoerd, die,
meermalen gewijzigd, thans nog geldt. Bij
de laatste wijziging in 1934 werd deze ver
ordening in overeenstemming gebracht met
de wijziging van de Woningwet van 1931.
Als voorgevelrooilijn had tot nog toe de
weggrenslijn gegolden, daar in de stads-
bebouwing de voortuin aanvankelijk weinig
voorkwam. Nu is dit de gevellijn gewor
den. De achtergevelrooilijn deed haar in
trede, waarbij als bijzonderheid nog kan
worden opgemerkt, dat voor de toepas
sing van de achtergevelrooilijn noodig
bleek verschil te maken tusschen het ge
bied binnen en buiten de singels, terwijl
het vaststellen van bijzondere achterge
velrooilijnen voor deelen van de oude stad
in studie is. Een geheel nieuwe bouwver
ordening is thans in voorbereiding. In 1903
werd de verordening, houdende voorschrif
ten nopens behoorlijke bewoning, vastge
steld, die ook nu nog geldt.
Voorts werden verschillende afzonder
lijke rooilijnen vastgesteld en in 1910 een
reeks bouwverboden gelegd, van welk mid
del echter later geen gebruik meer is ge
maakt.
Het eerste uitbreidingsplan.
In 1907 kwam het eerste uitbreidings
plan tot stand, dat noodig geworden was
om de stadsuitbreidingen in goed banen te
leiden, doch dat niet veel meer dan een
stratenplen was. Dit uitbreidingsplan is
vervangen door het thans geldende bij
„TUINSTADWIJK". Ook hier moderne huizen, bloemen en zon. De ruime
Hyacinth enstraat.
raadsbesluit van 6 November 1933 vast
gestelde, en inmiddels goedgekeurde uit
breidingsplan met bebouwingsvoorschrif-
ten, dat met de bestemmingen in hoofdzaak
en natuurlijk met uitzondering van de be
staande stad, het geheele gebied der ge
meente omvat. Wat den Woningbouw be
treft, kan ik daarbij nog opmerken, dat be
rekend naar de totale gevellengten onge
veer 71 pet. van het totaal der bouwter
reinen is bestemd voor arbeiders- en klei
ne middenstandsbouw, ongeveer 25 pet.
voor zoogenaamden „beteren bouw" en on
geveer 4 pet. voor villabouw, aansluitende
bij de samenstelling der Leidsche bevol
king.
Eengezinswoning is regel.
De eengezinswoning is hier overwegend,
terwijl het platte dak vrijwel geheel is ver
meden. Behalve met de bebouwingsvoor
schriften is er door het veelvuldig opne
men van voortuinen, het ontwerpen van
breedere straten en straatplantsoenen en
van verschillende speelterreinen op bin
nenterreinen van bouwblokken, gestreefd
naar een ruimere stadsuitbreiding, die voor
ale lagen der bevolking aan de tegenwoor
dige eischen voldoet. Onder vigueur van
dit uitbreidingsplan, dat reeds als ont
werp werd toegepast, zijn in de laatste
jaren in onderscheidene deelen van de stad
belangrijke stadsuitbreidingen tot stand
gekomen, waardoor nieuwe wijken zijn
ontstaan.
Practisch is deze ruimere stadsaanleg mo
gelijk gemaakt en bevorderd door een in
1931 ingevoerde regeling inzake het bouw
rijp maken van gronden, waarbij om on-
bilijkheid te voorkomen, voor den ruime
ren staduitleg, zijnde die werken, zooals
breedere straten en straatplantsoenen,
bruggen en andere kunstwerken, die voor
een grooter gebied dan alleen voor het
aangrenzende bouwterrein van belang zijn,
een algemeene bijdrage voor alle bouwter
reinen, ook voor die van de gemeente, bij
het bouwrijpmaken wordt geheven. Onge
twijfeld zullen deze woonwijken haar aan
trekkingskracht op Leiden, de Universi
teitsstad, als woonplaats niet missen.
Arbeiders-woningbouw.
Thans gaf de wethouder een beknopt
overzicht van wat meer in het bijzonder
op het gebied van den woningbouw te de
zer stede werd verricht. Al wordt de tijd
van na de Woningwet 1901, met zijn ge-
organiseerden bouw van arbeiderswonin
gen door vereenigingen en gemeente ten
algemeene nutte het hoogtepunt, het zal
ongetwijfeld interesseeren te vernemen,
dat reeds lang voor de totstandkoming van
de woningwet er in onze stad door par
ticuliere vereenigingen en andere instel
lingen pogingen werden aangewend om in
de huisvesting van de arbeiders verbete
ring te brengen.
Pogingen van particuliere
vereenigingen.
Juist 100 jaar geleden in 1836 dus
werden door de thans nog bestaande Leid
sche Maatschappij van Weldadigheid 33
woningen aan de Looierstraat gesticht met
een aanvankelijken huurprijs van 0.75,
een huurprijs dus, waar wij thans wel ver
van af zijn. En omstreeks 1869 heeft de
Hervormde Diaconie zich in dit opzicht
verdienstelijk gemaakt; zij ging toen over
tot de bouw van pl.m. 60 woningen aan de
Ververstraat, om den werkman aan een
goede woning te helpen. Ook mag uit de
zen lang vervlogen tijd de Leidsche Bouw-
vereeniging niet worden vergeten, die om
streeks 1870 werd opgericht, en hoewel een
N.V. zijnde, toch zoodanig was en nog is
georganiseerd, dat het sociale doel van de
arbeiderswoning een belangrijke factor
vormde. In den loop der tijden, aanvan
gende in 1873, zijn door haar een zeer be
langrijk aantal woningen gebouwd. Zoo
zou ook kunnen worden genoemd de Ver-
eeniging Eigen Haard.
Doch ook hadden wij reeds geruimen tijd
vóór de woningwet een vereeniging, die
geheel en al in den geest van die wet
werkzaam was. Ik bedoel de Vereeniging
tot bevordering van den bouw van Werk
manswoningen, die in 1890 werd opgericht
door eenige ingezetenen, die belang in so
ciaal werk van dezen aard stelden.
Aankoop van krotten in z.g.
„poorten".
Aanvankelijk was haar doel verbe
tering van de z.g. werkmanswoningen,
doch deze doelstelling werd in 1892 ver
ruimd met het aankoopen (meest in open
bare veilingen) van binnen de gemeente
aanwezige-, voor de gezondheid schade
lijke woningen. Hier was dus reeds sprake
van voor onbewoonbaar verklaring in aan
merking komende woningen, een uit de
latere woningwet welbekende term.
In 1894 vroeg en verkreeg de Vereeni
ging voor het eerst de medewerking van
de gemeente bij de verwezenlijking van
haar voornemens. Bij raadsbesluit van 28
Juni 1894 'n.l. werd een rente-garantie van
3 1/2 pet. 's jaars verleend over een door
leening, groot 100.000 en zoo mogelijk van
Werkmanswoningen uit te geven obligatie-
EEN VERSCHIL VAN EEUWEN. De oude Hooglandsche Kerkgracht vormt
wel een merkwaardig verschil met de moderne woonwijken, hieronder.
3 pet. over het aandeelehkapital van
ƒ60.000, met dien verstande, dat de door
de gemeente te betalen som in geen ge
val meer mocht bedragen dan ƒ3500 per
jaar.
Deze garantie moest dienen om de obli
gaties gemakkelijker geplaatst te krijgen,
wat van veel belang was; immers alleen
door het slagen van de leening kon aan
het breeder omschreven doel worden be
reikt.
De garantie werd in 1897 uitgebreid tot
een door de vereeniging uit te geven nieuwe
leening ad 100.000; het bedrag, door de
gemeente ten hoogte te betalen, werd toen
gesteld op 6.000, terwijl door de daling
van den rentevoet de garantie zoowel over
de le als over de 2e leening werd be
perkt tot 3 pet.
Het begin van het Kooi-
kwartier.
Door de le leening was de vereeniging
in staat op verschillende plaatsen in de
stad huisjes vooral in z.g. „pooren" aan te
koopen, om deze voorzooveel noodig te
sloopen, te verbeteren of door nieuwe te
vervangen, terwijl de 2e leening speciaal
was bestemd voor de bebouwing met 40
woningen van de toen z.g. „Eendenkooi"
nabij den Heerensingel.
Het plaatsen van die 2e leening ging ech
ter niet gemakkelijk, weshalve de vereeni
ging in 1901 nog toestemming vroeg om,
onder hypothecair verband van al haar
eigendommen, gelden op te mogen nemen.
Hiertoe werd machtiging verleend, terwijl
bovendien nog een gemeente-subside werd
verleend van ten hoogste ƒ400 per jaar.
De gemeente saneerde op
groote schaal.
Nadat op 1 Augustus 1902 de woningwet
in werking was getreden, ging de gemeen
te in 1907 over tot saneering van een woon
wijk, gelegen in het centrum der stad,
tusschen LevendaalGeeregrachtZijd
gracht, omvattende het opruimen van een
90-tal krotwoningen en tot den bouw van
53 woningen op het vrijgekomen terrein,
met den aanleg van straten
De onteigening krachtens art. 71 sub lo
der Onteigeningswet vond plaats ten name
van de genoemde Vereeniging tot Bevor
dering van den Bouw van Werkmanswo
ningen, die ook de nieuwe woningen bouw
de. Voor de uitvoering van het plan werd
van het Rijk een voorschot verkregen van
149.500, terwijl hel; tekort op de exploi
tatie door het Rijk en de gemeente, ieder
voor de helft, voor hun rekening werd ge
nomen.
In 1913 werd een drietal bouwverëenigin-
gen opgericht en wel de Woningbouwver-
eeniging „De Eendracht", „Ons Belang" en
„De Goede Woning", welke laatste, even
als Werkmanswoningen, een vereeniging
van belangstellen is, wier leden dus niet
tevens huurders zijn. In 1915 volgden de
woningbouwvereenigingen „De Tuinstad-
wijk" en „Eensgezindheid", en ten slotte in
1918 de woningbouwvereeniging „Ons
Doel".
Met de oprichting dezer vereenigingen
begon een tijdperk van grootere activiteit
met betrekking tot den bouw van arbei
derswoningen. Immers elke in het leven
geroepen vereeniging kwam dadelijk met
plannen, tengevolge waarvan in 1914 me
dewerking werd verleend voor den bouw
van resp. 47 woningen door de „Eendracht"
60 woningen door „Ons Belang" en 72 wo
ningen door „De Goede Woning". Zonder
dat van woningnood kon worden gespro
ken, bestond er omstreeks dien tijd, dus
vóór den wereldoorlog, wel een tekort aan
behoorlijke woningen; en het was dus ter
aanvulling van den woningvoorraad, dat
toen van de bij de woningwet geboden ge
legenheid om met overheidssteun woning
bouwvereenigingen te doen bouwen ge
bruik werd gemaakt.
Voor genoemde plannen werden rijks
voorschotten toegekend, evenwel niet voor
100 pet., maar voor 95 pet., de vereenigin
gen moesten zelf voorzien in 5 pet. van de
stichtingskosten.
Woning-nood.
Door den wereldoorlog werd, zoo hier als
elders, het gebrek aan woningen voortdu
rend en in snel tempo grooter, zoodat spoe-
die een toestand van woningnood intrad,
welke steeds nijpender werd, terwijl een
ander of liever daarmede samenhangend ge
volg was de stijging van den rentevoet
en het duurder worden van de bouwmate
rialen.
Bij het in 1916 goedgekeurde plan van de
vereeniging tot Bevordering van den Bouw
van Werkmanswoningen voor den bouw
van 147 woningen en 2 pakhuizen op het
Kooiterrein en 30 woningen aan het Kooi-
park traden, als gevolg van een en ander
voor het eerst de U welbekende rentevoet-
bijdrage en de materiaalprijzenbijdrage op;
de eerste ter compenseering van de meer
dere exploitatie-uitgaven, die het gevolg
waren van den gestegen rentevoet, laatst
genoemde in verband met de hoogere prij
zen der materialen.
Gelijk gij U verder zult herinneren, werdi
het later hoe langer hoe moeilijker te be
palen, welk gedeelte van het exploitatie
tekort veroorzaakt werd door den hoogen
rentevoet en welk gedeelte door de dure
materialen. Daarom werd na Juni 1919
slechts één enkele „crisis-bijdrage" toege
kend.
Groot waren de moeilijkheden in dezen
tijd en in de na-oorlogsche jaren, doch niet
temin is het mogen gelukken een belang
rijk aantal woningen aan den woningvoor
raad toe te voegen.
Belangrijke uitbreiding in de
na-oorlogs-jaren.
In deze jaren zijn dan ook door vrijwel
alle bouwvereenigingen complexen wonin
gen tot stand gebracht, t.w.
in 1917 118 woningen door Eensgezindheid
in 1918 109 Ons Belang
'in 1920 208 DeTuinstadwijk
51 Ons Doel
164 de Goede
Woning
150 Eensgezindheid
Intusschen werd, nu zoo groote kapitalen
werden vereischt, de vroegere voorwaarde
der gemeente, dat de vereenigingen zelf
moesten voorzien in 5% van het benoodig-
de kapitaal, niet meer gesteld en werden
voortaan de totale kosten als voorschotten
verstrekt.
In de voorwaarden, waaronder de ver
strekking plaats vond, werd daartegenover
de bepaling opgenomen, dat de gemeente
het recht heeft voor 5% van het aantal ge
stichte woningen huurders aan te wijzen.
Er bleef echter nijpend gebrek.
Ondanks den omvangrijken aanbouw in
de jaren 19171920 bleef er door den to
talen stilstand van het particuliere bouw
bedrijf een ernstig woningtekort heerschen.
Hoe nijpend de toestand was, blijkt wel uit
het feit, dat de gemeente zich in 1918, met
toepassing van de woningnoodwet, genood
zaakt zag door tijdelijke maatregelen on
middellijk in den grootsten nood te voor
zien door het aanschaffen en plaatsen van
een tiental noodwoningen op een terrein
in het zuiden van de stad. In 1919 werd
dat aantal nog met 6 uitgebreid, toen ten
behoeve van een uitbreiding van het Stede-
„DE GOEDE WONING". Een complex moderne arbeiderswoningen achter de
Maresingel. De ruime en zonnige Waldeck Pyrmontstraat.