ZATERDAG 9 MEI 1936
HE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. 6
GEHAKT DJ BLIK VOOR WERKLOOZEN
Het bestuur van den Nederlandschen
Slagershond en den R. K. Hanzebond van
Slagerspatroons adviseerde op 1 April j.l.
den Minister van Landbouw schriftelijk
over een eventueele beschikbaarstelling
van versch vleesch voor werkloozen. In
opdracht van den Minister van Landbouw
heeft daarna de regeer ings-commiss ar is ir.
Louwes, een deputatie uit de beide bonds-
besturen uitgenoodigd tot een bespreking
op Woensdag 6 Mei jX
Op deze bespreking werd de beschik
baarstelling van versch vleesch tegen waar
debons ernstig overwogen en kregen de
vertegenwoordigers der bondsbesturen den
indruk, dat de regeering deze beschikbaar
stelling toejuichte. Besloten werd, dat de
bondsbesturen den regeerings-commissaris
ten spoedigste hun standpunt kenbaar zou
den maken.
Toen nu Vrijdagochtend door publica
ties bleek, dat de Minister van Sociale Za
ken van plan was per 1 Juni gehakt in blik
tegen lage prijzen voor werkloozen be
schikbaar te stellen en over deze regeling
met het departement van Landbouw be
sprekingen werden gevoerd, hebben de
bondsbesturen dienzelfden dag zoowel den
Minister van Soc. Zaken als den Minister
van Landbouw hun bevreemding kenbaar
gemaakt over het feit, dat op „Landbouw"
werd geconfereerd over de distributie van
versch vleesch en op het departement van
Sociale Zaken werd besloten vleesch in
blik beschikbaar te stellen.
De beide bondsbesturen hebben beide
Ministers verzocht hen voor een onderhoud
te willen ontvangen.
„VREDE, WELVAART, STAATSORDE".
Hoe denkt het Nederlandsche volk erover?
Op initiatief van het weekblad „De Groe
ne Amsterdammer" zal in de tweede helft
van deze maand een enquête onder de Ne
derlandsche bevolking worden gehouden
onder het motto „Vrede, welvaart, staats
orde". De referendum-commissie (bestaan
de uit de heeren mr. dr. J. H. v. Zanten,
directeur van het Gemeentelijk bureau
voor statistiek te Amsterdam, voorzitter,
dr. A. M. Brouwer, oud-voorzitter der
„Volkseenheidsconferenties", secretaris, dr.
A. J. M. Cornelissen, bibliothecaris aan de
R. K. Universiteit te Nijmegen, mr. dr. G.
v. d. Bergh, oud-lid der Tweede Kamer,
dr. Ph. J. Idenburg, hoofdambtenaar van
het Centraal Bureau voor Statistiek en mej.
mr. C. Fr. Katz, presidente van den Nat.
Vrouwenraad), hoopt door het uitschrijven
van deze enquête een inzicht te krijgen in
de meeningep, die in het Nederlandsche
volk leven ten aanzien van den maatschap-
pijvorm, den staatsvorm, de verhouding
tot den Volkenbond en de verhouding tus-
schen Nederland en Indië.
Over elk van deze vier punten heeft de
enquête-commissie een aantal vragen ge
formuleerd, welke door de deelnemers aan
de enquête beantwoord zullen moeten wor
den.
Wat b.v. de maatschappelijke orde be
treft, maakt de commissie onderscheid tus-
schen het systeem van de vrije werking
der sociale en economische krachten, den
opbouw van de maatschappij in solidaristi-
schen zin, den opbouw van een vrije volles-
gemeenschap op socialistischen grondslag
en de overwinning der klassetegenstellin
gen in communist is chen zin. Elk van deze
onderwerpen wordt door deskundigen toe
gelicht. Zoo wordt de opbouw van de maat
schappij in solidaristischen zin besproken
door prof. dr. J. B. Kors, O.P., hoogleeraar
aan de R. K. Universiteit. Ook ten aanzien
van de overige onderwerpen, waarmede de
enquête zich bezig houdt, zijn vragenreek
sen ontworpen.
Merkwaardig genoeg echter, maakte de
enquête-commissie ten aanzien van den re-
geeringsvorm slechts onderscheid tusschen
den parlementairen en den autoritairen re-
geeringsvorm, terwijl het toch evident is,
dat de solidaristische opbouw der maat
schappij ook op staatkundig terrein zijn
weerspiegeling zal vinden in een stelsel,
dat noch parlementair, nóch autoritair is
in de gewone beteekenis van het woord.
Binnenkort zal aan alle deelnemers een
brochure worden toegestuurd, waarin zich
de verschillende vragen en de verdediging
der onderscheidene oplossingen, alsmede
een stembiljet bevinden. In het geheel zul
len deze bescheiden aan 150.000 Nederlan
ders waaronder 50.000 katholieken
worden toegezonden, welke te zamen re
presentatief kunnen worden geacht voor
het geheele Nederlandsche volk. Deze
150.000 deelnemers der enquête van wie
uiteraard nog moet worden afgewacht, of
zij inderdaad daaraan willen meedoen
zijn gerecruteerd uit de kringen der aca
demisch gevormden en van hen, die daar
mede tot op zekere hoogte gelijk gesteld
kunnen worden, het kader van de vakorga
nisaties, van de boerenbonden, de midden
standsbonden, de vrouwenorganisaties en
de grootere werkgeversvereenigingen, als
mede uit het kader van de politieke par
tijen.
Alle politieke partijen met uitzonde
ring van de N.S.B. en „Nationaal Herstel"
hebben haar medewerking toegezegd.
In de lijst van deelnemende groepen tref
fen wij van R.K. zijde om. aan de R.K.
Staatspartij, den R. K. Middenstandsbond,
het R.K. Werkliedenverbond, den R.K. Boe
ren- en Tuindersbond, de R. K. Vereen, van
leeraren bij het Nijverheidsonderwijs „Sint
Bernardus", de R. K. Leerarenvereeniging
St. Bonaventura, de R. K. schoolhoofden cn
de R. K. geestelijkheid.
Zijn de 150.000 geschriften met stembil
jet eenmaal verstuurd, dan wordt binnen
14 dagen antwoord verwacht. De uitslag
van de enquête zal het eerst worden gepu
bliceerd in het jubileum-nummer van „de
Groene Amserdammer".
EXTRA-VERSTREKKING AAN
WERKLOOZEN.
Hoe staat het met de besteding der
toegestane gelden?
Het Tweede-Kamerlid de lieer Stein-
metz heeft aan den minister van Sociale
Zaken de volgende vragen gesteld:
Kan de minister mededeelen, hoe het
thans staat met de besteding der gelden,
welke zijn toegestaan voor extra-verstrek
king aan werkloozen ter voorziening van
kleeding, dekking, huisraad, waaromtrent
gebleken is, dat van de oorspronkelijk toe
gestane twee millioen gulden slechts onge
veer twee ton verbruikt was?
Kan de minister me.dedeelen, waarom tot
op heden, ruim vier maanden na behande
ling van het wetsontwerp, nog niet de toe
gezegde aanschrijving aan de gemeentebe
sturen is verzonden, mededeelende, „dat
er in dit opzicht iets gedaan kan worden"?
ONDERMELK-REGELING
Voorloopig opgeschort
Naar ons van bevoegde zijde wordt me
degedeeld, zal met ingang van 10 Mei de
regeling, ingevolge welke de terugleve
ring van ondermelk door zuivelfabrieken
aan veehouders verplichtend is gesteld,
in verband met de inmiddels opgetreden
wijziging in de prijsverhoudingen van dit
artikel voorloopig worden opgeschort.
Zulks houdt in, dat de productie van
kaas, melkproducten voorshands even
min aan eenig beperkend voorschrift zal
zijn gebonden.
VERKEERDE VERTALING
Geen Engelsch invoerrecht op bloemzaden
In zaadhandelskringen verluidt, dat het
bericht, als zou Engeland een invoerrecht
gaan heffen op bloemzaden, op een ver
keerde vertaling berust.
In het cfficieele stuk van de Engelsche
regeering stond „corms". Blijkbaar heeft
men gelezen „corns" en toen vertaald in
zaden. „Corms" zijn echter geen zaden,
doch kleine knolletjes, zooals kralen van
gladiolen e.d. Bloemzaden worden niet be
last.
De belatsing op bloembollen zal bedra
gen 1 penny d.i. 3 cent per Engelsch pond,
Voor de meeste bollensoorten is dit in
voerrecht weinig drukkend. Eenige goed-
koope en zware bollensoorten zullen er
echter vrij gevoelig door getroffen worden
OPENSTELLING VAN LANDGOEDEREN.
Bij beschikking van de ministers vam
landbouw en visscherij en van financiën
zijn de navolgende goederen onder de na-
tuurschoonwet 1928 gerangschikt:
„Zegenwerp", groot ruim 130 H.A., ge
legen ten Zuiden van St. Michielsgestel,
tusschen de Dommel en den weg van St.
Michielsgestel naar Esoh.
Het kasteel „De Geldersche Toren", groot
ongeveer 30 H.A., gelegen in de buurtschap
Spankeren, ten Zuidoosten van den Rijks
weg DierenZutphen.
Met uitzondering van eenige nader aan
gegeven gedeelten zijn deze landgoederen
opengesteld voor het publiek op vertoon
van wandelkaaxten, die tegen een kleine
vergoeding verkrijgbaar zijn voor het land
goed „Zegenwerp" bij Weideven, wonende
bij poort 3 Zegenwerp aan de Heistraat, en
voor de „Geldsche Toren" bij den tuinbaas.
Duitsch bankpapier en zilvergeld
aan de grens
De A.N.W.B. vestigt de aandacht op het
volgende:
Zooals bekend mag worden veronder
steld, mag men bij een bezoek aan Duitsch-
land niet meer dan 30 Mark per persoon
aan bankpapier in het Duitsche rijk in
voeren. Onaangename ervaringen door
reizigers aan de grens opgedaan, geven de
A.N.W.B. aanleiding er op te wijzen, dat
dit voorschrift aldus wordt uitgelegd, dat
twee of drie tezamen reizende personen
niet een biljet van b.v. 50 Mark als ge
meenschappelijk reisgeld mogen meene
men. De Duitsche grensbeambten nemen
al het bankpapier boven een waarde van
30 Mark dat één persoon eventueel bij
zich heeft, onverbiddelijk in beslag, ook
al beschouwde de betrokkene dit als de
„portie" van zichzelf en een reisgenoot te
zamen.
Ieder drage dus zijn bezit van ten hoog
ste 30 Mark in papiergeld zelf bij zich.
Voorts wordt er aan herinnerd, dat dit
voorschrift niet slaat op Duitsch zilver
geld, doch diat men daarvan bij terugkeer
niet meer dan 40 Mark per persoon in Ne
derland mag invoeren.
Afwikkeling achterstallige handelsvorde
ringen op Duitsche debiteuren
In de week van 4 to 9 Mei 1936 is door
de Nederlandsche Bank in totaal een be
drag van omstreeks R.M. 1.100.000 van de
op haar sonderkonto bij de Deutsche Ver-
rechnunskasse uitstaande vorderingen met
de begunstigden afgerekend. De nummers
van deze posten liepen van 8686686867.
Het totale bedrag van de op het sonder
konto uitstaande posten diie nog niet tot
uitbetaling zijn gekomen, beloopt op het
oogenblik omstreeks R.M. 16,9 millioen.
De sonderonto-podten waarvoor koers-
fixeering is verkregen, zijn hieronder be
grepen.
Aan Treuhaenderkonto-posten is door de
Nederlandsche Bank gedurende dezlfde
periode in totaal een bedrag van ongeveer
R.M. 700.0000 met de begunstigden afgere
kend. Het hoogste afgerekende volgorder-
nummer was 2270.
Het totale bedrag van de op het Treu-
baenderkonto Niederland uitstaande vor
deringen die nog niet tot uitbetaling zijn
gekomen, beloopt op het oogenblik om
streeks R.M. 12,5 millioen. De Treuhaen
derkonto-posten waarvoor koersfixeering
is verkregen, zijn hieronder begrepen.
DE ONTWIKKELING VAN DE KRANT
ALS PERSOONLIJKHEID.
In een gisteravond gehouden bijeen
komst van de maatschappij der Neder
landsche letterkunde zou de heer A. J.
Lievegoed een voordracht houden over
over „de ontwikkeling van de krant als
Lievegoed een voordracht houden over
persoonlijkheid". Wegens ongesteldheid
van den heer Lievegoed werd de tekst zij
ner voordracht door een ander voorgele
zen.
Van deze voordracht ontvingen wij de
volgende korte samenvatting.
„Hoewel men in de krant, gebonden als
zij is aan den dag, niet licht eeuwigheids-
waarden zal verwachten begon spre
ker zoo valt het niet te weerspreken,
dat zij, als ontvangster, verwerkster en
doorgeefster van geestelijke waarden, or
ganisch met het leven is verbonden. De
Amerikaansche historicus Salmon kent
haar een eigen zelfstandige persoonlijk
heid toe, onderscheiden van de persoon
lijkheid der redactie, een eigen, zelfstan
dige persoonlijkheid, welke spreker alge
meen, bewust en onbewust, erkend ziet
onder meer in het door de spraakmakende
gemeente geven van bijnamen aan kran
ten.
De krant is in den loop der tijden gewor
den van een chaos tot een organisme, be-
heerscht door geestelijke, oeconomische en
technische krachten.
Het is de drang naar burgerlijke vrij
heid geweest, die in alle landen het geeste
lijke groeiproces van de krant heeft gesti
muleerd.
Spreker gaf hiervan verschillende voor
beelden en ging uitvoerig na, hoe de na
tionale persoonlijkheid zich uitdrukt in de
krant. Hij wees ook op het gevaar der
aantasting van de journalistieke persoon
lijkheid door commercialiseering van de
dagbladonderneming.
Ten slotte zeide spreker, dat de redactie
niet alleen werkt aan de krant. Vroegere
krachten blijven er aan meewerken, maar
ook de lezers zeiven. In de krant ontmoe
ten elkaar verleden en heden, redactie en
lezersgemeente. Dit in spanning en emo
tie dagelijks opnieuw tot stand gekomen
compositum van gedachten, gevoelens, ver
langens, vermaningen, vertoogen, ver
krijgt voor ons in zijn continuiteit en
voortdurende vernieuwing kracht en ge
daante van een eigen persoonlijkheid."
VERDWIJNT ALKMAAR'S KAAS
MARKT?
Wij hebben onlangs uiteengezet aldus
het „Hbld." dat in de kringen der pro
ducenten den laatsten tijd de vraag naar
voren gekomen is of een kaasbeurs eigen
lijk niet de voorkeur boven een kaasmarkt
zou verdienen, een vraagstuk, dat voor een
stad als Alkmaar, die jaarlijks voor haar
beroemde kaasmarkt duizenden bezoekers
uit binnen- en buitenland trekt, van over
wegend belang kan worden genoemd.
Naar aanleiding van in den Bond van
op coöperatieven grondslag werkende Zui
velfabrieken in Noord-Holland gehouden
besprekingen, heeft men daar besloten een
onderzoek te doen instellen door ir. G. Kra
nen, adj.-secretaris van den bond, die thans
een rapport uitgebracht heeft, dat in de
op 22 Mei te Alkmaar te houden vergade
ring in behandeling zal komen.
De heer' Kranen komt in dit rapport tot
de conclusie, dat de markt veel duurder
is dan de beurs en het verschil op ongeveer
0.70 per 100 K.G. kaas kan worden ge
steld, wat voor de producenten een geza
menlijke uitgave van niet minder dan
ƒ38.500 beteekent en bij verkoop via de
beurs een besparing van 630 tot 2450
per fabriek zou beteekenen, overeenkomen
de met een voordeel van 22.50 voor den
melkveehouder, die 40.000 K.G. melk aan
de fabriek levert.
De secretaris van den Bond, de heer G.
Nobel van Lutje winkel, geeft naast het
rapport van ir. Kranen een advies, waar
aan wij het volgende onitleenen:
Het is niet gewenscht de Alkmaarsche
kaasmarkt te laten verdwijnen, al zijn er
dan ook aan het gebruik van een beurs
financieele voordeelen verbonden. De Alk
maarsche kaasmarkt is niet alleen een pro
vinciaal, doch ook een nationaal belang
voor onzen kaasexport.
Het behoud van de markt is voor Alk
maar van zeer groote beteekenis, niet het
minst uit het oogpunt van het vreemdelin
genverkeer. Daarom zal Alkmaar de pro
paganda voor de kaas krachtig moeten
steunen en de wik- en weegloonen zooveel
mogelijk moeten verlagen.
Ten slotte wordt door den heer Nobel
als een zeer belangrijk motief voor behoud
van de kaasmarkt aangevoerd, dat het voor
de prijszetting van de kaas in Noord-Hol
land van groot belang is, dat de markt
blijft bestaan terwille van den afzet in bin
nen- en buitenland.
Daarnaast dreigt bij een kaasbeurs het
gevaar, dat kaas op monster uit andere ge
bieden wordt aangeboden, waar men niet
met de kwaliteit kan concurreeren, doch
door den aanvoer de markt sterk kan druk
ken.
De ondergang van het
Ned. S.S. „Alphard"
De toedracht van het ongeluk
Zaterdagochtend in de vroegte is het
Duitsche mailschip „New York" van de
HamburgAmerika-lijn, dat Donderdag
avond tegen half tien in het Kanaal met het
Nederlandsche stoomschip „Alphard" van
van Nievelt Goudriaan en Co.'s Stoom
vaart Mij. te Rotterdam in botsing was ge
weest, ten gevolge waarvan het Nederland
sche schip is gezonken, te Hamburg aange
komen. Aan boord bevond zich de ge
redde bemanning van de „Alphard" be
staande uit 26 koppen.
De schade, welke de „New York" bij de
botsing heeft opgeloopen, was niet aan
zienlijk, al is aan bakboordzijde aan den
voorsteven een groot gat zichtbaar.
Het Duitsche schip heeft ten gevolge van
de botsing eenig water gemaakt. De
reparatiewerkzaamheden zullen evenwel
slechts weinig tijd kosten en het is vrij ze
ker, dat de „New York" de volgende week
weer op de gewone wijze in dionst zal
worden gesteld.
Mededeeling van kapitein
Wagner.
Kapitein Wagner van de „New York"
heeft na aankomst van zijn schip te Ham
burg eenige inlichtingen verstrekt over de
toedracht van het ongeluk.
Hij was nog zeer onder den indruk van
het gebeurde. „In mijn zeemanscarrière van
45 jaar, aldus vertelde hij, is het ongeluk
met de „Alphard" het eerste ernstige inci
dent, dat ik heb meegemaakt".
Kapitein Wagner is reeds meer dan 40
jaar in dienst van de Hamburg Amerika
Lijn, waarvan reeds meer dan 25 jaar als
gezagvoerder.
Sinds het najaar 1935 voert de heer Wag
ner het bevel over de „New York".
Volgens het rapport van kapitein Wagner
heeft het ongeluk zich als volgt toegedra
gen:
Nog kort voor de botsing werd de reis
van de „New York" door goed weer be
gunstigd, zoodat het schip een goede vaart
kon houden. Vier dagen lang ontmoette
men geen enkele wolkbank. Daarna wer
den met de automatische sirene in verband
met het ophouden van de mist op gezette
tijden mistwaarschuwingssignalen gegeven.
Deze signalen werden aan boord van het
Nederlandsche schip opgevangen, zooals
ook de kapitein van de „Alphard", de heer
Spuy, mededeelde. Onverwacht kwam de
„New York" toen in een mistbank terecht.
Dit achtte men evenwel niet ernstig, tot
dat men ook van de „Alphard" signalen
ontving. 15 seconden, nadat ook op de „New
York" de signalen van het Nederlandsche
schip gehoord werden, zag men aan boord
van het Duitsche schip de „Alphard" uit
den mist opdoemen.
Ook de „Alphard" was door de mistbank
verrast geworden. Ook hier had men er
tevoren niets van gemerkt. Er was toen
evenwel niet meer aan uitwijken te denken.
Kapitein Wagner gaf direct bevel: „volle
kracht achteruit", doch het was toen reeds
te laat. Hoewel de schroeven van de „New
York" reeds achteruit begonnen te loopen,
botsten de schepen op elkaar. De „Alphard"
werd zwaar aan bakboordzijde midscheeps
getroffen. Korten tijd hing het schip voor
den steven van het Duitsche schip. Spoedig
maakte de „Alphard" echter zware slagzij
naar bakboord.
Het bleek, dat het Nederlandsche schip
aan bakboordzijde geheel was openge
scheurd.
Kapitein Wagner gaf vervolgens een
overzicht van de reddingsmaatregelen, wel
ke direct aan boord der beide schepen wer
den getroffen. Acht man van het Neder
landsche schip gebruikten de enkele minu
ten, dat de „Alphard" voor aan den steven
van de „New York" hing om met behulp
van de touwladders aan boord van het Duit
sche schip te klimmen.
Van de „New-York" werd onmiddellijk
een motorreddingboot uitgezet onder lei
ding van den tweeden officier Strenge,
met acht man aan boord en uitgerust met
een sterk zoeklicht. Deze boot heeft, hoe
wel het slechte zicht het reddingswerk
belemmerde, de overige 18 man zonder
dat zich eenig ongeval voordeed, aan boord
genomen.
Alle leden der Nederlandsche beman
ning werden in de hutten der toeristen
klasse van de „New-York" ondergebracht,
waar zij uitnemend verzorgd werden.
Het mag overigens een geluk heeten,
dat de „Alphard" in ballast voer, Ware
zij geladen geweest, dan zou het schip
ongetwijfeld spoediger gezonken zijn en
had de ramp ernstige gevolgen na zich
kunnen sleepen .Nu heeft men nog 45 mi
nuten lang het wrak zien drijven, ondanks
de steeds sterker wordende slagzeeën. Na
dat de 26 opvarenden waren opgepikt, is
de „New York" nog geruimen tijd in de
buurt gebleven van de plaats, waar de
aanvaring was geschied. De motorredding
boot heeft nog een tweede maal een nauw
keurig onderzoek ingesteld om vast te stel
len of het wrak, dat door het zware weer
uit zicht was geraakt, al dan niet gezon
ken was Er werd echter niets meer ge
zien, zoodat het wel vaststond dat de „Al
phard1" was gezonken.
Te middernacht heeft de „New York"
daarop de reis naar Hamburg voortgezet.
De passagiers aan boord van
de „New York".
De passagiers van de „New York" heb
ben zich tijdens de ramp buitengewoon
rustig gedragen.
De oorzaak van de ramp wijt kapitein
Wagner aan een noodlottigen samenloop
van omstandigheden. De beide schepen
geraakten in dezelfde mistbank, zoodat zij
elkander niet konden zien. De botsing was
zoo hevig, dat men van geluk mag spre
ken, dat geen menschenlevens te betreu
ren zijn.
Relaas van den tweeden ma
chinist van de „Alphard".
Opmerkelijk is het relaas van den twee
den machinist van de „Alphard", die nog
vertelde, dat ruim twee van dit scRip bij
de botsing geheel werd opengescheurd.
Enorme watermassa's drongen de machine
kamer binnen, zoodat het daar werkzame
personeel in zeer korten tijd geheel door
het water was omringd. Het ergste was,
dat er gevaar voor een ketelontploffing
bestond. Er was aldus de zegsman
geen tijd te verliezen, er zat voor ons
niets anders op, dan ons zoo spoedig mo
gelijk in veiligheid te brengen. Een inte
ressante bijzonderheid is nog, dat de man
in den uitkijk, die plotseling het hooge
dek van de „New York" voor zich zag,
zoo hevig schrok, dat zijn alarmgeroep
aan boord van de „New York" werd ge
hoord.
Kapitein Spuy, die eveneens nog zeer
onder den indruk van het gebeurde is,
zeide tot zijn leedwezen voorloopig geen
verklaring te kunnen afleggen
VAN M'N BOEKENTAFEL
Dr. Adalbert Brenninkmeyer „In
keer", bewerkt naar het Duitsch
door Pieter v. d. Meer de Walche
ren; Bilthoven „De Gemeenschap".
Ing. 1.10; geb. 1.50.
De titel van dit werkje had concreter
kunnen zijn. Feitelijk wil het ons leeren
hoe wij heilig kunnen worden. Maar ik
veronderstel, dat de schrijver dit met op
zet niet direct heeft willen aangeven, waar
schijnlijk zou zijn boekje dan hoofdzakelijk
terecht zijn gekomen bij religieuzen, ter
wijl hij het juist voor de mensohen in de
wereld bestemd heeft. Want Christus' ge
bod: „Weest heilig, zooals uw Vader in den
Hemel heilig is", geldt voor allen en is dus
ook voor allen bereikbaar. Dat velen er
voor terugschrikken, vindt niet zelden zijn
oorzaak in een totaal verkeerd begrip dat
zij zich hebben gevormd over heiligheid.
Daarom beginit de schrijver met een aantal
averechtsche opvattingen recht te zetten.
Heiligheid als zoodanig, toont hij aan, heeft
niets te maken met scheeve of treurige ge
zichten, vroom gekweel en mooi-doenerij,
zelfs niet met visioenen, wonderen, stigma
ta, noch met lange gebeden, zware boete
doeningen, kloostergeloften. Waar wij het
dan wel in moeten zoeken? Enkel en alleen
in de befoefening van het kindschap Gods,
het leven uit liefde tot God in de meest
eenvoudige dingen van iedere dag. „Gij
zult den Heer, uwen God, beminnen uit
geheel uw hart.... en uw naaste gelijk
uzelven."
De naastenliefde is de toetssteen voor de
goddelijke liefde. Hoe de gesteldheid van
onze naastenliefde zijn moet, licht de
schrijver toe met uitspraken van St. Pau-
lus. In de wereld vinden wij heel andere
normen aangegeven. Maar de geest der
wereld is in strijd met de geest van Chris
tus, zooals Hij die ons in de Bergrede heeft
geleerd. Die geest moeten wij volgen en
ons daarbij spiegelen aan Christus' voor
beeld, dat in één woord kan worden samen
gevat: overgave, overgave aan de wil van
den Hemelschen Vader, verzaking van ons-
zelve. Ziedaar het eenvoudig program. En
de middelen die ons kunnen helpen om het
ten uitvoer te brengen, zijn voornamelijk 't
gebed, de Biecht en de Communie. Het ge
bed, in de geest van het „Onze Vader". De
Biecht en Communie om het genadeleven
te herstellen, te doen groeien en tot volle
wasdom te brengen. Naast de hartelijke
eri eenvoudige toon waarin dit werkje is
geschreven, verdient het bijzonder onze
waardeerimg oan schrijver's breed begrip
van de persoonlijkheid en onze mensche-
lijke natuur. „De weg ter heiligheid",
schrijft hij, „behoeft men niet te zoeken-
in 'n algemeene gelijkstellingHet is
heelemaal niet noodig, dat de mensch door
het ernstig streven naar heiligheid zijn per
soonlijkheid verliest. Wij zien juist bij de
heiligen dat zij, dikwijls zelfs op zeer op
vallende wijze bestaan blijft." Vergelijken
wij alleen maar eens 'n heilige Benedictus
Labre en Franciscus van Sales, St. Petrus
en St. Paulus. En over onze natuur de
nuchtere opmerking: „Wanneer wij bemer
ken, dat ons zenuwgestel rust noodig heeft,
moeten wij ze ook nemen in 't belang van
ons geestelijk leven, meer slapen, ons be
ter voeden en ontspanning nemen." Toch
gaat de auteur te ver waar hij de stelling
verkondigt, dat als voorwaarde voor een
doodzonde noqdig zou zijn: de booze be
doeling. Hij zegt letterlijk: „De ongeregel
de handeling moet verricht worden met
volkomen inzicht van de verkeerdheid en
van de zwaarte van de schuld, en met vol
komen vrije wil, dus met booze bedoeling".
Deze gevolgtrekking weigeren wij te aan
vaarden. Wel kan de booze bedoeling een
zonde nog verzwaren, maar een grootelijks
verkeerde daad met volkomen inzicht en
vrije wil gesteld, blijft een doodzonde, ook
al komt zij voort uit zwakheid. Voor de
rest willen wij over kleine theologische
disputen heenstappen, en dit werkje van
harte aanbevelen. De Nederlandsche be
werking was in goede handen, al had zij
ook hier en daar wat meer verzorgd kun
nen zijn wat betreft de syntaxis.
C. B.