3)e Êeicbotie SouA^mt
Mr. E. Fokker, oud-griffier der Prov.
Staten van Zeeland en oud-lid van de
Eerste en Tweede Kamer Is te den
Haag overleden
Minister Van Lidth de Jeude feliciteert
den heer A. Fokker, gezeten in de
.Spin" bij gelegenheid van de huldiging
van den genialen vliegtuigbouwer bij
diens 25-jarig jubileum op Schiphol
iliillill
Spelmoment uit den voetbalwedstrijd Ned. Bondselftal.— Praag tijdens den
Olympischen Dag in het stadion te Amsterdam
Wim Kaan, winnaar van het nummer 110 meter
horden tijdens de athletiekwedstrijden op den
Olympischen Dag in het Amsterdamsch stadion,
in actie
De viering van het 25-jarig bestaan der H. Landstichting te Nijmegen. - Tijdens de
feestrede van Z. H. Exc. Mgr. A. F. Diepen, Bisschop van den Bosch. Links naast hem
Mgr. A. Suys
Een kranige sprong van een der deelnemers aan de ruitersportwedstrijden op den
Olympischen Dag in het stadion te Amsterdam
FEUILLETON
BINNEN TWAALF UUR...
Naar het Engeisch bewerkt
door
J. VAN DER SLUYS.
(Nadruk verboden).
28)
Boven aan de rechtertrap. Nu welken
kant op? Naar rechts natuurlijk....
Het lawaai van beneden kwam nader.
Voor hem uit was een deur, rechts in de
gang. Het was de derde deur, de eenige,
waar een lichtschijnsel onderdoorvieL Daar
was hij er..., zijn hand rustte op den
knop, hij draaide dien om. Meer dan om
draaien kon hij echter niet. De deur was
gesloten.
„Dat had ik kunnen verwachten," dacht
Freddy, „ik zal hem moeten inslaan, dat
is het eenige."
„Verdorie", vloekte hij een oogenblik la
ter.
Het rumoer was nu nog dichter bij. Voet
stappen spoedden zich in zijn richting. Bin
nen enkele seconden ging er bij deze deur
iets gebeuren. Toen schoot hem eensklaps
een luisterrijk idee door het hoofd.
Aan het einde van de gang was een hoek.
In e»-'« wip was Freddy er achter gekro
pen. Oeen seconde te vroeg. Een gestalte
die h^ast scheen te hebben, werd zicht
baar. Alweer een oude kennis uit trein 5
uur 18.... de man met den paardenkop!
Zijn oogen waren strak gericht op de
deur, waar de lichtspleet onder door scheen
Met onverholen voldoening merkte Fred
dy op, dat de man een sleutel in de hand
hield. De sleutel maakte metalen muziek
in het slot. De deur werd opengegooid....
„Handen omhoog", sprak Freddy, die uit
zijn schuilplaats geschoten kwam, rustig.
„Het is meenens, hoor!"
De man met het paarden gezicht stond
met een ruk stil.
„Ik schiet als ik drie zeg", ging Freddy
voort. „Eén twee
De handen gingen omhoog.
„Naar binnen", commandeerde Freddy.
„En dan op den grond liggen. Gezicht naar
beneden."
Hij duwde zijn revolver tegen den rug
van zijn gevangene; dezelfde revolver, die
nog niet lang geleden pijnlijk in zijn eigen
rug gedrukt was!
„Wat voor den drommel....!" schuim
bekte de man met den paardenkop. Maar
Freddy was niet hi de stemming voor
praatjes.
„Plat op den vloer, hoor je?" De trekker
van de revolver was in de spanning van
het oogenblik bijna overgehaald.
„Gezicht omlaag."
De man gehoorzaamde. En uit een bed
je in een hoek van de kamer staarde een
klein, bleek meisje, in snikkende vrees
naar haar bezoekers.
In een ommezien had Freddy het kind in
één arm. De ander, met het pistool hield
niet op te wijzen naar den man, die tegen
den vloer gedrukt lag. In alweer een om
mezien werd de kamerdeur opnieuw ge
sloten, den sleutel omgedraaid, en de man
met den paardenkop had het vertrek voor
zich alleen.
Het kind klemde zich vaster tegen hem
aan.
„Luister, Rose", fluisterde hij troostend.
„Je ziet, ik ken je van naam, ook al ken
je me niet. Ik ga je nu bij een groote vrien
din van je brengen, maak je dus maar niet
meer ongerust."
„Wie is het?" vroeg het meisje door haar
tranen heen.
„Miss Lydia Leveridge", deelde Freddy
mee.
„Wie is dat?" wilde het kind weten.
„Wie Lydia Leveridge was?" Freddy's
verstand weigerde de vraag toe te laten.
Die was in strijd met alle andere vragen,
die het had kunnen verwerken.
Nu waren ze onder aan de achtertrap
en Freddy spoedde zich met zijn last naar
de kamer, waar hij Miss Leverige en den
werkman had achtergelaten. Gelukkig, de
doorgang was vrij! Maar toen hij de deur
bereikte, trof hem een nieuw geluid. Er
kwam iemand over de hoofdtrap op hem
af.
Er viel geen tijd te verliezen. Hij zou niet
in de gelegenheid zijn om zijn revolver te
gebruiken, tenzij hij het kind neerzette, en
dat kon hij in de gang niet doen. Hij
loerde naar de deur. Die was open.
„Miss Leveridge!" riep hij.
Uit de deur schoot iets op hem toe en
sloeg hem op het voorhoofd. Met het kind
in zijn armen kon hij zich niet verweren.
Het volgende oogenblik werd het kind hem
ontrukt en een tweede tik, ditmaal op zijn
kin, deed de wereld terugwentelen.
HOOFDSTUK XXVII.
Grimmig gezelschap.
Gedurende een aantal seconden had Fred
dy Reeve geen zorgen in deze wereld. Maar
de vergetelheid, die hem vergund was,
duurde slechts kort en spoedig keerde hij
uit zijn fluweelen veiligheid terug tot de
minder vriendelijke bewustheid.
Hij lag merkwaardig zacht en gemak
kelijk. Hoe kwam hij hier ook weer. O ja,
iemand had hem een tik met een hamer
gegeven. En hij was op den grond geval
len. Maar hoe kwam hij dan zoo zacht te
liggen. Hij tastte met zijn hand,, hij lag.,
boven op een lichaam.
De activiteit golfde als met een electri-
schen schok in hem terug. Hij krabbelde
overeind en keerde zich toen om, om het
lichaam, waarop hij gelegen had, te be
kijken.
Het was dat van den werkman. Hij was
dood. Freddy knielde bij de verstijfde ge
stalte neer. Een donker lidteeken op het
gezicht, dat hij thans zag, was daar eerder
niet geweest. De man moest dus een nieu
we wond hebben opgeloopen.ja, en het
lichaam lag ook op een andere plaats. Fred
dy realiseerde zich bliksemsnel wat er ge
beurd moest zijn: een plotselinge aanval
op deze kamer tijdens zijn tijdelijke afwe
zigheid; het meisje overmeesterd en weg
gevoerd, en de reeds gewonde werkman,
die het meisje te hulp kwam, neergesla
gen. Daarna had Freddy zelf den slag ont
vangen, die hem buiten gevecht stelde; het
kind was hem ontrukt, de boosdoener was
gevlucht.
Ja, hij was gevlucht, maar de boosdoe
ner kon noir niet ver zijn. En zelfs als hij
ver weg was, moest hij gevonden worden.
Freddy staarde naar het («beweeglijke
lichaam van den werkman en zelfverwijt
en wroeging vervulden hem. „Daar heb ik
je toe gebracht, arme kerel", dacht hij be
schaamd.
Toen schudde hij zijn bitter gepeins van
zich af en keek naar de deur Die was dicht.
Hij rende er heen om haar te openen. De
deur was afgesloten. Dat had hij warem
pel niet hoeven te probeeren
Van de deur wendde hij zich naar het
raam en daar wachtte hem een veel groo-
tere teleurstelling. Langs de gootpijp om
hoog klimmen was al moeilijk genoeg ge
weest; er langs omlaag te gaan zou onmo
gelijk zijn.
De wingerd, die een zwakken verbin
dingsschakel tusschen den bovenkant van
de pijp en het raam gevormd had, was af
gescheurd en hing nu tergend buiten zijn
bereik. Freddy was opgesloten met eer
doode en zag geen mogelijkheden om te
ontsnappen!
Hij probeerde de deur open te rammen
Het geluid van zijn machteloos bonzer
echode spottend door het huis. Hij ging
weer naar het raam en stelde opnieuw de
onmogelijkheid vast om langs dezen weg
te ontkomen.
Plotseling hoorde hij boven hem een ge
bonk. Het geluid kwam niet van vlak bo
ven hem. Ja, natuurlijk. De man met den
paardenkop!
„Mijn kop er af, als ze den sleutel krij
gen!" mompelde hij. Hij trok den sleutel
uit zijn zak, en gooide hem uit het ven
ster. Het ding zeilde door de duisternis,
zooals dien nacht reeds eerder een flesch
gezeild had en eindigde in den afgrond.
(Wordt vervolgd).