GEMEENTERAAD VAN LEIDEN
DINSDAG 17 MAART 1936
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. 6
HET TEKORT DER VEE-TENTOONSTELLING GEDEELTELIJK BIJ
GEPAST. DE COMMISSARIS VAN POLITIE, NU TEVENS BRAND
WEER COMMANDANT, KRIJGT GEEN VERHOOGING VAN SALA
RIS. NIEUWE REGELING RECHTSTOESTAND ONDERWIJZEND
PERSONEEL BIJ HET OPENBAAR ONDERWIJS. NOG NIET
GEREED GEKOMEN.
19o. Voorstel:
a. tot beschikbaarstelling van gelden
wegens deelneming in het garantiefonds
voor de in September 1935 gehouden vee-
en zuiveltentoonstelling;
b. tot verhooging van het bij Raadsbe
sluit van 27 Mei 1935 beschikbaar gestelde
bedrag voor het in gereedheid doen bren
gen van een gedeelte van de veemarkt tot
tentoonstellingsterrein.
Wethouder V e r w e y (S. D. A. P.) deelt
mede, dat B. en W. thans voorstellen om
de bijdrage van- de gemeente van 600 te
brengen op 1333.90.
De heer Goslinga (A.-R.) trekt na
deze mededeeling zijn amendement in.
De heer Wilbrink (C.-H.) is het met
de motiveering van de verhooging niet
eens. Dit bedrag is niet vereischt geweest
voor de inrichting van het terrein. Er was
een garantie-bedrag uitgetrokken o.a. voor
eventueele stormschade. Nu heeft zich in
derdaad stormschade voorgedaan maar nu
vraagt men daarvoor extra vergoeding.
Men is blijkbaar te optimistisch geweest bij
de organisatie van de tentoonstelling, re
kenende op de gemeentelijke garantie. De
uitgaven hebben het dubbele bedragen
van de oorspronkelijke opzet. Dat is geen
rekening houden met de belangen van de
gemeente, doch spr. ziet in de houding
van het tentoonstellingsbestuur een tekort
aan verantwoordelijkheidsgevoel. De se
cretaris van het bestuur leverde tevens
het drukwerk en diende een zoo hooge re
kening in, dat het bestuur deze eenvoudig
verminderde van 2500 tot 1500. Dat de
functionarissen als secretaris en penning
meester geen salaris in rekening hebben
gebracht, spreekt vanzelf, maar eigenaar
dig doet het aan, dat de voorzitter ƒ500 in
rekening brengt voor administratieve hulp
van secretaris en penningmeester.
Het geeft geen hoog idee van het verant
woordelijkheidsgevoel, dat men onder deze
omstandigheden direct aanklopt bij het ge
meentebestuur. Over het voorstel van oud
wethouder Goslinga heeft spr. stom ver
baasd gestaan, want hier wordt geld uit
gegeven, dat niet ten volle verantwoord is.
Spr. kan met het jongste voorstel van B. en
W. niet meegaan.
De herj Bergers (RK.) herinnert er
aan, dat bij den opzet alles gedekt was en
dat er dus geen aanspraak werd gemaakt
op de gemeentelijke garantie. De storm
heeft een groote chaos veroorzaakt.
De heer Wilbrink (C.H.): Zes hon
derd gulden.
De heer Bergers (R.K.): Neen, de
werkelijke schade is veel grooter geweest
dan deze directe schade. Wij moeten alles
doen om de veemarkt van Leiden in stand
te houden en naar voren te brengen. Spr.
dringt aan op aanvaarding van het voor
stel van B. en W.
De heer Goslinga (A.R.) verdedigt
zijn houding in deze zaak. Onze markt liep
achteruit en de nieuwe veemarkt was on
bereikbaar. Daardoor zijn plannen ont
staan om de bestaande veemarkt te verbe
teren, en om de opening van deze verbeter
de veemarkt te vieren is een tentoonstel
ling georganiseerd. B. en W. hebben van
harte meegewerkt aan de tot stand koming
van een comité.
De raad heeft toen 1000.crediet gege
ven aan B. en W. om het terrein geschikt
te maken. Dat crediet is overschreden met
1333.90, vooral tengevolge van de groote
toeloop van deelnemers. Wanneer het weer
zich goed gehouden had, zou de garantie
van de gemeente niet zijn aangesproken. De
storm heeft echter enorme schade aange
richt, niet in 't minst door terugloop van
het bezoek. Leege kisten geven twisten. De
goede trouw tegenover de commissie eischt,
dat de gemeente het over streden crediet
voor zijn rekening neemt. De heer Wilbrink
heeft geen enkel bewijs voor zijn bewering,
dat het comité ervan uit is gegaan, om het
garantie-bedrag op te maken. Juist het
voorbeeld, dat een enkele rekening van
ƒ2500.— verlaagd is tot ƒ1500.—, bewijst,
dat het comité getracht heeft de onkosten
zoo laag mogelijk te houden.
De heer Vallentgoed (SJD.A.P.) had
aanvankelijk bezwaren tegen het voorstel
van B. en W., doch is bij nader inzien van
meening, dat hij met het voorstel kan mee
gaan.
Wethouder Verwey (S.DA..P.) zegt,
dat het onaangenaam is, te moeten ervaren,
dat de opzet niet is geslaagd, doordat er niet
voldoende deelname geweest is. De om
standigheden zijn de tentoonstelling on
gunstig geweest. De directe stormschade is
te schatten op 600.doch de indirecte
schade wordt gevormd door het sterk ver
minderde bezoek tengevolge van het slechte
weer. Het organiseeren van dergelijke ten
toonstellingen is een gemeente-belang. Het
comité van deze tentoonstelling heeft in alle
opzichten aan haar taak voldaan. Wel is
spr.'s indruk, dat de financiën de commissie
wat over het hoofd zijn gegroeid, zoodat
zij er niet die aandacht aan heeft gewijd,
welke wel wenschelijk zou zijn geweest.
Doch onverantwoord is het voorstel van B.
en W. niet.
(Het bovenstaande is reeds opgenomen in
een gedeelte onzer vorige oplage).
De heer Wilbrink (C. H.) erkent,
dat de gemeente gebaat was met de ten
toonstelling. Vandaar het garantie-bedrag.
Maar aan dat garantiebedrag waren gren
zen gesteld, welke niet mogen worden
overschreden. Het overschrijden van de
kosten voor terrein-inrichting is gebeurd
op initiatief van het comité en is niet ge
schied in overleg met Gemeentewerken en
den Markt- en Havendienst. Het voorstel
van B. en W. komt neer op 1330.extra
subsidie.
De soc.-democraten hebben meermalen
minachtend gesproken over het particu
lier initiatief en toch heeft wethouder Ver
wey zijn waardeering over het werk van
het comité uitgesproken, hoewel dit comi
té het er niet al te best heeft afgebracht.
Spr. verheugt zich althans over deze ken
tering.
De heer Goslinga (A.-R.) zet de
situatie en de verhouding van het comité
tot Gemeentewerken en den Markt- en Ha
vendienst nader uiteen.
Wethouder Verwey (S.D.A.P.) merkt
op, dat hij noch de fractie der S. D. A. P.
ooit de waarde van het particulier initiatief
hebben ontkend. Maar als er een ambte
naar in het comité had gezeten speciaal be
last met de controle der financiën, dan
kon het resultaat wel eens anders zijn ge
weest.
De heer v. Weizen (C. P.) meent, dat
op lichtvaardige wijze is omgesprongen
met de gelden. Er is geen klaarheid geko
men op de vraag of alleen het weer de
oorzaak is geweest van het tekort.
De heer de Re ede (C. H.) gelooft, dat
men het garantie-bedrag beschouwd heeft
als een subsidie, die kon worden opge
maakt. Het comité is zeer zeker ijverig
geweest, doch heeft geen open oog gehad
voor de financiën. Spr. vindt het een ge
vaarlijk precedent, om particulieren de gele
genheid te geven om toegestane credieten
te overschrijden.
Het voorstel wordt aangenomen met 26
tegen 7 stemmen.
Tegen de heeren: v. Rosmalen, v. d.
Kwaak, Lombert, v. d. Reyden, v. Wei
zen, Wilbrink en de Reede.
BRANDWEER-ORGANISATIE.
20o. Voorstel:
a. tot intrekking, met ingang van een
nader door Burgemeester en Wethouders
te bepalen datum, van de verordening van
29 April 1909 (Gemeenteblad No. 6) op de
brandweer, zooals deze sedert is gewijzigd;
b. tot beschikbaarstelling van gelden
ten behoeve van de uitbreiding van het
brand weermaterieel
c. om Burgemeester en Wethouders te
machtigen aan H. M. de Koningin te ver
zoeken de jaarwedde van den Commissaris
van Politie, in verband met het onderbren
gen van de brandweer bij de politie, te ver-
hoogen met 500.zulks gerekend te zijn
ingegaan op 1 Juni 1935;
d. om den Burgemeester te machtigen
een regeling vast te stellen, betreffende het
toekennen van belooningen aan het politie
personeel, dat bij brand heeft dienst gedaan.
Hierbij komt aan de orde een voorstel-
R o m ij n inzake verhooging der salarissen
van de inspecteurs.
De v o o r z. stelt voor, om dit voorstel
te behandelen nadat het standpunt van
den minister bekend zal zijn inzake de sa
larissen der agenten.
De heer R o m ij n (V. B.) is het daar
mede niet eens. De raad heeft de salaris
sen der agenten verhoogd in verband met
de samenvoeging van politie en brand
weer. Thans komt salarisverhooging van
den commissaris ter sprake. Het is logisch
nu ook een salarisverhooging van de in
specteurs te bespreken.
De voorz. merkt op, dat de conclusie
niet gewettigd is, dat de salarissen der
agenten niet gekort mochten worden in
verband met de samenvoeging van politie
en brandweer.
De heer Romp (V. B.) meent, dat
verband wel degelijk te mogen leggen. Spr.
is bereid zijn voorstel in praeadvies te ge
ven.
Het voorstel wordt daarop in praeadvies
gencmen.
De heer Coster (R.-K.) stelt eenige
vragen, o.a. inzake de opleiding van de
agenten.
De heer Kuipers (S. D. A. P.) vraagt,
of de ééne brandwacht, die in het voorstel
van B. en W. niet begrepen is, niet alsnog
kan worden opgenomen.
De heer Bergers (R.-K.) juicht het
toe, dat de 500.voor de commissaris is
aangeduid als „jaarwedde" en niet als gra
tificatie of iets dergelijks.
De heer v. d. Voort (S. D. A. P.) stelt
voor, de regeling bedoeld onder d.,
door den raad te doen vaststellen in plaats
van door den burgemeester.
De voorz. heeft geen bezwaar om de
regeling, zoo als spr. zich die gedacht had,
aan den raad voor te leggen en te bespre
ken.
Het voorstel-v. d. Voort, wordt daarna
in praeadvies genomen.
Het salaris van den commissaris.
De heer Kuipers (S. D. A. P.) ver
klaart, dat hij en de meerderheid der frac
tie der S. D. A. P. niet accoord gaan met
het voorstel sub c. (inzake verhooging
commissaris-salaris). Een salaris van 6000
acht spr. voldoende.
De heer de Vries (Nat. Herstel) zegt,
dat het voorstel sub c gemotiveerd is met
een toeneming van de verantwoordelijk
heid van den commissaris. Doch datzelfde
heeft gegolden voor de agenten, doch toen
wilden B. en W. daar niet aan.
De heer Eikerbout (A.-R.) vindt het
bedrag voor de belooningen bij brandblus-
schen uitgetrokken, n.l. ƒ500.aan den
lagen kant is. Ook spr. breekt een lans
voor den éénigen brandwacht, die niet in
dienst zou worden genomen; z.i. kan er
werk genoeg voor dien man gevonden
worden.
De heer v. Eek (S. D. A. P.) beziet het
salaris van den commisaris van twee kan
ten. Op zichzelf is er alle reden, om dezen
ambtenaar een hooger salaris toe te kenr
nen. Bezien van algemeen standpunt, is
het echter niel in overeenstemming met
de tijdsomstandigheden om een verhoo
ging toe te kennen van een salaris, dat toch
reeds hoog genoeg is. In dezen tijd worden
lagere ambtenarensalarisen verlaagd tot
een minimum, oat bijna raakt aan het
noodzakelijk levensonderhoud. Daarom zal
spr.'s fractie stemmen tegen de voorge
stelde verhooging, al waardeert zij den ar
beid van den commissaris ten zeerste.
De heer T o b (R.-K.) sluit zich hierbij
aan. Het is onjuist, om met een „bloedend
hart" een verlag>ng der ambtenaren sala
rissen toe te passen en tegelijkertijd een
verhooging toe te kennen aan den com
missaris. Spr stelt voor, die verhooging
„symbolisch" te doen zijn; wat de gemeen
te niets zou kosten.
De heer Jon ge leen (S. D. A. P.)
maakt enkele opmerkingen over het voor
gestelde materieel.
De heer Manders (R.-K.) sluit zich in
hoofdzaak aan bij hetgeen de heer v. Eek
gezegd heeft, doch hij komt tot een geheel
andere conclusie. Wij hebben steeds een
hooger salaris toegekend bij verzwaring
van de werkzaamheden van een ambtenaar.
Er is dus z.i. alle reden om de voorgestelde
verhooging te verleenen, die bovendien vrij
bescheiden is.
De heer Wilbrink (C. H.) meent, dat
men er niet aan kan ontkomen, om het sa
laris van een ambtenaar te verhoogen, als
men hem een belangrijke verzwaring van
zijn taak oplegt.
De heer v. d. R e ij d e n (C. H.) gaat niet
accoord met het voorstel sub c. Alle sala
rissen gaan naar beneden en de begrooting
is met veel moeiie sluitend gemaakt.
De voorzitter beantwoordt de ge
maakte opmerkingen van meer technischen
aard. Wat de eene brandwacht betreft, deze
is niet meer geschikt voor den politiedienst.
Wellicht is hij onder te brengen bij andere
diensten, maar met bij de politie-brand-
weer. Eenige toezegging kan spr. niet
doen. T.a.v het salaris van den commissa
ris merk- spr. op, dat de taak van den com
missaris verzwaard is in tegenstelling met
de taak der agenten, die niet verzwaard,
wel meer afwisselend wordt. Het voor pre
mies uitgetrokken bedrag van ƒ500.acht
spr. krachtens ervaring voldoende. Spre
ker merkt nog op, dat het bij den commis
saris eigenlijk niet om een salarisverhoo
ging gaat. Een politie-commissaris wordt
niet benoemd door den raad en zijn werk
zaamheden worden niet geregeld door den
raad, doch door de Kroon. Het werk van
den politie-commissaris neemt toch al aan
zienlijk toe in de laatste jaren en de sa
menvoeging ligt weer een zwaarder taak
op zijn schouders. Heeft de raad het recht
om deze nieuwe taak op de schouders van
de commissaris te leggen? Daarover is vroe
ger nimmer nagedacht, doch pas later is
het doorgedrongen, dat een verzwaring
van zijn taak niet zonder meer geëischt
mag worden. De commissaris zal zich niet
aan zijn taak onttrekken als die ƒ500.
hem niet wordt toegekend, doch het is de
vraag of hij zich met hetzelfde enthousias
me van zijn nieuwe taak zal blijven kwij
ten. In vergelijking met andere steden is
zijn salaris zeker niet te hoog.
De heer v. Eek (S. D. A. P.) is het met
de motiveering van den voorz. niet eens.
Als de samenvoeging van de brandweer
met de politie zooveel meer arbeid van den
commissaris eischt, gaat het niet aan om
zooveel werk te cumuleeren op de schou
ders van één man, terwijl er nog zooveel
menschen rondloopen zonder werk. Ratio
neel had spr. het gevonden als was voor
gesteld, de taak van den commissaris te
ontlasten.
De heer de Vries (Nat. Herstel): Dat
zou ons nog veel duurder uitkomen. Spr.
trekt thans zijn voorbehoud in en steunt
het voorstel van B. en W.
De heer Beekenkamp (A.-R.) steunt
eveneens het voorstel. Gegeven eenmaal
de combinatie politie-brandweer is er geen
mogelijkheid om een ander aan te stellen
als brandweer-commandant.
De heer Goslinga (A.-R.) sluit zich
daarbij aan. Nadat nog de heeren Jonge-
leen, Kuipers, v. Rosmalen en
Coster het woord hadden gevoerd, wordt
het voorstel sub a. en b. z.h.s. goedge
keurd.
Het voorstel sub c. (verhooging salaris
politie-commissaris) wordt verworpen met
1716 stemmen.
Tegen: de S. D. A. P. (behalve de twee
wethouders) en de heeren v. d. Reijden,
v. d. Kwaak, Schoneveld, v. Weizen en
Tobé.
Het voorstel sub d. wordt daarna even
eens z.hs. aangenomen.
De vergadering wordt vervolgens ge
schorst tot 'savonds 8 uur.
AVONDZITTING.
RECHTSTOESTAND ONDERWIJZERS.
Aan de orde is thans:
21 o. Voorstel tot vaststelling van een
verordening, houdende regeling van den
rechtstoestand van het onderwijzend perso
neel, verbonden aan de openbare inrichtin
gen van onderwijs der gemeente Leiden, en
in verband daarmede, tot wijziging van
verschillende verordeningen betrekking
hebbende op het openbaar onderwijs in
deze gemeente.
De heeren v. d. Voort (S. D. A. P.) en
Goslinga (A.-R.) voeren eenige korte
algemeene beschouwingen.
De heer de Vries (Nat. Herstel) be
spreekt de mogelijkheid van wering van
ongewensehte elementen. Men heeft thans
T lidmaatschap van revolutionaire vereeni-
gingen als reden van ontslag aangemerkt,
doch beter ware het de afwezigheid van
revolutionaire gezindheid in te voeren als
voorwaarde van benoembaarheid.
De heer Hessing (S. D. A. P.) wijst
er op, dat blijkens een ministerieel schrij
ven de minister van oordeel is, dat de
raad niet de bevoegdheid heeft, revolutio
naire gezindheid op te nemen als reden
van ontslag.
De heer Groene veld (S. D. A. P.)
vraagt zioh af, wat revolutionair is. Dat is
niet vast te stellen. Nat. Herstel is z.i. ook
revolutionair.
Wethouder Tepe (R.-K.) zegt, dat deze
regeling van de rechtspositie van het on
derwijzend personeel de tweede regeling is
in het land. De eerste was Bussum, die Lei
den vóór kwam, doordat dit punt ver
scheidene malen is uitgesteld. Voorts kan
spr. met voldoening constateeren, dat de
raad zich in groote lijnen met het ont
werp vereenigen kan. Spr. kan niet inzien,
dat het zoo moeilijk is om vast te stellen
wat revolutionair is. Wat de heer de Vries
wil is logisch, doch z.i. is het niet noodig
dat in de verordening op te nemen, omdat
toch steeds rekening wordt gehouden met
de houding van een sollicitant t.o.v. het
gezag.
De heer de Vries (Nat. Herstel) preci
seert, dat volgens zijn opvatting „revolu
tionair" is, degene, die een omwenteling
nastreeft met onwettige middelen.
De heer Groene veld (S. D. A. P.)
meent, dat in dat geval revolutionaire ge
zindheid niet is te verwachten van „demo
craten". Overigens heeft z.i. de politieke
gezindheid van een sollicitant niets te ma
ken met zijn bekwaamheid
De heer v. W e 1 z e n (C. P.) gelooft, dat
een onderzoek naar de politieke richting
van een sollicitant de deur opent voor wil
lekeur.
Wethouder Tepe (R.-K.) merkt nog te
genover den heer Groeneveld op, dat er
geen reden is voor de S. D. A. P. om zich
bezorgd te maken.
Daarna wordt overgegaan tot behande
ling der artikelen.
Benoemingsrecht van bewaarschool-
onderwijzeressen.
Bij art. 4 stelt de heer Groeneveld
(S. D. A. P.) voor, om ook de bewaar
schoolonderwijzeressen door den raad te
doen aanstellen, evenals het andere on
derwijzend personeel.
De heer Eikerbout (A.-R.) wil in de
verordening opgenomen zien, dat „als re
gel" minstens twee candidaten op de voor-
draoht zullen worden geplaatst. Hij wil
echter B. en W. de bevoegdheid geven,
daarvan af te wijken, doch dan met rede
nen omkleed. Hij dient in dien geest een
voorstel in.
De heer Wilmer (R.-K.) is in het al
gemeen van meening, dat het benoemings
recht aan den raad toekomt; doch er zijn
uitzonderingen, wanneer den raad n.l. de
noodige kennis ontbreekt. Dit is z.i. het
geval met de benoeming van onderwijzers.
De wet veroorlooft geen benoeming van
onderwijzers bij het lager onderwijs door
B. en W. doch wel van bewaarschool on
derwijzeressen. Vandaar dat spr. zich ver
zet tegen het amendement-Groeneveld.
Ook de heer Goslinga (A.-R.) ver
zet zich tegen dit amendement. De huidi
ge regeling werkt z.i. goed.
Wethouder Tepe (R.-K.) is het met
den heer Wilmer eens, dat het college van
B. en W. beter in staat is om onder wijzers-
candidaten te beoordeelen dan de raad.
Daarom wil spr. het benoemingsrecht ten
minste daar, waar het mogelijk is, aan B.
en W. houden. Spr. vermoedt, dat de heer
Groeneveld het college verdenkt van ach
teruitzetting van Leidsche sollicitanten.
Dat is toch niet het geval. B. en W. zien
uitsluitend naar het belang van het onder
wijs.
De heer Eikerbout stelt een verande
ring voor, die in wezen geen verandering
is en in elk geval geen verbetering betee-
kent.
Na repliek van de heeren Groene
veld (S D. A. P.), Eikerbout (A.R.)
en de Reede (C.-H.), waarop wethou
der Tepe (R.-K.) van antwoord diende,
wordt het amendement-Elkerbout ver
worpen met 29 tegen 4 stemimen. Vóór: de
heeren Eikerbout, Beekenkamp, Schone
veld en Goslinga.
Het "amendement-Groeneveld wordt
verworpen met 18 tegen 15 stemmen.
Vóór: de S. D. A. P. en de heer van
Weizen.
Herkeuring.
Bij art. 7 stelt de heer v. d. Voort (S.
D. A. P.) voor, om de beroepstermijn bij
afkeuring wegens lichamelijke ongeschikt
heid van 7 dagen te brengen op 14 dagen.
Wethouder Tepe (R.-K.) zegt, dat deze
termijn gekozen is op voorbeeld van het
Ambtenarenreglement. Voor verlenging
ziet spr. geen enkele reden.
De heer R o m ij n V. B.) vraagt een na
der onderzoek naar bezwaren in de prac-
tijk. Inmiddels kan het ontwerp omwille
van de uniformiteit voorloopig worden aan
genomen.
De heer v. d. Voort trekt daarop zijn
amendement in.
Privaat-lessen.
Bij art. 20 stelt de heer Groeneveld
(S. D. A. P.) voor, om geen machtiging te
verleenen tot het geven van privaatlessen
aan eigen leerlingen en in het algemeen
de bepaling te laten vervallen, dat het den
onderwijzers vrij staat privaat-lessen te ge
ven.
De heer Bergers (R.-K.) meent, dat
dit amendement niet in het belang is van
het onderwijs.
De heer de Vries (Nat. Herstel) is het
daarentegen met het amendement eens,
doch de heer Goslinga (A.-R.) be
strijdt het, omdat de practijk nimmer be
zwaren heeft opgeleverd.
De heer Wilmer (R.-K.) vertrouwt,
dat het hoofd der school voldoende in staat
is, om eventueele misbruiken in dit op
zicht tegen te gaan. Een algemeen verbod
gaat z.i. te ver.
Ook de heer de Reede (C. H.) heeft
geen reden, om het onderwijzend perso
neel te wantrouwen.
Wethouder Tepe (R.-K.) ziet evenmin
een reden voor dit verbod uit een oogpunt
van cumulatie. Spr. moet evenwel erken
nen, dat gevallen van corruptie niet on
mogelijk zijn. Een algemeen verbod is ech
ter te ver gaande; spr. heeft er geen be
zwaar tegen, als het geven van privaat
lessen aan eigen leerlingen afhankelijk
werd gesteld van een toestemming van B.
en W.
De heer Groeneveld (S. D. A. P.)
trekt in verband daarmede zijn voorstel in.
Het voorstel van B, en W. wordt daar
na gewijzigd in dien zin, dat het geven van
privaatlessen aan eigen leerlingen afhan
kelijk wordt gesteld van de machtiging van
B. en W.
Het aldus gewijzigde artikel wordt z.h.s.
aangenomen.
Buitengewoon verlof.
Bij art. 30 (inzake verleening van bui
tengewoon verlof met behoud van bezol
diging) stelt de heer v. <L Voort (S. D. A.
P.) enkele aanvullingen en wijzigingen
voor.
Na bestrijding door den heer Goslin-
g e (A.-R.), die er op wijst, dat het be
voegde gezag steeds uitzonderingen kan
maken, ontraadt ook wethouder Tepe
(R.-K.) het amendement wegens de onge
lijkheid die het zou scheppen t.o.v. de ove
rige gemeente-ambtenarén.
Het amendement wordt verworpen met
20 tegen 13 stemmen.
Vóór: de S. D. A. P. (behalve de twee
wethouders) en de heer v. Weizen.
Strafoplegging.
By art. 48 (strafoplegging) bepleit de
heer v. d. Voort (S. D. A. P.) een ter
mijn van minstens 4 maal 24 uur, vóór de
strafoplegging, waarin de beschuldigde
ambtenaar gelegenheid heeft zich te ver
antwoorden. Bij mondelinge verdediging
moet daarvan proces-verbaal worden op
gemaakt, onderteekend door den ambte
naar in kwestie.
(Het ontwerp van B. en W. spreekt al
leen van de mogelijkheid van een „be
hoorlijke" gelegenheid tot verantwoor
ding).
De heer Hessing (S. D. A. P.) steunt
het amendement wegens de grootere rechts
zekerheid.
Wethouder Tepe (R.-K.) kan niet in
zien, dat het amendement meerdere rechts
zekerheid zou geven dan het ontwerp van
B. en W.
Na repliek wordt het amendement ver
worpen met 20 tegen 13 stemmen.
Vóór: de S. D. A. P. (behalve de twee
wethouders) en de heer v. Weizen.
De heer v. E ck (S. D. A. P.) stelt voor,
de discussies over dit voorstel te schorsen
wegens het vergevorderd uur (bij half
twaalf).
Dit voorstel van orde wordt aangenomen
met 1914 stemmen.
Interpellatie.
Ten slotte krijgt nog de heer Goslin
ga (A.-R.) gelegenheid om zijn reeds ge
publiceerde vragen te stellen over het niet-
uitvoeren van het raadsbesluit inzake de
Kraaierbrug.
De voorz. stelt de beantwoording van
deze vragen uit wegens afwezigheid van
wethouder Splinter.
OVER EEN „PAMFLET'.
De heer Beekenkamp (A.-R.) vraagt
scherp politie-toezieht op het colporteeren
met pamfletten, zulks naar aanleiding van
een pamflet, de vorige week van zekere
zijde verspreid en in de brievenbussen ge
worpen dat zeer aanstoot gevend voor de
burgerij moet worden geacht.
De heer Beekenkamp bedoelde bij de
rondvraag een strooibiljet van de N. S. B.,
waarin werd opgedrukt een plaat en arti
kel uit de „Notenkraker" van de S. D. A.
P. van 18 Febr. 1933 (na de muiterij op de
„Zeven Provinciën").
Dit strooibiljet is in enkele plaatsen in
beslag genomen.
Naar aanleiding van deze inbeslagne
ming heeft, die rechtskundige raadsman der
N.SJ3. (mr. A. J. v. Vessem) aan den mi
nister van Justitie het volgend schrijven
gericht:
In opdracht van den Algemeen Leider der
Nationaal-Socialistische Beweging, Ir. A. A.
Mussert, Hobbem astraat 12, Utrecht, heeft
ondergeteeker.de de eer Uwe Excellentie te
berichten, dat zoowel de samenstelling als
■het drukken en het verspreiden van de hier
en daar in beslag genomen mededeeling der
N.S.B. aan het Nederlandsche Volk, is ge
schied op diens last.
Met dit geschrift wordt bedoeld een her
innering aan het ware karakter van de af-
deeling Nederland der Tweede Internatio
nale, meer bekend als S.D.A.P., welke dui
delijker dan ooit tot uiting kwam ter gele
genheid van de muiterij op de Zeven Pro
vinciën. Het is de vorige week in honderd
duizenden exemparen in Nederland ver
spreid en onder het motief van beleediging
van den Minister-President hier en daar
in beslag genomen.