Minister Slingenberg te Beverwijk.
De nieuwe kruiser .De Ruyter* is Maandag naar de Noordzee vertrokken om daar gedurende een week proef te varen. De kruiser
op de Maas
Minister Slingenberg heeft Maandag de in werkverschaffing uitgevoerde havenwerken en
industrie-terreinen te Beverwijk in gebruik gesteld en de nieuwe verbindingsweg van den
Wijkerstraatweg te Velsen-Noord naar de haven alsmede de nieuwe brug naar de Slachthuis
straat officieel voor het verkeer geopend
Het carillon in den Zuider- of St. Pan-
crastoren te Enkhuizen, een der oudste
carillons van ons land, wordt gerestau
reerd. De oude klokken worden ge
demonteerd
De voorbereiding der tentoonstelling .Nederlandsch Fabrikaat 1936", die Donderdag ii
geopend wordt, is In vollen gang
De Belgische scholieren, die ons land bezoeken, maakten Maandag een tocht naar
Amsterdam, waar hun in het A.M.V.J.-gebouw een diner werd aangeboden.
Ook de koks hielpen mede, om de 450 gasten te bedienen
de Apollohal te Amsterdam
Op het oude terrein der American Petroleum Cy. aan den Sluisjesdijk te Rotterdam is Maandag een
groote loods door feilen brand geheel vernield. Een overzicht van de ruïne
FEUILLETON.
DE GOUDEN BRUG
Roman van Hanno Plessen.
(Nadruk verboden).
„De verbinding met Igls", meldt de te
lefoniste van Hotel Bellevue in Dresden.
Gabriel Schwarzer rijst uit de diepte van
een clubfauteuil overeind en verdwijnt in
de telefooncel.
Na ettelijke hallo's en herhaald gekraak
en gegons in de leiding slaagt hij er in zich
voor Stefan Szartossy verstaanbaar te ma
ken.
„Wat is er aan de hand, Schwarzer?"
vraagt deze. De opwinding, waarin hij ver
keert van het oogenblik af, waarop hij voor
een gesprek uit Dresden aan de telefoon
is geroepen, blijft thans zelfs voor den de
tective niet verborgen.
„Niets bijzonders, Stefan", antwoordt
Schwarzer. „Ik wilde je alleen maar rap
porteeren, dat we twee uur geleden in
Dresden zijn aangekomen en in „Bellevue"
logeeren. Het was niet mogelijk je voor
het eenigszins overhaaste vertrek uit Mun-
chen van een en ander op de hoogte te stel
len.
„Prachtig.... Hoofdzaak is, dat je mee
gereisd bent.... Dat is een heele gerust
stelling voor meJe moet ook verder
in haar onmiddellijke nabijheid blijven,
wat se ook mag ondernemen, hoor je....
Ze mag niet
„Beste kerel, 't is toch vanzelfsprekend,
dat ik haar niet alleen laat"
En voor het eerst in zijn leven wijzigt
Gabriel Schwarzer de exacte taal van zijn
nuchter beroep, als hij er zachtjes aan toe
voegt: die kleine koningin...."
„Ach ja, Schwarzer, man, jij weet im
mers niet...."
„Misschien toch wel, Stefan...." En Ga
briel Schwarzer, het toonbeeld van den
plichtsgetrouwen, zakelijken criminalist,
zegt op geheel veranderden toon: „In ieder
geval weet ik één ding wel heel zeker: dat
iemand als deze buitengewone vrouw niet
zonder bescherming in de wereld zal rond
trekken, zoolang er nog een Gabriel
Schwarzer is".
„Dan is 't goed, Sohwarzer.en ik wil
jou dan ook wel zeggen, dat het m'n alles
is, wat ik aan jou heb toevertrouwd".
„Dat weet ik immers", bromt de ander.
„En dat zal deze vrouw steeds blijven,
ook al wordt ze nooit de mijne, versta
je?"
„Nou, daar praten we een anderen keer
wel eens overBerusting past nu een
maal niet erg bij Stefan Szar tossy.
Adieu, Stefan.Brief volgt.
„Dank je.... tot ziens...."
Traag zoekt Stefan Szartossy zijn kamer
weer op De mededeeling van zijn vriend,
dat Renate naar Dresden is gereisd, ver
wondert hem niet in bijzondere mate.
Reeds lang heeft de kracht van zijn liefde
Renate's wegen voor hem geopenbaard.
Onmiskenbaar voelt hij, dat het hart van
deze vrouw op -den lijdensweg van haar
liefde zijn hooge, innerlijke roeping moet
volgen.
En daarom heeft het voor hem evenmin
iets verrassends, als de volgende dagen
hem de, in Schwarzer's pregnanten vorm
gegoten mededeelingen over diens verschil
lende observaties brengen;
Woensdag: Voormiddag: Afdoen van
correspondentie enz. Een kaart aan Ste
fan Szartossy, Igls. Een brief aan dr.
Delmer Innsbruck. Een brief aan Kon
rad Stiler, Leipzig.
Namiddag: Vooraf telefonsch aange
kondigd bezoek bij Ernst Rung. Duur:
van 4 tot 6.
Donderdag: Trip naar Leipzig per auto,
beschikbaar gesteld door Rung. In Leip
zig zelf: Een bezoek van twee uur aan
de woning van den dirigent van het ra
dio-orkest Konrad Stieler, Scharnhorst-
straat 14. Vervolgens een conferentie in
Palace Hotel met de secretaresse van de
directie, Gertrud Breda. Terug in Dres
den 9 uur 's avonds.
Vrijdag: Ernst Rung brengt een tegen
bezoek in „Bellevue". Gemeenschappe
lijke maaltijd. Gemeenschappelijke auto
tocht naar „Weissen Hirsch". Hartelijk
afscheid tegen 9 uur 's avonds.
Hierna wordt een plaats gereser
veerd in den D.-trein naar Hamburg en
een kamer in een Hotel Atlantic aldaar
voor den volgenden dag.
N.B
Monika Wegener, de nicht van Ernst
Rung, vertoeft op het oogenblik te Ber
lijn als logée bij de familie van haar ver
loofde, den groot-industrieel, Martin Sy-
belios.
In deze dagen zegeviert Sylvester Van-
berg's sterke' natuur over de hardnekkige
ziekte. Bleek en vermoeid, maar wederom
bij volle bewustzijn, ligt zijn hoofd op het,
door de verpleegster zorgvuldig opge
schudde kussen.
Sinds het zoo ver met hem is, heeft Ste
fan Szartossy zijn dagelijksche bezoeken
aan de Lantaarn gestaakt.
Zuster Elisabeth zendt haar mededee
lingen over de langzaam vorderende gene
zing van den zieke nu rechtstreeks aan het
tijdelijke adres van mevrouw Renate Lien.
Vonberg zelf heeft ze op haar vriendelijk-
resolutie manier meegedeeld, dat de
vrouw des huizes door den dokter is weg
gestuurd om besmetting te voorkomen.
„Waar is ze....?" wil hij weten.
Én overeenkomstig haar instructies ant
woordt de verpleegster zonder een oogen
blik te aarzelen: „In Weenen".
„Zoozegt hij, terwijl hij vermoeid
zijn oogen sluit. Maar na een korte pauze
wendt hij zich met een nieuwe vraag tot de
verpleegster.
„Ik ben ernstig ziek geweest, nietwaar
zuster.
„Ja, er had niet veel bij moeten ko
men", zegt deze. „Maar nu is het leed wel
grootendeels geleden en als u zoo braaf
en gehoorzaam blijft, zult u er spoedig
geheel boven op zijn."
„Ja, jamaarbegon Sylvester
opnieuw en zijn blik verraadt duidelijk,
dat hem iets hindert. „Ik moet u nog iets
vragen, zuster. Hebt u mij van het begin
af verpleegd? Ik bedoel, bent u direct ont
boden, toen ik zoo plotseling ziek werd?"
„Natuurlijknog dienzelfden avond....
of, eigenlijk al 's middags."
„Toen was ik toch buiten bewustzijn,
nietwaar?"
Zuster Elisabeth knikt slechts.
„Natuurlijk heb ik geijld.... ik zou wel
eens willen weten, wat ik toen alles bij
elkaar gekletst heb...." De spanning in
Sylvester's vragenden blik ontgaat de ver
pleegster niet, maar ze heeft een en ander
verwacht en blijkt op alle eventualiteiten
te zijn voorbereid. Lachend tracht ze hem
gerust te stellen:
„Maakt u zich maar niet ongerust.U
hebt geen hartsgeheimen verraden. Ik heb
niet veel anders gehoord dan over muziek
en nog eens muziek.... Ik moet zeggen,
zoo iets heb ik in m'n heele practijk nog
nooit meegemaakt"
Het bleeke gelaat van den zieke ont
spant zich.
„Ach.en anders niet.Ik bedoel,
heb ik overigens niets anders bij elkaar
gefantaseerd.
„Neen.... en aangezien ik op muzikaal
gebied helaas zeer onontwikkeld ben, kan
ik u niet eens navertellen wat uw onbe
wuste gedachten in dit opzicht zijn ge
weest".
„Zoo.... zoo.... Ja, en dan nog iets. U
zegt, dat u met mevrouw Lien correspon
deert. Waarom schrijft ze ook niet eens
rechtstreeks aan my....V'
„Op nadrukkelijk verzoek van den dok
ter. U moet nu eenmaal volkomen rust
hebben. Ook nu hebt u eigenlijk al te veel
gepraat en nagedacht. En als u niet on
middellijk gehoorzaam gaat slapen, krijgt
u natuurlijk direct weer verhooging. U
weet het.
Met zachte hand, maar hem nochtans
haar wil opleggend, schudt de verpleegster
opnieuw de kussens op.
„Jaja, zusterdank u.... ik voel
me ook zoo moe...."
(Wordt vervolgd).