Het treinongeluk bij Napels.
3)e £eictocHe @ou/fca/rit
Te Alphen aan den Rijn werd Vrijdag een aanvang gemaakt met de „Hollandia -roeiwedstrijden.
Een snapshot uit het nummer Dames Vierriemsgieken
Het treinongeluk bij Napels eischte vijftien slachtoffer, terwijl talrijke per
sonen gewond werden. De ruTne op de plaats des onheils
Bij de scheepsramp op de Donau te Weenen zijn acht personen om het leven
gekomen. De totaai vernielde en gedeeltelijk gezonken stoomboot .Wien"
op de plaats waar zij in botsing kwam met de Reichsbrücke
De afgebroken deur der Oranjesluizen
te Amsterdam tengevolge van een ver
keerde manoeuvre van een passeerend
schip. Het gevaarte steekt gedeeltelijk
boven water uit
Op Woudestein werden Vrijdag ter
gelegenheid van den Leger- en Vloot
dag te Rotterdam groote militaire
demonstraties gehouden waarvan hier
boven een aardig snapshot
De minister van Sociale Zaken, mr. M. Slingenberg, bracht Vrijdag een bezoek
aan de N.V. Ned. Vleeschindustrie te IJmuiden, waar in opdracht der regeering
het gehakt in blik vervaardigd wordt voor ondersteunden en behoeftigen
Een kranige sprong over de hindernis tijdens het twee-
daagsch concours hippique, georganiseerd door de Gooi-
sche Landbouw Sportvereeniging, dat Vrijdag te Bussum is
aangevangen
FEUILLETON
BINNEN TWAALF UUR...
Naar het Engelsch bewerkt
door
J. VAN DER SLUYS.
(Nadruk verboden).
33)
„Ik denk doordat hij zoo'n harden kop
heeft", was het bescheid. „Hij moet een
bijzonderen schutsengel gehad hebben,
toen hij in den tunnel viel. Hij ia komen op
dagen op dezelfde motorfiets, waar u en
ik nu op rijden. Zonder hem zou ik nog in
het huis opgesloten zitten."
„Ja, dat klinkt nogal Trant-achtig!" vond
de reverend. „Maar waar is hij nu?"
„Hij is achtergebleven."
„Waarom?"
„Twee redenen.Pardon, dat was een
heel scherpe bocht. Rijd ik nog altijd
goed?"
„Ja. Daar is Sheringham recht vooruit.
Wat waren de beide redenen?"
„De cene is, dat hy duizelig en dof in
het hoofd was. Hij zag zoo wit als een doek.
Ten tweede wilde hij in de buurt zijn voor
het geval er soms een van de heer en terug
kwam."
„Voorzoover ik Trant ken, zal hy wel
een grondig motief hebben, om te denken,
dat iemand terug moet komen", luidde het
wederwoord.
„Welke reden gaf hy op?"
Freddy deed mededeelingen over het ge
vonden geld en de reverend tuitte zijn lip
pen.
„Tien duizend pond! Tjonge, tjonge! Ja,
dat is het risico van het teruggaan waard.
Trant had gelijk. De zaak wordt al aardig
duidelijk vindt u niet? De schurken heb
ben Barlow gewacht, die de duiten had.
Barlow kwam niet, om een reden, die wij
kennen, maar ztf niet. Toen ze niet langer
durfden wachten, zijn ze gevlucht. Eén wa
gen ging naar Norwich, om ons van het
spoor te brengen, en daar zit de politie
achter aan. De andere gaat langs de kust
en daar zitten wij achteraan! Alles heel
duidelijk, nietwaar?"
„Neen, het is niet duidelijk. Waarom zijn
ze Barlow niet gaan zoeken, toen hij niet
kwam?"
„Dat is toch begrijpelijk genoeg! Ze
hadden Miss Leveridge en het kind, waar
mee ze rekening moesten houden. Als ze
teruggingen, liepen ze groote kans de po
litie in de armen te vliegen, volgens hun
meening. Nu een beetje kalm aan; we ko
men Sheringham binnen. Langzaam den
volgenden hoek om, alstublieft.waar
schijnlijk zul en we helaas even moeten
stoppen."
Een minuut later hadden ze den buiten
rand van Sheringham bereikt. De stad zelf
lag links van hen. Was de Citroën de stad
ingedraaid of recht doorgereden?
„Het schijnt dat we inderdaad moeten
stoppen", mopperde de reverend. „Maar
blijf paraat om meteen weer te vertreikken.
Ik ga naar aanwijzingen zoeken."
Terwijl zijn tochtgenoot den weg onder
zocht, stond Freddy naast den motor, klaar
voor het onmiddellijk hervatten van de
reis. Hij hoefde niet lang te wachten. Bij
na direct weerde de reverend by hein terug.
„Recht door", beval hij. „Ze zy*n doorge
reden naar Crooner."
„Hoe weet u dat zoo zeker?", vroeg
Freddy stom-verbaasd.
„Defect aan een van de achterbanden",
legde zijn metgezel uit. „Ik heb het in
Holt opgemerkt. Het is heel goed aan de
indrukken van den band te zien. Vooruit
maar, full speed vooruitl"
Sheringham Cromer! De beide namen
flitsten Freddy plotseling door den geest.
Twee vacantie-oorden, naar één waarvan
Miss Leveridge had willen reizen en hij
naar het andere! Het kon wonderlijk loo-
pen.
Ze jakkerden zwijgend over den weg
tusschen Sheringham en Cromer.
„Daar is de kerk van Cromer", wees de
reverend, toen zy den top zagen. Aan hun
linkerhand was de zee.
Vooraan was de groote kerktoren, by na
onnatuurlijk in zyn maanverlichte helder
heid; verderop strekte zich de pier uit. En
onder de daken, die zich aan Freddy's oog
opdeden, sliep menigeen, die met hem om
5 uur 18 op reis was gegaan, den verkwik-
kenden slaap van den vacantieganger!
Ze reden Cromer binnen.
Cromer is een kleine, smalle doolhof.
Elke weg schynt naar eiken anderen weg te
leiden, totdat je op het centrale plein
komt, waar de oude kerk de heerschappy
voert, en waar geen enkele straatverbin
ding heeft met haar buurvrouw. Je draait
een paar hoeken om en komt tot de conclu
sie, dat je byna nog daar bent. waar je
begon. F/n de stad heeft zelfs den weg
langs de kust niet toegestaan ononderbro
ken zyn loop te vervolgen. Om Cromer
weer aan het andere einde langs den zee
boulevard te kunnen verlaten, moet je door
den doolhof kruipdoor-sluipdoor spelen!
Ergens in dien doolhof wurmden twee
machines.
De eene was de machine van een Citroën,
de andere die van een motorfiets. De Ci
troën was aan het verste einde en het ge
luid van een motorfiets in de nachtelyke
stilte scheen hem tot de grootsl-denkbare
haast te prikkelen.
De motorfiets ramde een stoel op den
hoek van den strandweg, maar kwam zelf
ook niet zonder avery uit deze schermut
seling te voorschyn.
„Niets van belang toch, hoop ik?" vroeg
de reverend bezorgd.
„Neen, er is wat verbogen.... is direct
weer in orde", antwoordde Freddy.
„Hoe gauwer, hoe beter dan
Het geronk van den Citroën werd va
ger. De reverend had moeite om zyn ge
duld te bewaren. De twee minuten, die hy
gewacht had, leken hem twintig. Zelfs
twee minuten oponthoud kunnen je een
wedstryd doen verliezen.
Nu waren ze weer op gang en kwamen
buiten Cromer. Een nachtelyke slenteraar
bleef stilstaan en gaapte met open mond
naar hen.
„Auto gezien?" riep de reverend.
„Ja", antwoordde de pummel.
„Weet je ook welken kana die is opge
gaan?"
„Ja."
„Welken kant?"
„Zelfden kant."
„Hoe bedoel je dat?"
„Zelfden kant als jullie gaan."
„Idioot!" barstte de reverend uit. „Je
weet toch niet welken kant wij gaan. Heb
je ook gezien, of ze naar link afgeslagen
zyn? Zyn te den zeeweg af ,of 't land in?"
„Neen, dat heb ik niet gezien, maar ze
gingen naar Norwich."
„Hoe weet je dat dan?"
„Ze vroegen me den weg.... daarom
weet ik het", verklaarde de pummel triom-
fantelyk. „Welken weg naar Norwich?"
vroegen ze. „De heuvels op, heb ik ge
zegd."
„Dan gaan wy ook de heuvels op", viel
Freddy in.
„Neen, langs den zeeweg", besliste de
reverend prompt. „Die lui kennen de buurt
hier als hun zak! Waarom zouden ze den
weg naar Norwich vragen, dan alleen om
ons op een dwaalspoor te brengen?"
Op de plaats waar de wegen zich split
sen, bewezen de sporen van de Citroën de
juistheid van de theorie van den reverend.
De sporen liepen langs den kustweg.
Meer bochten langs, meer heuvels op,
weer bochten door, weer heuvels af. Van
een plek boven hen klonk het gezoem van
den kleinen zilveren kever en die stem
werd met de minuut helderder.
„We krijgen ze", mompelde de reverend.
Freddy gaf geen antwoord. Hy wist het.
De motorfiets stoof met een haast mis
dadige vaart vooruit De zilveren kever
was in het zicht Een oogenblik later was
hy weer voor hun oogen uitgeveegd, want
de weg boog en kronkelde voortdurend,
maar toen hy zich opnieuw vertoonde, was
de afstand belangryk verminderd.
„Volhouden", vuurde de reverend aan.
Freddy hield voL
(Wordt vervolgd).