ZATERDAG 9 MEI 1936 HE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 6 GEHAKT DJ BLIK VOOR WERKLOOZEN Het bestuur van den Nederlandschen Slagershond en den R. K. Hanzebond van Slagerspatroons adviseerde op 1 April j.l. den Minister van Landbouw schriftelijk over een eventueele beschikbaarstelling van versch vleesch voor werkloozen. In opdracht van den Minister van Landbouw heeft daarna de regeer ings-commiss ar is ir. Louwes, een deputatie uit de beide bonds- besturen uitgenoodigd tot een bespreking op Woensdag 6 Mei jX Op deze bespreking werd de beschik baarstelling van versch vleesch tegen waar debons ernstig overwogen en kregen de vertegenwoordigers der bondsbesturen den indruk, dat de regeering deze beschikbaar stelling toejuichte. Besloten werd, dat de bondsbesturen den regeerings-commissaris ten spoedigste hun standpunt kenbaar zou den maken. Toen nu Vrijdagochtend door publica ties bleek, dat de Minister van Sociale Za ken van plan was per 1 Juni gehakt in blik tegen lage prijzen voor werkloozen be schikbaar te stellen en over deze regeling met het departement van Landbouw be sprekingen werden gevoerd, hebben de bondsbesturen dienzelfden dag zoowel den Minister van Soc. Zaken als den Minister van Landbouw hun bevreemding kenbaar gemaakt over het feit, dat op „Landbouw" werd geconfereerd over de distributie van versch vleesch en op het departement van Sociale Zaken werd besloten vleesch in blik beschikbaar te stellen. De beide bondsbesturen hebben beide Ministers verzocht hen voor een onderhoud te willen ontvangen. „VREDE, WELVAART, STAATSORDE". Hoe denkt het Nederlandsche volk erover? Op initiatief van het weekblad „De Groe ne Amsterdammer" zal in de tweede helft van deze maand een enquête onder de Ne derlandsche bevolking worden gehouden onder het motto „Vrede, welvaart, staats orde". De referendum-commissie (bestaan de uit de heeren mr. dr. J. H. v. Zanten, directeur van het Gemeentelijk bureau voor statistiek te Amsterdam, voorzitter, dr. A. M. Brouwer, oud-voorzitter der „Volkseenheidsconferenties", secretaris, dr. A. J. M. Cornelissen, bibliothecaris aan de R. K. Universiteit te Nijmegen, mr. dr. G. v. d. Bergh, oud-lid der Tweede Kamer, dr. Ph. J. Idenburg, hoofdambtenaar van het Centraal Bureau voor Statistiek en mej. mr. C. Fr. Katz, presidente van den Nat. Vrouwenraad), hoopt door het uitschrijven van deze enquête een inzicht te krijgen in de meeningep, die in het Nederlandsche volk leven ten aanzien van den maatschap- pijvorm, den staatsvorm, de verhouding tot den Volkenbond en de verhouding tus- schen Nederland en Indië. Over elk van deze vier punten heeft de enquête-commissie een aantal vragen ge formuleerd, welke door de deelnemers aan de enquête beantwoord zullen moeten wor den. Wat b.v. de maatschappelijke orde be treft, maakt de commissie onderscheid tus- schen het systeem van de vrije werking der sociale en economische krachten, den opbouw van de maatschappij in solidaristi- schen zin, den opbouw van een vrije volles- gemeenschap op socialistischen grondslag en de overwinning der klassetegenstellin gen in communist is chen zin. Elk van deze onderwerpen wordt door deskundigen toe gelicht. Zoo wordt de opbouw van de maat schappij in solidaristischen zin besproken door prof. dr. J. B. Kors, O.P., hoogleeraar aan de R. K. Universiteit. Ook ten aanzien van de overige onderwerpen, waarmede de enquête zich bezig houdt, zijn vragenreek sen ontworpen. Merkwaardig genoeg echter, maakte de enquête-commissie ten aanzien van den re- geeringsvorm slechts onderscheid tusschen den parlementairen en den autoritairen re- geeringsvorm, terwijl het toch evident is, dat de solidaristische opbouw der maat schappij ook op staatkundig terrein zijn weerspiegeling zal vinden in een stelsel, dat noch parlementair, nóch autoritair is in de gewone beteekenis van het woord. Binnenkort zal aan alle deelnemers een brochure worden toegestuurd, waarin zich de verschillende vragen en de verdediging der onderscheidene oplossingen, alsmede een stembiljet bevinden. In het geheel zul len deze bescheiden aan 150.000 Nederlan ders waaronder 50.000 katholieken worden toegezonden, welke te zamen re presentatief kunnen worden geacht voor het geheele Nederlandsche volk. Deze 150.000 deelnemers der enquête van wie uiteraard nog moet worden afgewacht, of zij inderdaad daaraan willen meedoen zijn gerecruteerd uit de kringen der aca demisch gevormden en van hen, die daar mede tot op zekere hoogte gelijk gesteld kunnen worden, het kader van de vakorga nisaties, van de boerenbonden, de midden standsbonden, de vrouwenorganisaties en de grootere werkgeversvereenigingen, als mede uit het kader van de politieke par tijen. Alle politieke partijen met uitzonde ring van de N.S.B. en „Nationaal Herstel" hebben haar medewerking toegezegd. In de lijst van deelnemende groepen tref fen wij van R.K. zijde om. aan de R.K. Staatspartij, den R. K. Middenstandsbond, het R.K. Werkliedenverbond, den R.K. Boe ren- en Tuindersbond, de R. K. Vereen, van leeraren bij het Nijverheidsonderwijs „Sint Bernardus", de R. K. Leerarenvereeniging St. Bonaventura, de R. K. schoolhoofden cn de R. K. geestelijkheid. Zijn de 150.000 geschriften met stembil jet eenmaal verstuurd, dan wordt binnen 14 dagen antwoord verwacht. De uitslag van de enquête zal het eerst worden gepu bliceerd in het jubileum-nummer van „de Groene Amserdammer". EXTRA-VERSTREKKING AAN WERKLOOZEN. Hoe staat het met de besteding der toegestane gelden? Het Tweede-Kamerlid de lieer Stein- metz heeft aan den minister van Sociale Zaken de volgende vragen gesteld: Kan de minister mededeelen, hoe het thans staat met de besteding der gelden, welke zijn toegestaan voor extra-verstrek king aan werkloozen ter voorziening van kleeding, dekking, huisraad, waaromtrent gebleken is, dat van de oorspronkelijk toe gestane twee millioen gulden slechts onge veer twee ton verbruikt was? Kan de minister me.dedeelen, waarom tot op heden, ruim vier maanden na behande ling van het wetsontwerp, nog niet de toe gezegde aanschrijving aan de gemeentebe sturen is verzonden, mededeelende, „dat er in dit opzicht iets gedaan kan worden"? ONDERMELK-REGELING Voorloopig opgeschort Naar ons van bevoegde zijde wordt me degedeeld, zal met ingang van 10 Mei de regeling, ingevolge welke de terugleve ring van ondermelk door zuivelfabrieken aan veehouders verplichtend is gesteld, in verband met de inmiddels opgetreden wijziging in de prijsverhoudingen van dit artikel voorloopig worden opgeschort. Zulks houdt in, dat de productie van kaas, melkproducten voorshands even min aan eenig beperkend voorschrift zal zijn gebonden. VERKEERDE VERTALING Geen Engelsch invoerrecht op bloemzaden In zaadhandelskringen verluidt, dat het bericht, als zou Engeland een invoerrecht gaan heffen op bloemzaden, op een ver keerde vertaling berust. In het cfficieele stuk van de Engelsche regeering stond „corms". Blijkbaar heeft men gelezen „corns" en toen vertaald in zaden. „Corms" zijn echter geen zaden, doch kleine knolletjes, zooals kralen van gladiolen e.d. Bloemzaden worden niet be last. De belatsing op bloembollen zal bedra gen 1 penny d.i. 3 cent per Engelsch pond, Voor de meeste bollensoorten is dit in voerrecht weinig drukkend. Eenige goed- koope en zware bollensoorten zullen er echter vrij gevoelig door getroffen worden OPENSTELLING VAN LANDGOEDEREN. Bij beschikking van de ministers vam landbouw en visscherij en van financiën zijn de navolgende goederen onder de na- tuurschoonwet 1928 gerangschikt: „Zegenwerp", groot ruim 130 H.A., ge legen ten Zuiden van St. Michielsgestel, tusschen de Dommel en den weg van St. Michielsgestel naar Esoh. Het kasteel „De Geldersche Toren", groot ongeveer 30 H.A., gelegen in de buurtschap Spankeren, ten Zuidoosten van den Rijks weg DierenZutphen. Met uitzondering van eenige nader aan gegeven gedeelten zijn deze landgoederen opengesteld voor het publiek op vertoon van wandelkaaxten, die tegen een kleine vergoeding verkrijgbaar zijn voor het land goed „Zegenwerp" bij Weideven, wonende bij poort 3 Zegenwerp aan de Heistraat, en voor de „Geldsche Toren" bij den tuinbaas. Duitsch bankpapier en zilvergeld aan de grens De A.N.W.B. vestigt de aandacht op het volgende: Zooals bekend mag worden veronder steld, mag men bij een bezoek aan Duitsch- land niet meer dan 30 Mark per persoon aan bankpapier in het Duitsche rijk in voeren. Onaangename ervaringen door reizigers aan de grens opgedaan, geven de A.N.W.B. aanleiding er op te wijzen, dat dit voorschrift aldus wordt uitgelegd, dat twee of drie tezamen reizende personen niet een biljet van b.v. 50 Mark als ge meenschappelijk reisgeld mogen meene men. De Duitsche grensbeambten nemen al het bankpapier boven een waarde van 30 Mark dat één persoon eventueel bij zich heeft, onverbiddelijk in beslag, ook al beschouwde de betrokkene dit als de „portie" van zichzelf en een reisgenoot te zamen. Ieder drage dus zijn bezit van ten hoog ste 30 Mark in papiergeld zelf bij zich. Voorts wordt er aan herinnerd, dat dit voorschrift niet slaat op Duitsch zilver geld, doch diat men daarvan bij terugkeer niet meer dan 40 Mark per persoon in Ne derland mag invoeren. Afwikkeling achterstallige handelsvorde ringen op Duitsche debiteuren In de week van 4 to 9 Mei 1936 is door de Nederlandsche Bank in totaal een be drag van omstreeks R.M. 1.100.000 van de op haar sonderkonto bij de Deutsche Ver- rechnunskasse uitstaande vorderingen met de begunstigden afgerekend. De nummers van deze posten liepen van 8686686867. Het totale bedrag van de op het sonder konto uitstaande posten diie nog niet tot uitbetaling zijn gekomen, beloopt op het oogenblik omstreeks R.M. 16,9 millioen. De sonderonto-podten waarvoor koers- fixeering is verkregen, zijn hieronder be grepen. Aan Treuhaenderkonto-posten is door de Nederlandsche Bank gedurende dezlfde periode in totaal een bedrag van ongeveer R.M. 700.0000 met de begunstigden afgere kend. Het hoogste afgerekende volgorder- nummer was 2270. Het totale bedrag van de op het Treu- baenderkonto Niederland uitstaande vor deringen die nog niet tot uitbetaling zijn gekomen, beloopt op het oogenblik om streeks R.M. 12,5 millioen. De Treuhaen derkonto-posten waarvoor koersfixeering is verkregen, zijn hieronder begrepen. DE ONTWIKKELING VAN DE KRANT ALS PERSOONLIJKHEID. In een gisteravond gehouden bijeen komst van de maatschappij der Neder landsche letterkunde zou de heer A. J. Lievegoed een voordracht houden over over „de ontwikkeling van de krant als Lievegoed een voordracht houden over persoonlijkheid". Wegens ongesteldheid van den heer Lievegoed werd de tekst zij ner voordracht door een ander voorgele zen. Van deze voordracht ontvingen wij de volgende korte samenvatting. „Hoewel men in de krant, gebonden als zij is aan den dag, niet licht eeuwigheids- waarden zal verwachten begon spre ker zoo valt het niet te weerspreken, dat zij, als ontvangster, verwerkster en doorgeefster van geestelijke waarden, or ganisch met het leven is verbonden. De Amerikaansche historicus Salmon kent haar een eigen zelfstandige persoonlijk heid toe, onderscheiden van de persoon lijkheid der redactie, een eigen, zelfstan dige persoonlijkheid, welke spreker alge meen, bewust en onbewust, erkend ziet onder meer in het door de spraakmakende gemeente geven van bijnamen aan kran ten. De krant is in den loop der tijden gewor den van een chaos tot een organisme, be- heerscht door geestelijke, oeconomische en technische krachten. Het is de drang naar burgerlijke vrij heid geweest, die in alle landen het geeste lijke groeiproces van de krant heeft gesti muleerd. Spreker gaf hiervan verschillende voor beelden en ging uitvoerig na, hoe de na tionale persoonlijkheid zich uitdrukt in de krant. Hij wees ook op het gevaar der aantasting van de journalistieke persoon lijkheid door commercialiseering van de dagbladonderneming. Ten slotte zeide spreker, dat de redactie niet alleen werkt aan de krant. Vroegere krachten blijven er aan meewerken, maar ook de lezers zeiven. In de krant ontmoe ten elkaar verleden en heden, redactie en lezersgemeente. Dit in spanning en emo tie dagelijks opnieuw tot stand gekomen compositum van gedachten, gevoelens, ver langens, vermaningen, vertoogen, ver krijgt voor ons in zijn continuiteit en voortdurende vernieuwing kracht en ge daante van een eigen persoonlijkheid." VERDWIJNT ALKMAAR'S KAAS MARKT? Wij hebben onlangs uiteengezet aldus het „Hbld." dat in de kringen der pro ducenten den laatsten tijd de vraag naar voren gekomen is of een kaasbeurs eigen lijk niet de voorkeur boven een kaasmarkt zou verdienen, een vraagstuk, dat voor een stad als Alkmaar, die jaarlijks voor haar beroemde kaasmarkt duizenden bezoekers uit binnen- en buitenland trekt, van over wegend belang kan worden genoemd. Naar aanleiding van in den Bond van op coöperatieven grondslag werkende Zui velfabrieken in Noord-Holland gehouden besprekingen, heeft men daar besloten een onderzoek te doen instellen door ir. G. Kra nen, adj.-secretaris van den bond, die thans een rapport uitgebracht heeft, dat in de op 22 Mei te Alkmaar te houden vergade ring in behandeling zal komen. De heer' Kranen komt in dit rapport tot de conclusie, dat de markt veel duurder is dan de beurs en het verschil op ongeveer 0.70 per 100 K.G. kaas kan worden ge steld, wat voor de producenten een geza menlijke uitgave van niet minder dan ƒ38.500 beteekent en bij verkoop via de beurs een besparing van 630 tot 2450 per fabriek zou beteekenen, overeenkomen de met een voordeel van 22.50 voor den melkveehouder, die 40.000 K.G. melk aan de fabriek levert. De secretaris van den Bond, de heer G. Nobel van Lutje winkel, geeft naast het rapport van ir. Kranen een advies, waar aan wij het volgende onitleenen: Het is niet gewenscht de Alkmaarsche kaasmarkt te laten verdwijnen, al zijn er dan ook aan het gebruik van een beurs financieele voordeelen verbonden. De Alk maarsche kaasmarkt is niet alleen een pro vinciaal, doch ook een nationaal belang voor onzen kaasexport. Het behoud van de markt is voor Alk maar van zeer groote beteekenis, niet het minst uit het oogpunt van het vreemdelin genverkeer. Daarom zal Alkmaar de pro paganda voor de kaas krachtig moeten steunen en de wik- en weegloonen zooveel mogelijk moeten verlagen. Ten slotte wordt door den heer Nobel als een zeer belangrijk motief voor behoud van de kaasmarkt aangevoerd, dat het voor de prijszetting van de kaas in Noord-Hol land van groot belang is, dat de markt blijft bestaan terwille van den afzet in bin nen- en buitenland. Daarnaast dreigt bij een kaasbeurs het gevaar, dat kaas op monster uit andere ge bieden wordt aangeboden, waar men niet met de kwaliteit kan concurreeren, doch door den aanvoer de markt sterk kan druk ken. De ondergang van het Ned. S.S. „Alphard" De toedracht van het ongeluk Zaterdagochtend in de vroegte is het Duitsche mailschip „New York" van de HamburgAmerika-lijn, dat Donderdag avond tegen half tien in het Kanaal met het Nederlandsche stoomschip „Alphard" van van Nievelt Goudriaan en Co.'s Stoom vaart Mij. te Rotterdam in botsing was ge weest, ten gevolge waarvan het Nederland sche schip is gezonken, te Hamburg aange komen. Aan boord bevond zich de ge redde bemanning van de „Alphard" be staande uit 26 koppen. De schade, welke de „New York" bij de botsing heeft opgeloopen, was niet aan zienlijk, al is aan bakboordzijde aan den voorsteven een groot gat zichtbaar. Het Duitsche schip heeft ten gevolge van de botsing eenig water gemaakt. De reparatiewerkzaamheden zullen evenwel slechts weinig tijd kosten en het is vrij ze ker, dat de „New York" de volgende week weer op de gewone wijze in dionst zal worden gesteld. Mededeeling van kapitein Wagner. Kapitein Wagner van de „New York" heeft na aankomst van zijn schip te Ham burg eenige inlichtingen verstrekt over de toedracht van het ongeluk. Hij was nog zeer onder den indruk van het gebeurde. „In mijn zeemanscarrière van 45 jaar, aldus vertelde hij, is het ongeluk met de „Alphard" het eerste ernstige inci dent, dat ik heb meegemaakt". Kapitein Wagner is reeds meer dan 40 jaar in dienst van de Hamburg Amerika Lijn, waarvan reeds meer dan 25 jaar als gezagvoerder. Sinds het najaar 1935 voert de heer Wag ner het bevel over de „New York". Volgens het rapport van kapitein Wagner heeft het ongeluk zich als volgt toegedra gen: Nog kort voor de botsing werd de reis van de „New York" door goed weer be gunstigd, zoodat het schip een goede vaart kon houden. Vier dagen lang ontmoette men geen enkele wolkbank. Daarna wer den met de automatische sirene in verband met het ophouden van de mist op gezette tijden mistwaarschuwingssignalen gegeven. Deze signalen werden aan boord van het Nederlandsche schip opgevangen, zooals ook de kapitein van de „Alphard", de heer Spuy, mededeelde. Onverwacht kwam de „New York" toen in een mistbank terecht. Dit achtte men evenwel niet ernstig, tot dat men ook van de „Alphard" signalen ontving. 15 seconden, nadat ook op de „New York" de signalen van het Nederlandsche schip gehoord werden, zag men aan boord van het Duitsche schip de „Alphard" uit den mist opdoemen. Ook de „Alphard" was door de mistbank verrast geworden. Ook hier had men er tevoren niets van gemerkt. Er was toen evenwel niet meer aan uitwijken te denken. Kapitein Wagner gaf direct bevel: „volle kracht achteruit", doch het was toen reeds te laat. Hoewel de schroeven van de „New York" reeds achteruit begonnen te loopen, botsten de schepen op elkaar. De „Alphard" werd zwaar aan bakboordzijde midscheeps getroffen. Korten tijd hing het schip voor den steven van het Duitsche schip. Spoedig maakte de „Alphard" echter zware slagzij naar bakboord. Het bleek, dat het Nederlandsche schip aan bakboordzijde geheel was openge scheurd. Kapitein Wagner gaf vervolgens een overzicht van de reddingsmaatregelen, wel ke direct aan boord der beide schepen wer den getroffen. Acht man van het Neder landsche schip gebruikten de enkele minu ten, dat de „Alphard" voor aan den steven van de „New York" hing om met behulp van de touwladders aan boord van het Duit sche schip te klimmen. Van de „New-York" werd onmiddellijk een motorreddingboot uitgezet onder lei ding van den tweeden officier Strenge, met acht man aan boord en uitgerust met een sterk zoeklicht. Deze boot heeft, hoe wel het slechte zicht het reddingswerk belemmerde, de overige 18 man zonder dat zich eenig ongeval voordeed, aan boord genomen. Alle leden der Nederlandsche beman ning werden in de hutten der toeristen klasse van de „New-York" ondergebracht, waar zij uitnemend verzorgd werden. Het mag overigens een geluk heeten, dat de „Alphard" in ballast voer, Ware zij geladen geweest, dan zou het schip ongetwijfeld spoediger gezonken zijn en had de ramp ernstige gevolgen na zich kunnen sleepen .Nu heeft men nog 45 mi nuten lang het wrak zien drijven, ondanks de steeds sterker wordende slagzeeën. Na dat de 26 opvarenden waren opgepikt, is de „New York" nog geruimen tijd in de buurt gebleven van de plaats, waar de aanvaring was geschied. De motorredding boot heeft nog een tweede maal een nauw keurig onderzoek ingesteld om vast te stel len of het wrak, dat door het zware weer uit zicht was geraakt, al dan niet gezon ken was Er werd echter niets meer ge zien, zoodat het wel vaststond dat de „Al phard1" was gezonken. Te middernacht heeft de „New York" daarop de reis naar Hamburg voortgezet. De passagiers aan boord van de „New York". De passagiers van de „New York" heb ben zich tijdens de ramp buitengewoon rustig gedragen. De oorzaak van de ramp wijt kapitein Wagner aan een noodlottigen samenloop van omstandigheden. De beide schepen geraakten in dezelfde mistbank, zoodat zij elkander niet konden zien. De botsing was zoo hevig, dat men van geluk mag spre ken, dat geen menschenlevens te betreu ren zijn. Relaas van den tweeden ma chinist van de „Alphard". Opmerkelijk is het relaas van den twee den machinist van de „Alphard", die nog vertelde, dat ruim twee van dit scRip bij de botsing geheel werd opengescheurd. Enorme watermassa's drongen de machine kamer binnen, zoodat het daar werkzame personeel in zeer korten tijd geheel door het water was omringd. Het ergste was, dat er gevaar voor een ketelontploffing bestond. Er was aldus de zegsman geen tijd te verliezen, er zat voor ons niets anders op, dan ons zoo spoedig mo gelijk in veiligheid te brengen. Een inte ressante bijzonderheid is nog, dat de man in den uitkijk, die plotseling het hooge dek van de „New York" voor zich zag, zoo hevig schrok, dat zijn alarmgeroep aan boord van de „New York" werd ge hoord. Kapitein Spuy, die eveneens nog zeer onder den indruk van het gebeurde is, zeide tot zijn leedwezen voorloopig geen verklaring te kunnen afleggen VAN M'N BOEKENTAFEL Dr. Adalbert Brenninkmeyer „In keer", bewerkt naar het Duitsch door Pieter v. d. Meer de Walche ren; Bilthoven „De Gemeenschap". Ing. 1.10; geb. 1.50. De titel van dit werkje had concreter kunnen zijn. Feitelijk wil het ons leeren hoe wij heilig kunnen worden. Maar ik veronderstel, dat de schrijver dit met op zet niet direct heeft willen aangeven, waar schijnlijk zou zijn boekje dan hoofdzakelijk terecht zijn gekomen bij religieuzen, ter wijl hij het juist voor de mensohen in de wereld bestemd heeft. Want Christus' ge bod: „Weest heilig, zooals uw Vader in den Hemel heilig is", geldt voor allen en is dus ook voor allen bereikbaar. Dat velen er voor terugschrikken, vindt niet zelden zijn oorzaak in een totaal verkeerd begrip dat zij zich hebben gevormd over heiligheid. Daarom beginit de schrijver met een aantal averechtsche opvattingen recht te zetten. Heiligheid als zoodanig, toont hij aan, heeft niets te maken met scheeve of treurige ge zichten, vroom gekweel en mooi-doenerij, zelfs niet met visioenen, wonderen, stigma ta, noch met lange gebeden, zware boete doeningen, kloostergeloften. Waar wij het dan wel in moeten zoeken? Enkel en alleen in de befoefening van het kindschap Gods, het leven uit liefde tot God in de meest eenvoudige dingen van iedere dag. „Gij zult den Heer, uwen God, beminnen uit geheel uw hart.... en uw naaste gelijk uzelven." De naastenliefde is de toetssteen voor de goddelijke liefde. Hoe de gesteldheid van onze naastenliefde zijn moet, licht de schrijver toe met uitspraken van St. Pau- lus. In de wereld vinden wij heel andere normen aangegeven. Maar de geest der wereld is in strijd met de geest van Chris tus, zooals Hij die ons in de Bergrede heeft geleerd. Die geest moeten wij volgen en ons daarbij spiegelen aan Christus' voor beeld, dat in één woord kan worden samen gevat: overgave, overgave aan de wil van den Hemelschen Vader, verzaking van ons- zelve. Ziedaar het eenvoudig program. En de middelen die ons kunnen helpen om het ten uitvoer te brengen, zijn voornamelijk 't gebed, de Biecht en de Communie. Het ge bed, in de geest van het „Onze Vader". De Biecht en Communie om het genadeleven te herstellen, te doen groeien en tot volle wasdom te brengen. Naast de hartelijke eri eenvoudige toon waarin dit werkje is geschreven, verdient het bijzonder onze waardeerimg oan schrijver's breed begrip van de persoonlijkheid en onze mensche- lijke natuur. „De weg ter heiligheid", schrijft hij, „behoeft men niet te zoeken- in 'n algemeene gelijkstellingHet is heelemaal niet noodig, dat de mensch door het ernstig streven naar heiligheid zijn per soonlijkheid verliest. Wij zien juist bij de heiligen dat zij, dikwijls zelfs op zeer op vallende wijze bestaan blijft." Vergelijken wij alleen maar eens 'n heilige Benedictus Labre en Franciscus van Sales, St. Petrus en St. Paulus. En over onze natuur de nuchtere opmerking: „Wanneer wij bemer ken, dat ons zenuwgestel rust noodig heeft, moeten wij ze ook nemen in 't belang van ons geestelijk leven, meer slapen, ons be ter voeden en ontspanning nemen." Toch gaat de auteur te ver waar hij de stelling verkondigt, dat als voorwaarde voor een doodzonde noqdig zou zijn: de booze be doeling. Hij zegt letterlijk: „De ongeregel de handeling moet verricht worden met volkomen inzicht van de verkeerdheid en van de zwaarte van de schuld, en met vol komen vrije wil, dus met booze bedoeling". Deze gevolgtrekking weigeren wij te aan vaarden. Wel kan de booze bedoeling een zonde nog verzwaren, maar een grootelijks verkeerde daad met volkomen inzicht en vrije wil gesteld, blijft een doodzonde, ook al komt zij voort uit zwakheid. Voor de rest willen wij over kleine theologische disputen heenstappen, en dit werkje van harte aanbevelen. De Nederlandsche be werking was in goede handen, al had zij ook hier en daar wat meer verzorgd kun nen zijn wat betreft de syntaxis. C. B.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 6