GEMEENTERAAD VAN LEIDEN DINSDAG 17 MAART 1936 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 6 HET TEKORT DER VEE-TENTOONSTELLING GEDEELTELIJK BIJ GEPAST. DE COMMISSARIS VAN POLITIE, NU TEVENS BRAND WEER COMMANDANT, KRIJGT GEEN VERHOOGING VAN SALA RIS. NIEUWE REGELING RECHTSTOESTAND ONDERWIJZEND PERSONEEL BIJ HET OPENBAAR ONDERWIJS. NOG NIET GEREED GEKOMEN. 19o. Voorstel: a. tot beschikbaarstelling van gelden wegens deelneming in het garantiefonds voor de in September 1935 gehouden vee- en zuiveltentoonstelling; b. tot verhooging van het bij Raadsbe sluit van 27 Mei 1935 beschikbaar gestelde bedrag voor het in gereedheid doen bren gen van een gedeelte van de veemarkt tot tentoonstellingsterrein. Wethouder V e r w e y (S. D. A. P.) deelt mede, dat B. en W. thans voorstellen om de bijdrage van- de gemeente van 600 te brengen op 1333.90. De heer Goslinga (A.-R.) trekt na deze mededeeling zijn amendement in. De heer Wilbrink (C.-H.) is het met de motiveering van de verhooging niet eens. Dit bedrag is niet vereischt geweest voor de inrichting van het terrein. Er was een garantie-bedrag uitgetrokken o.a. voor eventueele stormschade. Nu heeft zich in derdaad stormschade voorgedaan maar nu vraagt men daarvoor extra vergoeding. Men is blijkbaar te optimistisch geweest bij de organisatie van de tentoonstelling, re kenende op de gemeentelijke garantie. De uitgaven hebben het dubbele bedragen van de oorspronkelijke opzet. Dat is geen rekening houden met de belangen van de gemeente, doch spr. ziet in de houding van het tentoonstellingsbestuur een tekort aan verantwoordelijkheidsgevoel. De se cretaris van het bestuur leverde tevens het drukwerk en diende een zoo hooge re kening in, dat het bestuur deze eenvoudig verminderde van 2500 tot 1500. Dat de functionarissen als secretaris en penning meester geen salaris in rekening hebben gebracht, spreekt vanzelf, maar eigenaar dig doet het aan, dat de voorzitter ƒ500 in rekening brengt voor administratieve hulp van secretaris en penningmeester. Het geeft geen hoog idee van het verant woordelijkheidsgevoel, dat men onder deze omstandigheden direct aanklopt bij het ge meentebestuur. Over het voorstel van oud wethouder Goslinga heeft spr. stom ver baasd gestaan, want hier wordt geld uit gegeven, dat niet ten volle verantwoord is. Spr. kan met het jongste voorstel van B. en W. niet meegaan. De herj Bergers (RK.) herinnert er aan, dat bij den opzet alles gedekt was en dat er dus geen aanspraak werd gemaakt op de gemeentelijke garantie. De storm heeft een groote chaos veroorzaakt. De heer Wilbrink (C.H.): Zes hon derd gulden. De heer Bergers (R.K.): Neen, de werkelijke schade is veel grooter geweest dan deze directe schade. Wij moeten alles doen om de veemarkt van Leiden in stand te houden en naar voren te brengen. Spr. dringt aan op aanvaarding van het voor stel van B. en W. De heer Goslinga (A.R.) verdedigt zijn houding in deze zaak. Onze markt liep achteruit en de nieuwe veemarkt was on bereikbaar. Daardoor zijn plannen ont staan om de bestaande veemarkt te verbe teren, en om de opening van deze verbeter de veemarkt te vieren is een tentoonstel ling georganiseerd. B. en W. hebben van harte meegewerkt aan de tot stand koming van een comité. De raad heeft toen 1000.crediet gege ven aan B. en W. om het terrein geschikt te maken. Dat crediet is overschreden met 1333.90, vooral tengevolge van de groote toeloop van deelnemers. Wanneer het weer zich goed gehouden had, zou de garantie van de gemeente niet zijn aangesproken. De storm heeft echter enorme schade aange richt, niet in 't minst door terugloop van het bezoek. Leege kisten geven twisten. De goede trouw tegenover de commissie eischt, dat de gemeente het over streden crediet voor zijn rekening neemt. De heer Wilbrink heeft geen enkel bewijs voor zijn bewering, dat het comité ervan uit is gegaan, om het garantie-bedrag op te maken. Juist het voorbeeld, dat een enkele rekening van ƒ2500.— verlaagd is tot ƒ1500.—, bewijst, dat het comité getracht heeft de onkosten zoo laag mogelijk te houden. De heer Vallentgoed (SJD.A.P.) had aanvankelijk bezwaren tegen het voorstel van B. en W., doch is bij nader inzien van meening, dat hij met het voorstel kan mee gaan. Wethouder Verwey (S.DA..P.) zegt, dat het onaangenaam is, te moeten ervaren, dat de opzet niet is geslaagd, doordat er niet voldoende deelname geweest is. De om standigheden zijn de tentoonstelling on gunstig geweest. De directe stormschade is te schatten op 600.doch de indirecte schade wordt gevormd door het sterk ver minderde bezoek tengevolge van het slechte weer. Het organiseeren van dergelijke ten toonstellingen is een gemeente-belang. Het comité van deze tentoonstelling heeft in alle opzichten aan haar taak voldaan. Wel is spr.'s indruk, dat de financiën de commissie wat over het hoofd zijn gegroeid, zoodat zij er niet die aandacht aan heeft gewijd, welke wel wenschelijk zou zijn geweest. Doch onverantwoord is het voorstel van B. en W. niet. (Het bovenstaande is reeds opgenomen in een gedeelte onzer vorige oplage). De heer Wilbrink (C. H.) erkent, dat de gemeente gebaat was met de ten toonstelling. Vandaar het garantie-bedrag. Maar aan dat garantiebedrag waren gren zen gesteld, welke niet mogen worden overschreden. Het overschrijden van de kosten voor terrein-inrichting is gebeurd op initiatief van het comité en is niet ge schied in overleg met Gemeentewerken en den Markt- en Havendienst. Het voorstel van B. en W. komt neer op 1330.extra subsidie. De soc.-democraten hebben meermalen minachtend gesproken over het particu lier initiatief en toch heeft wethouder Ver wey zijn waardeering over het werk van het comité uitgesproken, hoewel dit comi té het er niet al te best heeft afgebracht. Spr. verheugt zich althans over deze ken tering. De heer Goslinga (A.-R.) zet de situatie en de verhouding van het comité tot Gemeentewerken en den Markt- en Ha vendienst nader uiteen. Wethouder Verwey (S.D.A.P.) merkt op, dat hij noch de fractie der S. D. A. P. ooit de waarde van het particulier initiatief hebben ontkend. Maar als er een ambte naar in het comité had gezeten speciaal be last met de controle der financiën, dan kon het resultaat wel eens anders zijn ge weest. De heer v. Weizen (C. P.) meent, dat op lichtvaardige wijze is omgesprongen met de gelden. Er is geen klaarheid geko men op de vraag of alleen het weer de oorzaak is geweest van het tekort. De heer de Re ede (C. H.) gelooft, dat men het garantie-bedrag beschouwd heeft als een subsidie, die kon worden opge maakt. Het comité is zeer zeker ijverig geweest, doch heeft geen open oog gehad voor de financiën. Spr. vindt het een ge vaarlijk precedent, om particulieren de gele genheid te geven om toegestane credieten te overschrijden. Het voorstel wordt aangenomen met 26 tegen 7 stemmen. Tegen de heeren: v. Rosmalen, v. d. Kwaak, Lombert, v. d. Reyden, v. Wei zen, Wilbrink en de Reede. BRANDWEER-ORGANISATIE. 20o. Voorstel: a. tot intrekking, met ingang van een nader door Burgemeester en Wethouders te bepalen datum, van de verordening van 29 April 1909 (Gemeenteblad No. 6) op de brandweer, zooals deze sedert is gewijzigd; b. tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de uitbreiding van het brand weermaterieel c. om Burgemeester en Wethouders te machtigen aan H. M. de Koningin te ver zoeken de jaarwedde van den Commissaris van Politie, in verband met het onderbren gen van de brandweer bij de politie, te ver- hoogen met 500.zulks gerekend te zijn ingegaan op 1 Juni 1935; d. om den Burgemeester te machtigen een regeling vast te stellen, betreffende het toekennen van belooningen aan het politie personeel, dat bij brand heeft dienst gedaan. Hierbij komt aan de orde een voorstel- R o m ij n inzake verhooging der salarissen van de inspecteurs. De v o o r z. stelt voor, om dit voorstel te behandelen nadat het standpunt van den minister bekend zal zijn inzake de sa larissen der agenten. De heer R o m ij n (V. B.) is het daar mede niet eens. De raad heeft de salaris sen der agenten verhoogd in verband met de samenvoeging van politie en brand weer. Thans komt salarisverhooging van den commissaris ter sprake. Het is logisch nu ook een salarisverhooging van de in specteurs te bespreken. De voorz. merkt op, dat de conclusie niet gewettigd is, dat de salarissen der agenten niet gekort mochten worden in verband met de samenvoeging van politie en brandweer. De heer Romp (V. B.) meent, dat verband wel degelijk te mogen leggen. Spr. is bereid zijn voorstel in praeadvies te ge ven. Het voorstel wordt daarop in praeadvies gencmen. De heer Coster (R.-K.) stelt eenige vragen, o.a. inzake de opleiding van de agenten. De heer Kuipers (S. D. A. P.) vraagt, of de ééne brandwacht, die in het voorstel van B. en W. niet begrepen is, niet alsnog kan worden opgenomen. De heer Bergers (R.-K.) juicht het toe, dat de 500.voor de commissaris is aangeduid als „jaarwedde" en niet als gra tificatie of iets dergelijks. De heer v. d. Voort (S. D. A. P.) stelt voor, de regeling bedoeld onder d., door den raad te doen vaststellen in plaats van door den burgemeester. De voorz. heeft geen bezwaar om de regeling, zoo als spr. zich die gedacht had, aan den raad voor te leggen en te bespre ken. Het voorstel-v. d. Voort, wordt daarna in praeadvies genomen. Het salaris van den commissaris. De heer Kuipers (S. D. A. P.) ver klaart, dat hij en de meerderheid der frac tie der S. D. A. P. niet accoord gaan met het voorstel sub c. (inzake verhooging commissaris-salaris). Een salaris van 6000 acht spr. voldoende. De heer de Vries (Nat. Herstel) zegt, dat het voorstel sub c gemotiveerd is met een toeneming van de verantwoordelijk heid van den commissaris. Doch datzelfde heeft gegolden voor de agenten, doch toen wilden B. en W. daar niet aan. De heer Eikerbout (A.-R.) vindt het bedrag voor de belooningen bij brandblus- schen uitgetrokken, n.l. ƒ500.aan den lagen kant is. Ook spr. breekt een lans voor den éénigen brandwacht, die niet in dienst zou worden genomen; z.i. kan er werk genoeg voor dien man gevonden worden. De heer v. Eek (S. D. A. P.) beziet het salaris van den commisaris van twee kan ten. Op zichzelf is er alle reden, om dezen ambtenaar een hooger salaris toe te kenr nen. Bezien van algemeen standpunt, is het echter niel in overeenstemming met de tijdsomstandigheden om een verhoo ging toe te kennen van een salaris, dat toch reeds hoog genoeg is. In dezen tijd worden lagere ambtenarensalarisen verlaagd tot een minimum, oat bijna raakt aan het noodzakelijk levensonderhoud. Daarom zal spr.'s fractie stemmen tegen de voorge stelde verhooging, al waardeert zij den ar beid van den commissaris ten zeerste. De heer T o b (R.-K.) sluit zich hierbij aan. Het is onjuist, om met een „bloedend hart" een verlag>ng der ambtenaren sala rissen toe te passen en tegelijkertijd een verhooging toe te kennen aan den com missaris. Spr stelt voor, die verhooging „symbolisch" te doen zijn; wat de gemeen te niets zou kosten. De heer Jon ge leen (S. D. A. P.) maakt enkele opmerkingen over het voor gestelde materieel. De heer Manders (R.-K.) sluit zich in hoofdzaak aan bij hetgeen de heer v. Eek gezegd heeft, doch hij komt tot een geheel andere conclusie. Wij hebben steeds een hooger salaris toegekend bij verzwaring van de werkzaamheden van een ambtenaar. Er is dus z.i. alle reden om de voorgestelde verhooging te verleenen, die bovendien vrij bescheiden is. De heer Wilbrink (C. H.) meent, dat men er niet aan kan ontkomen, om het sa laris van een ambtenaar te verhoogen, als men hem een belangrijke verzwaring van zijn taak oplegt. De heer v. d. R e ij d e n (C. H.) gaat niet accoord met het voorstel sub c. Alle sala rissen gaan naar beneden en de begrooting is met veel moeiie sluitend gemaakt. De voorzitter beantwoordt de ge maakte opmerkingen van meer technischen aard. Wat de eene brandwacht betreft, deze is niet meer geschikt voor den politiedienst. Wellicht is hij onder te brengen bij andere diensten, maar met bij de politie-brand- weer. Eenige toezegging kan spr. niet doen. T.a.v het salaris van den commissa ris merk- spr. op, dat de taak van den com missaris verzwaard is in tegenstelling met de taak der agenten, die niet verzwaard, wel meer afwisselend wordt. Het voor pre mies uitgetrokken bedrag van ƒ500.acht spr. krachtens ervaring voldoende. Spre ker merkt nog op, dat het bij den commis saris eigenlijk niet om een salarisverhoo ging gaat. Een politie-commissaris wordt niet benoemd door den raad en zijn werk zaamheden worden niet geregeld door den raad, doch door de Kroon. Het werk van den politie-commissaris neemt toch al aan zienlijk toe in de laatste jaren en de sa menvoeging ligt weer een zwaarder taak op zijn schouders. Heeft de raad het recht om deze nieuwe taak op de schouders van de commissaris te leggen? Daarover is vroe ger nimmer nagedacht, doch pas later is het doorgedrongen, dat een verzwaring van zijn taak niet zonder meer geëischt mag worden. De commissaris zal zich niet aan zijn taak onttrekken als die ƒ500. hem niet wordt toegekend, doch het is de vraag of hij zich met hetzelfde enthousias me van zijn nieuwe taak zal blijven kwij ten. In vergelijking met andere steden is zijn salaris zeker niet te hoog. De heer v. Eek (S. D. A. P.) is het met de motiveering van den voorz. niet eens. Als de samenvoeging van de brandweer met de politie zooveel meer arbeid van den commissaris eischt, gaat het niet aan om zooveel werk te cumuleeren op de schou ders van één man, terwijl er nog zooveel menschen rondloopen zonder werk. Ratio neel had spr. het gevonden als was voor gesteld, de taak van den commissaris te ontlasten. De heer de Vries (Nat. Herstel): Dat zou ons nog veel duurder uitkomen. Spr. trekt thans zijn voorbehoud in en steunt het voorstel van B. en W. De heer Beekenkamp (A.-R.) steunt eveneens het voorstel. Gegeven eenmaal de combinatie politie-brandweer is er geen mogelijkheid om een ander aan te stellen als brandweer-commandant. De heer Goslinga (A.-R.) sluit zich daarbij aan. Nadat nog de heeren Jonge- leen, Kuipers, v. Rosmalen en Coster het woord hadden gevoerd, wordt het voorstel sub a. en b. z.h.s. goedge keurd. Het voorstel sub c. (verhooging salaris politie-commissaris) wordt verworpen met 1716 stemmen. Tegen: de S. D. A. P. (behalve de twee wethouders) en de heeren v. d. Reijden, v. d. Kwaak, Schoneveld, v. Weizen en Tobé. Het voorstel sub d. wordt daarna even eens z.hs. aangenomen. De vergadering wordt vervolgens ge schorst tot 'savonds 8 uur. AVONDZITTING. RECHTSTOESTAND ONDERWIJZERS. Aan de orde is thans: 21 o. Voorstel tot vaststelling van een verordening, houdende regeling van den rechtstoestand van het onderwijzend perso neel, verbonden aan de openbare inrichtin gen van onderwijs der gemeente Leiden, en in verband daarmede, tot wijziging van verschillende verordeningen betrekking hebbende op het openbaar onderwijs in deze gemeente. De heeren v. d. Voort (S. D. A. P.) en Goslinga (A.-R.) voeren eenige korte algemeene beschouwingen. De heer de Vries (Nat. Herstel) be spreekt de mogelijkheid van wering van ongewensehte elementen. Men heeft thans T lidmaatschap van revolutionaire vereeni- gingen als reden van ontslag aangemerkt, doch beter ware het de afwezigheid van revolutionaire gezindheid in te voeren als voorwaarde van benoembaarheid. De heer Hessing (S. D. A. P.) wijst er op, dat blijkens een ministerieel schrij ven de minister van oordeel is, dat de raad niet de bevoegdheid heeft, revolutio naire gezindheid op te nemen als reden van ontslag. De heer Groene veld (S. D. A. P.) vraagt zioh af, wat revolutionair is. Dat is niet vast te stellen. Nat. Herstel is z.i. ook revolutionair. Wethouder Tepe (R.-K.) zegt, dat deze regeling van de rechtspositie van het on derwijzend personeel de tweede regeling is in het land. De eerste was Bussum, die Lei den vóór kwam, doordat dit punt ver scheidene malen is uitgesteld. Voorts kan spr. met voldoening constateeren, dat de raad zich in groote lijnen met het ont werp vereenigen kan. Spr. kan niet inzien, dat het zoo moeilijk is om vast te stellen wat revolutionair is. Wat de heer de Vries wil is logisch, doch z.i. is het niet noodig dat in de verordening op te nemen, omdat toch steeds rekening wordt gehouden met de houding van een sollicitant t.o.v. het gezag. De heer de Vries (Nat. Herstel) preci seert, dat volgens zijn opvatting „revolu tionair" is, degene, die een omwenteling nastreeft met onwettige middelen. De heer Groene veld (S. D. A. P.) meent, dat in dat geval revolutionaire ge zindheid niet is te verwachten van „demo craten". Overigens heeft z.i. de politieke gezindheid van een sollicitant niets te ma ken met zijn bekwaamheid De heer v. W e 1 z e n (C. P.) gelooft, dat een onderzoek naar de politieke richting van een sollicitant de deur opent voor wil lekeur. Wethouder Tepe (R.-K.) merkt nog te genover den heer Groeneveld op, dat er geen reden is voor de S. D. A. P. om zich bezorgd te maken. Daarna wordt overgegaan tot behande ling der artikelen. Benoemingsrecht van bewaarschool- onderwijzeressen. Bij art. 4 stelt de heer Groeneveld (S. D. A. P.) voor, om ook de bewaar schoolonderwijzeressen door den raad te doen aanstellen, evenals het andere on derwijzend personeel. De heer Eikerbout (A.-R.) wil in de verordening opgenomen zien, dat „als re gel" minstens twee candidaten op de voor- draoht zullen worden geplaatst. Hij wil echter B. en W. de bevoegdheid geven, daarvan af te wijken, doch dan met rede nen omkleed. Hij dient in dien geest een voorstel in. De heer Wilmer (R.-K.) is in het al gemeen van meening, dat het benoemings recht aan den raad toekomt; doch er zijn uitzonderingen, wanneer den raad n.l. de noodige kennis ontbreekt. Dit is z.i. het geval met de benoeming van onderwijzers. De wet veroorlooft geen benoeming van onderwijzers bij het lager onderwijs door B. en W. doch wel van bewaarschool on derwijzeressen. Vandaar dat spr. zich ver zet tegen het amendement-Groeneveld. Ook de heer Goslinga (A.-R.) ver zet zich tegen dit amendement. De huidi ge regeling werkt z.i. goed. Wethouder Tepe (R.-K.) is het met den heer Wilmer eens, dat het college van B. en W. beter in staat is om onder wijzers- candidaten te beoordeelen dan de raad. Daarom wil spr. het benoemingsrecht ten minste daar, waar het mogelijk is, aan B. en W. houden. Spr. vermoedt, dat de heer Groeneveld het college verdenkt van ach teruitzetting van Leidsche sollicitanten. Dat is toch niet het geval. B. en W. zien uitsluitend naar het belang van het onder wijs. De heer Eikerbout stelt een verande ring voor, die in wezen geen verandering is en in elk geval geen verbetering betee- kent. Na repliek van de heeren Groene veld (S D. A. P.), Eikerbout (A.R.) en de Reede (C.-H.), waarop wethou der Tepe (R.-K.) van antwoord diende, wordt het amendement-Elkerbout ver worpen met 29 tegen 4 stemimen. Vóór: de heeren Eikerbout, Beekenkamp, Schone veld en Goslinga. Het "amendement-Groeneveld wordt verworpen met 18 tegen 15 stemmen. Vóór: de S. D. A. P. en de heer van Weizen. Herkeuring. Bij art. 7 stelt de heer v. d. Voort (S. D. A. P.) voor, om de beroepstermijn bij afkeuring wegens lichamelijke ongeschikt heid van 7 dagen te brengen op 14 dagen. Wethouder Tepe (R.-K.) zegt, dat deze termijn gekozen is op voorbeeld van het Ambtenarenreglement. Voor verlenging ziet spr. geen enkele reden. De heer R o m ij n V. B.) vraagt een na der onderzoek naar bezwaren in de prac- tijk. Inmiddels kan het ontwerp omwille van de uniformiteit voorloopig worden aan genomen. De heer v. d. Voort trekt daarop zijn amendement in. Privaat-lessen. Bij art. 20 stelt de heer Groeneveld (S. D. A. P.) voor, om geen machtiging te verleenen tot het geven van privaatlessen aan eigen leerlingen en in het algemeen de bepaling te laten vervallen, dat het den onderwijzers vrij staat privaat-lessen te ge ven. De heer Bergers (R.-K.) meent, dat dit amendement niet in het belang is van het onderwijs. De heer de Vries (Nat. Herstel) is het daarentegen met het amendement eens, doch de heer Goslinga (A.-R.) be strijdt het, omdat de practijk nimmer be zwaren heeft opgeleverd. De heer Wilmer (R.-K.) vertrouwt, dat het hoofd der school voldoende in staat is, om eventueele misbruiken in dit op zicht tegen te gaan. Een algemeen verbod gaat z.i. te ver. Ook de heer de Reede (C. H.) heeft geen reden, om het onderwijzend perso neel te wantrouwen. Wethouder Tepe (R.-K.) ziet evenmin een reden voor dit verbod uit een oogpunt van cumulatie. Spr. moet evenwel erken nen, dat gevallen van corruptie niet on mogelijk zijn. Een algemeen verbod is ech ter te ver gaande; spr. heeft er geen be zwaar tegen, als het geven van privaat lessen aan eigen leerlingen afhankelijk werd gesteld van een toestemming van B. en W. De heer Groeneveld (S. D. A. P.) trekt in verband daarmede zijn voorstel in. Het voorstel van B, en W. wordt daar na gewijzigd in dien zin, dat het geven van privaatlessen aan eigen leerlingen afhan kelijk wordt gesteld van de machtiging van B. en W. Het aldus gewijzigde artikel wordt z.h.s. aangenomen. Buitengewoon verlof. Bij art. 30 (inzake verleening van bui tengewoon verlof met behoud van bezol diging) stelt de heer v. <L Voort (S. D. A. P.) enkele aanvullingen en wijzigingen voor. Na bestrijding door den heer Goslin- g e (A.-R.), die er op wijst, dat het be voegde gezag steeds uitzonderingen kan maken, ontraadt ook wethouder Tepe (R.-K.) het amendement wegens de onge lijkheid die het zou scheppen t.o.v. de ove rige gemeente-ambtenarén. Het amendement wordt verworpen met 20 tegen 13 stemmen. Vóór: de S. D. A. P. (behalve de twee wethouders) en de heer v. Weizen. Strafoplegging. By art. 48 (strafoplegging) bepleit de heer v. d. Voort (S. D. A. P.) een ter mijn van minstens 4 maal 24 uur, vóór de strafoplegging, waarin de beschuldigde ambtenaar gelegenheid heeft zich te ver antwoorden. Bij mondelinge verdediging moet daarvan proces-verbaal worden op gemaakt, onderteekend door den ambte naar in kwestie. (Het ontwerp van B. en W. spreekt al leen van de mogelijkheid van een „be hoorlijke" gelegenheid tot verantwoor ding). De heer Hessing (S. D. A. P.) steunt het amendement wegens de grootere rechts zekerheid. Wethouder Tepe (R.-K.) kan niet in zien, dat het amendement meerdere rechts zekerheid zou geven dan het ontwerp van B. en W. Na repliek wordt het amendement ver worpen met 20 tegen 13 stemmen. Vóór: de S. D. A. P. (behalve de twee wethouders) en de heer v. Weizen. De heer v. E ck (S. D. A. P.) stelt voor, de discussies over dit voorstel te schorsen wegens het vergevorderd uur (bij half twaalf). Dit voorstel van orde wordt aangenomen met 1914 stemmen. Interpellatie. Ten slotte krijgt nog de heer Goslin ga (A.-R.) gelegenheid om zijn reeds ge publiceerde vragen te stellen over het niet- uitvoeren van het raadsbesluit inzake de Kraaierbrug. De voorz. stelt de beantwoording van deze vragen uit wegens afwezigheid van wethouder Splinter. OVER EEN „PAMFLET'. De heer Beekenkamp (A.-R.) vraagt scherp politie-toezieht op het colporteeren met pamfletten, zulks naar aanleiding van een pamflet, de vorige week van zekere zijde verspreid en in de brievenbussen ge worpen dat zeer aanstoot gevend voor de burgerij moet worden geacht. De heer Beekenkamp bedoelde bij de rondvraag een strooibiljet van de N. S. B., waarin werd opgedrukt een plaat en arti kel uit de „Notenkraker" van de S. D. A. P. van 18 Febr. 1933 (na de muiterij op de „Zeven Provinciën"). Dit strooibiljet is in enkele plaatsen in beslag genomen. Naar aanleiding van deze inbeslagne ming heeft, die rechtskundige raadsman der N.SJ3. (mr. A. J. v. Vessem) aan den mi nister van Justitie het volgend schrijven gericht: In opdracht van den Algemeen Leider der Nationaal-Socialistische Beweging, Ir. A. A. Mussert, Hobbem astraat 12, Utrecht, heeft ondergeteeker.de de eer Uwe Excellentie te berichten, dat zoowel de samenstelling als ■het drukken en het verspreiden van de hier en daar in beslag genomen mededeeling der N.S.B. aan het Nederlandsche Volk, is ge schied op diens last. Met dit geschrift wordt bedoeld een her innering aan het ware karakter van de af- deeling Nederland der Tweede Internatio nale, meer bekend als S.D.A.P., welke dui delijker dan ooit tot uiting kwam ter gele genheid van de muiterij op de Zeven Pro vinciën. Het is de vorige week in honderd duizenden exemparen in Nederland ver spreid en onder het motief van beleediging van den Minister-President hier en daar in beslag genomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 6