FEUILLETON BINNEN TWAALF UUR... Naar het Engelsch bewerkt door J. VAN DER SLUYS. (Nadruk verboden). 14) „Ik zou de helft kunnen doen van wat u mij vroeg", sprak hij ten laatste. „De helft?" herhaalde zij, niet begrij pend. „Ja, Het deel van uw verzoek om niet te spreken over de dingen waarover wij het gehad hebben.... met den hoofd-conduc- teur of met iemand anders. Maar u vroeg me die dingen te vergeten, nietwaar? Dacht u dat dit mij mogelijk zou zijn?" „Misschien niet, Mr. Reeve Misschien bedoelde ik ook niet, dat de tweede helft al te letterlijk moest worden opgevat. Maar de andere helft...." „Was woord voor woord zoo bedoeld." „U wil dus zeggen dat, als ik er met iemand over spreek, ik u werkelijk in moei lijkheden kan brengen?" „Ja." „Dus dat mijn wetenschap hoe gering ook, gevaarlijk voor u is?" Thans aarzelde ze even en haar stem klonk mat, toen zij antwoordde: „Ja, meer dan u zi-T kunt voorstellen." „Mis Leveridge", hernam Freddy ern stig. „U moet me niet verkeerd begrijpen als ik u nog een paar vragen stel; het is geen onbescheiden nieuwsgierigheid, maar ik zou graag een beetje nauwkeuriger we ten hoe de zaken staan, voor ik die belofte geef. Dat gevaar, mag ik daar niet meer van hooren?" Ze keek hem recht in het gezicht. „Als ik u vraag om dingen te vergeten, is het dan redelijk om te verwachten, dat ik nog meer er van zal vertellen?" „Dus er is meer te vertellen?" „Dat is duidelijk, dunkt me." „Ja, dat is het" stemde hij toe, en mee- doogenloos ging hij voort: „Waarschijnlijk betreft het gevaar u per soonlijk?" „O, lieve help!" viel ze uit met iets wan hopigs in haar stem. „Kunt u het dan niet laten?" „Het betreft bijvoorbeeld niet uw ver loofde?" „Mijn verloofde?" Even staarde ze hem verbluft aan. Toen was ze zich zelf weer geheel meester en antwoordde rustig: „Neen mijn verloofde heeft er niets mee te ma ken." Later zou hij zich deze verklaring her inneren. „Nog één vraag", drong Freddy. „We hebben tot nu toe gepraat over dingen die gebeurd zijn. Nu, véél gebeurd is er niet". „Waarom dan al die bezorgdheid?" viel ze hem snel in de rede, zich aan zijn opmer king vastklampend. „Tot nu toe", vulde Freddy met nadruk aan. „En wanneer u zegt, waarom al die bezorgdheid, dan zou ik mijnerzijds de zelfde vraag kunnen stellen. Waarom zou u er zich druk over maken, wanneer ik hetgeen we bespraken verder vertelde, bij voorbeeld aan den mijnheer in ons compar timent of den ruziemakenden Londenaar, of aan mr. Biddock, als ik hem kon vin den?" „O, schei alsjeblieft uit!" smeekte Miss Leveridge. „Ik heb toch al toegegeven dat het ernstig is!" „Of tegen den hoofdconducteur", ging Freddy voort, een weinig vooroverbuigend, zoodat hij zachter kon spreken. „Zou het gevaar voor u opleveren, als ik naar den hoofdconducteur ging en het volgende tot hem zei: „Luistert u eens, ik maak me een beetje ongerust. Iemand die in dezen trein gezeten heeft, is nergens te vinden en uit gestapt is hij ook niet. Gelooft u dat hij uit een portierraam gevallen kan zijn?" Miss Leveridge, wier oogen tot nu toe op hem gevestigd geweest waren, wendde zich plotseling af om het landschap buiten te gaan bekijken. „Hij zal natuurlijk wel niet uit het raam gevallen zijn, ik zei het alleen maar ver- onderstellenderwijs", sprak Freddy verder. „Waarschijnlijk is onze vriend Biddock naar een ander treindeel verhuisd en pro beert hij daar zijn notitieboekjes te slijten! Maar waarover ik mij het hoofd breek, is dit. Als ik u de gevraagde belofte geef, wat gebeurt er dan als al deze kleinighe den plotseling in iets groots uitbarsten en u het middelpunt van de ontploffing bent? Moet ik dan niets zeggen? Niets doen?" „Niets", klonk het met klem „Absoluut niets." Freddy zuchtte. De rollade verscheen. Eten kwam hem nu buitengewoon onbe langrijk voor, het stond hem haast tegen." „Ik beloof u, dat ik niets zal doen wat u onaangenaamheden of verdriet kan ver oorzaken", verzekerde hij toen. „Dank u", antwoordde Lydia Leveridge. Maar hoe kunt u weten, of iets me ver driet zal veroorzaken?" „Hoe weet je, dat de zon een vurige bol is?" repliceerde hij. „Dat weet je niet. Dat denk je. Maar je kunt wel op een goed- overdachte veronderstelling vertrouwen." De wijn kwam en vervolgens het ijs. En ten slotte de koffie en daarmede het eind van den maaltijd. De kellner maakte de alleszins vergeeflijke fout beide diners op dezelfde rekening te zetten. Miss Leveridge herstelde het misverstand door haar eigen aandeel op tafel te leggen. „En nu geloof ik, dat we maar moesten teruggaan", sprak ze daarop. „Dat wil zeg gen, ik veronderstel, dat het te veel ge vraagd is om u te verzoeken hier te blij ven?" „Veel te veel."' Zij stonden op De oberkellner boog ter wijl ze hem passeerden en plotseling wend de het meisje zich tot hem. „Hoe laat zijn we in Norwich?" vroeg ze. „Over vijf minuten ongeveer", was het bescheid. „7.55 moeten we aankomen, maar we zijn wat te laat." Ze stelde nog een vraag. „Stoppen we daar lang?" „Vier minuten." „Dank u." Intusschen zat de groote en dikke mijn heer, met een ontstemden trek op zijn ge zicht in zijn compartiment, met zijn dui men te draaien. De zenuwachtige dame zat rechtop geprikt in haar coupé, pogende het bestaan van den ras-Londenaar te ne- geeren. Deze zat tegenover haar, een pla gerige grijns op zijn ongunstige tronie. De reverend doezelde. En de man in het don kerbruine pak, die voor de grossiersfirma Race en Clendon reisde, wel, die scheen nérgens te zijn.... En vermoedelijk was er niemand, die grooter verlangen koesterde om te weten waar hij was, dan een gezette, stijve mijn heer met een gezicht, dat erg aan een paardenkop deed denken die het per ron te Norwich op en neer liep, wachtend op het binnenkomen van den express van 7.55. XIH De passagier uit Norwich. De zon hield dien middag vroeger op te schijnen dan anders in dezen tijd van het jaar, doordat zij schuil ging achter een zware wolkenbank en het station van Norwich van zichzelf toch al niet bijster vroolijk, lag, toen de express van 7.55 moest binnenkomen, in een somberen schemer. Maar den man met het paardengezicht, die over het perron heen en weer liep, om genoemden trein af te wachten, was deze vroege duisternis niet onwelkom. Het strookte met zijn stemming en met het doel van zijn aanwezigheid hier. Ook het feit dat de trein te laat was, voor de meesten op het perron een bron van er- genis, stond hem aan, want hoe later de trein aankwam, hoe donkerder het zou zijn wanneer hij arriveerde. Dertien minuten over tijd, rolde trein 5 uur 18 uit Londen het tsation binnen. Toen hij stilstond, rende een gejaagde druk-doende man langs den trein en liet zich in een compartiment neervallen. Het was dat, waarin zich de ras-Londenaar en de geagiteerde dame zaten. (WoMt vervolgd) Dr. Ch. W. F. Winckel, de leider der Nederlandsche ambulance In Abessynië, welker leden Dinsdag met het s.s. .Palembang te Rotter dam arriveerden, passeert na het verlaten van het schip het escorte van Roode Kruissoldaten dat stond opgesteld De ministers Deckers en Gelissen brachten Woensdag te den Haag, een bezoek aan den Internationalen Tentoonstellingstrein, welke mo menteel een bezoek aan ons land brengt. De ministers tijdens de bezichtiging 3)e xckióclte 6ou/ïa/nt Op het vliegveld bij Hayes (Eng.) zijn wedstrijden voor de jeugd gehouden D® beide zonen en de schoonzoon van Mussolini zijn te Rome teruggekeerd na hun krijgsverrichtingen met model-vliegtuigjes, waarbij merk- 'n Abessynië. Even na de aankomst op het vliegveld Littorio, waar een hartelijke begroeting plaats waardige exemplaren aanwezig waren vond Perry en Austin in actie tijdens hun partij tegen Bernard Landry in de tenniswedstrijden om de Davis Cup tusschen Frankrijk en Engeland De negende en op één na de laatste overspanning voor de nieuwe verkeers- brug over den Moerdijk is Dinsdag geplaatst. Het transport bij het verlaten van de werf Van Penn Bauduin te Dordrecht (boven). Onder: de plaats van bestemming is bereikt; de negende overspanning rust op haar peilers

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 12