DINSDAG 30 JUNI 1936
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. 6
BINNENLAND
De jongste Discontoverlaging
Nadat de Nederlandsche Bank met in
gang van 25 Juni haar rentetarieven over
de geheele linie met een half procent had
verlaagd, waarbij het wisseldisconto, dat
sedert 4 Juni 4 y2 procent had bedragen,
werd teruggebracht tot 4 procent, heeft zij
gemeend haar -rentevoorwaarden wederom
te moeten herzien. Ingaande 30 Juni zijn de
tarieven opnieuw omlaag gebracht, waarbij
het wisseldisconto is vastgesteld op 3 y>
procent. Op een dergelijke geste was men
evenwel voorbereid. Onze circulatiebank
volgt nauwlettend alles wat zich op de de
viezen en de geldmarkt afspeelt en neemt
dienovereenkomstig haar maatregelen,
waarbij in de eerste plaats de belangen van
het bedrijfsleven in het oog worden gehou
den. Nu had op de wisselmarkt een ver
dere aanzienlijke ontspanning plaats ge
vonden. blijkende uit de daling van het
pond sterling tot 7.37 y, en van den Ame-
rikaanschen dollar tot 1.46 5/8. Daarnevens
was de geldmarkt veel ruimer geworden,
de prolongatiekoers was teruggeloopen tot
2% procent, terwijl het particuliere dis
conto zelfs beneden 3 procent was geko
men. Tusschen de noteeringen in de open
markt en de officieele tarieven was dus een
groote gaping gekomen, en het lag voor
de hand, dat ons centrale credietinstituut
niet lang zou aarzelen zijn rentebereke
ning te herzien en die meer in overeen
stemming te brengen met de prijzen in het
vrije verkeer.
Het feit, dat de Nederlandsche Bank tot
verlaging van haar rentetarieven overgaat,
juist nu de maandwisseling voor de deur
staat, en ten behoeve van het zaken- en
financieele leven aanzienlijke somr^en be-
noodigd zijn, doet glashelder uitkomen, dat
de toestand zich in zeer gunstigen zin heeft
gewijzigd.
Het voorbeeld van de Bank van Frank
rijk kon ten tweede male worden gevolgd.
Bij de beoordeeling van de politiek van de
Fransche circulatiebank dient echter in
oogenschouw te worden genomen, dat die
een min of meer geforceerd karakter draagt,
en een onderdeel vormt van het program
ma van de Fransche regeering, ten doel
hebbende de verbetering van het economi
sche leven.
De discontoverlaging van de Nederland
sche Bank daarentegen is hoegenaamd niet
van kunstmatigen aard, doch is zuiver het
gevolg van de verbeterde verhoudingen op
de wisselmarkt en de geldmarkt, zij het
dan ook, dat die voorspruiten uit de ont
spanning, te voorschijn geroepen door de
middelen welke de Volksfrontregeering, ter
versterking van het Fransche staatscre-
diet, meent te moeten gebruiken. En hier
bij kan niet worden ontkent, dat alleen
reeds de aankondiging dezer middelen een
doeltreffende uitwerking heeft gehad.
EEN BEDRIJFSRAAD VOOR HET
BAKKERSBEDRIJF OP KOMST?
De vertegenwoordigers van de organisaties
bijeengeroepen.
Naar de „N. Rott. Crt." verneemt-, heeft
de commissie van advies, ingesteld volgens
artikel 8 van de Bedrijfsradenwet, aan de
diverse organisaties in het bakkersbedrijf
een brief gezonden, waarin wordt verzocht
een of meer vertegenwoordigers te zenden
naar een vergadering, welke op 10 Juli op
het departement van sociale zaken zal wor
den gehouden, teneinde inlichtingen te
geven over de wensch^lijkheid om voor het
bakkersbedrijf een bedrijfsraad op te rich
ten. In de uitnoodiging tot die vergadering
wordt er van gerept, dat dit onderzoek
wordt ingesteld in verband' met een ver
zoek, dat bij genoemde commissie is inge
komen namens een aantal bakkerijen te
Rotterdam en omstreken.
Het blad meent evenwel te weten, dat een
dergelijk verzoek niet is uitgegaan van een
bepaalde organisatie.
GROOTE VERKEERSVEFBETERING
IN DE BETUWE.
Bijna ieder, die in de Betuwe gereisd
heeft, zoo schrijft ons de algemeene Neder
landsche Wielrijdersbond, zal naast vele
prettige herinneringen ook een minder
pleizierige daaraan hebben behouden, n.l.
die aan den dubbelen spoorwegovergang
bij Geldermalsen.
Velen zullen n.l. Geldermalsen, hetzij
van het Westen binnengereden zijn, hetzij
in westelijke richting verlaten hebben en
In deze gevallen moesten zij den overgang
in den spoorweg 's-Hertogenbosch
Utrecht passeeren.
Uit den aard der zaak is op deze lijn
druk verkeer, maar bovendien ligt de dub
bele overgang binnen het rangeergebied
van het station Geldermalsen en het kwam
dan ook herhaaldelijk voor, vooral in den
bietentijd, dat men meer dan een half uur
voor de gesloten boomen kon wachten.
Thans is een einde aan deze toestanden
gekomen, doordat de spoorwegovergang
vervangen is door een tunnel.
Bij de officieele openstelling, welke Za
terdag j.l. plaats had, releveerde de bur
gemeester van Geldermalsen de voorge
schiedenis van de nieuwe verkeers-verbe-
tering. Ir. R. Tijken voerde namens den
A. N. W. B. het woord en wees er op, dat
een belangrijk beletsel voor het toeristisch
bezoek aan de omgeving was weggenomen.
LEGERMANOEUVRES.
Van 2125 September tusschen
Eindhoven en Breda.
De legermanoeuvres, na 1931 uit finan
cieele overwegingen niet meer gehouden,
zullen dit jaar in de week van 21 tot en
met 25 September in Brabant, tusschen
Eindhoven en Breda, plaats vinden. Leider
is de commandant van het veldleger, lui
tenant-generaal jhr. W. Röell.
DE ZUIVELORGANISATIES EN
HET CRISISZUI VEL BUREAU.
Eind. 1931 gingen de Algemeene Neder
landsche Zuivelbond (combinatie van coö
peratieve fabrieken), de Vereeniging v.
Zuivelindustrie en Melkhygiëne (de parti
culiere zuivelindustrie) en de Bond van
Kaasproducenten (zelfkazende boeren)
over tot de vorming van het Crisis-Zui vel -
bureau teneinde gezamenlijk werkzaam te
zijn ten bate van de Nederlandsche zuivel
in crisistijden. Er was toen nog geen spra
ke van contingenteering van onze zuivel
producten in landen, welke tot onze groo
te afnemers behooren.
Intusschen is .voor Duitschland deze
contingenteering gekomen. Het crisis zui-
velbureau werd hierbij ingeschakeld en
dit bureau kreeg niet alleen een advisee-
rende, maar ook een uitvoerende functie.
Immers bij contingenteering gaat men uit
van het een of andere, zoo juist en deug
delijk. mogelijk gekozen, basisjaar, en zij,
die daarin geëexporteerd hebben, krijgen
contingenten. Het crisis-zuivelbureau werd
onder meer met het afgeven van deze con
senten belast.
Aan de methode van contingenten en
basisjaren kleven natuurlijk grove onbil
lijkheden. Zij, die toevallig in zulk een
basisjaar niet hebben geëxporteerd, blijven
zoolang de contingenteering bestaat, uitge
schakeld. Degene, die mede wellicht door
incidenteele factoren een grooten export
gehad hebben, zien zich ook gedurende het
geheele contingenteeringsverloop, een
groot contingent toegewezen.
Hiertegen zijn van alle zijden klachten
gerezen. Niet alleen bij de zuivel-contin-
genteering, maar overal, waar van contin
genteering sprake is.
De regeering is op deze klachten inge
gaan. Zij erkent de juistheid ervan. Daar
om worden de quota voor de basis-jaar-
exporteurs verlaagd, opdat de overheid
een zekere hoeveelheid zal kunnen toewij
zen aan hen, die niet het geluk hadden
om in dat jaar (wat voor elk gecontin-
genteerd product natuurlijk apart bepaald
wordt) op een behoorlijk exportkwantum
te kunnen wijzen. Dit zou ook gelden ten
opzichte van de zuivelexport naar Duitsch
land. Het crisis-zuivelbureau is het met
die gedachte niet eens. Het stelt zich op
het standpunt, dat zulk een uitdeeling
van contingenten buiten iederen zakelij-
ken grondslag omging en niet alleen tot
zeer ongewenschte verschijnselen aanlei
ding zou geven, maar bovendien door haar
stelselloosheid voor het bureau volkomen
uitvoerbaar zou zijn. (Wjj citeeren het ver
slag in het Alg. Hbl.).
De Regeering echter blijft op haar stand
punt staan. Daarom is er een breuk geko
men tusschen regeering en het crisiszuivel-
bureau, dat zich met ingang van 1 Juli a.s
uit dit gebied heeft teruggetrokken.
Wij meenen, dat de regeering te dezen
opzichte gelijk heeft. Het systeem der
contingenteeringen leidt tot bevriezen en
tot een soort van monopolie van hen, die
in 't basisjaar toevallig behoorlijke kwan
titeiten hebben uitgevcerd. Wat voor be
zwaar kan er bestaan tegen het reservee
ren van een deel van het uit voercontin
gent ten behoeve van hen, die zich nieuw
willen vestigen of die destijds weinig aan
export naar Duitschland hebben gedaan?
De motiveering van het crisiszuivelbureau
is o.i. zwak. In die motiveering werd on
der meer gewezen op het feit dat het ba
sisjaar zoodanig gekozen is, dat abnor
male bijzonderheden zooveel mogelijk wer
den uitgesloten. Boven*dien wist men in 't
basisjaar niet, dat er ooit van contingen
teering sprake zou zijn, zoodat mannen
met voorwetenschap daarvan geen mis
bruik hebben kunnen maken Verder heeft
het crisiszuivelbureau steeds angstvallig
gewaakt tegen ook maar de kleinste af
wijking ten opzichte der toewijzingen.
Maar wordt hierdoor het bezwaar weg
genomen, dat nieuwe oxerteurs steeds
achter het net zullen blijven visschen? Of
dat degenen, die destijds v einig hebben
uitgevoerd, eens compensatie verkrijgen
voor deze toevalligheid? hatuurlijk be-
staakt er eenige kans dat er bevoorrechting
zal plaats vinden ten benoeve van politie
ke of andere vrienden; viegt deze moge
lijkheid niet op tegen de cnbillijkheid, dat
de contingenteering een gelijke bevoor
rechting schept, zij het ook langs toeval-
ligen en dus niet doeUcwusten weg, aan
anderen?
Wij betreuren het, dat ce zuivel-organi-
saties zich genoopt gevoeld hebben om
zich om deze reden terug te trekken. Zij
geven daardoor aan de a-rttenaren een
grooteren armslag en de heilzame con
trole door de belanghebbenden wordt er
door verzwakt. Het is de eerste maal, dat
een gedachtenccnflict tot uittreding leidde
Nationaal Comité van den Internationalen
Zuivelbond.
In een dezer dagen gehouden vergade
ring van Nationaal comité van den Inter
nationalen Zuivelbond, onder leiding van
dr. F. E. Posthuma, werd mededeeling ge
daan van een uitlating in den Franschen
senaat (bij de behandeling der bovenge
noemde wet), dat men in Nederland uit on
dermei k en plantaardige olie kaas kon be
reiden en dat men de Fransche producen
ten tegen den invoer van dergelijke arti
kelen diende te beschermen. Hierop volgde
een nadere uiteenzetting in een Fransch
blad voor den handel, terwijl nog later in
een Fransch zuivelvakblad door den voor
zitter der Federation de l'Industrie Fro-
magère werd medegedeeld, dat de Fransche
koloniale markt veroverd werd door Ne
derlandsche kaas, bereid met behulp van
plantaardige olie. waarom verzocht werd,
den invoer dezer kaas te verbieden.
Aangezien uit Nederland alleen zuivel
producten, voorzien van het rijksmerk kun
nen worden geëxporteerd en het gebruik
van vreemde vetten hierbij absoluut uit
gesloten is, is in al deze gevallen, zoowel
door den rijkslandbouwconsulent te Parijs,
als door het bestuur van het comité, en met
name door dr. A. J. Swaving, te bevoegder
plaatse (o.a. namens de Nederlandsche Re
geering bij den Internationalen Zuivelbond)
krachtig opgetreden om deze verdachtma
kingen weerlegd te krijgen.
Inmiddels heeft het bestuur van het
comité de aandacht der Nederlandsche
autoriteiten gevestigd op het uit het voor
gaande gebleken groote gevaar van het
bestaan van een bepaalde surrogaten-in
dustrie in een zuivel-exporteerend land en
verzocht, duurzame maatregelen ter voor
koming dezer fabricage te nemen.
HET CONFLICT IN HET
VISSCHERIJBEDRIJF TE UMUIDEN.
Besprekingen tusschen de reeders-
vereenigingen en de vakorganisaties.
Het bestuur van de reedersvereeniging en
de vier vakorganisaties in het visscherij-
bedrijf te IJmuiden deelen het volgende
mede:
Maandagmorgen heeft een bespreking
plaats gehad tusschen de besturen van de
vier vakorganisaties en daarna is gevolgd
een bespreking tusschen de vertegenwoor
digers van deze vier organisaties en het be
stuur van de reedersvereeniging. In deze
conferentie werd de stand van het conflict
besproken. Namens de besturen der vak
organisaties werd medegedeeld, dat zij
thans weer besprekingen konden houden,
omdat de leden opnieuw de leiding van de
besturen hadden aanvaard. De besturen
verheelen echter niet, dat in verband met
de lage loonen in het visscher ij bedrijf, de
oplossing van het conflict bijzonder moei
lijk was. zoolang loonsverlaging wordt ver
langd. Door het bestuur van de reeders
vereeniging werd daarentegen aangevoerd,
dat de toestand in het bedrijf verdere bezui
nigingen, ook op de loonen, dringend noo-
dig maakt. De besturen van de vier vak
organisaties hebben de bedrijfsmoeilijk-
heden en de noodzakelijke verlichting van
•lasten niet ontkend, waarom gezocht wordt
naar een oplossing, die beide partijen kan
bevredigen. Zulk een oplossing werd echter
nog niet gezonden. Van deze besprekingen
werd daarna mededeeling gedaan aan de
algemeene vergadering van de reedersver
eeniging, die gistermiddag werd' gehouden.
Daar werd' besloten, dat het bestuur het be
sprokene verder zal overwegen en binnen
eenige dagen ter zake advies zal uitbren
gen, wanneer de reedersvereeniging op
nieuw in vergadering bijeen is. Hierna werd'
een tweede conferentie gehouden met de
besturen van de vier vakorganisaties en het
resultaat van de vergadering medegedeeld;
verdere besprekingen zijn daarop aange
houden tot na de te houden algemeene ver
gadering der reedersvereeniging.
VACATURE-KETELAAR IN DE
TWEEDE KAMER.
Ter vervulling van de vacature-Ketelaar
als lid der Tweede Kamer komt op de lijst
der Vrijz. Dem. Bond allereerst voor mr.
H. P. Marchant. Daar aangenomen mag
worden dat hij zal bedanken is vervolgens
aan de beurt mr. P. J. Oud. Heeft ook deze
bedankt dan zal worden aangewezen krach
tens zijn plaats op de lijst de heer M. M.
Cohen, lid van den gemeenteraad van Am
sterdam.
DE HERTOG VAN KENT IN ONS LAND.
Naar aanleiding van de komst in ons land
van Z. K. H. Prins George, Hertog van
Kent, ten einde op 4 Juli a.s. de Britsche
tentoonstelling te Amsterdam, uit naam
van Z. M. den Koning van Groot-Brittan-
nië te openen, vernemen wij, dat de her
tog, gevolg gevende aan een uitnoodiging
van H. M. de Koningin, op Zaterdag a.s.
bij Hare Majesteit op het Loo zal dinee-
ren en aldaar zal overnachten.
Op Zondagmorgen zal de Hertog zich van
het Loo naar Schiphol begeven, om van
daar per eigen vliegtuig naar Engeland te
rug te keeren.
KOMT SIR HENRY DETERDING
IN ONS LAND WONEN?
Naar de „Standaard" ter oore kwam zou
dr. Henry Deterding, pres.-dir. van de Ko
ninklijke, 'het landgoed van de familie Kröl-
ler te Wassenaar hebben aangekocht. Hier
mede wordt in verband gebracht een spoe
dig te verwachten aftreden van den heer
Deterding als directeur en een zich vestigen
in ons land.
NED. OOST-INDIE
PRAUW OMGESLAGEN.
Zeventien personen verdronken.
Aneta seint uit Koepang: Tijdens een
hevigen storm is een inheemsche prauw,
komende van Koepang en op weg naar
Rottie, nabij Hansisi omgeslagen. Van de
24 inzittenden werden er zeven gered. Van
zeven werden de lijken gevonden, terwijl
er nog tien worden vermist.
EEN SLANG ZETTE SEMARANG
IN HET DONKER.
Aneta seint uit Semarang: Door een de
fect aan de hoogspanningsleiding van de
A. N. I. E. M. van Toentang, zat Sema
rang Zaterdagnacht vanaf 1 uur in het
donker. Hierna werd de reserve-centrale
Kali Sari ingeschakeld. Deze reserve-cen
trale geraakte na eenige uren eveneens
defect. Bij het ingestelde onderzoek bleek,
dat de storing werd veroorzaakt door een
slang, die in een mast was gekropen. Tij
dens de herstellings werkzaamheden is
een koelie in aanraking gekomen met de
hoogspanningsleiding, waardoor hij bewus
teloos geraakte, hetgeen oorzaak was van
een nieuwe vertraging. Door al deze oor
zaken kon de storing eerst om 6 uur 30
worden opgeheven.
Prof. Dr. C. Snouck
Hurgronje t
(In aansluiting met het gisteren ge
plaatste artikel van prof. dr. Berg volgen
hier nog eenige data en feiten uit het leven
van prof. dr. Snouck Hurgronje).
Christiaan Snouck Hurgronje werd den
8sten Februari 1857 te Oosterhout gebo
ren. Hij bezocht de H. B. S. te Breda en
kwam op 17-jarigen leeftijd als student
naar Leiden. Eerst studeerde hij theologie,
doch ging spoedig over tot de Semitische
taal- en letterkunde, om zich daarna meer
in het bijzonder toe te leggen op het Ara
bisch van den Islam. Iu 1880 promoveerde
hij op een spoedig na zijn verschijnen ver
maard geworden proefschrift: „Het Mek-
kaansche Feest."
Kort na zijn promotie werd dr. Snouck
Hurgronje, na nog eenigen tijd te Straats
burg gestudeerd te hebben, als leeraar
verbonden aan de destijds nog te Leiden
bestaande gemeente-instelling voor de op
leiding van Oost-Indische ambtenaren en
werd hij belast met het geven van onder
wijs in de godsdienstige instellingen van
den Islam.
Voor het uitgestrekte arbeidsveld, dat
Snouck Hurgronje zich gekozen had, be
hoorde, om dit volkomen te kunnen be-
heerschen, niet alleen de kennis van de
Arabische taal, tot datgene, wat men in
alle opzichten meester moet zijn.
Wat Snouck Hurgronje in dien tjjd in het
licht gaf, deed beseffen, welk een schat
van geleerdheid en kennis hij zich bin
nen korten tijd had verworven. Warm voor
stander van de historisch-critische metho
den van onderzoek, liet hij op menig punt
van de geschiedenis van de moslimsche in
stellingen voor het eerst een verrassend
licht schijnen, toonde hij aan hoe ook de
godsdienst van Mohammed verschillende
phasen van ontwikkeling had moeten door
maken aleer deze zich had aangepast aan
de sterk uiteenloopende behoeften zijner
tallooze belijders van verschillend ras en
nationaliteit, welke vele verschijnselen uit
leer en leven der tegenwoordige Moham
medanen slechts in him geschiedkundig
verband te begrijpen en verklaren zijn.
Toen Snouck Hurgronje in 1883 ter ge
legenheid van de Internationale Koloniale
Tentoonstelling te Amsterdam zijn nog
steeds bekende rede had gehouden over de
beteekenis van den Islam voor zijn belij
ders in Oost-Indië, had hij tot dusver zijn
kennis hieromtrent slechts kunnen ver
krijgen uit schriftelijke documenten. Na
dien werd hij echter overtuigd van de
noodzakelijkheid, eenigen tijd temidden
der Mohammedaansche bevolking te ver
blijven, teneinde zich geheel vertrouwd te
maken met de zeden en denkwijzen der
Moslims. Zoo rijpte bij hem het plan voor
een reis naar Mekka, waarheen hij in 1884
als muzelman vermomd heentrok. Een ver
metele onderneming, die echter met een
succes zonder weerga werd bekroond.
In 1885 te Leiden teruggekeerd, begon
hij daar zijn werkzaamheden als docent
en achtereenvolgens zagen spoedig achter
elkaar veel belangrijke geschriften van
zijn hand het licht, o.a. het bekende Gids
artikel: „De Islam".
Ook te Delft gaf hij onderricht in de Is-
lam-wetenschap, doch een aanbod om te
Delft den 4en Februari 1887 overleden
hoogleeraar Juynboll op te volgen, sloeg
hij af. Hij bleef te Leiden en werd 9 Maart
1887 te Leiden tot lector aan de Univer
siteit benoemd. In 1889 was zijn in twee
deelen samengevat werk over Mekka vol
tooid en zoowel door Nederlandsche als
door buitenlandsche bevoegde beoordee
laars werd het een meesterwerk van
den eersten rang genoemd.
In het voorjaar van 1889 vertrok hij ech
ter naar Indië, om daar een nieuw hoogst
belangrijk arbeidsveld te ontsluiten. Meer
dan eens toch had hij erop gewezen, dat op
geen natie de plicht van ernstige studie
van het Mohammedanisme in ernstiger
mate rusttte dan op de onze, dat eigenbe
lang en plichtsgevoel Regeering en volk
tot dit inzicht 'behoorden te brengen.
Zijn verblijf "in Indië bood aan de Re
geering de gunstige gelegenheid zich over
verschillende aangelegenheden in Indië te
laten voorlichten door Snouck Hurgronje,
hetgeen haar tot dusver niet mogelijk was
geweest, omdat zij niet beschikte ovor
daartoe bevoegde personen. Zoo werd hij
officieel adviseur der Nederlandsch-Indi-
sche regeering. hetgeen hij gedurende ze
ventien jaar bleef.
Na door den Gouverneur-Generaal te
zijn aangesteld voor de plaatselijke beoefe
ning van de instellingen van den Islam
op Java en zoo noodlg ook in een of meer
gewesten der Buitenbezittingen, vestigde
hij in hoofdzaak zijn aandacht op de locale
eigenaardigheden in de practijk van den
Islam op Java, als gevolg van den Inland-
sche adat. Speciaal betrof het onderzoek
den aard der rechtspraak van de zooge
naamde priesterraden en de verdere werk
zaamheden der z.g. geestelijkheid, voorts
het Mohammedaansch onderwijs In de ge
wijde wetenschappen, de verbreiding der
mystieke wetenschappen en hunne betee
kenis voor het leven der Inlanders. Be
langrijke waarnemingen zijn daar door
hem gedaan. Geheel nieuwe inzichten in
het Mohammedaansch onderwijs werden
tengevolge daarvan door hem verkregen.
Intusschen was dr. Snouck Hurgronje in
1891 blijvend in Indischen dienst overge
gaan als adviseur voor de Oostersche talen
en het Mohammedaansch recht. Eenige
maanden later, in Juli, vestigde hij zich te
Koeta Radj ah voor de bestudeering der re-
ligieuse en politieke toestanden in Atjeh
en om zich vertrouwd te maken met de ze
den, levenswijze en begrippen der bewo
ners. Zijn verblijf aldaar heeft hoogst be
langrijke rescultaten opgeleverd, welke re
sultaten werden neergelegd in een aan
vankelijk geheim „Verslag omtrent de re
ligieus-politieke toestanden in Atjeh". Het
actueele van het Atjeh-vraagstuk, de schit
Onthoudf den naam IN5TANTINEI
terende wijze, waarop dit thans door een
zoo bjj uitstek bevoegd beoordeelaar was
onderzocht en toegelicht, heeft veel tot
vermeerdering van zijn populariteit bij
gedragen.
In 1898 werd zijn werkkring uitgebreid
en kreeg hij den'meer algemeenen titel
van Adviseur voor Inlandsche Zaken. Ook
werd hij, na de opheffing van de be
trekking van resident ter beschikking van
de gouverneur van Atjeh gesteld, om zich
daarheen te begeven zoo dikwijls deze dit
noodig oordeelde, en het is geen geheim,
dat zijn adviezen een overwegenden in
vloed hebben uitgeoefend op het beleid der
zaken in Atjeh, vooral nadat Toeko's
Oemar's afval tenslotte den stoot had gege
ven tot opheffing van het zoo scherp door
Snouck Hurgronje afgekeurde „concentra
tie-systeem." Naar zijn overtuiging kon
dit half-opgesloten stelsel, dat onze troe
pen binnen een enge ruimte opgesloten
hield en schatten gelds verslond, nooit tot
de pacificatie der Atjeh'ers leiden. Groote
resultaten zijn ten deze met zijn adviezen
bereikt sedert den weg der actieve staat
kunde overeenkomstig Snouck's adviezen
werd ingeslagen.
Tijdens zijn verblijf in Indië werd dr.
Snouck Hurgronje aangezocht voor een
professoraat aan de universiteit te Cam
bridge (Eng.), waarvoor hij evenwel be
dankte. Nadat hij ongeveer terzelfder tijd
ook was aangezocht voor een professoraat
te Leiden, heeft hij een later tot hem
gericht verzoek van deze Universiteit aan
genomen (1907).
Zoo aanvaardde dr. Snouck Hurgronje
op 23 Januari 1917 het hoogleeraarsambt
in het Arabisch aan de Leidsche Universi
teit. Zijn bekendheid in de Oostersche ta
len en wetenschappen nam jaar op jaar
toe. Hij bleef crok adviseur voor Ned, In
dië van de Koloniale regeering.
Prof. Snouck Hurgronje, die behalve voor
Cambridge ook was aangezocht voor het
hoogleeraarsambt aan de destijds te Cairo
gestichte Arabische Universiteit, was in
den cursus 19211922 rector magnificus
aan de Leidsche universiteit, ter gelegen
heid waarvan hij een rectorale rede hield
over het onderwerp: „De Islam en het
Rassenprobleem".
Reeds in 1902 schreef de latere Utrecht-
sche hoogleeraar prof. mr. dr. Th. W. Juyn
boll in „Mannen en Vrouwen van Betee
kenis" over prof. Snouck Hurgronje:
„Slechts weinigen is het gegeven in hun
hun levenssfeer zóó het ideale te bereiken.
Had zich reeds dadelijk bij 't eerste optreden
op wetenschappelijk gebied een groote roep
verbreid van de bijzondere bekwaamheid
en groote gaven van Snouck Hurgronje,
weldra was zijn naam alom met eere be
kend, niet alleen in den kring zijner vak-
genooten, maar ook ver daarbuiten. On
der de mannen, wier hoog en edel streven
het is, de volheid hunner levenskrachten
te wijden aan het opsporen van de waar
heid om liaarszelfs wil, die woekeren met
hun gaven in dienst der wetenschap, des
vaderlands, neemt dr. Snouck Hurgronje
ongetwijfeld een eereplaats in."
Met hoeveel meer recht konden deze
woorden in den tegenwoordigen tijd ge
sproken worden, nu prof Snouck Hur
gronje In een zoo lange reeks van jaren
zijn liefde voor zijn vak, zijn liefde voor
de wetenschap en voor zijn en anderer va
derland op zoo ondubbelzinnige wijze heeft
getoond.
Toen prof. Snouck Hurgronje wegens
het bereiken van den zeventig-jarigen leef
tijd het hpogleeraarsambt moest nederleg-
gen, was men voornemens hem te huldigen
voor al hetgeen hjj gedaan had. Eenvou
dig als h(j was wilde hij daarvan niets we
ten en onttrok hij zich aan een huldiging
door dien verjaardag uitstedig te zijn.
Evenwel huldigde men hem toch toch in
zooverre, dat men een groote soms gelds
bijeenbracht voor de stichting van een
fonds voor de studie der Oostersche Let
teren. Verschillende vorsten en prinsen
schonken hiervoor mede een bijdrage.
Voorts bleef Prof. Snouck Hurgronje voor
de Leidsche Universiteit behouden door
dat werd goedgevonden, dat hij college gaf
in het Atjehsch.
Tal van welverdiende onderscheidingen
vielen heb ten deel. Onder de vele noe
men we zijn commandeurschap in de Orde
van den Nederlandschen Leeuw en zijn
doctoraat honoris causa aan de Sorbonne
te Parijs.
LUCHTVAART
DE „HINDENBURG" WEER BOVEN
ONS LAND.
Het Duitsche luchtschip „Hindenburg"
verscheeen hedenmorgen te omstreeks
kwart over negen boven Rotterdam. Het
luchtschip korste zeer laag over de stad
en verdween in Noordelijke richting.
Even over half tien verscheen het lucht
schip boven de Residentie. Het vloog zeer
laag, zoodat men alle gelegenheid had, den
luchtreus van nabjj te zien.
Boven Scheveningen gekomen zette de
„Hindenburg" koers naar zee. Ver boven
het water, verdween het gevaarte In Wes
telijke richting. Het ongewone schouwspel
trok natuurlijk zeer veel belangstelling.