3)e Een snapshot op het bordes van Paleis Noordeinde te den Haag tijdens de huldiging van H. K. H. Prinses Juliana ter gelegenheid van haar 27sten verjaardag door den Kinder-Oranjebond Prof. dr. A. A Verdenius spreekt aan de groeve bij de teraardebestelling van wijlen prof. dr. F. A. Stoett op de Nieuwe Oosterbegraafplaats te Am sterdam De Kinder-Oranjebond bracht Donder dagmiddag aan H. K. H. Prinses Juliana ter gelegenheid van haar 27sten ver jaardag in den tuin van het Paleis Noordeinde te den Haag een zanghulde V i- Op de tentoonstelling „Nederlandsch Fabrikaat 1936" in de Apollohal te Amsterdam. Een aardig snapshot tijdens de bezichtiging door ir. M. H. Damme, directeur-generaal der P.T.T., die de expositie Donderdagmiddag officieel opende Op het peristyle van den Stadsschouwburg te Amsterdam werd op Prinsesse- dag een feest-concert gegeven De jonge Koning Farouk vertrok Donderdag van Londen naar Egypte, waarbij hij o.m. uit geleide gedaan werd door den Hertog van Kent FEUILLETON. DE GOUDEN BRUG Roman van Hanno Plessen. (Nadruk verboden). 58) „Nou, ik heb het graag voor je gedaan, Renat'.... want eigenlijk hebben we ons tot dusver maar bitter weinig aan je gele gen laten liggen....H „Kom oom...." „Neen nee.'t Is zoo. Ik zie ons fami lie-ongelijk wel in.Ik heb nu wat meer den tijd dan vroeger'om over een en ander eens na te denken.... en met de jaren leer je over zooveel ook anders oordee- len. „Het is mij immers altijd goed gegaan, oom.... ik heb nooit iets noodig gehad.." „Ja, jaje hebt het kranig zonder ons klaar gespeeld, kind.het goede ras verloochent zich nu eenmaal niet.... Ik hoop van harte, dat het je ook verder steeds goed zal gaan in het leven...." Renate glimlacht. Graaf Royter verzet zich tegen de ont roering, welke zich van hem meester maakt bij het aanschouwen van deze kleine, moe dig lachende vrouw, in wier teere, van geest bezielde trekken zich de gelijkenis van vele generaties openbaart. Hij reinigt eenigszins verstrooid het glas van zijn mo nocle. „Welnu, sper je ooren maar open: Eerst heb ik mijn oordeel over de symphonie ge toetst aan die van mijn vriend Berlinger Nou, en die was er zoo totaal weg van, dat hij stante pede naar de Philharmonie is gerend. Enfin, om kort te gaan, het stuk Is aangenomen en zal reeds in het ko mende Mei-concert worden uitgevoerd". „Ach, oom.... wat is dat heerlijk. Heel zachtjes komt het over de lippen van Renate, terwijl zij den ouden heer stra lend aanziet. „Ja, kind, het doet me zelf ook buiten gewoon genoegenZorg er dus maar voor, dat die monsieur Vonberg zich zoo spoedig mogelijk met directeur Seeger in verbinding steltMaar wij tweeën drin ken nu eerst eens gezellig een glas To kay er Renate's bezoek aan de woning van de familie Royter duurt veel langer dan den buiten in de kou wachtende Gabriel Schwar zer lief is. En juist hier, in deze deftige wijk, bevindt zich geen enkele van die ge zellige Weensche café's, welke zich zoo bij uitstek leenen om degeen, die hij volgt, in het oog te houden. Hij steekt juist min of meer wanhopig zijn achtste sigaret op, als mevrouw Lien eindelijk verschijnt. Lachend steekt zij de straat over, loopt regelrecht op den detective toe en reikt hem stralend de hand. „Dag meneer Sc h war zer. De aangesprokene weet niet, wat hem overkomt. Hij laat zijn sigaret vallen en staart Renate aan, te verbaasd om een woord over zijn lippen te brengen. Deze echter zegt vroolijk: „Ik stel voor om den terugweg samen te doen. XJ hebt moeite genoeg gehad om me op de hielen te blijven. Ik meen uw zware'taak, waarvan u zich zoo trouw hebt gekweten, nu wel wat te mogen verlich ten." Schwarzer drukt Renate's hand met de zelfde emphase, waarmee hij verzekert: „Ik heb van het begin af gezien, dat u de voortreffelijkste vrouw van de wereld bent." „Daarvoor bent u ook de beroemde de tective met den scherpen blik", plaagt Re nate, terwijl ze opgewekt vervolgt: „En nu gaan we naar Sacher. Daar laten we ons een uitstekend maal klaar maken. Dat heb ben we toch wel verdiend, waar?" Schwarzer knikt enthousiast, zooals hij trouwens alles zonder tegenspraak beves tigt, wat Renate in haar uitgelaten stem ming beweert of voorstelt Als dan na het middagmaal de koffie ge serveerd is, zegt Renate, plotseling ernstig: „U kunt uw vriend Szartossy het volgen- de meedeelen: Ik heb via mijn oom, graaf Royter en door bemiddeling van diens vriend, baron Berlinger, die intendent van de Staatsopera is, Vonberg's symphonie 't bestuur van het Philharmonisch Orkest doen toekomen. Daarvóór echter heb ik mij in Dresden op de hoogte gesteld van het oordeel van den bekenden dirigent, Ernst Rung en deze was een en al lof. Nu is de symphonie aangenomen. Ik zal meneer Vonberg van een en ander in kennis stel len. „Mevrouw, ik voel me werkelijk verle gen De wijze, waarop u mij te verstaan gaf, dat u reeds lang van mijn taak pp de hoogte was, doet mij weiswaar de hoop koesteren, dat vriend Szartossy's goede be doelingen ten opzichte van u niet in twijfel worden getrokken, maar desondanks weet ik nu niet, of u geen aanstoot neemt aan mijn daardoor noodzakelijk geworden in menging, alsik bedoel, omdat...." •„Maakt u zich daarover maar niet onge rust, meneer Schwarzer. Laat het u ge noeg zijn, als ik u verzeker, dat ik Stefan Szartossy's bezorgdheid voor mij op de juiste waarde weet te schatten. En dat ik mij uw achtervolging als die van een trou wen beschermengel, gaarne heb laten wel gevallen, heb ik immers bewezen. Het is noodig, dat u een en ander weeten als ik bepaalde details vor u verborgen wilde houden, zou dat dom en kinderach tig zijn Ik ben ten slotte een vrouw, die het leven kent, oud en ervaren genoeg om te weten wat nuttig en noodig is, een vrouw van over de veertig. „Een koningin bent u...." ontglipt het Gabriel Schwarzer. En nu hij dit eenmaal gezegd heeft, is er ook geen houden meer aan. Hij moet zijn vereering onder woorden brengen, zijn vereering voor de vrouw in haar meest idealen vorm. Zijn beroep heeft hem meestal in aanraking gebracht met den zelfkant van het leven. Voor het eerst ontmoet hij hier den zielenadel in zijn smettelooze reinheid.... Renate laat hem rustig uitspreken. Als hij eindelijk een pauze maakt in zijn hulde betuiging zegt ze met een fijn glimlachje: „Een koningin ben ik toch heusch niet. Slechts een zeer eenvoudigebruggen bouwer, die een brug van wederzijds be grijpen slaat van mensch tot mensch. En aangezien men nu eenmaal niet kan bou wen, zoolang het puin niet is weggeruimd, was deze reis, waarop u mijn trouwe Ek- kehart bent geweest, noodzakelijk. Ik dank u daarvoor. En nogmaals: schrijft hem al les. Ook dat en hoe wij elkaar hebben ont moet en ons hebben uitgesproken" „Ik zal het hem liever telefoneeren". „Net zoo u wiltmaar nu is mijn tijd helaas om. Ik moet terug naar m'n ho tel." „Mag ik u vergezellen....?" „Neeliever nietik verwacht na melijk bezoekeen familielid, de jonge barones Geitler-Hattorf Gabriel Schwarzer weet genoeg en Re nate Llen verlaat het restaurant om aan de brug, die zij voor Sylvester Vonberg bouwt, den sluitsteen toe te voegen. Den sluitsteen, waardoor zij eerst haar draag kracht zal verkrijgen. Den heelen middag brengen Johanna en Renate tezamen door; zij zeggen elkaar die dingen, welke men slechts met z'n beiden kan bespreken en ook dan nog maar met halve woorden Zoo komt 't, dat de beide vrouwen ook eigenlijk niet zoo heel veel praten. Korte aanduidingen zijn reeds vol doende.een enkel gebaar.af en toe een blik.Zij begrijpen elkaar onmid dellijk tot in de kleinste bijzonderheden. De avond is reeds gevallen, als Johanna eindelijk van de lage couch, waarop zij heeft plaats genomen, opstaat. „Hartelijk dank, Renate...." „Wat je voor me gedaan hebt, is...." „Dank....? Waarvoor....?" „Nee, nee Johanna, je vergist je. Ik heb niets voor je gedaan.... ook voor mezelf niet.... Wat ik gedaan heb, was vanzelf sprekend.... dat moest ik doen.... van binnen uit.... eenvoudig volgens het ge bod van m'n natuur...." „Ja, Renate.Jij bent, zooals je zijn moet. Dat is het. Eevoudig noem je het mij schijnt het wonderbaarlijk. Maar ik ge loof, dat er eigenlijk geen woord bestaat, dat ooit het wezen van den mensch vol komen kan weergevenIn zulke geval len is onze taal armNoem het 't hart of noem het de ziel, dat wat zich binnen in den mensch bevindt; dat, wat pijn doetdaardoor leeft men immers eerst, of dringt het althans tot det bewustzijn door, dat men leeft...." (Slot volgt).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 9