STADS
z NIEUWS
WOENSDAG 17 JUNI 1936
DE LE1DSCHE COURANT
EERSTE BUD - PAG. 2
HOE WORDT HET WEER
H'Aipi.
DE BILT SEINT:
Zwakke tot matige Zuidelijke tot Oos
telijke wind. Helder tot licht of half be
wolkt. Droog behouders in het Zuid-Wes
ten geringe kans op onweer. Warm.
6o. Denk u dat genoemde partijen, als
zij door de R. K. Staatspartij aan macht
en invloed zijn geholpen, op den duur,
uit dankbaarheid voor die hulp, hun ware
anti-christelijke aard zullen verloochenen?
7o. Als dit allemaal niet de bedoeling
Is, wat voor „andere politiek" en wat voor
„ander kabinet" staat u dan positief voor
oogen als de door vele roomschen zoo ge
hate en verfoeide Calvinist Colijn met
hulp van S. D. A. P.. N. S. B. en C. P. N.
ten val is gebracht? U verwacht toch niet
dat na Colijn's val heel Nederland plotse
ling roomsch zal worden?
Daarem M. de R. had de A. R. Rotter
dammer het nog niet zoo mis en is, wat u
kwalificeert als een „uitval", nog niet zoo
ongemotiveerd. Er heerscht in onze krin
gen geen wrevel maar groote bezorgd
heid over de R. K. Staatspartij met welke
partij wij vroeger op zoo menig princi
pieel punt hartelijk samenwerkten, maar
die nu door een onbegrijpelijke zwenking
al meer de revolutionaire partijen nadert
en daarmee juist de by uitstek christelijke
belangen als vrijheid van godsdienst, op
voeding en onderwijs in de waagschaal
stelt.
Met vriendelijken dank voor de plaat-
Jaarvergadering
Mij. der Nederlandsche
Letterkunde
De C. W. van der Hoogt-prijs
toegekend aan den dichter
H. Marsman.
Benoeming nieuwe leden en
buitengewone leden.
Aan den vooravond van de jaarlijksche
vergadering der Mij. der Ned. Letter
kunde heeft de heer A. van Erven Dorens,
directeur van het Openluchtmuseum te
Arnhem een lezing gehouden over:
De techniek van de prentkunst.
Hieraan is het volgende ontleend:
De verschillende technieken, aangewend
tot het maken en het drukken van pren
ten, zijn zoo veelvoudig, soms dermate ge
compliceerd, dat bij het bezichtigen van
een afdruk het dikwijls moeilijk is, nauw
keurig te bepalen, hoe de kunstenaar er
het ontwerp voor uitvoerde en op welke
wijze de drukker dit ontwerp op papier
overbracht.
Om hierover een beknopte uiteenzet
ting te geven, voor wie in prenten belang
stellen, is daarom wel nuttig.
Achtereenvolgens werden behandeld:
de Houtsnede met de Houtgravure, de
Kopergravure en de Ets, met de onder
scheidene bewerkingen der koperen, sta
len of zinken platen: Droogenaald, Aqua
tint, Vernis-mou, Zwarte-kunst, Stippel
gravure, Taille-douce, Kleurets, enz.; ten
slotte de Lithographie (steenteekening).
Van alle soorten werden prenten ter be
zichtiging rondgedeeld en de materialen
gebruikt voor het vervaardigen der kunst
werken getoond: gegraveerde en geëtste
metalen platen, de lithographische steen;
ook de buryn, de etsnaald en allerlei an
der werkgereedschap.
Bij de verschillende prent-technieken
werden het ontstaan, de ontwikkeling en
de het meest op den voorgrond tredende
kunstenaars aangegeven.
De verhandeling betrof uitsluitend het
handwerk, het kunstwerk «dus. Buiten be
schouwing werden gelaten de na de uit
vinding der photographie toegepaste che-
misch-mechanische reproductie-technieken
om prenten te vervaardigen, die immers
zoo menigvuldig en ingewikkeld zijn. dat
zij een afzonderlijke bespreking zouden
vereischen.
Hedenmorgen werd in het Nutsgebouw
de jaarlijksche vergadering gehouden.
De voorzitter, prof. dr. N. J. Krom,
opende de vergadering met een rede.
Openingsrede van prof. Krom.
Spr. begint met een korte beschouwing
over de nieuwe mogelijkheden, welke de
jongste wetswijzigingen voor de Maat
schappij hebben geopend met betrekking
tot de uitreiking harer prijzen, het minder
alleen Leidsch en meer algemeen Neder-
landsch maken harer werkzaamheden en
de uitgave van afzonderlijke geschriften.
Het bestuur zal in zijn samenstelling be
langrijk worden gewijzigd en voortaan
onder anderen twee leden moeten missen,
die zich gedurende lange jaren met groote
toewijding aan hun werk gegeven hebben;
aan deze beide aftredenden, den penning
meestér dr. J. Heinsius en den secretaris
den heer H. T. Damsté wordt de warme
en oprechte dank der Maatschappij uitge
sproken.
Overgaande tot de verliezen, die de dood
veroorzaakt heeft, herdenkt de voorzitter
de in het afgeloopen jaar gestorven mede
leden in binnen- en buitenland. Vervol
gens wordt overeenkomstig de traditie in
het tweede deel van de toespraak een spe
ciaal onderwerp behandeld, en wel de Ne-
derlandsch-Indische monumenten.
Het principe van overheidszorg voor de
monumenten, reeds een eeuw geleden
theoretisch aanvaard, is eerst laat en lang
zaam in de practijk toegepast, en wel aan
vankelijk uit den Hindoe-tijd; die van Ne-
derlandschen oorsprong zijn daar pas tij
dens het bewind van gouverneur-generaal
Idenburg aan- toegevoegd. Spr. vermeldt
eenige staaltjes van vroegere verwaarloo-
zing en latere verzorging, bespreekt ver
volgens de grafsteenen en het tot zekere
vermaardheid geraakte geval van het graf
van Coen, om na deze overblijfselen, die
om zoo te zeggen onwillekeurig spreken
van het verleden, zich bezig te houden met
de opzettelijk geplaatste gedenkteekenen.
Zelfs de hoofdstad Batavia heeft niet veel
aan te wijzen, en dat weinige draagt dik
wijls een eigenaardig karakter, gelijk de
steen van Erberveld of de zuil van Water
loo; ook de eer van standbeelden is slechts
aan zeer weinigen, aan figuren als Coen
en Van Heutz ten deel gevallen. Elders is
het niet anders; Indië is arm aan gedenk
teekenen. Men mist ze op plaatsen, waar
men ze zou verwachten; men mist ook alle
neiging tot gedenkdagen, of tot iets dat
met den empire day der Britten zou over
eenkomen. Men kan dit betreuren, doch
het is niet kunstmatig te verhelpen en ten
slotte dient men ook te bedenken dat de
beste Nederlandsche monumenten in Indië
de ideëele zijn.
Daarna bracht de secretaris, de heer H.
T. Damsté verslag uit van den staat der
Maatschappij en van haar belangrijkste
lotgevallen en avonturen gedurende het
afgeloopen jaar.
{o)>
Verslag van den secretaris.
Hierin wordt herinnerd aan de strubbe
lingen, welke zich in de Maatschappij
voordeden en de mutaties in het bestuur,
welke daarvan het gevolg waren.
Het jaarboek verscheen in December
1935 voor de eerste maal in gereorgani-
seerden staat, overeenkomstig het besluit
van de jaarvergadering van 1935 en door
de goede zorgen van een Jaarboek-com
missie. Het is het bestuur gelukt voor den
druk van het jaarboek belangrijk voor-
deeliger voorwaarden te bedingen.
Ingevolge besluit van de bestuursver
gadering van 28 April wendde het bestuur
zich tot de regeering met een verzoek om
maatregelen te treffen, opdat de plaatsing
onzer boeken in het gebouw van de Rijks-
Universiteitsbibliotheek zal kunnen blij
ven geschieden naar hetgeen terzake in
1876 tusschen de regeering en de Maat
schappij is overeengekomen. Door gebrek
aan plaatsruimte wordt het steeds moeilij
ker en welhaast .onmogelijk, om de boeken
van de Maatschappij in één localiteit bij
elkaar te houden. aLs was overeengeko
men dat zou geschieden.
Met eerbied en dankbaarheid zij gewag
gemaakt van de legateering door wijlen
ons medelid A. Bonger aan onze Maat
schappij ter versterking van het Vaste
Fonds van een som van 2500 en door
wijlen mr. C. Bake van een bedrag, groot
500.
Het bestuur maakte van ztfn benoe
mingsrecht gebruik om als gewone leden
voor de Maatschappij te winnen jhr. mr.
R. Feith te 's-Gravenhage en jhr. mr. dr.
A. B. G. M. van Rijckevorsel te 's-Herto-
genbosch; en als buitengewone leden me
vrouw L. B. v. d. Hoogt—Marks te New
York en mrs. H. M. Allen en prof. Clark,
beiden te Oxford.
Op dit jaareinde telt onze Maatschappij
1 eerelid, 645 gewone leden, 77 buitengew.
leden, ongerekend de straks voor te dra
gen 25 gewone en 2 buitengewone leden.
Verslag van den Bibliothecaris.
Het verslag van den Bibliothecaris dr.
A. A. van Rijnbach maakt melding van
het Rapport over het vraagstuk hoe in Ne
derlandsche Bibliotheken de Nederland
sche belletrie zoo volledig mogelijk verza
meld kan worden, samengesteld in op
dracht van de Nederlandsche Vereeniging
van Bibliothecarissen, een vraagstuk waar
bij de Bibliotheek der Maatschappij ten
zeerste betrokken is. Verder worden de
belangrijkste aanwinsten vermeld en dank
gebracht aan'allen, die door geschenken
de bibliotheek verrijkten, inzonderheid de
uitgevers, die door hen uitgegeven werken
afstonden. Het weldra nijpend gebrek aan
plaatsruimte in de Universiteits-Biblio-
theek, waar de verzamelingen der Maat
schappij bewaard worden, gaf aanleiding
zich ter zake tot de Minister van O. K. en
W. te wenden.
Verslag der commissie voor Taai
en Letterkunde.
Wegens langdurige ongesteldheid van
twee leden der commissie werd in het af
geloopen vereenigingsjaar het aantal ver
gaderingen tot zeven beperkt; voorzitter
was de heer G. G. Kloeke, met het secre
tariaat werd belast de heer van Rijnbach,
toen de heer de Vries tot ons leedwezen
zich in den loop van November wegens
drukke bezigheden genoopt zag ontslag te
nemen als lid. Op voordracht der com
missie voorzag de Maandvergadering van
Januari voorloopig in deze vacature door
de benoemink van mej. dr. J. H. v. Lessen.
Van het Tijdschrift voor Nederlandsche
Taal- en Letterkunde, van welks redactie
de heer Beets na zijn herstel, in October
het secretariaat wederom op zich kon ne
men, verschenen de afleveringen 2/4 van
het 54ste deel en afl 1/2 van het 55ste
deel. Het ligt in de bedoeling in 1936 ook
nog het 56ste deel te doen verschijnen,
met welk voornemen de uitgeefster van
het Tijdschrift zich vereenigd heeft. Door
het bestuur der Maatschappij werd aan
de Commissie tweemaal advies gevraagd
over een aanvrage om subsidie voor een
uitgave op het gebied der Commissie; in
beide gevallen is geadviseerd deze niet te
verleenen.
Verslag der Commissie voor
Geschied- en Oudheidkunde.
De Commissie vergaderde zeven maal
onder voorzitterschap van den heer Heijes.
Secretaris was de heer de Gelder.
De Commissie verloor haar raadgevend
lid mr. S. J. Fokkema Andreae, die we
gens verandering van betrekking naar
Zwolle vertrok.
De Commissie benoemde den heer Barge
tot lid en de heeren dr. P. J. M. van Pils
en dr. J. N. Bakhuizen van den Brink tot
raadgevende leden.
Jaarverslag der Commissie voor
Schoone Letteren.
Gedurende het afgeloopen jaar kwamen
de leden van de Commissie voor Schoone
Letteren driemaal bijeen, ter bepaling
allereerst van hun houding inzake het
conflict betreffende de weigering van den
C. W. van der Hoogtprijs voor het jaar
1935, ter bespreking vervolgens van de
voorstellen der Commissie tot Wetswijzi
ging, voorzoover deze voorstellen de werk
zaamheden van de Commissie voor Schoo
ne Letteren, en hun resultaat, betreffen.
Een nauw contact met het Hoofdbestuur,
en met de Commissie voor de uitgaven
van de Maatschappij der Nederlandsche
Letterkunde werd door de leden wensche-
AGENDA
LEIDEN.
Donderdag, R.K. Reclasseeringsvereeni-
ging, afd. Leiden, St. Vincentius-
gebouw, Hooglandsche Kerkgracht
32, 89 uur.
De avond-, nacht- en Zondagdienst der
apotheken wordt van Maandag 15 tot
en met Zondag 21 Juni, a.s. waarge
nomen door de apotheken; P. du Croix,
Rapenburg 9, telefoon 807 en E. B. de
Metz, Kamerl. Onneslaan 28, telefoon 3553
en C. van Zijp, Wilhelminapark 8, Oegst-
geest, Tel. 274.
lyk geacht. Het komt haar n.l. voor, dat
de toegenomen verwijdering tusschen de
beoefenaars der philologie, der theoretische
schoonheidsleer, en der geschiedenis van
de letterkunde eenerzijds, en de vervaar
digers der belletrie anderzijds een ver
wijdering, die voor de hedendaagsche lit
teratuur kenmerkend schijnt te betreu
ren valt, omdat zij aanleiding geeft tot
wederzijdsche misverstanden. Tusschen
letterkunde als wetenschap opgevat en
letterkunde als kunst mag een verschil
maar mag geen wezenlijke scheiding ont
staan. Zij acht het derhalve gewenscht,
dat de inzichten der litteraire kritiek niet
worden veronachtzaamd door de beoefe
naars der litteraire wetenschap, en dat
aan de bestudeering van het wetenswaar
dige en bewondering voor het schoone niet
worde geofferd. Zij beschouwt het als
haar voornaamste functie, de aesthetische
normen zuiver te doen toepassen, voorzoo
ver haar invloed strekt. Dit beginsel be—
heerschte steeds haar bijeenkomsten, het
inspireerde haar ook tot het besluit, dat
zij nederlegde in haar advies voor den C.
W. van der Hoogtprijs voor 't jaar 1936.
Advies van de commissie voor
Schoone Letteren.
De Commissie voor Schoone Letteren
adviseert het bestuur van de Maatschappij
der Nederlandsche Letterkunde den C. W.
van der Hoogtprijs voor het jaar 1936 toe
te kennen aan den dichter H. Marsman.
Wat betreft de waardeering van Mars-
man's werk verwijst zij naar haar advies
van het vorig jaar, dat in het jaarboek
gepubliceerd werd. De Commissie is zich
bewust hiermee het standpunt te blijven
innemen, dat bij de toekenning van ge
noemden prijs louter en alleen aestheti
sche waardebepalingen dienen te gelden.
Zij heeft het besluit tot dit advies met
algemeene stemmen genomen.
Advies van het bestuur.
Ten aanzien van de kwestie-Marsman
heeft het bestuur de overtuiging gekregen,
dat de argumenten pro en contra lang
zamerhand zijn uitgeput. De eenige die
aan deze zaak nog een ander aspect zou
kunnen geven is de dichter Marsman zelf.
De aanbieding van den prijs zal hem een
aanleiding kunnen zijn om zijn houding
ten opzichte van de Maatschappij te her
zien. Het bestuur adviseert daarom tot
aanneming van het voorstel der commis
sie.
Het advies van het bestuur werd met
groote meerderheid van stemmen aan
vaard.
Benoeming nieuwe leden.
Tot gewone leden werden benoemd mevr.
H. A. C. Beets-Damsté (Leiden), prof. T. J.
Bezemer (Wageningen), dr. J. v. d. Bilt
(Utrecht,), mevr. F. W. M. Bonger bar.esse
v. d. Borch van Verwolde (Amsterdam),
dr. Jos. de Decker (Amsterdam), dr. S. P.
E. Engel'orecht (Pretoria), dr. J. G. van
Gelder (Rotterdam), D. Hanzema (Rotter
dam), ir. C. M. van den Heever (Pretoria),
D. Kalma (Eindhoven), A. A. Kok (Am
sterdam), dr. F. E. J. Malherbe (Stellen-
bosch), mej. dr. Charlotte van Maren (Den
Haag), J. C. Mollema (Den Haag), dr. E.
Moresco (Den Haag), Ch. E. du Perron
(Choumont Gistoux), dr. Gustav G. Prel-
ler, Pretoria), mevr, dr. H. J. W. van
Rooyen-Salomons (Rotterdam), jhr. D.
Roëll (Amsterdam), mevr. dr. A. H. M.
Romein-Verschoor (Amsterdam), jkvr. dr.
J. L. A. A. M. van Rijckevorsel (Hees), dr.
A. M. H. Schepman (Groningen), mr. A. P.
van Schilfgaarde (Arnhem), dr. J. H. Thiel
(Haarlem) en dr. W. B. van Wijngaarden
(Leiden).
Tot buitengewone leden werden benoemd
dr. H.. Reimers (Spieleroog, Duitschl.) en
dr. F. Ritter (Emden, Duitschland).
Verkiezingen.
In het bestuur werden gekozen de hee-
I ren dr. G. G. Kloeke, dr. L. W. A. M. La-
sonder, J. C. M. Warnsinck, mr. J. C.
Bloem, mej. M. E. Kronenberg en de heer
C. L. Schepp.
Tot secretaris de heer dr. J. J. de Gelder.
Tot penningmeester de heer mr. J. Slagter.
In de commissie voor taal- en letterkun
de werden benoemd mej. dr. J. H. van Les
sen, en de heer dr. A. Zijderveld.
In de commissie voor Geschied- en Oud
heidkunde de heeren mr. A. S. de Blécourt
en dr. N. J. Krom.
In de commissie voor Schoone Letteren
de heer dr. N. Donkersloot.
In de commissie voor de Uitgave van ge
schriften de heeren dr. N. Donkersloot, mr.
J. C. Bloem, dr. P. J. N. v. Gils, dr. Ge
rard B. Brom, dr. C. B. van Haeringen en
C. L. Schepp.
In de middagvergadering heeft dr. Mau-
rits Sabbe een lezing gehouden over *cn
taalstrijd in Zuid-Nederland tusschen 18i5
en 1830.
Hoogste barometerst.: 768.8 te Stettin.
Laagste barometerst.: 749.0 te Blacksod.
Het hoogedruk gebied trok naar de
Oostzee en neemt nog vrij sterk in betee-
kenis toe, terwijl de depressie in het Wes
ten afneemt. In ons land, Duitschland,
België en Noord-Frankrijk is overal de
lucht onbewolkt en kan de temperatuur
tot boven 25 graden Celsius stijgen. In
Zuid-Frankrijk valt nog regen aan de
Middellandsche Zee. Op de Britsche Eilan
den klaart het weer in Engeland op. aan de
Westkunst en in Schotland valt nog regen,
terwijl Ierland reeds zware regen heeft
gehad. Ook in Scandinavië breidt de hoo-
gedrukking zich uit en klaart het weer op,
Noordelijke winden brachten echter eenige
afkoeling, aan de Oostelijke Oostzeekust
valt eenige regen. Behoudens geringe
kans op onweer in het Zuid-Westen kan
droog en warm weer worden verwacht.
LUCHTTEMPERATUUR.
25.4 gr. C.
LICHT OP VOOR FIETSERS e. a.
Van Woensdagnamiddag 9.53 uur tot
Donderdagmorgen 4.09 uur.
HOOGWATERSTAND.
Te Katwijk aan Zee op Donderdag 18
Juni voorm. 2.22 uur en nam. 2.57 uur.
WATERTEMPERATUUR.
Zweminrichting „De Zijl", 18X gr. C.
Zweminrichting „Poelmeer" 19 gr. C.
INGEZONDEN STUKKEN
A. R. EN R. K. STAATSPARTIJ.
Zeer geachte Redactie!
Mag ik naar aanleiding van uw driestar
in uw nummer van Maandagavond een
paar opmerkingen maken?
U schrijft:
„Alleszins gemotiveerd zou die uitval
zijn, indien de R. K. Staatspartij niet
bereid zou zijn, mede te werken aan, deel
te nemen in een kabinet, dat het kabinet
Colijn zal vervangen"
en verder:
„Zij (de R. K. Staatspartij) wil al haar
krachten schenken aan den opbouw van
een andere politiek"
„datprof. Aalberse niet geslaagd is
komt door gemis aan voldoende mede
werking van andere partijen".
Hiertegenover merk ik op:
lo. dat nog nimmer door welk persor
gaan van de R. K. Staatspartij noch door
eenige partij-instantie is geproduceerd een
duidelijk en helder schema van die
„andere politiek", die met medewer
king van andere part ij en zou zijn
te verwezenlijken. Wel zijn er vele schoo
ne woorden te vinden in R. K. partij-pro
gramma's en parlementaire verklaringen
maar zij leverden tot nu toe niet op een
schema van een te voeren politiek met an
dere partijen, tenzij men de naieve mee
ning is toegedaan dat die andere partijen
de roomsch-kath. wenschen alle zouden
ondersteunen en geen eigen wenschen
zouden hebben.
2o. Een der voornaamste der „andere
partijen", wij weten het allen, is de S. D.
A. P. Ziet nu waarlijk de R. K. Staatspar
tij kans om met deze partij, die zelve zeer
sterk uitgesproken verlangens en eischen
heeft, een gemeenschappelijk regeerpro-
gram te leveren?
3o. Denkt u nu waarlijk dat er behalve
dan wellicht de communistische partij en
enkele eenlingen, op wie nooit staat te ma
ken is, nog een andere partij zal worden
gevonden, die het roomsch-roode verbond
onder alle omstandigheden zal steunen?
4o. Hoe kan ook uw redactie dag aan
dag doen aan den strijd tegen Colijn, in
wiens kabinet, juist op de meest aange
vallen punten 3 hoogst bekwame roomsch-
katholieke ministers zitten? Denkt u dat de
3 knapste sociaal-democraten een betere
en een meer in overeenstemming met de
roomsche leer zijnde politiek zullen voe
ren dan het driemanschap van Schaick-
Deckers-Gelissen?
5o. Hoe kunt u de voortdurende aanval
len op het kabinet Colijn, dat de vrijheid
van godsdienst, van onderwijs, van de
pers en van den arbeid in geen enkel
opz-icht belaagt, rijmen met het even
tueel samengaan met partijen die u in an
dere kolommen van uw blad als Kerkver-
woesters, priestermoordenaars en onder-
wfjstyrannen (Mexico, Spanje. Rusland,
Frankrijk) ten heftigste bestrijdt?
T. S. GOSLINGA.
Ons antwoord kan kort zijn.
Ad lo. De R. K. Staatspartij (wij bedoe
len en bedoelden in dit verband de fractie
der R. K. Staatspartij in de Tweede Ka
mer) heeft zich meer dan eens reeds bereid
verklaard, met andere partijen te beraad
slagen, om te komen tot een „andere po
litiek", zooals zij die in parlementaire ver
klaringen heeft aangeduid. Natuurlijk
daarbij willende komen tot een compromis
tusschen haar wenschen en de wenschen
van de andere partijen, waarmede zij zou sa
menwerken in een kabinet, dat het kabi-
net-Colijn zou opvolgen. Een duidelijk en
helder schema is daarbij niet gegeven:
dat is waar. Wij meenen echter, dat het
niet gebruikelijk is, zulks te doen, als nog
niet vaststaat, welke samenwerking er
zal kunnen komen!
Ad 2o. Als de R. K. Staatspartij het
gemakkelijk en gewenscht achtte samen
met de S. D. A. P. een gemeenschappelijk
regeerprogram op te stellen, zou ook het
kabinet-Colijn gemakkelijk door een ander
kunnen worden vervangen. En 't schijnt
ons klaarblijkelijk, dat dit laatste niet het
geval is!
Ad 3o. Van een Roomsch-rood verbond,
dat „wellicht" ('t is, gelukkig, in de fan
tasie van den inzender nog niet „zeker")
de sympathie zal hebben van de commu
nistische partij, heeft de R. K. Staatspartij
zich nog nooit een voorstandster getoond.
Dit moet inzender, die niet onkundig is
in de politiek, toch weten!
Ad 4o. Wat inzender hier beweert is
vierkant onwaar. De redactie van de „Leid-
sche Courant" doet niet dag aan dag mee
aan den strijd tegen Colijn. Integendeel.
Ook dit moet inzender, die een oordeel
over onze courant uitspreekt, weten. Wij
hebben meermalen gewezen op het feit,
dat in de critiek op het kabinet-Colijn
veel ongemotiveerds en onbillijks is.
E n, gezien het feit, dat, het ons inziens,
moeilijk, zooal niet onmogelijk is, nu een
ander èn beter kabinet samen te stellen,
constateerden wij in ons nummer van 10
Juni, dat het kabinet-Colijn (na verwer
ping vaste-lasten-ontwerp; met medewer
king óók van antirevolutionai
ren!) „gelukkig" aan het bewind
blijft. De „Avondpost", welk blad het ka
binet-Colijn klaarblijkelijk zéér goed-ge-
zind is, nam op 11 Juni deze meening
over en merkte daarbij op: „Dat is gezon
de taal en reëele politiek". De tegenstel
ling tusschen deze waardeering voor onze
houding tegenover het kabinet-Colijn en
dien van inzender van bovenstaand arti
kel is wel opvallend!
Ad 5o. Indien die voortdurende aanval
len op het kabinet-Colijn (waaraan wij
herhalen het ons blad niet heeft mee
gedaan!) zouden beteekenen aanvallen op
het kabinet van Colijn, den Christen,
den Antirevolutionair en zouden
inhouden een verlangen, om een regeering
te vormen, die uit andere, dan de Anti-
rev., dan Protestantsch-Christeljjke par
tijen, moet zijn gevormd, dan zouden die
aanvallen inderdaad, als zij van Christe
lijke, van Katholieke zijde komen, een on
gerijmdheid zijn. Maar zóó staan de zaken
toch niet wat iedereen, die objectief kan
zien en oordeelen, onmiddellijk zal toege
ven.
Ad 6o. Neen, dat denken wij niet. Zoo
als wfj om niet te overdrijven in den
loop der jaren al wel honderd maal heb
ben betoogd.
Ad 7o. Mogen wij eerlijk onze meening
zeggen? Zóó mag een man als de heer
Goslinga niet schrijven. Wij kennep niet
één Katholiek, die den Calvinist Co
lijn ten val wil brengen. Geheel ten on
rechte en jammerlijk misplaatst brengt
inzender de godsdienstige overtuiging van
Colijn in den strijd, die gaat over ver
schil van inzicht in de practische oplossing
van sociale, van oeconomische vraagstuk
ken. Als de heer Goslinga ons één Katho
liek kan aanwijzen, die den Calvinist
Colijn haat en verfoeit, dan zullen wij
openlijk het gedrag van dien Katholiek als
verfoeilijk afwijzen en afkeuren. Daar
zijn er, die de economische politiek
van het kabinet-Colijn becritiseeren
als men wil: „haten" en „verfoeien"
maar dat is iets anders, dan wat de inzen
der suggereert. Van die critiek schreven
wij nota bene in hetzelfde artikeltje,
dat inzender citeert! 't is „zonneklaar,
dat veel critiek op het kabinet-Colijn, düs
op de Regeering in haar geheel, ondoor
dachte afbrekerli is".
Als „ondoordachte afbreking" van onze
courant, wat betreft haar houding ten op
zichte van het kabinet-Colijn beschouwen
wij ook bovenstaand ingezonden stuk van
den overigens door ons zeer geachten in
zender.
Hoofdred. L. Crt