ZATERDAG 14 MAART 1936
DE LEIDSCHE COURANT
DERDE BLAD PAG. 11
HET SCHAAKSPEL
Alle correspondentie, deze rubriek be
treffende, gelieve mesn te zenden aan den
redacteur dezer rubriek, W. H. van der
Nat, Witte Rozenstraat 40a, Leiden.
HET GEWEIGERDE DAMEGAMBIET.
In het schaakspel is men niet verplicht
om een vijandelijk stuk of pion te slaan.
Wanneer wit dus speelt 1. d4d5; 2. c4
dan heeft zwart het volste recht dit aan
geboden geschenk niet aan te nemen. Er
is zelfs heel veel voor te zeggen om wit's
gulheid een beetje argwanend op te ne
men. Immers na 2dxc4 geeft zwart
zonder eenigen strijd het centrum (d5) op,
laat dus aan wit de bezetting van dit
hoogst belangrijke midden, terwijl het
eenige voordeel voor zwart bestaat in een
pionwinst, die, zooals we reeds zagen,
slechts van tijdelijken aard kan zijn. Het is
dan ook reeds daarom, dat vrijwel altijd
(een uitzondering vormden een aantal par
tijen van de match AljechinBogoljubof
1934) het dame gambiet door zwart ge
weigerd wordt.
In dit geval komen voor zwart voorna
melijk de twee volgende zetten in aanmer
king nl. 2e6 en 2c6. In
beide gevallen wordt pion d5 dus verde
digd door een andere pion, waardoor,
mocht wit met c4xd5 voortzetten, toch weer
een nieuwe, zwarte pion op d5 komt te
staan, aldus het centrum bezet houdende.
Bezien wij eerst eens de verschillende
voortzettingen na zwarts tweeden zet:
e7e6.
Speelt wit nu 3. cd5: dan eenvoudig
ed5: en wederom zijn de stellingen vol
maakt gelijk; ja, zelfs is zwart iets beter
er aan toe, daar zijn beide loopers zich vrij
bewegen kunnen. Hoewel dus geen direc
te fout, is 3. cd5: voor wit niet aan te be
velen. Veel beter is 3. Pc3. Ontwikkeling
van een stuk, druk up d5, een eerste aan
val op e4 (ik bedoel hier het veld e4, welk
veld in deze soort openingen van zoo groot
gewicht is).
De meest in aanmerking komende zet
voor zwart is thans Pf6 (eveneens ontwik
keling van een stuk, bescherming van d5
en e4). Vervolgens: 4. Lg5 waarmede wit
het zwarte paard op f6 pent. Indien zwart
hier niets tegen zou doen kon wit vervol
gen met e4 (de4:Pe4:) waarna de cen
trum velden c4, d4, e4, e5 geheel in wits
macht waren, terwijl nog door Pe4xf6, gf6:
zwart een dubbel-pion bezat en "de ko
ningsvleugel uiteen geruktwerd,
Ge ziet, reeds na 4 zetten dreigen tal van
gevaren. Maarzwart voorkomt ze heel
eenvoudig door Le7. Het paard is niet lan
ger gepend, dus e4 is thans nog niet mo
gelijk. Een andere, even goede zet voor
zwart is 4Pbd7. Ik herinner even
aan een reeds behandelde partijstelling
waarbij een onvoorzichtige witspeler hier
een stuk kan verliezen nl. 1. d4d5; 2.
c4e6 3. Pc3Pf6; 4. Lg5—Pbd7; 5. cd5:—
ed5:; 6. Pd5:(??)—Pd5:; 7. Ld8:—Lb4f enz.
Na 4 Le7 speelt wit 5. e300. 6. Pf3
Pbd7; 7. Ld3—
Op dezen zet (7. Ld3) speelde men heel
vaak dc4: daar men meende na Lc4: een
tempo gewonnen te hebben. Oppervlakkig
bezien is dit ook werkelijk het geval. Im
mers de witte koningslooper is in twee
zetten (Ld3, Lc4:) van fl naar c4 gegaan,
een afstand die later eventueel in een zet
kan worden afgelegd. Maar daar staat te
genover dat zwart het centrum er voor
prijsgeeft en de looper op c4 het opspelen
van e6 naar e5 langen tijd tot een gevaar
lijke manoeuvre maakt. Vervolgt zwart
na Lc4: met Pdb6, dan wint dit geen tem
po, daar zwart met het paard ook twee
maal moet spelen (Pbd7b6) en het
paard op b6 niet zoo gunstig ontwikkeld is.
Bovendien, er zou volgen Lc4d3, waar
de looper het gunstigst staat (diagonaal-
•bih7) en nu definitief veld e4 voor wit
bezet.
Behalve de zet 7. Ld3 is er voor wit nog
een andere, die misschien sterker is en in
ieder geval het oogenschijnlijke tempo
verlies (Ld3dc4;Lc4:) voorkomt, n.l.
7. Talcl. Hier volgt nu eerst de stand
na 7. Talcl.
I f
i
i i i
li i
i
S 3
O
6*
h a
-sit
%K a
A BCDE FG H
Wit: Kei, Ddl, Tel en hl, Lfl en g5, Pc3
en f3, p.i. a2, b2, c4, d4, e3, f2, g2, h2.
Zwart: Kg8, Dd8, Ta8 en f8, Lc8 en e7,
Pd7 en f6, pi a7, b7, c7, d5, e6, f7, g7, h7.
Bekijken wij deze stand eens nauwkeu
rig, dan valt het ons op dat wit ongetwij
feld beter staat. Op Lfl na zijn alle witte
lichte officieren goed ontwikkeld, terwijl
de zwarte dame looper geheel staat inge
sloten, en het paard op d7 de zwarte stuk
ken hindert. Zwart zal iets moeten doen
om zijn stelling te bevrijden. Allereerst
moet zwart rekening houden met de voort
zetting cd5:ed5: Ld3Te8; Pb5c6;
Lf4cb5:Lc7 met uitstekende stelling
voor wit. De beste zet is dan ook 7c6.
Speelde zwart 7c5(?) dan volgde:
cd5:ed5:; dc5:Pc5; Lf6:Lf6; Pd5:
Da5f dan b4 met stukwinst).
Op 7c6 kan de voortzetting zijn
8. Dc2.
In de partij RubinsteinCapablanca
(Petersburg 1914) volgde 8Te8; 9.
Ld3dc4:; 10. Lc4:—b5; 11. Ld3—a6; 12.
Pe5—Lb7: 13. Pd7:—Dd7:; 14. Lf6:—Lf6:;
15. Lh7:f en zwart verloor een pion. U
ziet, het blijft vol gevaren.
De beste zet na 8. Dc2 is misschien nog
wel a7a6 om dan dc4: en b7b5 te laten
volgen en den looper op b7 te ontwikke
len. Al die voortzettingen welke uit dezen
stand kunnen voortvloeien te behandelen
is hier niet mogelijk. De beste leermees
ter is hier wel de ondervinding. Door
schade en schande wordt men wijs, luidt
het spreekwoord en dit is wel zeer toepas
selijk op het schaakspel. Alleen schade in
werkelijken zin loopt men er niet mee op
en het is toch volstrekt geen schande om
een partij te verliezen. Integendeel, wan
neer u een partij verliest, doet dan zooals
ik en zoo velen anderen: speelt later de
partij (we zouden immers onze partijen
noteeren!) nog eens rustig na en zoekt
waar de fout zit, die ons 't verlies bracht.
Een volgende keer zal ons deze fout al
thans niet overkomen. Tot zoover voor
deze week het gew. dame gambiet.
HET MAT DOOR MIDDEL VAN
EEN TOREN.
Stand: Wit: Koning el; Zwart: Koning
e8, Toren a8.
Ook hier weer: ontneem den koning
zooveel mogelijk ruimte, dus Ta8a2 en
de witte koning beschikt nog slechts over
één lijn. De volgende zetten spreken voor
zich zelf. KdlKe7; Kcl—Ke6; Kbl—
Th2; Kcl—Ke5; Kdl—Ke4: Kei—Ke3. In
dien Kfl dan Tal (Kei—Tal mat) Kgl—
Kf3; Khl—Kg3; Kgl—Tal mat. Ook wan
neer de witte koning naar dl was gevlucht,
volgt het zelfde spelletje, maar aan den
damevleugel.
Iets lastiger is het volgende geval:
Wit: Kd4, Td2. Zwart: Ke6.
Toch is het verloop vrijwel hetzelfde n.l.
Tf2Kd6; Tf5—Ke6; Ke4^Kd6; Te5—Kc6;
Td5—Kb6; Ke5—Kc6; Ke6—Kb6; Kd6—
Ka6; Kc6—Ka7; Ta5f—Kb8; Ta6—Kc8;
Ta8 mat.
HET MAT DOOR MIDDEL VAN
TWEE LOOPERS.
Wanneer men na langdurigen kamp
tenslotte den tegenstander alle stukken en
pionnen heeft weten af te nemen, zoodat
zijn koning eenzaam is overgebleven, ter
wijl men zelf nog strijdkrachten heeft
overgehouden is het toch nog niet zoo ze
ker dat men gewonnen heeft. We zagen,
dat het bezit van een dame of toren tegen
den van alles beroofden koning voldoende
voor de winst is. Maar als men één looper
heeft overgehouden, is het onmogelijk den
koning mat te zetten; is dus de partij, on
danks het feit, dat een der spelers een loo
per en koning, de andere slechts den ko
ning bezit, remise. Eveneens het bezit van
koning en paard tegen den koning, ja zelfs
twee paarden en koning kunnen het mat
niet afdwingen. In dit laatste geval is het
mat slechts mogelijk, wanneer de eenzame
koning zelf meehelpt. Wanneer er, behal
ve genoemde officieren, ook nog een of
meer pionnen aanwezig zijn, verandert de
toestand geheel. Dit komt later nog wel
eens ter sprake. Nu dan het mat door twee
loopers.
In den volgenden stand:
A BCDE FG H
Wit: Kal, Lg4 en Lh4.
Zwart: Kf4.
1. Ldl—Ke3; 2. Kb2—Kd2; 3. Lc2—Ke3;
4. Kc3Kf3; 5. Kd4—Kg4; 6. Lel—Kf3; 7.
Ld3—Kf4; 8. Le4—Kg5; 9. Ke5—Kg4; 10.
Lf2Kg511. Lf5—Kh6; 12. Kf6—Kh5; 13.
Le6Kh6; 14. Lg4—Kh7; 15. Kf7—Kh6;
16. Le3fKh7; 17 Lf5f—Kh8; 18. Ld4 mat
Natuurlijk zijn ook andere zetten mo
gelijk. In ieder geval moet de koning der
sterkste partij een veld bereiken op een
paardesprong afstand van het hoekveld,
waarheen de mat te zetten koning wordt
gedreven.
Het mat door middel van looper en
paard is ook mogelijk. Waar dit echter in
het gunstigste geval minstens 32 zetten
duurt, moet ik dit geval thans achterwege
laten.
Partijstelling 2 (van het 10-tal)
A BCDE FG H
Wit: Ke3, Db3, Lb2, pionnen d3 en f3.
Zwart: Kg6, Tg2, Le8, Ph2, pionnen c5,
g5 en h5.
Zwart is aan zet. Wit heeft de dame
voor toren en paard, dreigt bovendien
door Dg8f nog "Le8 te winnen. Toch kan
zwart zich nog redden en zelfs zooveel
materiaal winnen, dat daarmee de winst
zeker is. De opgave luidt: Zwart speelt en
wint! (Oplossingen vóór Donderdag).
De oplossing van stelling 1 is:
1. Df3: Wil zwart niet een stuk achter
raken dan moet hij spelen: e4xf3, waarop
volgt Lc2f5t—Kc8b8 (het tusschen-
spelen van de dame op e6 is slechts uit
stel van executie) en daarna Td2d8fTg
8xd8; Tdld8f mat. Een ieder zal wel be
grepen hebben (en anders uit de onder de
diagrammen gegeven stand hebben opge
maakt) dat de dame op b6 een zwarte
moest zijn, evenals in het andere diagram
de koning op e8. Daar deze diagrammen
worden gezet, nadat ik de drukproef corri
geer, is voorkomen van dergelijke foutjes
niet mogelijk. U gelieve dus altijd de on
der ieder diagram voorkomende stand als
de juiste te beschouwen.
Goede oplossingen ontvangen van stel
ling 1 van:
Mej. H. Heemskerk en Jac. Zuidwfjk,
beiden te Koudekerk; E. N. Stefels, War
mond; Jac. P. Smit, Voorschoten; C. L.
Prins, Voorhout; P. J. van Leeuwen, Ze
venhoven; P. Mulder, Rijnsburg; Wilh. J.
Floor, Voorhout: S. J. van der Geest, Rijp-
wetering; C. Otte en J. Klein, Roelofarends-
veen; Alb. Augustinus, Voorhout; Jac. van
Diemen, Noord wij kerhout; C. P. Borst,
Hoogmade; H. A. Goemans, Voorhout; H.
Bakker, Roelofarendsveen; H. J. Spring in
't Veld, Wassenaar; Th. Pannebakker, Bos
koop; G. F. Kloos, Heiloo, J. Meyer Jzn.,
Katwijk a. d. Rijn; J. Remmerswaal, Kat
wijk a. d. Rijn; Piet Schaken bos, War
mond; A. Toussaint, Voorschoten; H. A. Si
mons, Lisse; G. A. Mooyekind, Zilk; W. Th.
van Hugten, Herman van Heteren, J. H.
M. Berlemon, P. F. van der Steen, J. J. A.
Welling, J. P. van Leeuwen, B. Raaphorst,
H. H. Raaphorst, C. H. Holswilder, J. J. L.
van Ree, Louis v. Sonderen, D. v. Gelder,
P. v. d. Kwartel, J. B. v d. Klaauw, H. J.
Visser, W. Döll, Eduard Martinot, J. Bots,
H. Bokern, Gerard Gussenhoven, T. deRoo
en G. B. C. v. d. Linden, allen te Leiden.
Correspondentie.
A. T. te Voorschoten: Zooals u ziet
hierboven, hebt u reeds bij den eersten
keer succes!
W. D. te Leiden: Uw tweede oplossing
was de juiste. Het gaat bij partij stellingen
als deze meer om de juiste wijze dan om
de verder voortzettingen, die, waar er zoo
veel stukken aanwezig zijn, zeer verschil
lend kunnen zijn.
E. N. S. te Warmond: Mijn dank voor
uw schrijven. Zooals u ziet, bent u er in
geslaagd de juiste oplossing te vinden.
Gerard G. te Leiden: „En passant" slaan
is alleen mogelijk wanneer twee pionnen
van verschillende kleur, elkaar voorbij
gaan. Bijv. witte pion op e2, zwarte op d4.
Wit speelt e2e4 en passeert dus pion d4.
Nu mag (niet verplicht dus) zwart slaan
als volgt: d4xe3. Wanneer echter wordt ge
speeld e2e4e7e5 dan staan de pion
nen tegenover elkaar, kunnen elkaar dus
niet slaan, passeeren elkaar ook niet.
Jac. P. S. te Voorschoten. Het doet mü
zeer veel genoegen u weer voor ons mooie
spel te hebben gewonnen. Is er geen mo
gelijkheid om per brief weer schaakcon
tact te verkrijgen met uw zoo ver ver
spreide vrienden?
H. A. G. te Voorhout. Inderdaad schenkt
de verzorging dezer rubriek mij groote
voldoening. Terecht veronderstelt u, dat
de laatste der stellingen moeilijker zul
len zijn.
P. M. te Rijnsburg: Volledige beantwoor
ding uwer vraag zou een artikel op zich
zelf vormen. In 't kort gezegd, zult u
waarschijnlijk kunnen volstaan hiermede:
bij de korte rochade gaat de koning van
el (e8) naar gl (g8), terwijl tegelijkertijd
de toren van hl (h8) naar fl (f8) gaat.
Bij de lange rochade aldus: Kei (e8) naar
cl (c8) de toren van al (a8) naar dl (d8).
Indien u hiermede niet voldoende gehol
pen is, schrijft u dit mij dan, dan zal ik
gaarne meerdere inlichtingen verstrekken
Aan alle oplossers: Mijn hartelijken dank
voor uw groote belangstelling, waardoor
mijn werk mij zoo groote voldoening
schenkt.
HET DAMSPEL
Damredacteur: W-. J. v. d. Voort.
Rustoordstraat 3, N.-Vennep.
Alle correspondentie deze rubriek betref
fende, gelieve men te zenden aan boven
genoemd adres.
Problematiek.
Deze week geven wij ter oplossing een
nieuwe compositie van G. Geerlings.
Probleem 166.
Auteur: G. Geerlings, Leiden.
Ie publicatie.
Stand in cijfers:
Zwart: 3, 9, 11, 13, 15, 18, 19, 22, 23, 31
35 en 36.
Wit: 24, 25, 27. 29. 32—34, 38, 39 en 42—
44
Wit speelt en wint.
Voorts geven wij ter oplossing een vraag
stuk van een beginnend problemist, den
heer W. Kram.
Dit is diens eerste schrede op het pad
der problematiek, en daarom mogen wij
ook nog geen volmaakt werk van dezen
auteur verwachten. Toch lijkt ons deze
proeve wel geslaagd.
Probleem 167.
Ie publicatie.
Auteur: W. Krom, Sassenheim.
Stand in cijfers:
Zwart: 4, 7—9, 13, 16, 19, 24. 26, 36.
Wit: 25, 33—35, 38, 39, 41, 42, 43, 48.
Wit speelt en wint.
Opossingen worden gaarne ingewacht tot
uiterlijk 20 Maart a.s. bij den redacteur
dezer rubriek.
Opossing pr. 156158.
No. 156 M. Tellings, Luik.
Zwart: 1, 8, 11—14, 17—19, 23—25, 33.
Wit: 26—28, 31, 32, 34, 35, 39, 40, 42—45.
Wit wint door: 2621, 2722, 3429
28x39, 40x16, 45x34, 35x2 gew.
No. 157. H. C. v. Valen, Eindhoven.
Zwart: 2, 6, 8, 12, 19, 20, 22, 23, 28, 29, 33.
Wit: 11, 34, 37, 38, 40—44 en 48.
Wit wint door: 34—30, 40—34, 38x7, 37—
,31, 30—25, 25x3 gew.
No. 158. A. Hoogveld, Eindhoven.
Zwart: 7, 9, 12, 13, 15, 17, 23, 28, 29, 33,
35.
Wit: 20, 26, 32, 34, 37, 39, 42, 44, 45. 50.
Wit wint door: 2621, 4238, 3933,
33x2 2x38 gew.!
No.'s 156158 werden correct opgelost
door de volgende heer en:
B. en A J. Langenlaan, J. W. de Rooij,
allen Sassenheim; J. Opdam, H. S. P. Vrij
burg, J. v. d. Hulst, allen te Oud-Ade; G.
Rijsdam, G. Geerlings, beiden Leiden; D.
Rijsdam, Alphen aan den Rijn; H. Droog,
Rijp-Wetering; J. C. Nebbeling, J. C. Otte,
W. Captein, J. Maliepaard, C. Nederveld,
D. Coelewijn, J. C. Habo, allen te Nieuw-
Vermep.
Ook verdient nog vermeld te worden,
dat pr. 147149 correct werd opgelost door
den heer J. W. de Rooij te Sassenheim.
CORRESPONDENTIE.
W. K. te S. Problemen in dank ont
vangen. Zooals u ziet is er eeds één van
opgenomen.
J. W. de R. te S. Terecht was u op
de vorige lijst vergeten. (Zié opl.-lijst in
deze rubriek).
D. R. te A. Tot uw dienst!
G. R. te L. Het was wel te verwach
ten.
W. B. te H. Probleem is voor plaat
sing ongeschikt, teveel dammen in den
aanvangsstand, en bovendien had zwart in
plaats van 4837 (dit moet zwart's laat
ste zet toch geweest zijn) beter 1924
kunnen spelen met gew. stand.
Oplossingen pr. No. 163, 164.
(Zie rubriek van 7 dezer).
No. 163. G. Geerlings, Leiden.
Zwart: 8, 9, 11, 18, 19, 22, 24, 28, 29, 32,
36.
Wit: 21. 25, 37, 39, 40—44, 48 en 50.
Wit wint door: 39—33. 40—34, 25x23,
48x6 gew.
No. 164. Redacteur.
(In dit pr. was echter in diagram-stand
een fout geslopen n.1. op ruit 11 behoort
geen wit stuk te staan. De cijfers waren
correct)
Zwart: 610, 13, 15, 1820 en dam op 31.
Wit: 22, 24, 27, 29, 32, 33, 36 40, 41,
43, 44, 47 en 49.
Wit speelt en wint door: 4439, 4742,
36—31, 22—17, 29—23, 41—37, 39—34,
32x1 gew.
Partijstand No. 168.
Onderstaande kwam voor in een partij
waarmede Bannard met wit speelde.
Stand in cijfers:
Zwart: 1, 3, 4, 6—9, 11, 13—19, 21. 23
en 24.
Wit: 25—28, 31—40, 42, 43, 45 en 48
Bannard met wit won a.v. een schijf
door: 28—22, 26x17, 25—20, 34—29! 32x14,
39x19, 27—21, 33—28, 31x11, 38x29, 35—30,
40x38. Wel een prestatie om een 12 zetten
diepen combinatie in een partij uit te voe
ren.
(Uit „De nieuwste damproblemen door
W. Hoekstra).
De volgende mooie combinatie is van J.
Frits Jr.
9 9
9
9
9 9
9 9
9 9
9 9
-
ajpt ÉJjJf
V
\M
0 a
vj§
m
m
ïïi
Hf
Stand in cijfers:
Zwart: 2—4, 8, 12—16. 18, 19, 21, 23—20.
Wit: 27, 28, 32, 33, 35—38. 40, 41, 44—48,
Wit speelt en wint door: 3731, 4842,
27—22, 44—39 48x30 gedw.), 36—31, 32—
27, 50—44, 44—39, 40x7, 35x2! gew. stand.
(Ontleend aan „De nieuwste damproble
men"). -
Vervolgens publiceeren wij een samen
gestelde partij, welke voor beginnende
damspelers een bijzondere oefening is om
deze na te spelen en te trachten alle mo
gelijkheden op te sporen.
Partij N. 169.
Wit (A) Zwart (B)
1. 32—28 18—23
2. 38—32
Op 2822 wint zwart een stuk. Op 37
32 verliest wit twee stukken
2. 17—21
3. 42—38 12—18
4. 31—27
Op 2822 wint zwart een stuk, op 3329
drie stukken.
4. 7—12
Op 2025 wint wit twee schijven.
5. 47—42 1—7
Op 2025 wint wit een stuk.
6. 37—31 12—17
7. 41—37 20—25
Op 2126 slaat wit naar dam op veld 1.
Ook op 2024.
8. 31—26
Op 2722 kan wit een sohijf winnen,
maar zwart wint deze weer terug.
8. 15—20
Op 712 wint wit een stuk.
Ook op 812 of 1722, maar dan neemt
zwart het weer terug.
9. 36—31
Op 3329 wint zwart en stuk.
9. 8—12.
Op 2024 of 1015 gaat wit naar dam
op veld 1; op 1722 wint wit twee stuk
ken; op 7—12, gevolgd door 27—22 gelijk
spel.
10. 33—29
Met 2822 kan wit een stuk winnen, dat
echter weder verloren gaat.
10. 10—15
Op 1822 wint wit een stuk.
11. 3933. Op 2822 wint wit tijdelijk
een stuk.
11. 4—10
Op 2024 gaat wit naar dam (veld 3)
indien 510 wint wit op den duur een
stuk.
12. 44—39
Op 2924 wint zwart drie stukken.
12. 2—8.
Op 38 wint wit een schijf, op 2024
gaat wit naar dam op 3.
13. 49—44
Op 2822 wint zwart 1 stuk
13. 20—24
14 20x20 15x24
Met 3429 verliest zwart tijdelijk een
schijf.
15. 25X34
16. 40X34 14x25
17. 39—34
Op 2822 wint zwart één of twee schij
ven; op 4440 gaan voor wit twee schij
ven verloren.
17. 9—14
18. 33—29 3—9
Op 1420 gaat wit naar dam (veld 4).
19. 38—33 10—15
Op 1420 gaat wit naar dam (veld 4),
op 2530 wint wit een stuk.
20. 44—40
Op 2924 wint zwart drie schijven, op
4540 één.
20. 14—20
Op 1520 wint wit een stuk of gaat
naar dam; op 2530 wint wit een stuk.
21. 42—38
Op 3530 wint zwart een schijf; ook op
34—30.
21. 5—10
Op 914 gaat wit ndar dam (veld 2).
22. 43—39
Op 914 gaat wit naar dam (veld 2).
22. 43—39
Op 3530 wint zwart een schijf, op 34
30 gaat zwart naar dam.
22. 10—14
Op 914 gaat wit naar dam (veld 5).
23. 48—43!
Op 2924 wint wit een stuk, wordt door
zwart teruggenomen; op 3530 gaan twee
witte stukken verloren, op 2822 één.
Zwart geeft op, want met spelen van
17, 18 of 19 gaan twee schijven verloren:
op 2530 gaat wit naar dam (veld 3), op*
2024 eveneensnaar veld 3). In deze par
tij komen een groot aantal type slagen
voor en is het naspelen en het bestudee-
ren der type-slagen overwaard.
Tot slot publiceeren wij een combinatie
van den wereldkampioen Maurice Rai-
chenbach.
Partij-fragment No. 170,
9 9
9
9
9
m
9
0 j>.
M
js
ij|f!
ft a|
Stand is cijfers:
Zwart: 7. 9, 12, 16, 19, 23. 27 en 31.
Wit: 33, 34, 38, 41, 42, 47, 48 en 50.
Wit forceerde op de volgende wijze schijf-
winst of winst der partij.
Wit (Raiohenbach) 4137 (3136)
37—31! (23—28) 33x22 (27x17) 34—29
(36x27) 29—23 (ad. lib) 38—32 (ad libitum)
42x4 en wint.