STADS z NIEUWS WOENSDAG 17 JUNI 1936 DE LE1DSCHE COURANT EERSTE BUD - PAG. 2 HOE WORDT HET WEER H'Aipi. DE BILT SEINT: Zwakke tot matige Zuidelijke tot Oos telijke wind. Helder tot licht of half be wolkt. Droog behouders in het Zuid-Wes ten geringe kans op onweer. Warm. 6o. Denk u dat genoemde partijen, als zij door de R. K. Staatspartij aan macht en invloed zijn geholpen, op den duur, uit dankbaarheid voor die hulp, hun ware anti-christelijke aard zullen verloochenen? 7o. Als dit allemaal niet de bedoeling Is, wat voor „andere politiek" en wat voor „ander kabinet" staat u dan positief voor oogen als de door vele roomschen zoo ge hate en verfoeide Calvinist Colijn met hulp van S. D. A. P.. N. S. B. en C. P. N. ten val is gebracht? U verwacht toch niet dat na Colijn's val heel Nederland plotse ling roomsch zal worden? Daarem M. de R. had de A. R. Rotter dammer het nog niet zoo mis en is, wat u kwalificeert als een „uitval", nog niet zoo ongemotiveerd. Er heerscht in onze krin gen geen wrevel maar groote bezorgd heid over de R. K. Staatspartij met welke partij wij vroeger op zoo menig princi pieel punt hartelijk samenwerkten, maar die nu door een onbegrijpelijke zwenking al meer de revolutionaire partijen nadert en daarmee juist de by uitstek christelijke belangen als vrijheid van godsdienst, op voeding en onderwijs in de waagschaal stelt. Met vriendelijken dank voor de plaat- Jaarvergadering Mij. der Nederlandsche Letterkunde De C. W. van der Hoogt-prijs toegekend aan den dichter H. Marsman. Benoeming nieuwe leden en buitengewone leden. Aan den vooravond van de jaarlijksche vergadering der Mij. der Ned. Letter kunde heeft de heer A. van Erven Dorens, directeur van het Openluchtmuseum te Arnhem een lezing gehouden over: De techniek van de prentkunst. Hieraan is het volgende ontleend: De verschillende technieken, aangewend tot het maken en het drukken van pren ten, zijn zoo veelvoudig, soms dermate ge compliceerd, dat bij het bezichtigen van een afdruk het dikwijls moeilijk is, nauw keurig te bepalen, hoe de kunstenaar er het ontwerp voor uitvoerde en op welke wijze de drukker dit ontwerp op papier overbracht. Om hierover een beknopte uiteenzet ting te geven, voor wie in prenten belang stellen, is daarom wel nuttig. Achtereenvolgens werden behandeld: de Houtsnede met de Houtgravure, de Kopergravure en de Ets, met de onder scheidene bewerkingen der koperen, sta len of zinken platen: Droogenaald, Aqua tint, Vernis-mou, Zwarte-kunst, Stippel gravure, Taille-douce, Kleurets, enz.; ten slotte de Lithographie (steenteekening). Van alle soorten werden prenten ter be zichtiging rondgedeeld en de materialen gebruikt voor het vervaardigen der kunst werken getoond: gegraveerde en geëtste metalen platen, de lithographische steen; ook de buryn, de etsnaald en allerlei an der werkgereedschap. Bij de verschillende prent-technieken werden het ontstaan, de ontwikkeling en de het meest op den voorgrond tredende kunstenaars aangegeven. De verhandeling betrof uitsluitend het handwerk, het kunstwerk «dus. Buiten be schouwing werden gelaten de na de uit vinding der photographie toegepaste che- misch-mechanische reproductie-technieken om prenten te vervaardigen, die immers zoo menigvuldig en ingewikkeld zijn. dat zij een afzonderlijke bespreking zouden vereischen. Hedenmorgen werd in het Nutsgebouw de jaarlijksche vergadering gehouden. De voorzitter, prof. dr. N. J. Krom, opende de vergadering met een rede. Openingsrede van prof. Krom. Spr. begint met een korte beschouwing over de nieuwe mogelijkheden, welke de jongste wetswijzigingen voor de Maat schappij hebben geopend met betrekking tot de uitreiking harer prijzen, het minder alleen Leidsch en meer algemeen Neder- landsch maken harer werkzaamheden en de uitgave van afzonderlijke geschriften. Het bestuur zal in zijn samenstelling be langrijk worden gewijzigd en voortaan onder anderen twee leden moeten missen, die zich gedurende lange jaren met groote toewijding aan hun werk gegeven hebben; aan deze beide aftredenden, den penning meestér dr. J. Heinsius en den secretaris den heer H. T. Damsté wordt de warme en oprechte dank der Maatschappij uitge sproken. Overgaande tot de verliezen, die de dood veroorzaakt heeft, herdenkt de voorzitter de in het afgeloopen jaar gestorven mede leden in binnen- en buitenland. Vervol gens wordt overeenkomstig de traditie in het tweede deel van de toespraak een spe ciaal onderwerp behandeld, en wel de Ne- derlandsch-Indische monumenten. Het principe van overheidszorg voor de monumenten, reeds een eeuw geleden theoretisch aanvaard, is eerst laat en lang zaam in de practijk toegepast, en wel aan vankelijk uit den Hindoe-tijd; die van Ne- derlandschen oorsprong zijn daar pas tij dens het bewind van gouverneur-generaal Idenburg aan- toegevoegd. Spr. vermeldt eenige staaltjes van vroegere verwaarloo- zing en latere verzorging, bespreekt ver volgens de grafsteenen en het tot zekere vermaardheid geraakte geval van het graf van Coen, om na deze overblijfselen, die om zoo te zeggen onwillekeurig spreken van het verleden, zich bezig te houden met de opzettelijk geplaatste gedenkteekenen. Zelfs de hoofdstad Batavia heeft niet veel aan te wijzen, en dat weinige draagt dik wijls een eigenaardig karakter, gelijk de steen van Erberveld of de zuil van Water loo; ook de eer van standbeelden is slechts aan zeer weinigen, aan figuren als Coen en Van Heutz ten deel gevallen. Elders is het niet anders; Indië is arm aan gedenk teekenen. Men mist ze op plaatsen, waar men ze zou verwachten; men mist ook alle neiging tot gedenkdagen, of tot iets dat met den empire day der Britten zou over eenkomen. Men kan dit betreuren, doch het is niet kunstmatig te verhelpen en ten slotte dient men ook te bedenken dat de beste Nederlandsche monumenten in Indië de ideëele zijn. Daarna bracht de secretaris, de heer H. T. Damsté verslag uit van den staat der Maatschappij en van haar belangrijkste lotgevallen en avonturen gedurende het afgeloopen jaar. {o)> Verslag van den secretaris. Hierin wordt herinnerd aan de strubbe lingen, welke zich in de Maatschappij voordeden en de mutaties in het bestuur, welke daarvan het gevolg waren. Het jaarboek verscheen in December 1935 voor de eerste maal in gereorgani- seerden staat, overeenkomstig het besluit van de jaarvergadering van 1935 en door de goede zorgen van een Jaarboek-com missie. Het is het bestuur gelukt voor den druk van het jaarboek belangrijk voor- deeliger voorwaarden te bedingen. Ingevolge besluit van de bestuursver gadering van 28 April wendde het bestuur zich tot de regeering met een verzoek om maatregelen te treffen, opdat de plaatsing onzer boeken in het gebouw van de Rijks- Universiteitsbibliotheek zal kunnen blij ven geschieden naar hetgeen terzake in 1876 tusschen de regeering en de Maat schappij is overeengekomen. Door gebrek aan plaatsruimte wordt het steeds moeilij ker en welhaast .onmogelijk, om de boeken van de Maatschappij in één localiteit bij elkaar te houden. aLs was overeengeko men dat zou geschieden. Met eerbied en dankbaarheid zij gewag gemaakt van de legateering door wijlen ons medelid A. Bonger aan onze Maat schappij ter versterking van het Vaste Fonds van een som van 2500 en door wijlen mr. C. Bake van een bedrag, groot 500. Het bestuur maakte van ztfn benoe mingsrecht gebruik om als gewone leden voor de Maatschappij te winnen jhr. mr. R. Feith te 's-Gravenhage en jhr. mr. dr. A. B. G. M. van Rijckevorsel te 's-Herto- genbosch; en als buitengewone leden me vrouw L. B. v. d. Hoogt—Marks te New York en mrs. H. M. Allen en prof. Clark, beiden te Oxford. Op dit jaareinde telt onze Maatschappij 1 eerelid, 645 gewone leden, 77 buitengew. leden, ongerekend de straks voor te dra gen 25 gewone en 2 buitengewone leden. Verslag van den Bibliothecaris. Het verslag van den Bibliothecaris dr. A. A. van Rijnbach maakt melding van het Rapport over het vraagstuk hoe in Ne derlandsche Bibliotheken de Nederland sche belletrie zoo volledig mogelijk verza meld kan worden, samengesteld in op dracht van de Nederlandsche Vereeniging van Bibliothecarissen, een vraagstuk waar bij de Bibliotheek der Maatschappij ten zeerste betrokken is. Verder worden de belangrijkste aanwinsten vermeld en dank gebracht aan'allen, die door geschenken de bibliotheek verrijkten, inzonderheid de uitgevers, die door hen uitgegeven werken afstonden. Het weldra nijpend gebrek aan plaatsruimte in de Universiteits-Biblio- theek, waar de verzamelingen der Maat schappij bewaard worden, gaf aanleiding zich ter zake tot de Minister van O. K. en W. te wenden. Verslag der commissie voor Taai en Letterkunde. Wegens langdurige ongesteldheid van twee leden der commissie werd in het af geloopen vereenigingsjaar het aantal ver gaderingen tot zeven beperkt; voorzitter was de heer G. G. Kloeke, met het secre tariaat werd belast de heer van Rijnbach, toen de heer de Vries tot ons leedwezen zich in den loop van November wegens drukke bezigheden genoopt zag ontslag te nemen als lid. Op voordracht der com missie voorzag de Maandvergadering van Januari voorloopig in deze vacature door de benoemink van mej. dr. J. H. v. Lessen. Van het Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde, van welks redactie de heer Beets na zijn herstel, in October het secretariaat wederom op zich kon ne men, verschenen de afleveringen 2/4 van het 54ste deel en afl 1/2 van het 55ste deel. Het ligt in de bedoeling in 1936 ook nog het 56ste deel te doen verschijnen, met welk voornemen de uitgeefster van het Tijdschrift zich vereenigd heeft. Door het bestuur der Maatschappij werd aan de Commissie tweemaal advies gevraagd over een aanvrage om subsidie voor een uitgave op het gebied der Commissie; in beide gevallen is geadviseerd deze niet te verleenen. Verslag der Commissie voor Geschied- en Oudheidkunde. De Commissie vergaderde zeven maal onder voorzitterschap van den heer Heijes. Secretaris was de heer de Gelder. De Commissie verloor haar raadgevend lid mr. S. J. Fokkema Andreae, die we gens verandering van betrekking naar Zwolle vertrok. De Commissie benoemde den heer Barge tot lid en de heeren dr. P. J. M. van Pils en dr. J. N. Bakhuizen van den Brink tot raadgevende leden. Jaarverslag der Commissie voor Schoone Letteren. Gedurende het afgeloopen jaar kwamen de leden van de Commissie voor Schoone Letteren driemaal bijeen, ter bepaling allereerst van hun houding inzake het conflict betreffende de weigering van den C. W. van der Hoogtprijs voor het jaar 1935, ter bespreking vervolgens van de voorstellen der Commissie tot Wetswijzi ging, voorzoover deze voorstellen de werk zaamheden van de Commissie voor Schoo ne Letteren, en hun resultaat, betreffen. Een nauw contact met het Hoofdbestuur, en met de Commissie voor de uitgaven van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde werd door de leden wensche- AGENDA LEIDEN. Donderdag, R.K. Reclasseeringsvereeni- ging, afd. Leiden, St. Vincentius- gebouw, Hooglandsche Kerkgracht 32, 89 uur. De avond-, nacht- en Zondagdienst der apotheken wordt van Maandag 15 tot en met Zondag 21 Juni, a.s. waarge nomen door de apotheken; P. du Croix, Rapenburg 9, telefoon 807 en E. B. de Metz, Kamerl. Onneslaan 28, telefoon 3553 en C. van Zijp, Wilhelminapark 8, Oegst- geest, Tel. 274. lyk geacht. Het komt haar n.l. voor, dat de toegenomen verwijdering tusschen de beoefenaars der philologie, der theoretische schoonheidsleer, en der geschiedenis van de letterkunde eenerzijds, en de vervaar digers der belletrie anderzijds een ver wijdering, die voor de hedendaagsche lit teratuur kenmerkend schijnt te betreu ren valt, omdat zij aanleiding geeft tot wederzijdsche misverstanden. Tusschen letterkunde als wetenschap opgevat en letterkunde als kunst mag een verschil maar mag geen wezenlijke scheiding ont staan. Zij acht het derhalve gewenscht, dat de inzichten der litteraire kritiek niet worden veronachtzaamd door de beoefe naars der litteraire wetenschap, en dat aan de bestudeering van het wetenswaar dige en bewondering voor het schoone niet worde geofferd. Zij beschouwt het als haar voornaamste functie, de aesthetische normen zuiver te doen toepassen, voorzoo ver haar invloed strekt. Dit beginsel be— heerschte steeds haar bijeenkomsten, het inspireerde haar ook tot het besluit, dat zij nederlegde in haar advies voor den C. W. van der Hoogtprijs voor 't jaar 1936. Advies van de commissie voor Schoone Letteren. De Commissie voor Schoone Letteren adviseert het bestuur van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde den C. W. van der Hoogtprijs voor het jaar 1936 toe te kennen aan den dichter H. Marsman. Wat betreft de waardeering van Mars- man's werk verwijst zij naar haar advies van het vorig jaar, dat in het jaarboek gepubliceerd werd. De Commissie is zich bewust hiermee het standpunt te blijven innemen, dat bij de toekenning van ge noemden prijs louter en alleen aestheti sche waardebepalingen dienen te gelden. Zij heeft het besluit tot dit advies met algemeene stemmen genomen. Advies van het bestuur. Ten aanzien van de kwestie-Marsman heeft het bestuur de overtuiging gekregen, dat de argumenten pro en contra lang zamerhand zijn uitgeput. De eenige die aan deze zaak nog een ander aspect zou kunnen geven is de dichter Marsman zelf. De aanbieding van den prijs zal hem een aanleiding kunnen zijn om zijn houding ten opzichte van de Maatschappij te her zien. Het bestuur adviseert daarom tot aanneming van het voorstel der commis sie. Het advies van het bestuur werd met groote meerderheid van stemmen aan vaard. Benoeming nieuwe leden. Tot gewone leden werden benoemd mevr. H. A. C. Beets-Damsté (Leiden), prof. T. J. Bezemer (Wageningen), dr. J. v. d. Bilt (Utrecht,), mevr. F. W. M. Bonger bar.esse v. d. Borch van Verwolde (Amsterdam), dr. Jos. de Decker (Amsterdam), dr. S. P. E. Engel'orecht (Pretoria), dr. J. G. van Gelder (Rotterdam), D. Hanzema (Rotter dam), ir. C. M. van den Heever (Pretoria), D. Kalma (Eindhoven), A. A. Kok (Am sterdam), dr. F. E. J. Malherbe (Stellen- bosch), mej. dr. Charlotte van Maren (Den Haag), J. C. Mollema (Den Haag), dr. E. Moresco (Den Haag), Ch. E. du Perron (Choumont Gistoux), dr. Gustav G. Prel- ler, Pretoria), mevr, dr. H. J. W. van Rooyen-Salomons (Rotterdam), jhr. D. Roëll (Amsterdam), mevr. dr. A. H. M. Romein-Verschoor (Amsterdam), jkvr. dr. J. L. A. A. M. van Rijckevorsel (Hees), dr. A. M. H. Schepman (Groningen), mr. A. P. van Schilfgaarde (Arnhem), dr. J. H. Thiel (Haarlem) en dr. W. B. van Wijngaarden (Leiden). Tot buitengewone leden werden benoemd dr. H.. Reimers (Spieleroog, Duitschl.) en dr. F. Ritter (Emden, Duitschland). Verkiezingen. In het bestuur werden gekozen de hee- I ren dr. G. G. Kloeke, dr. L. W. A. M. La- sonder, J. C. M. Warnsinck, mr. J. C. Bloem, mej. M. E. Kronenberg en de heer C. L. Schepp. Tot secretaris de heer dr. J. J. de Gelder. Tot penningmeester de heer mr. J. Slagter. In de commissie voor taal- en letterkun de werden benoemd mej. dr. J. H. van Les sen, en de heer dr. A. Zijderveld. In de commissie voor Geschied- en Oud heidkunde de heeren mr. A. S. de Blécourt en dr. N. J. Krom. In de commissie voor Schoone Letteren de heer dr. N. Donkersloot. In de commissie voor de Uitgave van ge schriften de heeren dr. N. Donkersloot, mr. J. C. Bloem, dr. P. J. N. v. Gils, dr. Ge rard B. Brom, dr. C. B. van Haeringen en C. L. Schepp. In de middagvergadering heeft dr. Mau- rits Sabbe een lezing gehouden over *cn taalstrijd in Zuid-Nederland tusschen 18i5 en 1830. Hoogste barometerst.: 768.8 te Stettin. Laagste barometerst.: 749.0 te Blacksod. Het hoogedruk gebied trok naar de Oostzee en neemt nog vrij sterk in betee- kenis toe, terwijl de depressie in het Wes ten afneemt. In ons land, Duitschland, België en Noord-Frankrijk is overal de lucht onbewolkt en kan de temperatuur tot boven 25 graden Celsius stijgen. In Zuid-Frankrijk valt nog regen aan de Middellandsche Zee. Op de Britsche Eilan den klaart het weer in Engeland op. aan de Westkunst en in Schotland valt nog regen, terwijl Ierland reeds zware regen heeft gehad. Ook in Scandinavië breidt de hoo- gedrukking zich uit en klaart het weer op, Noordelijke winden brachten echter eenige afkoeling, aan de Oostelijke Oostzeekust valt eenige regen. Behoudens geringe kans op onweer in het Zuid-Westen kan droog en warm weer worden verwacht. LUCHTTEMPERATUUR. 25.4 gr. C. LICHT OP VOOR FIETSERS e. a. Van Woensdagnamiddag 9.53 uur tot Donderdagmorgen 4.09 uur. HOOGWATERSTAND. Te Katwijk aan Zee op Donderdag 18 Juni voorm. 2.22 uur en nam. 2.57 uur. WATERTEMPERATUUR. Zweminrichting „De Zijl", 18X gr. C. Zweminrichting „Poelmeer" 19 gr. C. INGEZONDEN STUKKEN A. R. EN R. K. STAATSPARTIJ. Zeer geachte Redactie! Mag ik naar aanleiding van uw driestar in uw nummer van Maandagavond een paar opmerkingen maken? U schrijft: „Alleszins gemotiveerd zou die uitval zijn, indien de R. K. Staatspartij niet bereid zou zijn, mede te werken aan, deel te nemen in een kabinet, dat het kabinet Colijn zal vervangen" en verder: „Zij (de R. K. Staatspartij) wil al haar krachten schenken aan den opbouw van een andere politiek" „datprof. Aalberse niet geslaagd is komt door gemis aan voldoende mede werking van andere partijen". Hiertegenover merk ik op: lo. dat nog nimmer door welk persor gaan van de R. K. Staatspartij noch door eenige partij-instantie is geproduceerd een duidelijk en helder schema van die „andere politiek", die met medewer king van andere part ij en zou zijn te verwezenlijken. Wel zijn er vele schoo ne woorden te vinden in R. K. partij-pro gramma's en parlementaire verklaringen maar zij leverden tot nu toe niet op een schema van een te voeren politiek met an dere partijen, tenzij men de naieve mee ning is toegedaan dat die andere partijen de roomsch-kath. wenschen alle zouden ondersteunen en geen eigen wenschen zouden hebben. 2o. Een der voornaamste der „andere partijen", wij weten het allen, is de S. D. A. P. Ziet nu waarlijk de R. K. Staatspar tij kans om met deze partij, die zelve zeer sterk uitgesproken verlangens en eischen heeft, een gemeenschappelijk regeerpro- gram te leveren? 3o. Denkt u nu waarlijk dat er behalve dan wellicht de communistische partij en enkele eenlingen, op wie nooit staat te ma ken is, nog een andere partij zal worden gevonden, die het roomsch-roode verbond onder alle omstandigheden zal steunen? 4o. Hoe kan ook uw redactie dag aan dag doen aan den strijd tegen Colijn, in wiens kabinet, juist op de meest aange vallen punten 3 hoogst bekwame roomsch- katholieke ministers zitten? Denkt u dat de 3 knapste sociaal-democraten een betere en een meer in overeenstemming met de roomsche leer zijnde politiek zullen voe ren dan het driemanschap van Schaick- Deckers-Gelissen? 5o. Hoe kunt u de voortdurende aanval len op het kabinet Colijn, dat de vrijheid van godsdienst, van onderwijs, van de pers en van den arbeid in geen enkel opz-icht belaagt, rijmen met het even tueel samengaan met partijen die u in an dere kolommen van uw blad als Kerkver- woesters, priestermoordenaars en onder- wfjstyrannen (Mexico, Spanje. Rusland, Frankrijk) ten heftigste bestrijdt? T. S. GOSLINGA. Ons antwoord kan kort zijn. Ad lo. De R. K. Staatspartij (wij bedoe len en bedoelden in dit verband de fractie der R. K. Staatspartij in de Tweede Ka mer) heeft zich meer dan eens reeds bereid verklaard, met andere partijen te beraad slagen, om te komen tot een „andere po litiek", zooals zij die in parlementaire ver klaringen heeft aangeduid. Natuurlijk daarbij willende komen tot een compromis tusschen haar wenschen en de wenschen van de andere partijen, waarmede zij zou sa menwerken in een kabinet, dat het kabi- net-Colijn zou opvolgen. Een duidelijk en helder schema is daarbij niet gegeven: dat is waar. Wij meenen echter, dat het niet gebruikelijk is, zulks te doen, als nog niet vaststaat, welke samenwerking er zal kunnen komen! Ad 2o. Als de R. K. Staatspartij het gemakkelijk en gewenscht achtte samen met de S. D. A. P. een gemeenschappelijk regeerprogram op te stellen, zou ook het kabinet-Colijn gemakkelijk door een ander kunnen worden vervangen. En 't schijnt ons klaarblijkelijk, dat dit laatste niet het geval is! Ad 3o. Van een Roomsch-rood verbond, dat „wellicht" ('t is, gelukkig, in de fan tasie van den inzender nog niet „zeker") de sympathie zal hebben van de commu nistische partij, heeft de R. K. Staatspartij zich nog nooit een voorstandster getoond. Dit moet inzender, die niet onkundig is in de politiek, toch weten! Ad 4o. Wat inzender hier beweert is vierkant onwaar. De redactie van de „Leid- sche Courant" doet niet dag aan dag mee aan den strijd tegen Colijn. Integendeel. Ook dit moet inzender, die een oordeel over onze courant uitspreekt, weten. Wij hebben meermalen gewezen op het feit, dat in de critiek op het kabinet-Colijn veel ongemotiveerds en onbillijks is. E n, gezien het feit, dat, het ons inziens, moeilijk, zooal niet onmogelijk is, nu een ander èn beter kabinet samen te stellen, constateerden wij in ons nummer van 10 Juni, dat het kabinet-Colijn (na verwer ping vaste-lasten-ontwerp; met medewer king óók van antirevolutionai ren!) „gelukkig" aan het bewind blijft. De „Avondpost", welk blad het ka binet-Colijn klaarblijkelijk zéér goed-ge- zind is, nam op 11 Juni deze meening over en merkte daarbij op: „Dat is gezon de taal en reëele politiek". De tegenstel ling tusschen deze waardeering voor onze houding tegenover het kabinet-Colijn en dien van inzender van bovenstaand arti kel is wel opvallend! Ad 5o. Indien die voortdurende aanval len op het kabinet-Colijn (waaraan wij herhalen het ons blad niet heeft mee gedaan!) zouden beteekenen aanvallen op het kabinet van Colijn, den Christen, den Antirevolutionair en zouden inhouden een verlangen, om een regeering te vormen, die uit andere, dan de Anti- rev., dan Protestantsch-Christeljjke par tijen, moet zijn gevormd, dan zouden die aanvallen inderdaad, als zij van Christe lijke, van Katholieke zijde komen, een on gerijmdheid zijn. Maar zóó staan de zaken toch niet wat iedereen, die objectief kan zien en oordeelen, onmiddellijk zal toege ven. Ad 6o. Neen, dat denken wij niet. Zoo als wfj om niet te overdrijven in den loop der jaren al wel honderd maal heb ben betoogd. Ad 7o. Mogen wij eerlijk onze meening zeggen? Zóó mag een man als de heer Goslinga niet schrijven. Wij kennep niet één Katholiek, die den Calvinist Co lijn ten val wil brengen. Geheel ten on rechte en jammerlijk misplaatst brengt inzender de godsdienstige overtuiging van Colijn in den strijd, die gaat over ver schil van inzicht in de practische oplossing van sociale, van oeconomische vraagstuk ken. Als de heer Goslinga ons één Katho liek kan aanwijzen, die den Calvinist Colijn haat en verfoeit, dan zullen wij openlijk het gedrag van dien Katholiek als verfoeilijk afwijzen en afkeuren. Daar zijn er, die de economische politiek van het kabinet-Colijn becritiseeren als men wil: „haten" en „verfoeien" maar dat is iets anders, dan wat de inzen der suggereert. Van die critiek schreven wij nota bene in hetzelfde artikeltje, dat inzender citeert! 't is „zonneklaar, dat veel critiek op het kabinet-Colijn, düs op de Regeering in haar geheel, ondoor dachte afbrekerli is". Als „ondoordachte afbreking" van onze courant, wat betreft haar houding ten op zichte van het kabinet-Colijn beschouwen wij ook bovenstaand ingezonden stuk van den overigens door ons zeer geachten in zender. Hoofdred. L. Crt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 2