►ft VRIJDAG 15 MEI 1936 DE LEIDSCHE COURANT VIERDE BLAD - PAG. 15 CORRESPONDENTIE Bennie Hunck, Leiden. Dat geen ijs meer zou komen, had m^der zeer goed gezien en dat ze de mooie gewonnen schaatsen al vast voor het volgend jaar op borg, ook daar had ze groot gelijk aan. Hoor ik nog eens wat? Schrijf eens een langen brief van minstens drie kantjes! Dag Ben nie! Groet je ouder van me en nu wacht ik dien langen brief af! Greet Krol, Haarlemmers t r, Leiden. Ziezoo, dat is nu een brief, die een dubbel antwoord waard is. Dat die zuster zoo mooi van Indië vertellen kon, verwondert me niets. Ze was immers der tig jaar in Indië geweest en dan weet men er wel veel van te vertellen, zou ik zoo denken. Wat zal dat 'n mooie sprei worden! Wat leuk idee om de heele klasse een brief te laten schrijven. Dat is een uitstekende oefening. Weet je wat: vraag eens aan de zuster, of alle meisjes van jouw klas ook mij eens een brief schrijven. Dan zal ik alle Nichtjes antwoorden. Vraag dat eens! Dag Greet! Jij hebt laten zien, hoe een brief dient geschreven te worden. Cl a zin a v. d. Vlugt, Ter Aar. Het opstelletje is nief kwaad, maar gezien de geweldige hoop copy, die nog wacht, zou ik je in overweging geven, eens een mooi briefje te schrijven van minstens twee kantjes. Schrijf over „thuis; over de School; over de spelletjes met de vriendinnen en verder over alles, wat je zooal ontmoet en meemaakt. Er is zooveel te schrijven. Je weet dat ik iederen brief beantwoord. Dit zeg ik ook voor alle Nichtjes uit Ter Aar en de vele uit andere plaatsen, die ons Hoekje zoo trouw lezen en zoo mooi vim- den. Een brief schrijven is een uitsteken de steloefening. Chr. Griffioen, Mauritsst r. 4 De naam van Tiny staat in de verja- ringslijst genoteerd. Het is niet noodig den naam van haar het volgend jaar op te ge ven. Dat is gemakkelijker, dan behoeft U niet telken jare te moeten schrijen. Met hand en groet ook voor de kleine Tilly! U moet haar eens een briefje laten schrij ven. Ans van Diest, Sassenheim. Niet zoo haastig Ansje! Het werk van mijn vaste medewerkers gaat voor maar er zijn er zooveel, die graag eens een beurt zouden hebben. Geloof je wel, dat een lang ver haal van mij zelf nu al een jaar op plaat sing wacht en alleen, om mijn Neefjes en Nichtjes een plezier te kunnen doen. Sta pels copy wachten. De schetsjes van Cor worden geplaatst. Zie vandaag! Groet Cor van me en ik hoop dat hij spoedig hersteld zal zijn. En het opstelletje van Cisca? Daar begrijp ik niets van! Dat is zeker wegge raakt! Jammer! Laat Cisca eèns een mooi briefje schrijven, dan krijgt ze onder „Correspondentie" een lang antwoord te rug. Dag Ans! Groet Moedertje van me en vooral onze goeie Cor en de kleine Sisca. Voor jou de hand! En nu zal ik tot slot van deze correspondentie het woord geven aan Ans. Zij zal ons het eerst voorzingen haar loflied over „De maand van Maria" en dan ons laten hooren een „Kikkercon cert". Daar is ze! DE MAAND VAN MARIA. door 'Ans van Diest. Ziet eens de boomen, vol bloesems, zoo smetloos wit en rein, Fonk'lend en stralend, in den Lentezonneschijn! Hoe klinkt daar 't gekweel der voog'len, wonderblij! Duizenden bloemen bloeien in majestueuze pracht. Ze schijnen ons toe te roepen, teer en zacht: ,,'t Is nu de schoone maand van Mei!" Maria, zie, we dragen naar Uw troon, Die bloemenweelde, blank en schoon, Om Uw beelt'nis tê sieren; Die ontluikende pracht in veld en wei, 't Voog'lenkoor juichend en blij 't Is alles om U te vieren. KIKKERCONCERT. door Ans van Diest. Hoor je 't in poelen en vrij vers, kwakkerdekwak, 't Lustige, veroude kikkergezang! Ze kwaken zoo vroolijk, zoo vrij er op los Hun liedjes, hun wijsjes; ze kwaken zoo schel en zoo lang! Als de lentezoon wakker ze schudt, Dan rikkikt 't vroolijk door 't ruischende riet! Dan luisteren we graag naar het kwikwakerskoor, 't Aloude wijsje, dat weerklinkt in de vliet! We hooren graag, vroolijke kikkers, uw lied, Want, rikkikt gij uw liederen weer schel en luid. Dan weten we, 't heerlijk getij dat ons meldt: Dat nieuw leven, ook voor ons weer beduidt. De volgende week ga ik door met het beantwoorden der brieven. Wie lust heeft een brief te schrijven, maar dan van minstens twee kantjes, krijgt een antwoord terug. Een schuilnaam te kiezen, mag ook. Aan 't werk. Oo m W i m. WIE ZIJN JARIG? Van 15 tot en met 21 Mei. 15 Mei: Jopie Heuzen, Willemstraat 32. 15 Mei: Eugène v. Tuyn, N. Rijn 59. 16 Mei: Jan Weber, Langebrug 25a. 16 Mei: Adriaan Schakenbos, Rijndijk A262 Hazerswoude. 16 Mei: Bertha Jeuster, Tulpenstraat 4. 17 Mei: Annie Krol, Breestraat 149. 17 Mei: Alie Hecke, Pr. Steinstr. 21a. 17 'Mei: Jac. v. Berge Henegouwen, Aal markt 12. 17 Mei: Henkie Walter, Zeemanslaan 20. 17 Mei: Wim Zoet A 34, Oude Wetering. 18 Mei: Nicolaas v. d. Ploeg, Hoogmade B 315. 18 Mei: Tiny Bakker, Pasteurstr. 4. 18 Mei: Annie Meijer, Zonneveldstr. 12, Hazerswoude. 19 Mei: Ellie Rosier, Haarlemmerweg 9. 19 Mei: Erich de Vogel, Rijndijk 142a, Ha zerswoude. 19 Mei Marietje Stuifzand, Kwaakbrug 19 Mei: Rie Mank, Langeraar A 131. 20 Mei: Irene Bernard, Kweekschool, Am sterdam. 20 Mei Joke Wokke, kweekschool, Am sterdam. 20 Mei: Bep en Jan Kooloos, Hooge Morsch 112, Oegstgeest. 20 Mei: Riet v. d. Meer, Hooge Rijndijk 142, Zoeterwoude. 20 Mei: Herman Kerkhoven, Zevenhoven. 20 Mei: Johan Trip, Hansestraat 67. 21 Mei: Bertie Mulder, Timorstraat- 4. 21 Mei: Kees de Groot, Raadhuisstraat 100, Alphen aan den Rijn. 21 Mei: Theo Kramp, Oosterstraat 66. 21 Mei: Leni v. d. Geest, Oud-Ade E 14. 21 Mei: Jac. Verkleij, Prins Hendrikstraat 91, Alphen aan den Rijn. 21 Mei: Gerard Waaijer, Stompwijk 59, Stompwstr. 21 Mei: Nellie Fèbre, Oude Vest 123a. 21 Mei: Abram Jansen, Hazerswoude A 204, Groenedijk. 21 Mei: Marietje Pollman, Hoogstraat 34. Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar naam in deze lijst wil opgenomen zien. of bij het verlaten der school van deze lijst wil afgevoerd worden, schrijve me minstens 14 dagen vóór den verjaardag. Oom Wim. Voor onze postzegel liefhebbers. Denkt er om, dat er ook deze maand twee bijzondere frankeerzegels in den handel gebracht worden van 6 en 12 *4 cent, en wel in verband met het 300-jarig bestaan van de Utrechtsche Universiteit. Deze zegels zijn slechts 1 y2 maand aan de postkantoren verkrijgbaar en wel van 15 Mei tot en met 30 Juni. Die twee zegels zijn driehoekig van vorm, zijn roodbruin en blauw van kleur en stellen voor: de eene Gijsbert Voetius die hoogleeraar was in de godgeleerdheid bij de stichting van die Hoogeschool (15891676); de andere ze gel is een afbeelding van Pallas Athene, godin der wijsheid. Beide zegels zijn geldig tot 31 Dec. 1936. Postzegelverzamelaars moeten deze ge legenheid niet laten voorbijgaan. (Voor de kleinen). Het vlijtige Marietje. door Tante Marie. Zie Marietje daar eens zitten, Al maar werken, wat je ziet. Rusten heeft ze 'n broertje dood aan: 't Is 'n lust, en zou 't niet? Kralen zoekt ze uit 't doosje; Kralen, klein en groot en fijn. Wat zij rijgt, ei, kijk eens even: Mooier kan 't haast niet zijn? Rijgen zal ze voor haar popje 'n Snoertje, sterk en lief en net. Daarna maakt ze voor haar moeke 'n Armband, mooier naar 'k wed. Zij beloofde Toon, haar broertje, Laatst 'n ketting, 't is heusch waar En die krijgt ie, vast en zeker: Jokken, vindt ze, oh zoo naar! Rijgen leerde ze v„h moeke, Zich vergissen doet ze niet. Kleur bij kleur en naar de grootte Is geregen, zoo je ziet. MEIMAAND! door Diederik. De Meimaand is gekomen, Thans klinkt weer blij ons lied; Wij maken rondedansen, Wie onzer doet dit niet. Wij dart'len als de veulens, Als lam'ren in de wei; De vogels leggen allen In Meimaand weer een ei. Natuurschoon allerwege, Weer mooie bloemenpracht; De dagen worden langer, Dus korter is de nacht. De stallen staan verlaten, Van al het vee ontdaan; De vruchtboom staat te pronken Met bloesembloem belaan. De kikkers concerteeren, In slooten, kwak, kwek, kwak! De vogels zingen, fluiten, In struiken of op tak. De Meimaand schenkt veel vreugde Aan menschen, aan het dier; En ieder wil het uiten, Doet dit op zijn manier. De Meimaand, schoonst van alle, Maria toegewijd; Ook Haar zal men vereeren In blijde Meimaandtijd! O, Meimaand, schenkt uw gaven, Geeft ons weer nieuwen moed; Laat allen profiteeren Van Meimaand-overvloed! Onze luchtvaarttaai. door Oom Wim. Deze taal is zoowaar iets heel bijzonders. Nu bedoel ik niet, de nieuwe uitdruk kingen, die met een kleine variatie ?an bekende uitdrukkingen ontleend zijn. Ik gaf er reeds voor eenige weken eenige van deze en ieder van U, die mij las, zal wel gedacht hebben, zooiets te maken, is ge makkelijk genoeg. Vergelijk maar eens! Wie zegt: 1. Oost, West, in een Douglas het best, denkt toch zeker aan: Oost West, thuis best. 2. Zooals 't klokje thuis tikt, zoo tikt het ook op 2000 meter: zooals 't klokje thuis tikt, tikt het overal. 3. 't Is geen man, die niet vliegen, 's Is geen man, die niet rooken kan. 4. Boven de wolken schijnt de zon voor luchttoeristen. Boven de wolken schijnt de zon. 5. Elke kist vliegt, zooals hij gestaart is. 6. Elke vogel vliegt, zooals hij gestaart is of elke vogel zingt, zooals hij gebekt is. 7. De beste stuurlui zitten op de aarde. De beste stuurlui staan aan wal. 8. Beter hoog gevlogen, dan de neus ge ramd. Beter hard geblazen, dan de mond ver brand. 9. Een goede vlieger behoeft geen krans. Goede wijn behoeft geen krans. 10. Voorzichtigheid is de moeder van alle vliegkunst. Voorzichtigheid is de moeder der wijs heid. Neen, ik bedoel meer in het bijzonder, de vreemde woorden, die jullie wel eens I hoort of in de krant gelezen hebt, als het gaat over het luchtschip en wat daarmee annex is. Denk eens aan de volgende woorden, die ieder van U en vooral de grooten van onze lezers en lezeressen, wel eens gehoord hebben, woorden, waarvoor 'n Nederlandsch woord diende gezegd te worden. Piloot is uit het Fransch overgenpmen, beteekent loods, wordt hier gebruikt voor: bestuurder. Cockpit is de eigenlijke ruimte, waarin de bestuurder van een officierssloep zit; ook hennegat genaamd in het Neder landsch. Starten is afrijden. Propeller is schroef. Cabine is kajuit. Steward is hofmeester. Vol plané is zweefdaling. Looping is duikelen. Carburator is vergasser. Deze woorden zijn het vooral, die wel eens gelezen hebt en waarvan mis schien de beteekenis u onbekend was Jammer is het zeker, dat we in ons land dergelijke vreemde woorden hebben over genomen uit een taal, die het gros van de menschen niet kent. De technische namen op z'n Hollandsch te zeggen, ware wenschelijker en voor de scholen ware het zeker gemakkelijker het juiste begrip der woorden den leerlingen bij te brengen, als' die woorden echte Hol- landsche woorden waren. Oom Wim. No. 5. Voor den wedstrijd Jac. Lefebre. (Voor de grooten). KAMPIOEN! KAMPIOEN! door Martien van Well. Het was Zondag, 's Middags zou er een voetbalmatch zijn tusschen DOK en DBS om het kampioenschap van hun afdeeling. Dat zou pas een wedstrijd worden. Twee van de grootste concurrenten, die wel in hun afdeeling waren. Daarom was het stadion 's middags heelemaal uitverkocht. De spelers van DOK waren zich, even als die van DBB, aan het verkleeden. Toen ze klaar waren, gingen ze het veld op. Het was prachtig weer tn het veld in goede conditie. De toss werd gewonnen door DBB. Maar er viel niet veel te kiezen, want aan het weer was niets op te merken. De mid- voor van DOK was Kees Verduren. Hij was pas 20 jaar, maar een geweldige spe ler. Na de aftrap was DOK meteen in den aanval, welke op een corner tegen DBB uitliep. Hij werd mooi genomen en Kees, de midvoor zag kans het leder met een geweldig schot op het doel te schieten. Maar de keeper van DBB was op zijn pos,t Spoedig daarna was de bal weer in het middenveld, waar hij handig door den spil van DBB werd omgevangen en weggeknald. De bal belandde bij den rechtsbinnen van DBB, die een kogel gaf, maar rakelings langs. Kees kreeg spoedig weer de bal, die hij handig van een der backs ontfutselde en stormde op het doel af. Een kogel goal! 10 voor DOK. Het was een on houdbaar schot. Zoo had dus DOK de leiding met 10, Bravo, jongens! De mid voor van DBB was alweer voor het doel van DOK. De back viel en de midvoor kon vrij voor het doel komen. Haast roekeloos wierp de keeper van DOK zich voor zijn voeten, zoodat de midvoor niet kon schie ten en de keeper den bal had. Deze trapte fluks uit. Kees stopte den bal, gaf een keurige pass naar voren, waar de links binnen het leder net naast schoot. Na den uittrap ving de spil van DOK den bal op, gaf hem meteen door naar Kees, die vrij stond en weer een kogel in het uiterste hoekje gaf. Maar de keeper grabbelde hem er netjes uit. Hierna ving de rust aan, met een 10 voorsprong op DBB. Na de rust nam Kees middenuit! Hij drong ver naar voren, waar hij meteen den bal opving en meteen een schot gaf. Ja, hij zit, goal! goal! (20. Weer een on houdbaar schot. Dit gebeurde 2 minuten na de rust. DBB kwam geweldig opzetten. Maar dat baatte niets. De verdediging van DOK was gelijk een muur, waarop iedere aanval te pletter werd geslagen. Weer is het Kees, die er met den baf vandoor gaat. Hij plaatst zuiver naar den rechtsbinnen, die het leder doorgaf naar den rechtsbui ten. Een voorzet, een kopbalgoal! (30). Kees had hem weer gezet. Het was een meestelijke kopbal, die in het uiterste hoekje belandde en die door den keeper niet meer te bereiken was. DBB gaf het nog niet op. Weldra zaten zij voor het DOK-doel. Een schot.... neen, keihard tegen de paal. De bal 'wordt weer opge vangen door den midvoor van DBB, maar zijn schot faalde. De toeschouwers riepen maar „Hup DOK, hup Kees." Kees was de favoriet. Het was een spannende match, vol spelmomen ten, die wel waard waren gekiekt en ge publiceerd te worden. Opeens fluit de ar biter, doordat in het strafschopgebied hands gemaakt werd. Er moest een penalty ge nomen worden. Kees zou her* nemen. Hij nam een aanloop, een schotgoal! H0). Een geweldige goal. Je zag hem haast niet, zoo hard was ie. Nog vijf minu ten spelen. DBB wilde toch nog de eer probeeren te redden. Ja, het gelukte hen zelfs zoowat, toen de linksbuiten van DBB een voorzet gaf en de midvoor rakelings over het doel schoot. Maar meteen was DOK, die een schitterende partij voetbal speelde, in den aanval. Een schot., naast! Dat is jammer. Maar alweer zit DOK voor het vijandelijk doel. Kees komt vrij, wil een schot geven, maar daar fluit de scheids rechter het einde. Hoera, kampioen! kampioen! hoera!", hoorde men overal roepen. DOK was kam pioen. Zij had DBB met niet rhinder dan 40 geslagen. En Kees had alle doelpunten gezet. Hij werd door het publiek op de schouders genomen en naar de kleedka mer gedragen. Kees was van dit oogenblik af dé favoriet!!! VAN BATAAF TOT RIDDER door Oom Kees. XIV. De man beproefde zijn krachten aan een zestal krijgers, die hij als 'een veertje op lichtte. Hij had het uitgesproken type van een Scandinaviër, een blonde reus, wiens stammen de bergen in het Noorden be woonden. Bij de eerste oogopslag had Horo de man herkend. Op een zijner avontuur lijke zwerftochten had hij hem ontmoet op een krijgsfeest, bij welke gelegenheid hij een reusachtige krijgsman met één arm band had gekraakt. Het was niet zoozeer een worstelaar, als wel een abnormaal met kracht begiftigd mensch, en het had Horo, met behulp van enkele goudstukken, weinig moeite gekost, den brutalen kerel te bewegen, den vol genden dag op het tournooiveld op te tre den. Horo verzuimde niet, hem te vertel len, dat de Koning zelf met hem zou vech ten, en hij vooral moest zorgen te winnen. Inderdaad meende de verraderlijke va zal, dat wel niemand het zou durven wa gen, de strijd met den blonden reus aan te gaan, uit vrees van te worden doodge drukt in de geweldige armen, 's Konings voorliefde voor worstelen kennende, hoop te hij dan, zijn vorst aan te sporen, om den ongelijken kamp tegen den moorde naar aan te binden. Een mes, wat hij de Noor had verstrekt, zou de rest wel doen. Hij had echter buiten de waard gere kend. Jan en Gijs hadden, op de morgen van den dag, waarop het tournooi zou worden gehouden, nadat zij aan de koninklijken disch hadden mede aangezeten, van den vorst verlof gevraagd, en bekomen, om eens een kijkje in het legerkamp en zijn bezienswaardigheden te gaan nemen. Voor Jan althans, was dit alles nieuw en onbe kend terrein, en voor zoover het de kijk- gelegenheden betrof, bovenomschreven deelde Gijsbrecht ten volle die belangstel ling. De beide broers verlustigden zich aan de wendingen van een man op het slappe koord en de jongleurskunsten van een vijftienjarigen knaap, luisterden naar de stem van een minnezanger en hadden ein delijk óók den worstelaar ontdekt. Niet zoodra had Gijsbrecht den man gezien of zijn wangen kleurden zich en zijn vingers begonnen te tintelen uit lust, om eens een robbertje te vechten, want al was de jon gen klein, hij bezat een voor zijn gestalte ongeloofelijke kracht, welke wel hoofd zakelijk in zijn buitengewoon ontwikkel de armspieren schuilde. Voor iemand, die zijn kracht niet kende, zou de eerste keer voldoende zijn, hem een volgenden keer, met rust te laten. Dat kon men echter op het oog van het magere kereltje niet ver wachten, en toen hij dan ook de wensch uitte om den grooten Scandinaviër te be kampen, schoten zoowel de reus, als de omstaande krijgers in een lach en de sol daten namen hem dapper in het ootje. Wel verre van zich daarvan iets aan te trekken, wendde deze zich tot Jan en fluisterde: „Dan gij, tot ik „halt" roep!" Jan begreep zijn broer niet, maar toch wendde hij zich tot den worstelaar en schreeuwde quasi- woest: „Lach jullie mij soms ook uit? Laat ik u dan verzekeren, dat ik u niet zal vragen om te willen vechten!" „Komt maar op lafaard!" De list gelukte boven verwachting en de worstelaar viel aan. De lezer weet i*eeds hoe de lichamelijke gesteldheid van den houthakker was, doch de soldaten zagen dien voor het eerst toen hij zijn woonhuis op het voorbeeld van den worstelaar uit deed en eveneens aanviel". Hier dient even gezegd, dat de beide jongens hun uitrus ting hadden thuisgelaten en er als poor ters uitzagen. Het lachen verstomde op de woorden van Jan, en de gezichten vertoon den spanning. De beide mannen kronkel den langs den grond, en al was de uitslag wel te voorzien, de strijd was naar de meening der soldaten, toch niet zoo onge lijk, als deze zou geweest zijn met den met gezel van den vreemden poorter. Zwijgend vocht Jan verder, doch hij zag geen kans den tegenstander door een plotselinge beweging te overrompelen. Wat Gijsbrecht wilde weten, was de sol daten in tusschen niet recht duidelijk, doch feit is, dat hij zoo diep inging op de onge lijke worsteling, dat hij niet eens bemerkte, dat zijn broer danig moeite had, stand te houden. In een zwak moment echter liet de reus even los en dat was voor Jan vol doende om weer op de been te springen. Reeds wilde hij weer met vernieuwde woede aanvallen, doch Gijbrecht hief den arm op en Jan zeide slechts: „Stop!" Toen herhaalde zich het hoongelach, thans ter zijner eer, daar men niet anders dacht of hij was bang geworden voor den woesteling en nam nu de beenen. Het „slachtoffer", wendde zich echter kalm tot zijn broer, die zijn jas opraapte. Toen vroeg Gijsbrecht met een glimlach of de reus thans met hem zich eens meten wilde. Deze begon weer te lachen en zeide, Jan bij den schouder vattend: „Neen, ik ben bang voor zulke flinke kerels, laten we liever tezamen een glas bier bij de mar ketenster koopen. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 15