Wat de Woestijn verbergt....
door Nina Arkina.
Uit de geschiedenis van de
Parapluie.
Ik vertel U dit absoluut-ware verhaal,
zonder eenig commentaar, zooals ik het
in het hartje van de woestijn vernam.
Van critiek of beschouwing onthoud ik
mij de vrouw van den Pascha werd
zwaar genoeg gestraft. Zóó is de woes
tijn... c'est le desert!
Eigenlijk was zij een vreemde in de
woestijn, maar wat dcet dat er aan toe?i
Is de woestijn niet de eeuwen door tel-
kens weer opnieuw veroverd door vreem-
den, die er zich vestigden, genietend
van hun overwin naasrce s En heeft de
Met een blik, die
woestijn Ken niet tenslotte allen tot zich
genomen, hun lichamen verbergend in haar
roode zand; hun lichamen èn hun namen?
Misschien meent ge, dat de naam niets
heeft te beteekenen, doch een oud-Egyp
tische spreuk zegt terecht: „Wanneer de
naam vergeten is, is de mensch voor im
mer vergeten''. Wie zal zich zijn daden
en heldenfeiten herinneren? Hij is ver
dwenen van de aarde, alsof hij nimmer
had geleefd, zoo zijn naam verloren is
gegaan. Aldus zegt het een wijze, oud-
Egyptische spreuk van vele eeuwen ge
leden, en juist omdat de woestijn allen
opneemt en alles verbergt, wat zij in haar
macht heeft kunnen krijgen, is zij, ge
lijk zij is
De eunuch, haar oude eunuch, deed een
nieuwen trek aan de nargiten en boog
zich nog verder over tot den blonden,
zwijgenden man, die recht voor hem zat.
Langzaam, in bloemrijke beeldspraak, ver
volgde hij op den uitvoerigen verhaal
trant, den Arabier eigen: „De woestijn
nam ten laatste ook haar; het was wel
Alla's wil, maar wat weet gij, vreemde
ling, van de woestijn? Het heeft geen
nut, met woorden te beschrijven, hoe de
woestijn is; het worden eindeloos vele
woorden, steeds woordenneen, men
moet de woestijn beleven in haar diepen,
vredigen slaap, wanneer de angst voor
de eeuwigheid de ziel der menschen ver
brijzelt, en in den regenloozen storm
„Chamsin'', als het voortjagende roode
zand vijftig dagen aaneen de ruimte tus-
schen hemel en aarde vervult, zoodat
beiden worden tot een hel. Men moet de
lust in heeft... en je past wel goed op
haar, Hamed,'' zeide de Pascha tenslotte
en dan zag hij mij aan met een blik, die
dwars door mij heen ging. Die oogen van
mijn Pascha had ge moeten zien! Want,
begrijpt ge, nimmer kon de ouder wor-|
dende Pascha genoeg krijgen van haar!
liefde en nimmer lieten jalouzie en ach
terdocht hem met rust- Hij was als een
opgejaagd dier, steeds moest hij verder
en verder. Daarom trokken wij ten laat
ste de woestijn in en woonden in tenten,
trekkend van oase naar oase; doch meest
verbleven wij in de woestijn, want daar
gevoelde de Pascha zich het veiligst.
Gedurende het eerste jaar, dat wij nog
in Kaïro woonden, moest de Pascha iets
bedenken om haar bezig te houden. Van
kleeren en siraden had zij spoedig ge
noeg. „Wat meet ik met dit alles, als
ik achter het traliewerk zit en niemand
anders dan jou, Hamed, heb om mee te
praten,'' zeide zij; „want voor jou maakt
het wel geen verschil, of ik mooi ben
of leelijk," zeide zij; „voor jou mijn arme
eunuch.'' „Eunuchen zijn ook menschen,"
antwoordde ik, „en Allah heeft hun oogen
geschonken om mee te zien." Maar toen
lachte zij en weende tegelijk, en zij klop
te mij op den schouder. Dat gelooft gij
misschien niet, maar zij klopte mij op den
schouder met haar kleinen, blanke hand;
haar hand, die des Pascha's eigen kleinood
was en zij zeide, zoo innig weemoedig:
„Wij hebben het beiden slecht en moei
lijk, Hamed, ik ben een gevangene en jij
bent mijn oppaser, maar het leven is even
treurig voor ons allebei." Op een keer
vroeg zij mij hoe oud de Pascha eigenlijk
was. Ge begrijpt wel, dat ik gevoelde,
wat zij bedoelde, doch ik antwoordde, zoo
als dat den dienaar van mijn meester be
taamde, want Pascha was immer mijn
meester. „Dat weet Allah, de Alweten
de, die een mensch zooveel levensdagen
schenkt, als hij verdient." Dikwijls zag ik
haar aan en dacht, dat zij nooit zou kun
nen blijven wachten; de jeugd verstaat de
kunst Van wachten niet en zal die nim
mer leeren. „Gij vroegt me laatst, hoe
gedeelte van wat zij zelf wist. Alleen als
zij dacht, dat het iets was, wat ik kon
begrijpen of wat ik grappig zou vinden,
vertelde zij het mij. Meestal ging het
over Rainses, weet ge. Neen, misschien
weet gij niet eens, wie Ramses is Gij
denkt misschien, dat Ramses een pape
gaai is of een schoothondje, maar Ram-j
ses, die was een machtig Farao en j
zijn naam Ra.msess, zooals de Grieken
dien uitspraken of Raa-mossis, gelijk de,
oucLEgyptenaren gezegd moeten hebben.'
die naam be teekent zooveel als door God
geschapene. Maar weet ge, waarom zij met
mij lachte over Farao Ramses? Dat was,
omdat hij 211 zoons en meer dan 1001
dochters meet hebben nagelaten!
Ik weet niet zeker, hoe de Pascha haar
had leeren kennen. Ieder jaar, als de zomer
zijn intrede deed, met zijn schorpioenen,
slangen en muskieten, reisde de Pascha,
mijn meester, naar groenere, viiendelijker
landen. Ik geloof, dat hij haar meebracht
uit Engeland; zij sprak er tenminste tegen
mij over hoe frisch en verkoelend de
zeelucht daar was, hoe die het haar doet
krullen en de huid zacht maakt als zijde,
doordat deze de heerlijke vochtigheid als
het ware opzuigt, gelijk dorstige lippen
iederen druppel maja be^eerig opnemen.
Ja, ge weet misschien niet eens, hoe water
in het Arabisch heet. Dat heet „Maja",
en ik herinner mij zoo goed haar stem,
als zij des morgens wakker werd en
mij riep: „Hamed, maja, maja bard"
jjhpS jjuojp fiz ua '(j3}ea\ pnojf)
een jong paard, en nooit kon zij
genoeg krijgen van de gezegende maja.
Zij vertelde, dat het in haar vaderland
gebruikelijk was, dat iederen herfst de
geestelijken in processie langs de kust
trokken en een mis lazen voor degenen,
die op zee waren omgekomen en bloemen
in de golven wierpen. „Herinner je je
ook, of ze misschien heeft gezegd, dat
zij van Cornwall kwam?" vroeg de vreem
deling eensklaps. De oude eunuch dacht
lang na, voor hij antwoordde. „Nu u het
zegt, geloof ik, dat het er wel op leek."
„Hoe gebeurde het dan, dat de woestijn
liet hen samen praten, ik keerde mij om
en deed alsof ik niets zag, to i zij haar
sluier afrukte en voor den vreemden man
den ganschen gouden rijkdom harer blon
de vlechten ontblootte. En ik, haar oude
eunuch en dienaar van mijn meester, ging
rond en zag uit over de woestijn om
hen een teeken tot vluchten te geven, zoo
in de verte de Pascha te paard zou ver
schijnen; ik verried den Pascha, mijn heer,
opdat zijn vrouw voor éénmaal het ge
luk zou smaken in de armen van een
man, zooals dit in de liefdes-zangen heet,
en dat zij nooit had gekend in den harem
van den Pascha dat wist ik, haar
eunuch. Eu toen zij zich ten laatste los
maakte uit zijn armen en naar mij toe
kwam, waar ik op haar zat te wachten,
toen straalde haar gelaat en haar oogen
waren gelijk twee lieflijke sterren, lich
tend voor den altaar. En zij zeide: „Ik
wil vluchten, Hamed, ik wil met hem
vluchten; je moet mij helpen als je van
mij houdt. Ik heb hem gekend voor ik
de vrouw van den Pascha werd; ik heb
hem liefgehad, Hamed, van toen ik nog
bijna een kind was. Je moet mij helpen
vluchten, Hamed!" „Wat zal de Pascha,
mijn meester, daarvan zeggen?" vroeg ik.
Maar ook zij vroeg. Als antwoord vroeg
zij: „Heeft hij niet mijn jeugd gekregen,
de jeugd van een vrouw, die niet wist,
wat het leven hier is en die meeging met
den vreemdeling, dien zij meende als man
te kunnen liefhebben, en die slechts haar
meester was? Die sterft als zij blijft in
dit ontzettende land? Ik vlucht met hem,
Hamed, ik vlucht en als je het niet
wilt, zoo neem dan je krommen, Turk-
schen dolk en steek mij dien in het hart-
Maar doet het dan nu, nu dadelijk..-
en wacKt geen oogenblik, maar haast je
en doet het..." Zij kwam tot vlak voor
mij, sloot haar oogen en wachtte op den
dolksteek; zij fluisterde: „Haast je, Ha
med... maak het kort!" Doch ik wierp
den krommen dolk van mij, zoover ik kon
en ik kuste haar gesloten oogen en zeide;
„Vlucht, mijn kind. Allah zal oordeelen.
tusschen u en den Pacha..." En ik liet
mij binden en slaan en zelf brak ik mijn
dolk en ik vertelde den Pascha, die spoe
dig 11a de anderen kwam, dat wij waren
overvallen en dat men zijn vrouw had
geroofd. Doch de Pascha opende een.
machtige vervolging. Dag en nacht)
werd er jacht gemaakt op de twee....
zij werden de woestijn in gejaagd, steeds
dieper en dieperen daar vonden zij
den dood... de woestijn nam hen tot
zich... De woestijn heeft hun bruilofts
zang gezongen en hun doodszang en.
heeft hen verborgen in haar roode zand
en slechts ik denk nog aan haar; ik, haar
oude eunuch, ben de eenige, die haar niet
heeft vergeten Maar waarom weent gij,
vreemdeling?" De oude eunuch legde zijn
dorre, bruine hand op den schouder van
den man tegenover hem en herhaalde met
een stem, zwaar van medelijden, dat zijn
gansche verhaal had vervuld„Waarom
weent gij, vreemdeling?" Van tusschen de
opeengeklemde lippen van den blanken
jongeman kwamen moeizaam de vier woor-
den: „Zij was mijn zuster..." In de stilte,
die volgde, klonken de woorden van den
ouden eunuch, plechtig in hun weemoed:
„Uw zuster, Allah zij haar genadig, is
gelukkig geweest vóór zij stierf; het zijn
I niet vele menschen, en zeker slechts web
nig vrouwen, wien dit bij hun leven was
I beschorenJ
De Pascha begon een machtige vervolging.
Zij verveelde zich
woestijn beleven in de lichte, klare nach
ten van rust, wanner Allah zijn sterren
ontsteekt voor zijn geliefde kinderen en
de droge lucht den woestijnwandelaar
zoeter is dan de welkomstwijn in het va.
derland. De wet der woestijn is macht,
en haar koning is de leeuw. Zij ging op
in leeuwenjachtzij had haar zevende
leeuw geschoten, toen het gebeurde, en
weet ge, wat de Pascha zeide: Hij zeide
tot mij: „Laat haar slechts leeuwen
schieten, Iaat haar alles doen, waar zij.
zij had geleefd gedurende al deze jaren.
Ja, ik zeide U reeds, dat de Pascha tel
kens weer iets nieuws bedacht, om haar
bezig te houden. Zij had 'n anderen man
moeten hebben, een jongen, blonden man,
zooals gij zijt bijvoorbeeld; maar dat was
ook het eenigste, wat de Pascha, en met
reden, niet bedacht... Verder hielden wij
er een heele menagerie op 11a, apen en
papegaaien, gazellen en flamingo's maar
neen, het hielp niets zij verveelde zich
en zij verlangdeMaar toen vond zij
dat van de egyptologie uit; zij las en-
studeerde, en de Pascha zeide tegen mij:
„Laat haar lezen en studeeren, Hamed,
voor de Farao's ben ik niet bang, die
zijn nu allemaal mummies." Ik had niet
veel verstand van Farao's of van mum
mies, dat begrijpt ge, maar zij legde mij
van alles uit, ja zoo zeker, dat ik een
dienaar van Allah ben, zoo leerde zij me
die wonderlijke teekens verstaan, die zij
hiërogliefen noemde. Zij leerde mij wat
beteekenden en zei telkens weer: „Als
men een olifant kan leeren te dansen op
flesschen, dan moet het voor 011s toch
mogelijk zijn, dit te leeren..."
Wij hielden dit vele jaren vol en de
'ascha was blij en tevreden. „Het is net
ilsof er een weinig rust over mij is ge-
Komen, sedert zij met de Farao's is be
gonnen, zeide de Pascha tot mij; houdt
vol, Hamed." Geen mensch weet, wat
hem op deze wereld te wachten staat,
anders zou de Pascha niet zoo blij zijn
geweest met dit nieuwe speelgoed van
haar. Wij leerden intusschen verder en
hadden het heel prettig samen. Ziet ge, j
ik was reeds vele jaren de eunuch van.!
den Pascha geweest en ik had ook op
zijn derde vrouw gepast, zij was een
Syrische, blond en ook met blauwe oogen,
maar zij haatte mij met geheel haar hart,
terwijl deze mij behandelde als een vriend,
een kameraad in het ongeluk; en daar-|
mede stal zij mijn hart, zoodat ik ten'
laatste den Pascha, mijn meester, verried,'
en haar hielp... Een eunuch is ook een
menschIk vertelde u, dat zij mij veel i
wondelijke dingen leerde, veel van wat zij
zelf te weten kwam uit haar zonderling
tijdverdrijf, doch dit was slechts een klein
haar tot zich nam?" vroeg de vreemde
ling, voor het eerst ongeduldig. Doch dit
had geenerlei uitwerking op den verteller.
„Hoe het gebeurde?" herhaalde hij de
vraag. „Het geschiedde volgens Allah's
wil, want geen haar wordt op 't hoofd
van den mensch gekrenkt buiten den wil
van Allah. Wij kwamen van Soedan en
wij sloegen onze tenten op in de buurt
van Assuan. Nooit bouwde de Pascha zijn
kamp dichtbij de toeristenplaatsen, maar
daar in de woestijn liggen de geweldige
steengroeven der Farao's, die vele duizen
den jaren geleden werden verlaten; die
wilde zij zien en de Pascha gaf zijn toe
stemming; het was tot haar ongeluk, doch
1 zoo met blindheid geslagen als een mensch
I is, waar het de toekomst betreft, zoo ver
moedde de Pascha geen onheil. Eeuwen
oude granietblokken liggen hier in de
woestijn. De toeristen komen op hun ezels,
bezichtigen de steenen en staren niet-be-
grijpend naar het onvoltooide beeld van
Ramses. Zwarte slavenhanden begonnen
vóór circa 3000 jaar geleden de steen
blokken los te bouwen, maar een oorlog
[onderbrak hun arbeid, die nimmer werd
hervat. Nu sluimeren de gelaatstrekken
van den machtigen Farao in het gesteente
onder de verwonderde blikken van toeris.
ten. Ja, ge begrijpt wel, dat het daai
was, tusschen de eeuwenoude granietblok
ken, dat zij haar hart verloor aan een
blonden man van haar eigen ras; dat zij
hem daar ontmoette. Of ik het zag? Ja,
zeker zag ik het, vanaf het eerste oogen-
j blik. Maar nooit heb ik haar zoo stralend
jvan geluk gezien, als sedert zij hem had
ontmoet. Veel tijd hadden zij niet, dat
begrijpt ge. Eén keer zagen zij elkaar. I
Wij twee waren samen, zij en ik, haai'j
eunuch. En de Engelschman, hij was ge- J
heel alleen. En zij spraken samen. Zij
kreeg toestemming van mij- Ik las in haari
oogen, dat het een geluk voor haar zou]
zijn, om met hem te mogen spreken, en j
ik wist, beter dan wie ook, dat geluk
niet haar deel was in den harem van den
Pascha. Wel is waar gevoelt een eunuch
niets voor een vrouw, m^ar wel voor kin
deren; en zij was als 't ware mijn kind
geworden in die lange, lange jaren. Ik'
De parapluie en ook de parasol zijn
waarschijnlijk ontstaan in China, Egypte
en Assyrië, waar zij slechts gebruikt wor
den door de koningen en de prinsen- In
het midden der zestiende eeuw werd de
parapluie in Europa ingevoerd. Italiaansche
en Spaansche scheepvaarders brachten de
eerst exemplaren mede. De eerste para-
pluies wekte natuurlijk in hooge mate de
verwondering en spot, als zich iemand
ermede op straat vertoonde- In Parijs
deed de eerste parapluie in 1662 haar in
trede en werd aanvankelijk alleen door
dames gebruikt. De Fransche parapluie had
een stok van 120 centimeter lengte, welke
meestal vervaardigd was van elzen-,
eiken, of palissanderhout. Het instrument
had tien baleinen, elk van 80 centimeter
lengte; voor het overtrek gebruikte men
leer, met was bestreken linnen, geoliede
zijde of vernist papier. Het geheele ge
vaarte woog drie a vier pond en kostte
40 of 50 francs. In Engeland werd de
parapluie ingevoerd door James Hamway.
Hamway was eenige jaren in China ge
weest en had daar gezien, dat de Chinee-
zen zich door een scherm tegen de zon
nestralen beschutten. Hij nam zulk een
zonnescherm mee naar Engeland om de
menschen daar met de voordeelen van zulk
'n scherm bekend te maken. Daar men in
het Engelsche klimaat geen behoefte had
aan een zonnescherm, kwam Hamway op
het idee er een regenscherm van te ma
ken. Veel succes had Hamway met zijn
uitvinding evenwel niet. Hij vroeg name
lijk veertig tot vijftig shilling voor een
parapluie, en dat was voor de Engelschen
veel te veel; zij lieten zich liever nat
regenen! Lang na den dood van Hamway
heeft men voordeel uit zijn parapluie we
ten te trekken. Voor het overtrekken van
de parapluie werden in den eersten tijd
soliede stoffen uit Napels gebruikt (het
z.g. gros de Naples en gros de Tour).
Taf fetes kwam in 1789 in de mode en
werd aanvankelijk in helle tinten gebruikt,
zooals rose.geel en appelgroen. In het be
gin der negentiende eeuw had men meer
voorkeur voor de donkere kleuren, zoo
als kastanjebruin, bruinviolet, enz. In dezen
tijd werden veel verbeteringen aan de pa
rapluie aangebracht. Vroeger werden alle
onderdeelen van de parapluie in kleine
werkDlaatsen vervaardigd, om vervolgens
door de kooplieden met stof te worden,
overtrokken. Na 1815 werd de geheele
parapluie in één fabriek vervaardigd. Te
Parijs werd de eerste parapluiefabriek op-
gericht door Gryer, welke veel succes had.
Een meechaniker uit Lyon, Pierre Duchamp
genaamd, verving in 1846 de zware balei
nen door holle stalen buisjes. Dit was een
aanmerkelijke verbetering, daar de para
pluie thans heel wat lichter werd. Samuel
Fox te Deethean bij Sheffield vond het
stalen montuur uit. Op het einde der ne
gentiende eeuw had de parapluie een graad
van ontwikkeling bereikt, waaraan nog
slechts eenige kleine veranderingen plaats
vonden. Volgens een Chineesch elegende
doet de parapluie in tijden van groote
droogte dienst als regenverwekker. Ergens
aan een landweg in China zit een oude
man onder een groote parapluie, die het
land tegen droogte beschermd. Dat doet
hij al sedert eeuwenToen er eens een
groote droogte over het land gekomen
was en de menschen bijna van dorst
•stierven, bewees- de oude door middel van
zijn wonderparapluie, dat hij een heilige
was. Als antwoord op de gebeden der
menigte liet hij de langverwachte regen,
op de aarde neerstroomen. In Oho (West-
Afrika) is de parapluie het teeken van
de koninklijke waardigheid. Deze konink
lijke waardigheid schittert in de prachtig
ste kleuren en gaat van den eenen op.
den aanderen heerscher over. In Oho heb
ben alleen de vrouwen van den koning
(de vorige koning bezat er 400) het recht
om gekleurde parapluies te dragen. De
koning van Ava en Pegu in Indië noemde
zich „Heer van de vier en twintig para
pluies". Deze vorst bezat werkelijk een
parapluie van 24 verdiepingen in een zoo-
danigen vorm, dat het geleek, alsof de
eene geopende parapluie boven den andere
was geplaatst. Iedere verdieping stelde een
van zijn vierentwintig provincies voor.
Zelfs nog in 1855 betitelde de koning van
Burma zich tegenover den Gouverneur-
Generaal van Britsch Indië als „de Ko
ning die regeert over de groote parapluie
dragende hoofden der Opperste Landen".
De parapluie is heden ten dagen een
algemeen gebruiksvoorwerp gewordt n,
men kan gerust zeggen, dat er s :S
zeer weinig menschen zullen zijn, di
geen bezitten. Ook in ons land zijn
schillende groote parapluis-fabrieken e W
in dit opzicht heeft het Hollandsch- a-
brikaat niet voor het buitenland oncu tfl
doen'