M ZATERDAG 21 MAART 1936 DE LEIDSCHE COURANT DERDE BLAD - PAG. 11 HET SCHAAKSPEL Alle correspondentie deze rubriek betref fende gelieve men te zenden aan den re dacteur dezer rubriek, W. H. van der Nat, Witte Rozenstraat 40a, Leiden. Het Geweigerde Dame gambiet. (Vervolg). Het dame gambiet in handen van sterke aaiwalsspelers is een geducht wapen. Tal rijk zijn de overwinningen, die wit met deze opening heeft behaald, zóó talrijk zelfs, dat men er reeds van sprak als zwart- speler bij voorbaat verloren te staan, in dien wit met d2d4 enz. begon. Zoo erg is het natuurlijk niet en zeer zeker niet voor niet-meesters. Toch zocht men voor zwart andere wegen om de zoo gevaarlijke witte aanvallen te ontgaan. Vooral de voor eeni- ge jaren overleden groote Duitsche mees ter dr. S. Tarrasch heeft hier veel studie aan gewijd. Van zijn hand verscheen o.a. het werk „Die Verteidigung des Damen- gambits" (1924) waarin hij uitvoerig de verschillende systemen bespreekt en vooral een naar hem vernoemde verdediging be handelt, waarbij het zwart gelukt om de felle witte aanvallen te weerstaan. Hoe de Grootmeester van den aanval, dr. A. Al- jechin iets zwakkere tegenstanders met het dame gambiet kan verslaan, om nog maar niet te spa-eken van de vele schitterende partijen hiermede van hem tegen gelijk- waardigen, toont ons de volgende partij, uit het tornooi te Portsmouth 1923. Wit: Dr. A. Aljechin. Zwart: A. West. 1. d2d4 Pg8—f6 De volgorde der zetten is iets anders, doch het komt toch tot dezlfde stelling. 2. c2c4 e7e6 3. Pgl—£3 d7d5 4. Pblc3 Lf8e7 5. Lel—g5 Pb8—d7 6. e2e3 0—0 7. Tal—cl I I ut H 14 1* ii i WM i mÊ A s MSB Si A 8§f A fm S-l' a ABCDEFGH Ge ziet hier dezelfde stand als in het diagram van de vorige week. De beste zet voor zwart is nu degene, dien zwart hier ook speelde n.l. 7c7—c6 8. Lfld3 Tf8e8 Hier had zwart nu do4: kunnen spelen om dan te vervolgen met Pf6d5 en aldus eenige verlichting door afruil te verkrij gen. Tf8e8 heeft de bedoeling de bevrij dende zet e6eö voor te bereiden. Hier toe komt het echter niet meer. 9. 00 d5xc4 10. Ld3xc4 Pfö—d5 Misschien zult ge nu opmerken: „al is het een zet later, het is er toch van geko men". Maar.... niet onder dezelfde om standigheden! Wit heeft in dit geval reeds gerocheerd en daardoor kan hij nu de vol gende, echte Aljechin-zet spelen: 11. Pc3e4] Had wit nu nog niet gerocheerd, dan zou thans kunnen volgen Dd8a5f met alle gevolgen van dien. Ge ziet, een omzetting van een tweetal zetten geschiedt lang niet altijd straffeloos. 11Le7xg5 12. Pf3xg5 Pd7—fö Zie 12 f7—fö. 13. Ddl—hö— h7—h0; 14. Dh5—f7f—Kg8—h8; 15. Pe4— d0Te8e7; 16. Pgöxeö enz. 13. Dr. Aljechin merkt hierbij de volgende belangrijke schaakwet aan: „De partij, die over de meeste vrijheid van beweging be schikt gelijk wit hier heeft er strate gisch belang bij, het maximaal aantal stuk ken op het bord te houden, hetgeen hare bewegingsvrijheid den grootsten doorslag geeft". 13h7—hö 14. Pg5f8 Pd5bö 15. Lc4b3 Pb0d7 Zwart tracht nog steeds te komen tot e6e5, hetgeen hem meerdere vrijheid zou verschaffen. Wit is echter voor en speelt nu: 16. e3e4 e6—eö Eindelijk, maar te laat! 17. d4xe5 Pf6—g4 Niet Pd7e5 wegens Pf3xe5, DxD, TxD, TxP en Td8f enz. 18. eö—e6! Zwart is wel gedwongen met f7xe6 te slaan en nu staat de zwarte pion de eigen stukken in den weg. 1 8f7xe6 19. Pf3d4 Bedreigt in één zet Pg4 en e6! 1 9Pd7—eö 20. h2h3 Pg4—f6 21. f2—f4 Pe5—f7 De zwarte stukken zijn teruggedrongen. Wit bereidt nu den slotaanval voor, waarbij eerst de koning moet worden onttrokken aan een eventueel schaak door Db6 22. Kgl—hl a7a5 Zwart tracht nog een tegenactie in te zet ten op den damevleugel. Hoewel een tegen aanval in zulke gevallen nog het beste is, is deze poging toch te laat. 23. Tel—c3 Dd8b6 24. e4e5 Pf6—dö 25. Pg3—h5! Indien nu 25Pdöxc3, dan 26. Dg4gö; 27. Pf6t—Kf8; 28. bc3: en zwart ontkomt niet aan den geweldigen aanval van de witte stukken op zijn slechte ko ningsstelling. 25Te8—e7 26. Tc3g3 Pf7—h8 27. Ddl—d3 Er dreigt nu 28. Lb3c2 of 28. Lb3xd5. Om beide tegelijk af te weren is zwart niet mogelijk. 2 7Db6c7 28. Lb3xd5 Zie de volgende variant, die zeer fraai is, doch door Aljechin niet werd gekozen, om dat zwart niet Pd5b4 hoeft te spelen, waaroor de vlieger niet op zou gaan. 28. Ldl—Pb4(?) 29. Dh7f—Kh7: 30. Tg7:f Tg7: 31. Pf6f—Kg6; 32. Lh5f en mat. 2 8e6xd5 29. Ph5f6f en zwart gaf op. Immers op 29Kf7 volgt 30. Tg7:f met mat in twee zetten. en op 29Kf8 volgt Dh7 met mat op den volgenden zet. Nu bekijken we eens de andere variant van het geweigerde damegambiet, n.l. 1. d2d4 d7d5; 2. c2—c4 c7—c6. Deze zet werd reeds jaren geleden veel door sterke Tsjechische spelers als de beste verdediging tegen het gevaarlijke dame gambiet aangewend en verkreeg daardoor den naam: Tjechische verdediging. Er zijn eenige bezwaren aan verbonden bijv. het paard op b8 kan niet naar zijn beste veld c6, maai dit paard wordt in deze soort partijen toch meestal naar d7 ont wikkeld. In de match EuweAljechin werden ver scheidene partijen op deze wijze geopend en de theorie zeer verrijkt. Een theoreti sche beschouwing van deze opening zou vele kolommen druks vereischen en alleen te volgen zijn door hen, die reeds ver in het schaakspel zijn gevorderd. Zelfs voor de groote meesters is dit onderwerp nog een dagelijksche studie, zoodat U het me wel niet kwalijke zult nemen als ik mij hieraan thans niet waag. Ik volsta daarom met U eeh aantal speel bare varianten te geven, waarbij ik alleen de beste heb gekozen: 1. d4d5; 2. c4—c6; 3. Pf3—Pf6; 4. Pc3— dc4:; 5. e3—b5; 6. a4—b4; 7. Pbl—La6; 8. Pbd2c3; 9. bc3:—bc3: 10. Pbl—Da5; 11. Dc2Pd5; 12. e4—Fb5; 13. Pc3:?—Pc2f met voordeel voor zwart. 1. d4—dö; 2. c4—c6; 3. Pf3—Pf6; 4. Pc3 Lf5; 5. cd5:Pd5:; 6. Db3—Db6; 7. Pd5:— Db3: 8. Pc7f—Kd7; 9. ab3:—Kc7:; 10. Lf4f met voordeel van wit. 1. d4d5; 2. c4—c6; 3. Pf3—Pf6; 4. Pc3 e6; 5. e3—Pe4 6. Ld3—f5; 7. Pe5—Dh4; 8. 0—0Pbd7; 9. f4Le7 met ongeveer ge lijk spel. 1. d4d5; 2. c4c6; 3. Pc3e5!; 4. de5 d4; 5. Pe4Da5f; 6. Ld2De5: met gelijk spel. Er zijn verder nog meer dan zestig ver schillende varianten. U staat mtj toe het hierbij te laten. De volgende keer komt dan de „Tarrasch-verdediging" aan de beurt. Onze partijstellingen. De oplossing van stelling 2 is als volgt: 1Ph2flf. 2. Ke3e4 (gedwon gen)Pfld2f waarna wit de dame ver liest en wel kan opgeven. Stond de witte dame bijv. op a2 dan zou zwart :iog hebben gewonnen n.l. 1. Ph2 fit; 2. Ke3—e4—Tg2—e2f; 3. Ke4—d5 (ge dwongen)Le8f7f met winst der dame. Men heeft mij het verzoek gedaan om niet iedere week één stelling, doch om de 14 dagen twee stellingen te plaatsen. Ge zien de meerdere plaatsruimte die mij dan in de week, waarin geen stellingen voorko men, ten goede komt aan de theorie en de besparing van postkosten voor de oplos sers, lijkt mij een dergelijke regeling wel gewenscht. Hier laat ik dan nu volgen de stellin gen 3 en 4. Stelling 3. A BCDE FG H Wit: Kgl, Da6, Tal, Tfl, Le5, pionnen: a3, b4, e3, f2, g3, h2. Zwart: Kg8, Db3, Tc2, Td2, Lf8, pionnen: a7, b6, f7, g7 h7. Deze stand is ontleend aan de partij Nimzowitsch tegen Capablanca (New-York 1927) waarin ik een kleine wijziging heb gebracht, daar meester Nimzowitsch anders heeft voortgezet. Zwart is aan zet en wint. Als hulp die- ne, dat zwart'a eersten zet een dame-offer is! Stelling 4. HET DAMSPEL Damredacteur: W. J. v. d. Voort. Rustoordstraat 3, Nieuw-Vennep. Alle correspondentie deze rubriek be treffende, gelieve men te zenden aan bo vengenoemd adres. PROBLEEM No. 171. Auteur: P. Kleute Jr., Den Haag. Witf Khl, Tdl, pionnen a4, f7, Zwart: Xh7, Da7, Pd7, pionnen a5, h6. Zwart is belangrijk in materieel voordeel. Wit is echter aan zet en wint! Deze twee stellingen zijn iets lastiger Zwart: 1, 3( 5, 6, 10, 13, 14, 18/20, 23, 29, 36, 40 en 45. Wit: 16, 27, 28, 30, 32, 37/39, 42, 43 en 47/50. Wit speelt en wint. PROBLEEM No. 172. Auteur: A. Hoogveld, Eindhoven. Zwart: 8, 9, 15, 17/19, 21, 23, 24, 28, 29, 34 en 37. Wit: 25, 26, 31, 35, 40, 42/48 en 50. Wit speelt en wint. Oplossingen worden gaarne ingewacht tot uiterlijk 26 Maart as. bij den redac teur dezer rubriek. Hiernaast geven wij een tweetal typen- slagen. dan de vorigen, maar ik hoop, dat allen de oplosingen zullen vinden. Oplossingen van 3 en 4 vóór Donderdag 2 ApriL Correspondentie Jac. Z. te Koudekerk. De geheele uit werking is niet noodig. Ter voorkoming van vertraging is het 't beste als u uw oplossing rechtstreeks aan mfj opzendt. H. J. V. te Leiden. U schrijft: Wit speelt na den vierden zet: h6; dit zal zwart moeten zijn, aldus: 1. d4—d5; 2. c4 e6; 3. Pc3—Pf6; 4. Lg5—h6(??). Inder daad xou nu het beste zijn Lf6: want neemt de dame terug dan volgt cd5:ed5: en Pd5: met pionwinst; neemt g7xf6 te rug, dan eveneens cd5:ed5: en zwarts pionnenstand is slecht. J. W. te Leiden. Allereerst maak ik u opmerkzaam op het verschil tusschen problemen en partijstelilngen, ter voorko ming van een eventueel misverstand. Pro blemen zijn bepaalde standen, zoodanig met behulp van schaakstukken gecompo neerd, dat een der partijen, meestal wit, in 2 of meer zetten mat kan geven. Partij stellingen zijn standen zooals ze in ge speelde partijen zijn voorgekomen. Een partij stelling is dus niet opzettelijk sa mengesteld. Het oplossen van beiden be vorderd zeer zeker de schaakontwikkeling van den opicsser. Mijn persoonlijk oor deel is echter, dat men zijn schaakkennis meer vergroot door het naspelen van par tijen en oplossen van stellingen en eind spelen, dan door het oplossen van pro blemen. A. A. te Voorhout. Zooals u ziet, heb ik gaarne aan uw verzoek voldaan. G. Th. P. te Leiden. Nu uw zet Ph2 g4f zou niet volgen Ke3e4, doch een voudig f3xg4! A. T. te Voorschoten. Uw tweede op lossing zou niet goed zijn daar na Pflg3f met zou volgen Ke4e3 doch Ke4e5. J. v. D. te Noordwijkerhout. Na uw eersten zet Kg6—f5 zou wit niet spelen Db3c3 maar Db3d5f en daarna zou wit hebben gewonnen. W. Th. v. H. te Leiden. Mijn hartelij- ken dank voor uw schrijven. Goede oplossingen ontvangen van stel ling 2, van: Mej. H. Heemskerk, Koudekerk; G. A. Mooyekind, Zilk; H. A. Simons, Lisse; A. Toussaint en Jac. P. Smit, Voorschoten; Piet Schakenbos en E. N. Stefels, War mond; J. Remmerswaal en J. Meyer Jzn. te Katwijk a. d. Rijn; C. F. Kloos, Heiloo; Th. Pannebakker, Boskoop: H. Bakker, J. Klein en C. Otte, Roelofarendsveen; H. A. Goemans, Alb. Augustinus, Wilh. J. Floor, en C. L. Prins, Voorhout, C. P. Borst, Hoogmade; S. J. v. d. Geest, Rijpwetering; P. Mulder, Rijnsburg, P. J. van Leeuwen, Zevenhoven; W. Th. van Hugten, Herman van Heteren, S. B. C. v. d. Linden, T. de Roo, Gerard Gussenhoven, H. Bokern, J. Bots, Eduard Martinot, W. Döll, H. J. Vis ser, J. B. v. d. Klaauw, P. v. d. Kwartel, D. van Gelder, Louis van Sonderen, J. J. L,. van Ree, C. H. Holswilder, H. H. Raap horst, B. Raaphorst, J. J. A. Welling, P. F. v. d. Steen, J. H. M. Berlemon, allen te Leiden; Jac. Zuidwijk te Koudekerk en H. J. Spring in 't Veld, Wassenaar. TYPENSLAG No. 1. Wij beginnen met een vol spel. 1. 33—28 18—23 2. 39—33 12—18 3. 44—39 7—12 4. 31—27 17—22 5. 28x17 11x31 6. 36x27 12—17 7. 33—28 17—21 8. 34—30 20—24 9. 40—34 6—11 10. 45—40 1—7? En wit wint een schijf of gaat naar Dam met 3429 (zw. 24x31) en 37x6. Een voorbeeld in het midden der partij: Zwart: 3, 8, 9, 11, 13, 15, 16, 18, 19, 21, 23/25. Wit: 27, 28, 30, 32, 33, 35, 37/40, 43, 45, 48. Wit meent hier schijf 31 te kunnen win nen met 4136 en verliest nu door Zwart 13—18, 18—22 en 14x45. TYPENSLAG No. 2. 1. 33—28 18—23 2. 39—33 20—25 3. 44—39 15—20 4. 50—44 10—15 5. 31—27 5—10 0. 37—31 20—24 7. 41—37 14—20? Wit gaat naar Dam met 3430 en 40x18; op 13x22 en 12x23, wit 27x18, 35—30, 33— 29, 39x30, 2822 en 32x5 en op 12x23, wit 35—30, 33—29, 39x30, 28—22 en 32x5. Nog een opening, waarin zwart dezen typeslag uitvoert: 1. 31—26 19—23 2. 36—31 14—19 3. 41—36 10—14 4. 46—41 20—24 5. 31—27 15—20 6. 33—28 5—10 7. 37—31? En zwart 1721, 11x33, op wit, 38x29 en 39x28, zwart 24x33, 16—21, 18—22, 12x21, 2329 en 19x46 op wit 39x28, zw. 1621, 18—22, 12x21, 23—29 en 19x46. CORRESPONDENTIE. A. te H. te L.: Partijstanden alsmede partij in dank ontvangen, zal ze bestudee- ren en indien zij geschikt blijken, volgt plaatsing. OPLOSSINGEN PROBL. 166 en 167. No. 166 Auteur: G. Geerlings. Zwart: 3, 9, 11, 13, 15, 18, 19, 22, 23, 31, 35, 36. Wit: 24, 25, 27, 29, 32/34, 38, 39, 42/44. Wit wint door: 3430, 4237,38x47, 32—27, 47—41, 44—40, 25x12, 30x6. No. 167 Auteur: W. Kram. Zwart: 4, 7/9, 13, 16, 19 24, 26, 36. Wit: 25, 33/35, 38, 39, 4i/43, 48. Wit wint door: 4237, 3731, 4842, 35—30, 3430, 38—32, 39—34, 25x1. In de „Damier Parisien" kwam tusschen Trapani (wit) en Husson (zwart) onder staande stelling voor: 9, 11/13, 15/19, 23, 28 Stand in cijfers: Zwart: 3, 6, 8, en 29. Wit: 26, 30, 32, 34, 36/38, 40/42, 44, 45, 47, 48 en 50. Wit speelde 4439! (zwart 2933?), 38x29 (zw. 19—24), 30x19!, (zw. 13x35), 2621, (16x38), wit 42x4 en won. Onderstaand interessant partijstukje ontleenden wij aan het Fransche Bonds- tijdschrift „Le Jeu de Dames". Variant van een Typezet-stand: Zwart: 2/5, 7/9, 12, 13, 15, 16, 19, 20, 21, 23, 24. Wit: 28, 30/33, 35, 37/39, 42, 43, 45, 47/50. De heer C. de Gooijer gaf in deze stel ling de volgende slagmogelijkheid aan: Wit Zwart 1. 30—25 21—27 Op wit 25x14 volgt nu zwart 27x36, met winst van schijf 14. 2. 31x22 12—18 3. 25x14 18x27 4. 32x21 23x41 5. 47x36 16x27 Aardig is in deze combinatie, dat de witte schijf 14 op slag blijft staan. De slag naar veld 47 is reeds vaak toegepast doch wij zagen hem nog niet met deze inleiding. 0. 14x23 27—32 7. 38x27 24—30 8. 35x24 13—19 9. 24x13 (of 23x14) 9x47 Waarna wit door 4338 den dam af neemt met sehijfverlies. Een aardige combinatie en een zeer goede partijstelling. De volgende partij is gespeeld in de derde ronde van den wedstrijd om «it kampioenschap van Nederland: A. de Graag P. J. v. Dartelen Wit Zwart 1. 32—28 18—23 2. 33—29 In verschillende varianten valt geen verschil met 2. 3429 op te merken. Het volgende leidt echter wel tot een ander spelgenre. Wit: 34—29, (23x32), 37x28, (19—23), 28x19. (14x34), 40x29, (20—25). Dit kan tot belangwekkend spel leiden. Verder legt de tekstzet zwart nog een beperking op, doordat nu 223x32 3. 37x28 zwart niet met 1218 kan voortzetten, we gens wit 2823 en 2924. 3. 20—25 Of wel 19—24, 14—19, 20—25 en 25x14. In vele gevallen en ook in deze partij moet het op den duur daartoe komen. 4. 39—33 12—18 5. 41—37 7—12 6. 44—39 19—23 Na 1722 en 11x22 om later 1923 te spelen behoudt zwart te veel stuk ken aan den linkervleugel. Op 1420 kan wit zoo wel 2923, 34x14 als 2823, 33x22 en 2924 spelen. In beide gevallen krijgt zwart schijf 25 voor- loopig niet in het spel. De practische re sultaten van de laatste jaren wettigen twijfel aan de waarde van het door wit behaalde theoretische voordeeltje. 7. 28x19 14x23 8. 50—44 10—14 Omdat wit straks 4641, 3328 en 37x28 kan spelen, zou zwart 1520 kun nen overwegen, om daarna met 2024 en 25x14 voort te zetten. Indien wit de ver wikkelingen uit den weg gaat, krijgt zwart op deze wijze den linkervleugel goed in het spel. Maar als wit onregelmatig spel aan vaardt, volgt op 15—20 onmiddellijk 29 24 en 33x24 en later 3430, 39x30, waar na zwart veld 28 moet bezetten. Van het resultaat is dan nog niets te zeggen. 9. 4641 14—19 10. 33—28 23x32 11. 37x28 19—24 Het komt dus feitelijk neer op een uit gestelde ontwikkeling aan dezen vleugel. 12. 29x20 25x14 13. 41—37 5—10 14. 39—33 l_7 15. 4439 17—22 Zwart moet wat tegen wits centrum on dernemen. 19—23 en 14x23 zou het wit gemakkelijker maken dan de tekstzet. Zoowel 3530, 3025 als onmiddellijk 3429 en 40x29 beteekent voor wit een serie vlotte zetten. Mogelijk verdiende het nog overweging eerst 1419 en daar na 1722 enz. te laten volgen. 16. 28x17 12x21 17. 31—26 7—12 18. 26x17 12x21 19. 3530 1419 Nu ligt 3024 en 34x25 wel het meest in de lijn van wits spelbouw. 20. 30—25 10—14 21. 34—29 11—17 De party blijft dus in het flankspel- genre. Door den laatsten wil heeft zwart zijn tegenstander op het centrum ver zwakt, waardoor het mogelijk blijft later met de reservestukken een actie te ont wikkelen. Stand na 21. Stand in cijfers: Zwart: 2/4, 6, 8, 9, 13/19 en 21. Wit: 25, 29, 33, 36/40, 42, 43, 45 en 47/49. 22. 37—32 21—26 23. 29—24 Van zetten als deze blijft men in dit sy steem afhankelijk. Feitelijk gaat het er om op een geschikt oogenblik Hollandsch voort te zetten. 2319x30 24. 25x34 1721 25. 33—28 21—27 Zie vorige opmerking. Evenals in de Hollandsche centrumpartij is men op een beperkt aantal zetten aangewezen. Alleen de spelrichting is anders. 20. 32x21 26x17 27. 39—33 14—19 28. 38—32 Hiermede heeft de beoogde omzetting van spelgenre plaats gevonden. 2819—24 29. 36—31 9—14 30. 43—38 14—19 31. 42—37 En niet 4742 wegens zwart 2429, wit 34x21 en zwart 16x47. 314—9 32. 34—29 8—12 33. 29x20 15x24 34. 31—26 18—23 35. 37—31 2—7 36. 49—43 7—11 37. 47—42 12—18 38. 40—34 9—14 39. 31—27 17—22 Op zwart 17—21. wit 26x17, zwart 11x31 zou volgen: wit 2822, zw. 18x27, wit 32x21, zw. 16x27, wit 33—29, zw. 24x33, wit 38x29. 40. 28x17 11x31 41. 26x37 2429 42. 33x24 19x39 43. 43x34 6—11 Om op 3833 te laten volgen: 2329 en 11—17. 44. 48—43 11—17 En het spel werd remise na: wit 4339, zw. 17—21, wit 39—33, zw. 3—8, wit 45— 40, zw. 8—12, wit 34—30, zw. 21—27 en 16x27, wit 37—32, zw. 27—31, wit 4034, zw. 31—36, wit 42—37, zw. 18—22, wit 33—29. Zwart kan nu o.a. 3641. (24x20) en 4146 spelen. Dam dreigt 22—28 en ook 22—27.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 11