De Nijmeegsche pont „begraven"
BINNEN TWAALF UUR...
Jjm?i/eniL Maanda9av°nd een getrouwe nabootsing van de pont, die in verband met de opening
van de Waalbrug gaat verdwijnen, door het Nijmeegsch Studentencorps officieel .begraven", waarbij
op het Waaggebouw een rede werd uitgesproken
Zeilensymphonie tijdens de traditioneele zeilwed
strijden voor groote schuiten op de Theems
Op de Oud-Leusderheide bij Amersfoort is Maandag de cross-country voor den nationalen vijfkamp verreden. Een
fraaie sprong van één der deelnemers over een hindernis
De voorbereidingen voor het internationaal concours hlppique, dat Donderdag in het Stadion te Amsterdam aanvangt - Onder
leiding van majoor C. H. Labouchere worden de horden geplaatst
Ak inzet der Utrechtsche universiteitsfeesten werd Maandag door wethouder H. A. Bekker
op het Vreeburg te Utrecht het feestterrein geopend
Het Zwanenbrofederhuis te den Bosch,
waar H. K. H. Prinses Jniiana Woens
dag het insigne der Zvanenbroeders
zal ontvangen, is gerestaureerd
FEUILLETON
Naar bet Engelsch bewerkt
door
J. VAN DER SLUYS.
(Nadruk verboden).
J6)
Hij beet den Londenaar de vraag toe,
maar de vrouw nam wee: het woord.
„O, ik zal bet u zeggen. Ze is nog in het
buis
„Wat!" riep Freddy stomverbaasd.
„Kalm", vermaande de reverend. „Niet
je revolver omlaag doen!"
Hij keerde zich naar de vrouw. „Ga
door. Maar deksels vlug alsjeblieft."
„Nou, ik zei het u toch?" repliceerde de
vrouw geprikkeld. „Ze is nog in het huis.
Het kind ook. Ze zijn in een kelder opge
sloten je komt er door de kast onder
de hall-trap en daar moesten ze blijven,
totdat we gekregen hebben, wat we wil
den."
Freddy's hand trilde en de vrouw keek
angstig naar zijn revolver.
„Dus die twee meisjes zijn op het oogen-
blik in een kelder?" riep hij.
„Ja", bromde de vrouw. „En Chrisholme
heeft den sle"TteL"
„Daar Heen achtergelaten om mis
schien te verhongeren?"
„Er moet daar voedsel zijn", stelde de
reverend hem gerust. Hij sprak kalm, maar
ondanks zijn kalmte was hij niet minder
ontroerd dan Freddy. „Ontvoerders bena-
deelen zichzelf, als zij htm slachtoffers
dooden."
„Kom! Laten we teruggaan!" stelde Fred
dy opgewonden voor.
„We zullen zoo gauw mogelijk vertrek
ken", verzekerde de reverend, „maar er
zijn eerst nog een paar kleinigheden te re
gelen. We moeten om te beginnen dit pret
tige stel naar het dichtstbijzijnde politie
bureau brengen. Dan moeten we zien
Chrisholme in Hornsey op te vangen. Tus-
schen haakjes, als Chrisholme jullie hoofd
man was, dan veronderstel ik, dat hij ook
jullie financier is? Jullie penningmeester,
om zoo te zeggen? Had hij al het geld?"
„Kerel, schei uit", blafte de Londenaar
hem aan. „Je maakt me misselijk met je
gevraag."
De vrouw echter was mededeelzamer.
„Gebruik je verstand toch", riep zij schor
uit. „Of heb je zoo'n zin om doodgescho
ten te worden? Je kunt evengoed direct
vertellen, wat ze anders uit je persen!
Trouwens, wat doet het er toe, wie de cen
ten heeft?"
„Ik wacht nog steeds op antwoord",
merkte de reverend op.
„Goed. Chrisholme was het hoofd, maar
Barlow was de penningmeester, zooals u
het noemt. Het was omdat hij de duiten
bij zich had, dat we zoo lang op hem heb
ben gewacht. Ziet u, we dachten dat dit
de mep zou worden. O, ik geloof niet, dat
ik iets vertel, wat u nog niet weet", voeg
de ze er gedwee bij. „Ik denk dat u heel
wat meer van Barlow weet, dan u zegt,
nietwaar?"
„Ik stel vragen, ik beantwoord ze niet", I
verklaarde de reverend kortaf. „Is er een
touw in den auto?"
„U zou er een kunnen vinden."
„Ga dan opzij staan. Neen handen
omhoog laten. Je weet wat er gebeurt op
het oogenblik, dat ze omlaag komen."
Ze vonden een voldoende hoeveelheid
touw. Het behoorde blijkbaar tot de uit
rusting van de ontvoerders. Twee minuten
later waren de Londenaar en de vrouw ste
vig gebonden en op den vloer van den auto
gedeponeerd.
„Wat hu?" vroeg Freddy gespannen. „Di
rect terug naar Holt en ze onderweg afle
veren?"
„U hoeft niet te stoppen om ze kwijt te
raken als u zich bij uw motorfiets houdt",
meende de reverend. „U doet, geloof ik, in
derdaad beter, door zoo vlug als u kunt,
terug te gaan. Hier, neem deze electrische
lantaarn die zou u in dien kelder noodig
kunnen hebben. Ik ben overigens vlak
achter u!"
„Prachtig!" riep Freddy en glipte naar
zijn motor. Maar voor hij opstapte, bleef
hij opeens stilstaan. Zijn gezicht betrok.
„De sleutel van den kelder!" zei hij.
„Als Chrisholme Horsey bereikt, wordt
hij daar opgevangen krijgen we den
sleutel uit zijn handen", luidde het ant
woord van den reverend. „Maar volgens
Trant zou Chrisholme naar het huis te-
terugkeer en, nietwaar? Ik ben 't met Trant
eens."
„Zou hij al niet gepakt kurnv zijn?" op
perde Freddy.
„Dat ik ook een mogelijkheid", gaf de
reverend toe. „Maar ik voor mij geloof dat
Chrisholme niets onbeproefd zal laten om
zich uit de voeten te maken."
"x, dan zullen wij hem moeten van
gen", hernam Freddoy. „Ik neem aan, dat
we dat kunnen!"
„We zullen het in ieder geval probeeren",
knikte de reverend. „Maar het zal een wed
loop worden."
„En wij winnen dien!" besloot Freddy.
xxxm.
De valstrik.
De man in het bruine pak, anders bekend
als Trant, zat op een uitstekend pluk gras
en wachtte. Er viel niets anders te doen
dan te wachten. Hij kon niet weggaan,
voordat zijn zending vervuld was, of voor
dat iemand hem kwam aflossen. Dit ver
wonderde hem ook. De afspraak was im
mers geweest, dat Freddy Reeve van uit
Holt versterking zou laten aanrukken.
Hij voelde zich erg duizelig. Zelfs de
meest geharde man kan niet uit den trein
vallen, zonder daarvan eenige nadeelige ge
volgen te ondervinden. Zijn geest was niet
zoo helder als hij geweest was. Als de vij
and terugkwam, zou hi niet in de condi
tie zijn voor de ontmoeting.
„Ik zou wel eens willen weten hoe laat
het is?" schoot hem door de gedachte. Zijn
horloge was verscheidene uren geleden
verpletterd bij den val in den tunnel. Toen
hij echter naar boven keek, begon de lucht
zijn vraag te beantwoorden. Boven een
groepje boomen in oostelijke richting was
een lichte grijze plek. Die kroop langzaam
omhoog, hoe langer hoe meer terrein win
nend op de nacht. Maar deze schemering
was somber en koud: geesten, tot nu toe vei
lig verborgen, fladderden thans rond als
angstige fatomen. Het groepje boomen, dat
in de duisternis geslapen had, huiverde bij
dit ontwaken. Een vogel, verrassend licht-
bij, maakte in zijn slaap een kirrend ge
luid.
„De zon gaat al haast op", mompelde
Trant, „verduiveld, een kop thee zou een
weldaar zijn!" Hij bekeek aandachtig de
grooter wordende grijze vlek boven de
boomengroep. Toen bewoog zich weer iets.
Die vogel weer?Neen, ditmaal was het
geen vogel!
Plotseling verstijfde Trant. Zijn instinct
waarschuwde hem, dat de ritselende on
bekende hem niet vriendschappelijk ge
zind was. Maar vond hem voorbereid,
hij had die lange uren van wachten niet
heelemaail verspild.
„Als mijn hoofd maar helder was!" zucht
te Trant.
Dat was het eenige zwakke punt in zijn
positie, dat bonzende, doffe hoofd van
hem. Zijn plannen waren gesmeed, en goed
gesmeed. Als hij zich nu maar staande kon
houden.
Er kraakte een twijg. Hallo daar werd
een van zijn mooie plannen ver
ijdeld! De vijand naderde niet door de
hoofdpoort, maar door een heg. De heg
was erg dicht. Verdorie! Trant sloop van
zijn graspluk naar een boschje.
Er vervloog een minuut. Toen drong door
den valen ochtendschemer een stem. nau
welijks meer dan gefluister.
„Barlow!"
Weer ging een modnuut voorbij. Toen
klonk het gefluister weer.
„Barlow!"
De vijand vervolgde zijn voorwaartsche
beweging. Een onduidelijke massa ver
scheen op nog geen tien voet afstand en
was een oogenblik later weer verdwenen.
De vijand sloop naar het huis.
(Wordt vervolgd).