DINSDAG 30 JUNI 1936 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 6 BINNENLAND De jongste Discontoverlaging Nadat de Nederlandsche Bank met in gang van 25 Juni haar rentetarieven over de geheele linie met een half procent had verlaagd, waarbij het wisseldisconto, dat sedert 4 Juni 4 y2 procent had bedragen, werd teruggebracht tot 4 procent, heeft zij gemeend haar -rentevoorwaarden wederom te moeten herzien. Ingaande 30 Juni zijn de tarieven opnieuw omlaag gebracht, waarbij het wisseldisconto is vastgesteld op 3 y> procent. Op een dergelijke geste was men evenwel voorbereid. Onze circulatiebank volgt nauwlettend alles wat zich op de de viezen en de geldmarkt afspeelt en neemt dienovereenkomstig haar maatregelen, waarbij in de eerste plaats de belangen van het bedrijfsleven in het oog worden gehou den. Nu had op de wisselmarkt een ver dere aanzienlijke ontspanning plaats ge vonden. blijkende uit de daling van het pond sterling tot 7.37 y, en van den Ame- rikaanschen dollar tot 1.46 5/8. Daarnevens was de geldmarkt veel ruimer geworden, de prolongatiekoers was teruggeloopen tot 2% procent, terwijl het particuliere dis conto zelfs beneden 3 procent was geko men. Tusschen de noteeringen in de open markt en de officieele tarieven was dus een groote gaping gekomen, en het lag voor de hand, dat ons centrale credietinstituut niet lang zou aarzelen zijn rentebereke ning te herzien en die meer in overeen stemming te brengen met de prijzen in het vrije verkeer. Het feit, dat de Nederlandsche Bank tot verlaging van haar rentetarieven overgaat, juist nu de maandwisseling voor de deur staat, en ten behoeve van het zaken- en financieele leven aanzienlijke somr^en be- noodigd zijn, doet glashelder uitkomen, dat de toestand zich in zeer gunstigen zin heeft gewijzigd. Het voorbeeld van de Bank van Frank rijk kon ten tweede male worden gevolgd. Bij de beoordeeling van de politiek van de Fransche circulatiebank dient echter in oogenschouw te worden genomen, dat die een min of meer geforceerd karakter draagt, en een onderdeel vormt van het program ma van de Fransche regeering, ten doel hebbende de verbetering van het economi sche leven. De discontoverlaging van de Nederland sche Bank daarentegen is hoegenaamd niet van kunstmatigen aard, doch is zuiver het gevolg van de verbeterde verhoudingen op de wisselmarkt en de geldmarkt, zij het dan ook, dat die voorspruiten uit de ont spanning, te voorschijn geroepen door de middelen welke de Volksfrontregeering, ter versterking van het Fransche staatscre- diet, meent te moeten gebruiken. En hier bij kan niet worden ontkent, dat alleen reeds de aankondiging dezer middelen een doeltreffende uitwerking heeft gehad. EEN BEDRIJFSRAAD VOOR HET BAKKERSBEDRIJF OP KOMST? De vertegenwoordigers van de organisaties bijeengeroepen. Naar de „N. Rott. Crt." verneemt-, heeft de commissie van advies, ingesteld volgens artikel 8 van de Bedrijfsradenwet, aan de diverse organisaties in het bakkersbedrijf een brief gezonden, waarin wordt verzocht een of meer vertegenwoordigers te zenden naar een vergadering, welke op 10 Juli op het departement van sociale zaken zal wor den gehouden, teneinde inlichtingen te geven over de wensch^lijkheid om voor het bakkersbedrijf een bedrijfsraad op te rich ten. In de uitnoodiging tot die vergadering wordt er van gerept, dat dit onderzoek wordt ingesteld in verband' met een ver zoek, dat bij genoemde commissie is inge komen namens een aantal bakkerijen te Rotterdam en omstreken. Het blad meent evenwel te weten, dat een dergelijk verzoek niet is uitgegaan van een bepaalde organisatie. GROOTE VERKEERSVEFBETERING IN DE BETUWE. Bijna ieder, die in de Betuwe gereisd heeft, zoo schrijft ons de algemeene Neder landsche Wielrijdersbond, zal naast vele prettige herinneringen ook een minder pleizierige daaraan hebben behouden, n.l. die aan den dubbelen spoorwegovergang bij Geldermalsen. Velen zullen n.l. Geldermalsen, hetzij van het Westen binnengereden zijn, hetzij in westelijke richting verlaten hebben en In deze gevallen moesten zij den overgang in den spoorweg 's-Hertogenbosch Utrecht passeeren. Uit den aard der zaak is op deze lijn druk verkeer, maar bovendien ligt de dub bele overgang binnen het rangeergebied van het station Geldermalsen en het kwam dan ook herhaaldelijk voor, vooral in den bietentijd, dat men meer dan een half uur voor de gesloten boomen kon wachten. Thans is een einde aan deze toestanden gekomen, doordat de spoorwegovergang vervangen is door een tunnel. Bij de officieele openstelling, welke Za terdag j.l. plaats had, releveerde de bur gemeester van Geldermalsen de voorge schiedenis van de nieuwe verkeers-verbe- tering. Ir. R. Tijken voerde namens den A. N. W. B. het woord en wees er op, dat een belangrijk beletsel voor het toeristisch bezoek aan de omgeving was weggenomen. LEGERMANOEUVRES. Van 2125 September tusschen Eindhoven en Breda. De legermanoeuvres, na 1931 uit finan cieele overwegingen niet meer gehouden, zullen dit jaar in de week van 21 tot en met 25 September in Brabant, tusschen Eindhoven en Breda, plaats vinden. Leider is de commandant van het veldleger, lui tenant-generaal jhr. W. Röell. DE ZUIVELORGANISATIES EN HET CRISISZUI VEL BUREAU. Eind. 1931 gingen de Algemeene Neder landsche Zuivelbond (combinatie van coö peratieve fabrieken), de Vereeniging v. Zuivelindustrie en Melkhygiëne (de parti culiere zuivelindustrie) en de Bond van Kaasproducenten (zelfkazende boeren) over tot de vorming van het Crisis-Zui vel - bureau teneinde gezamenlijk werkzaam te zijn ten bate van de Nederlandsche zuivel in crisistijden. Er was toen nog geen spra ke van contingenteering van onze zuivel producten in landen, welke tot onze groo te afnemers behooren. Intusschen is .voor Duitschland deze contingenteering gekomen. Het crisis zui- velbureau werd hierbij ingeschakeld en dit bureau kreeg niet alleen een advisee- rende, maar ook een uitvoerende functie. Immers bij contingenteering gaat men uit van het een of andere, zoo juist en deug delijk. mogelijk gekozen, basisjaar, en zij, die daarin geëexporteerd hebben, krijgen contingenten. Het crisis-zuivelbureau werd onder meer met het afgeven van deze con senten belast. Aan de methode van contingenten en basisjaren kleven natuurlijk grove onbil lijkheden. Zij, die toevallig in zulk een basisjaar niet hebben geëxporteerd, blijven zoolang de contingenteering bestaat, uitge schakeld. Degene, die mede wellicht door incidenteele factoren een grooten export gehad hebben, zien zich ook gedurende het geheele contingenteeringsverloop, een groot contingent toegewezen. Hiertegen zijn van alle zijden klachten gerezen. Niet alleen bij de zuivel-contin- genteering, maar overal, waar van contin genteering sprake is. De regeering is op deze klachten inge gaan. Zij erkent de juistheid ervan. Daar om worden de quota voor de basis-jaar- exporteurs verlaagd, opdat de overheid een zekere hoeveelheid zal kunnen toewij zen aan hen, die niet het geluk hadden om in dat jaar (wat voor elk gecontin- genteerd product natuurlijk apart bepaald wordt) op een behoorlijk exportkwantum te kunnen wijzen. Dit zou ook gelden ten opzichte van de zuivelexport naar Duitsch land. Het crisis-zuivelbureau is het met die gedachte niet eens. Het stelt zich op het standpunt, dat zulk een uitdeeling van contingenten buiten iederen zakelij- ken grondslag omging en niet alleen tot zeer ongewenschte verschijnselen aanlei ding zou geven, maar bovendien door haar stelselloosheid voor het bureau volkomen uitvoerbaar zou zijn. (Wjj citeeren het ver slag in het Alg. Hbl.). De Regeering echter blijft op haar stand punt staan. Daarom is er een breuk geko men tusschen regeering en het crisiszuivel- bureau, dat zich met ingang van 1 Juli a.s uit dit gebied heeft teruggetrokken. Wij meenen, dat de regeering te dezen opzichte gelijk heeft. Het systeem der contingenteeringen leidt tot bevriezen en tot een soort van monopolie van hen, die in 't basisjaar toevallig behoorlijke kwan titeiten hebben uitgevcerd. Wat voor be zwaar kan er bestaan tegen het reservee ren van een deel van het uit voercontin gent ten behoeve van hen, die zich nieuw willen vestigen of die destijds weinig aan export naar Duitschland hebben gedaan? De motiveering van het crisiszuivelbureau is o.i. zwak. In die motiveering werd on der meer gewezen op het feit dat het ba sisjaar zoodanig gekozen is, dat abnor male bijzonderheden zooveel mogelijk wer den uitgesloten. Boven*dien wist men in 't basisjaar niet, dat er ooit van contingen teering sprake zou zijn, zoodat mannen met voorwetenschap daarvan geen mis bruik hebben kunnen maken Verder heeft het crisiszuivelbureau steeds angstvallig gewaakt tegen ook maar de kleinste af wijking ten opzichte der toewijzingen. Maar wordt hierdoor het bezwaar weg genomen, dat nieuwe oxerteurs steeds achter het net zullen blijven visschen? Of dat degenen, die destijds v einig hebben uitgevoerd, eens compensatie verkrijgen voor deze toevalligheid? hatuurlijk be- staakt er eenige kans dat er bevoorrechting zal plaats vinden ten benoeve van politie ke of andere vrienden; viegt deze moge lijkheid niet op tegen de cnbillijkheid, dat de contingenteering een gelijke bevoor rechting schept, zij het ook langs toeval- ligen en dus niet doeUcwusten weg, aan anderen? Wij betreuren het, dat ce zuivel-organi- saties zich genoopt gevoeld hebben om zich om deze reden terug te trekken. Zij geven daardoor aan de a-rttenaren een grooteren armslag en de heilzame con trole door de belanghebbenden wordt er door verzwakt. Het is de eerste maal, dat een gedachtenccnflict tot uittreding leidde Nationaal Comité van den Internationalen Zuivelbond. In een dezer dagen gehouden vergade ring van Nationaal comité van den Inter nationalen Zuivelbond, onder leiding van dr. F. E. Posthuma, werd mededeeling ge daan van een uitlating in den Franschen senaat (bij de behandeling der bovenge noemde wet), dat men in Nederland uit on dermei k en plantaardige olie kaas kon be reiden en dat men de Fransche producen ten tegen den invoer van dergelijke arti kelen diende te beschermen. Hierop volgde een nadere uiteenzetting in een Fransch blad voor den handel, terwijl nog later in een Fransch zuivelvakblad door den voor zitter der Federation de l'Industrie Fro- magère werd medegedeeld, dat de Fransche koloniale markt veroverd werd door Ne derlandsche kaas, bereid met behulp van plantaardige olie. waarom verzocht werd, den invoer dezer kaas te verbieden. Aangezien uit Nederland alleen zuivel producten, voorzien van het rijksmerk kun nen worden geëxporteerd en het gebruik van vreemde vetten hierbij absoluut uit gesloten is, is in al deze gevallen, zoowel door den rijkslandbouwconsulent te Parijs, als door het bestuur van het comité, en met name door dr. A. J. Swaving, te bevoegder plaatse (o.a. namens de Nederlandsche Re geering bij den Internationalen Zuivelbond) krachtig opgetreden om deze verdachtma kingen weerlegd te krijgen. Inmiddels heeft het bestuur van het comité de aandacht der Nederlandsche autoriteiten gevestigd op het uit het voor gaande gebleken groote gevaar van het bestaan van een bepaalde surrogaten-in dustrie in een zuivel-exporteerend land en verzocht, duurzame maatregelen ter voor koming dezer fabricage te nemen. HET CONFLICT IN HET VISSCHERIJBEDRIJF TE UMUIDEN. Besprekingen tusschen de reeders- vereenigingen en de vakorganisaties. Het bestuur van de reedersvereeniging en de vier vakorganisaties in het visscherij- bedrijf te IJmuiden deelen het volgende mede: Maandagmorgen heeft een bespreking plaats gehad tusschen de besturen van de vier vakorganisaties en daarna is gevolgd een bespreking tusschen de vertegenwoor digers van deze vier organisaties en het be stuur van de reedersvereeniging. In deze conferentie werd de stand van het conflict besproken. Namens de besturen der vak organisaties werd medegedeeld, dat zij thans weer besprekingen konden houden, omdat de leden opnieuw de leiding van de besturen hadden aanvaard. De besturen verheelen echter niet, dat in verband met de lage loonen in het visscher ij bedrijf, de oplossing van het conflict bijzonder moei lijk was. zoolang loonsverlaging wordt ver langd. Door het bestuur van de reeders vereeniging werd daarentegen aangevoerd, dat de toestand in het bedrijf verdere bezui nigingen, ook op de loonen, dringend noo- dig maakt. De besturen van de vier vak organisaties hebben de bedrijfsmoeilijk- heden en de noodzakelijke verlichting van •lasten niet ontkend, waarom gezocht wordt naar een oplossing, die beide partijen kan bevredigen. Zulk een oplossing werd echter nog niet gezonden. Van deze besprekingen werd daarna mededeeling gedaan aan de algemeene vergadering van de reedersver eeniging, die gistermiddag werd' gehouden. Daar werd' besloten, dat het bestuur het be sprokene verder zal overwegen en binnen eenige dagen ter zake advies zal uitbren gen, wanneer de reedersvereeniging op nieuw in vergadering bijeen is. Hierna werd' een tweede conferentie gehouden met de besturen van de vier vakorganisaties en het resultaat van de vergadering medegedeeld; verdere besprekingen zijn daarop aange houden tot na de te houden algemeene ver gadering der reedersvereeniging. VACATURE-KETELAAR IN DE TWEEDE KAMER. Ter vervulling van de vacature-Ketelaar als lid der Tweede Kamer komt op de lijst der Vrijz. Dem. Bond allereerst voor mr. H. P. Marchant. Daar aangenomen mag worden dat hij zal bedanken is vervolgens aan de beurt mr. P. J. Oud. Heeft ook deze bedankt dan zal worden aangewezen krach tens zijn plaats op de lijst de heer M. M. Cohen, lid van den gemeenteraad van Am sterdam. DE HERTOG VAN KENT IN ONS LAND. Naar aanleiding van de komst in ons land van Z. K. H. Prins George, Hertog van Kent, ten einde op 4 Juli a.s. de Britsche tentoonstelling te Amsterdam, uit naam van Z. M. den Koning van Groot-Brittan- nië te openen, vernemen wij, dat de her tog, gevolg gevende aan een uitnoodiging van H. M. de Koningin, op Zaterdag a.s. bij Hare Majesteit op het Loo zal dinee- ren en aldaar zal overnachten. Op Zondagmorgen zal de Hertog zich van het Loo naar Schiphol begeven, om van daar per eigen vliegtuig naar Engeland te rug te keeren. KOMT SIR HENRY DETERDING IN ONS LAND WONEN? Naar de „Standaard" ter oore kwam zou dr. Henry Deterding, pres.-dir. van de Ko ninklijke, 'het landgoed van de familie Kröl- ler te Wassenaar hebben aangekocht. Hier mede wordt in verband gebracht een spoe dig te verwachten aftreden van den heer Deterding als directeur en een zich vestigen in ons land. NED. OOST-INDIE PRAUW OMGESLAGEN. Zeventien personen verdronken. Aneta seint uit Koepang: Tijdens een hevigen storm is een inheemsche prauw, komende van Koepang en op weg naar Rottie, nabij Hansisi omgeslagen. Van de 24 inzittenden werden er zeven gered. Van zeven werden de lijken gevonden, terwijl er nog tien worden vermist. EEN SLANG ZETTE SEMARANG IN HET DONKER. Aneta seint uit Semarang: Door een de fect aan de hoogspanningsleiding van de A. N. I. E. M. van Toentang, zat Sema rang Zaterdagnacht vanaf 1 uur in het donker. Hierna werd de reserve-centrale Kali Sari ingeschakeld. Deze reserve-cen trale geraakte na eenige uren eveneens defect. Bij het ingestelde onderzoek bleek, dat de storing werd veroorzaakt door een slang, die in een mast was gekropen. Tij dens de herstellings werkzaamheden is een koelie in aanraking gekomen met de hoogspanningsleiding, waardoor hij bewus teloos geraakte, hetgeen oorzaak was van een nieuwe vertraging. Door al deze oor zaken kon de storing eerst om 6 uur 30 worden opgeheven. Prof. Dr. C. Snouck Hurgronje t (In aansluiting met het gisteren ge plaatste artikel van prof. dr. Berg volgen hier nog eenige data en feiten uit het leven van prof. dr. Snouck Hurgronje). Christiaan Snouck Hurgronje werd den 8sten Februari 1857 te Oosterhout gebo ren. Hij bezocht de H. B. S. te Breda en kwam op 17-jarigen leeftijd als student naar Leiden. Eerst studeerde hij theologie, doch ging spoedig over tot de Semitische taal- en letterkunde, om zich daarna meer in het bijzonder toe te leggen op het Ara bisch van den Islam. Iu 1880 promoveerde hij op een spoedig na zijn verschijnen ver maard geworden proefschrift: „Het Mek- kaansche Feest." Kort na zijn promotie werd dr. Snouck Hurgronje, na nog eenigen tijd te Straats burg gestudeerd te hebben, als leeraar verbonden aan de destijds nog te Leiden bestaande gemeente-instelling voor de op leiding van Oost-Indische ambtenaren en werd hij belast met het geven van onder wijs in de godsdienstige instellingen van den Islam. Voor het uitgestrekte arbeidsveld, dat Snouck Hurgronje zich gekozen had, be hoorde, om dit volkomen te kunnen be- heerschen, niet alleen de kennis van de Arabische taal, tot datgene, wat men in alle opzichten meester moet zijn. Wat Snouck Hurgronje in dien tjjd in het licht gaf, deed beseffen, welk een schat van geleerdheid en kennis hij zich bin nen korten tijd had verworven. Warm voor stander van de historisch-critische metho den van onderzoek, liet hij op menig punt van de geschiedenis van de moslimsche in stellingen voor het eerst een verrassend licht schijnen, toonde hij aan hoe ook de godsdienst van Mohammed verschillende phasen van ontwikkeling had moeten door maken aleer deze zich had aangepast aan de sterk uiteenloopende behoeften zijner tallooze belijders van verschillend ras en nationaliteit, welke vele verschijnselen uit leer en leven der tegenwoordige Moham medanen slechts in him geschiedkundig verband te begrijpen en verklaren zijn. Toen Snouck Hurgronje in 1883 ter ge legenheid van de Internationale Koloniale Tentoonstelling te Amsterdam zijn nog steeds bekende rede had gehouden over de beteekenis van den Islam voor zijn belij ders in Oost-Indië, had hij tot dusver zijn kennis hieromtrent slechts kunnen ver krijgen uit schriftelijke documenten. Na dien werd hij echter overtuigd van de noodzakelijkheid, eenigen tijd temidden der Mohammedaansche bevolking te ver blijven, teneinde zich geheel vertrouwd te maken met de zeden en denkwijzen der Moslims. Zoo rijpte bij hem het plan voor een reis naar Mekka, waarheen hij in 1884 als muzelman vermomd heentrok. Een ver metele onderneming, die echter met een succes zonder weerga werd bekroond. In 1885 te Leiden teruggekeerd, begon hij daar zijn werkzaamheden als docent en achtereenvolgens zagen spoedig achter elkaar veel belangrijke geschriften van zijn hand het licht, o.a. het bekende Gids artikel: „De Islam". Ook te Delft gaf hij onderricht in de Is- lam-wetenschap, doch een aanbod om te Delft den 4en Februari 1887 overleden hoogleeraar Juynboll op te volgen, sloeg hij af. Hij bleef te Leiden en werd 9 Maart 1887 te Leiden tot lector aan de Univer siteit benoemd. In 1889 was zijn in twee deelen samengevat werk over Mekka vol tooid en zoowel door Nederlandsche als door buitenlandsche bevoegde beoordee laars werd het een meesterwerk van den eersten rang genoemd. In het voorjaar van 1889 vertrok hij ech ter naar Indië, om daar een nieuw hoogst belangrijk arbeidsveld te ontsluiten. Meer dan eens toch had hij erop gewezen, dat op geen natie de plicht van ernstige studie van het Mohammedanisme in ernstiger mate rusttte dan op de onze, dat eigenbe lang en plichtsgevoel Regeering en volk tot dit inzicht 'behoorden te brengen. Zijn verblijf "in Indië bood aan de Re geering de gunstige gelegenheid zich over verschillende aangelegenheden in Indië te laten voorlichten door Snouck Hurgronje, hetgeen haar tot dusver niet mogelijk was geweest, omdat zij niet beschikte ovor daartoe bevoegde personen. Zoo werd hij officieel adviseur der Nederlandsch-Indi- sche regeering. hetgeen hij gedurende ze ventien jaar bleef. Na door den Gouverneur-Generaal te zijn aangesteld voor de plaatselijke beoefe ning van de instellingen van den Islam op Java en zoo noodlg ook in een of meer gewesten der Buitenbezittingen, vestigde hij in hoofdzaak zijn aandacht op de locale eigenaardigheden in de practijk van den Islam op Java, als gevolg van den Inland- sche adat. Speciaal betrof het onderzoek den aard der rechtspraak van de zooge naamde priesterraden en de verdere werk zaamheden der z.g. geestelijkheid, voorts het Mohammedaansch onderwijs In de ge wijde wetenschappen, de verbreiding der mystieke wetenschappen en hunne betee kenis voor het leven der Inlanders. Be langrijke waarnemingen zijn daar door hem gedaan. Geheel nieuwe inzichten in het Mohammedaansch onderwijs werden tengevolge daarvan door hem verkregen. Intusschen was dr. Snouck Hurgronje in 1891 blijvend in Indischen dienst overge gaan als adviseur voor de Oostersche talen en het Mohammedaansch recht. Eenige maanden later, in Juli, vestigde hij zich te Koeta Radj ah voor de bestudeering der re- ligieuse en politieke toestanden in Atjeh en om zich vertrouwd te maken met de ze den, levenswijze en begrippen der bewo ners. Zijn verblijf aldaar heeft hoogst be langrijke rescultaten opgeleverd, welke re sultaten werden neergelegd in een aan vankelijk geheim „Verslag omtrent de re ligieus-politieke toestanden in Atjeh". Het actueele van het Atjeh-vraagstuk, de schit Onthoudf den naam IN5TANTINEI terende wijze, waarop dit thans door een zoo bjj uitstek bevoegd beoordeelaar was onderzocht en toegelicht, heeft veel tot vermeerdering van zijn populariteit bij gedragen. In 1898 werd zijn werkkring uitgebreid en kreeg hij den'meer algemeenen titel van Adviseur voor Inlandsche Zaken. Ook werd hij, na de opheffing van de be trekking van resident ter beschikking van de gouverneur van Atjeh gesteld, om zich daarheen te begeven zoo dikwijls deze dit noodig oordeelde, en het is geen geheim, dat zijn adviezen een overwegenden in vloed hebben uitgeoefend op het beleid der zaken in Atjeh, vooral nadat Toeko's Oemar's afval tenslotte den stoot had gege ven tot opheffing van het zoo scherp door Snouck Hurgronje afgekeurde „concentra tie-systeem." Naar zijn overtuiging kon dit half-opgesloten stelsel, dat onze troe pen binnen een enge ruimte opgesloten hield en schatten gelds verslond, nooit tot de pacificatie der Atjeh'ers leiden. Groote resultaten zijn ten deze met zijn adviezen bereikt sedert den weg der actieve staat kunde overeenkomstig Snouck's adviezen werd ingeslagen. Tijdens zijn verblijf in Indië werd dr. Snouck Hurgronje aangezocht voor een professoraat aan de universiteit te Cam bridge (Eng.), waarvoor hij evenwel be dankte. Nadat hij ongeveer terzelfder tijd ook was aangezocht voor een professoraat te Leiden, heeft hij een later tot hem gericht verzoek van deze Universiteit aan genomen (1907). Zoo aanvaardde dr. Snouck Hurgronje op 23 Januari 1917 het hoogleeraarsambt in het Arabisch aan de Leidsche Universi teit. Zijn bekendheid in de Oostersche ta len en wetenschappen nam jaar op jaar toe. Hij bleef crok adviseur voor Ned, In dië van de Koloniale regeering. Prof. Snouck Hurgronje, die behalve voor Cambridge ook was aangezocht voor het hoogleeraarsambt aan de destijds te Cairo gestichte Arabische Universiteit, was in den cursus 19211922 rector magnificus aan de Leidsche universiteit, ter gelegen heid waarvan hij een rectorale rede hield over het onderwerp: „De Islam en het Rassenprobleem". Reeds in 1902 schreef de latere Utrecht- sche hoogleeraar prof. mr. dr. Th. W. Juyn boll in „Mannen en Vrouwen van Betee kenis" over prof. Snouck Hurgronje: „Slechts weinigen is het gegeven in hun hun levenssfeer zóó het ideale te bereiken. Had zich reeds dadelijk bij 't eerste optreden op wetenschappelijk gebied een groote roep verbreid van de bijzondere bekwaamheid en groote gaven van Snouck Hurgronje, weldra was zijn naam alom met eere be kend, niet alleen in den kring zijner vak- genooten, maar ook ver daarbuiten. On der de mannen, wier hoog en edel streven het is, de volheid hunner levenskrachten te wijden aan het opsporen van de waar heid om liaarszelfs wil, die woekeren met hun gaven in dienst der wetenschap, des vaderlands, neemt dr. Snouck Hurgronje ongetwijfeld een eereplaats in." Met hoeveel meer recht konden deze woorden in den tegenwoordigen tijd ge sproken worden, nu prof Snouck Hur gronje In een zoo lange reeks van jaren zijn liefde voor zijn vak, zijn liefde voor de wetenschap en voor zijn en anderer va derland op zoo ondubbelzinnige wijze heeft getoond. Toen prof. Snouck Hurgronje wegens het bereiken van den zeventig-jarigen leef tijd het hpogleeraarsambt moest nederleg- gen, was men voornemens hem te huldigen voor al hetgeen hjj gedaan had. Eenvou dig als h(j was wilde hij daarvan niets we ten en onttrok hij zich aan een huldiging door dien verjaardag uitstedig te zijn. Evenwel huldigde men hem toch toch in zooverre, dat men een groote soms gelds bijeenbracht voor de stichting van een fonds voor de studie der Oostersche Let teren. Verschillende vorsten en prinsen schonken hiervoor mede een bijdrage. Voorts bleef Prof. Snouck Hurgronje voor de Leidsche Universiteit behouden door dat werd goedgevonden, dat hij college gaf in het Atjehsch. Tal van welverdiende onderscheidingen vielen heb ten deel. Onder de vele noe men we zijn commandeurschap in de Orde van den Nederlandschen Leeuw en zijn doctoraat honoris causa aan de Sorbonne te Parijs. LUCHTVAART DE „HINDENBURG" WEER BOVEN ONS LAND. Het Duitsche luchtschip „Hindenburg" verscheeen hedenmorgen te omstreeks kwart over negen boven Rotterdam. Het luchtschip korste zeer laag over de stad en verdween in Noordelijke richting. Even over half tien verscheen het lucht schip boven de Residentie. Het vloog zeer laag, zoodat men alle gelegenheid had, den luchtreus van nabjj te zien. Boven Scheveningen gekomen zette de „Hindenburg" koers naar zee. Ver boven het water, verdween het gevaarte In Wes telijke richting. Het ongewone schouwspel trok natuurlijk zeer veel belangstelling.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 6