ZATERDAG 14 MAART 1936 DE LEIDSCHE COURANT DERDE BLAD PAG. 11 HET SCHAAKSPEL Alle correspondentie, deze rubriek be treffende, gelieve mesn te zenden aan den redacteur dezer rubriek, W. H. van der Nat, Witte Rozenstraat 40a, Leiden. HET GEWEIGERDE DAMEGAMBIET. In het schaakspel is men niet verplicht om een vijandelijk stuk of pion te slaan. Wanneer wit dus speelt 1. d4d5; 2. c4 dan heeft zwart het volste recht dit aan geboden geschenk niet aan te nemen. Er is zelfs heel veel voor te zeggen om wit's gulheid een beetje argwanend op te ne men. Immers na 2dxc4 geeft zwart zonder eenigen strijd het centrum (d5) op, laat dus aan wit de bezetting van dit hoogst belangrijke midden, terwijl het eenige voordeel voor zwart bestaat in een pionwinst, die, zooals we reeds zagen, slechts van tijdelijken aard kan zijn. Het is dan ook reeds daarom, dat vrijwel altijd (een uitzondering vormden een aantal par tijen van de match AljechinBogoljubof 1934) het dame gambiet door zwart ge weigerd wordt. In dit geval komen voor zwart voorna melijk de twee volgende zetten in aanmer king nl. 2e6 en 2c6. In beide gevallen wordt pion d5 dus verde digd door een andere pion, waardoor, mocht wit met c4xd5 voortzetten, toch weer een nieuwe, zwarte pion op d5 komt te staan, aldus het centrum bezet houdende. Bezien wij eerst eens de verschillende voortzettingen na zwarts tweeden zet: e7e6. Speelt wit nu 3. cd5: dan eenvoudig ed5: en wederom zijn de stellingen vol maakt gelijk; ja, zelfs is zwart iets beter er aan toe, daar zijn beide loopers zich vrij bewegen kunnen. Hoewel dus geen direc te fout, is 3. cd5: voor wit niet aan te be velen. Veel beter is 3. Pc3. Ontwikkeling van een stuk, druk up d5, een eerste aan val op e4 (ik bedoel hier het veld e4, welk veld in deze soort openingen van zoo groot gewicht is). De meest in aanmerking komende zet voor zwart is thans Pf6 (eveneens ontwik keling van een stuk, bescherming van d5 en e4). Vervolgens: 4. Lg5 waarmede wit het zwarte paard op f6 pent. Indien zwart hier niets tegen zou doen kon wit vervol gen met e4 (de4:Pe4:) waarna de cen trum velden c4, d4, e4, e5 geheel in wits macht waren, terwijl nog door Pe4xf6, gf6: zwart een dubbel-pion bezat en "de ko ningsvleugel uiteen geruktwerd, Ge ziet, reeds na 4 zetten dreigen tal van gevaren. Maarzwart voorkomt ze heel eenvoudig door Le7. Het paard is niet lan ger gepend, dus e4 is thans nog niet mo gelijk. Een andere, even goede zet voor zwart is 4Pbd7. Ik herinner even aan een reeds behandelde partijstelling waarbij een onvoorzichtige witspeler hier een stuk kan verliezen nl. 1. d4d5; 2. c4e6 3. Pc3Pf6; 4. Lg5—Pbd7; 5. cd5:— ed5:; 6. Pd5:(??)—Pd5:; 7. Ld8:—Lb4f enz. Na 4 Le7 speelt wit 5. e300. 6. Pf3 Pbd7; 7. Ld3— Op dezen zet (7. Ld3) speelde men heel vaak dc4: daar men meende na Lc4: een tempo gewonnen te hebben. Oppervlakkig bezien is dit ook werkelijk het geval. Im mers de witte koningslooper is in twee zetten (Ld3, Lc4:) van fl naar c4 gegaan, een afstand die later eventueel in een zet kan worden afgelegd. Maar daar staat te genover dat zwart het centrum er voor prijsgeeft en de looper op c4 het opspelen van e6 naar e5 langen tijd tot een gevaar lijke manoeuvre maakt. Vervolgt zwart na Lc4: met Pdb6, dan wint dit geen tem po, daar zwart met het paard ook twee maal moet spelen (Pbd7b6) en het paard op b6 niet zoo gunstig ontwikkeld is. Bovendien, er zou volgen Lc4d3, waar de looper het gunstigst staat (diagonaal- •bih7) en nu definitief veld e4 voor wit bezet. Behalve de zet 7. Ld3 is er voor wit nog een andere, die misschien sterker is en in ieder geval het oogenschijnlijke tempo verlies (Ld3dc4;Lc4:) voorkomt, n.l. 7. Talcl. Hier volgt nu eerst de stand na 7. Talcl. I f i i i i li i i S 3 O 6* h a -sit %K a A BCDE FG H Wit: Kei, Ddl, Tel en hl, Lfl en g5, Pc3 en f3, p.i. a2, b2, c4, d4, e3, f2, g2, h2. Zwart: Kg8, Dd8, Ta8 en f8, Lc8 en e7, Pd7 en f6, pi a7, b7, c7, d5, e6, f7, g7, h7. Bekijken wij deze stand eens nauwkeu rig, dan valt het ons op dat wit ongetwij feld beter staat. Op Lfl na zijn alle witte lichte officieren goed ontwikkeld, terwijl de zwarte dame looper geheel staat inge sloten, en het paard op d7 de zwarte stuk ken hindert. Zwart zal iets moeten doen om zijn stelling te bevrijden. Allereerst moet zwart rekening houden met de voort zetting cd5:ed5: Ld3Te8; Pb5c6; Lf4cb5:Lc7 met uitstekende stelling voor wit. De beste zet is dan ook 7c6. Speelde zwart 7c5(?) dan volgde: cd5:ed5:; dc5:Pc5; Lf6:Lf6; Pd5: Da5f dan b4 met stukwinst). Op 7c6 kan de voortzetting zijn 8. Dc2. In de partij RubinsteinCapablanca (Petersburg 1914) volgde 8Te8; 9. Ld3dc4:; 10. Lc4:—b5; 11. Ld3—a6; 12. Pe5—Lb7: 13. Pd7:—Dd7:; 14. Lf6:—Lf6:; 15. Lh7:f en zwart verloor een pion. U ziet, het blijft vol gevaren. De beste zet na 8. Dc2 is misschien nog wel a7a6 om dan dc4: en b7b5 te laten volgen en den looper op b7 te ontwikke len. Al die voortzettingen welke uit dezen stand kunnen voortvloeien te behandelen is hier niet mogelijk. De beste leermees ter is hier wel de ondervinding. Door schade en schande wordt men wijs, luidt het spreekwoord en dit is wel zeer toepas selijk op het schaakspel. Alleen schade in werkelijken zin loopt men er niet mee op en het is toch volstrekt geen schande om een partij te verliezen. Integendeel, wan neer u een partij verliest, doet dan zooals ik en zoo velen anderen: speelt later de partij (we zouden immers onze partijen noteeren!) nog eens rustig na en zoekt waar de fout zit, die ons 't verlies bracht. Een volgende keer zal ons deze fout al thans niet overkomen. Tot zoover voor deze week het gew. dame gambiet. HET MAT DOOR MIDDEL VAN EEN TOREN. Stand: Wit: Koning el; Zwart: Koning e8, Toren a8. Ook hier weer: ontneem den koning zooveel mogelijk ruimte, dus Ta8a2 en de witte koning beschikt nog slechts over één lijn. De volgende zetten spreken voor zich zelf. KdlKe7; Kcl—Ke6; Kbl— Th2; Kcl—Ke5; Kdl—Ke4: Kei—Ke3. In dien Kfl dan Tal (Kei—Tal mat) Kgl— Kf3; Khl—Kg3; Kgl—Tal mat. Ook wan neer de witte koning naar dl was gevlucht, volgt het zelfde spelletje, maar aan den damevleugel. Iets lastiger is het volgende geval: Wit: Kd4, Td2. Zwart: Ke6. Toch is het verloop vrijwel hetzelfde n.l. Tf2Kd6; Tf5—Ke6; Ke4^Kd6; Te5—Kc6; Td5—Kb6; Ke5—Kc6; Ke6—Kb6; Kd6— Ka6; Kc6—Ka7; Ta5f—Kb8; Ta6—Kc8; Ta8 mat. HET MAT DOOR MIDDEL VAN TWEE LOOPERS. Wanneer men na langdurigen kamp tenslotte den tegenstander alle stukken en pionnen heeft weten af te nemen, zoodat zijn koning eenzaam is overgebleven, ter wijl men zelf nog strijdkrachten heeft overgehouden is het toch nog niet zoo ze ker dat men gewonnen heeft. We zagen, dat het bezit van een dame of toren tegen den van alles beroofden koning voldoende voor de winst is. Maar als men één looper heeft overgehouden, is het onmogelijk den koning mat te zetten; is dus de partij, on danks het feit, dat een der spelers een loo per en koning, de andere slechts den ko ning bezit, remise. Eveneens het bezit van koning en paard tegen den koning, ja zelfs twee paarden en koning kunnen het mat niet afdwingen. In dit laatste geval is het mat slechts mogelijk, wanneer de eenzame koning zelf meehelpt. Wanneer er, behal ve genoemde officieren, ook nog een of meer pionnen aanwezig zijn, verandert de toestand geheel. Dit komt later nog wel eens ter sprake. Nu dan het mat door twee loopers. In den volgenden stand: A BCDE FG H Wit: Kal, Lg4 en Lh4. Zwart: Kf4. 1. Ldl—Ke3; 2. Kb2—Kd2; 3. Lc2—Ke3; 4. Kc3Kf3; 5. Kd4—Kg4; 6. Lel—Kf3; 7. Ld3—Kf4; 8. Le4—Kg5; 9. Ke5—Kg4; 10. Lf2Kg511. Lf5—Kh6; 12. Kf6—Kh5; 13. Le6Kh6; 14. Lg4—Kh7; 15. Kf7—Kh6; 16. Le3fKh7; 17 Lf5f—Kh8; 18. Ld4 mat Natuurlijk zijn ook andere zetten mo gelijk. In ieder geval moet de koning der sterkste partij een veld bereiken op een paardesprong afstand van het hoekveld, waarheen de mat te zetten koning wordt gedreven. Het mat door middel van looper en paard is ook mogelijk. Waar dit echter in het gunstigste geval minstens 32 zetten duurt, moet ik dit geval thans achterwege laten. Partijstelling 2 (van het 10-tal) A BCDE FG H Wit: Ke3, Db3, Lb2, pionnen d3 en f3. Zwart: Kg6, Tg2, Le8, Ph2, pionnen c5, g5 en h5. Zwart is aan zet. Wit heeft de dame voor toren en paard, dreigt bovendien door Dg8f nog "Le8 te winnen. Toch kan zwart zich nog redden en zelfs zooveel materiaal winnen, dat daarmee de winst zeker is. De opgave luidt: Zwart speelt en wint! (Oplossingen vóór Donderdag). De oplossing van stelling 1 is: 1. Df3: Wil zwart niet een stuk achter raken dan moet hij spelen: e4xf3, waarop volgt Lc2f5t—Kc8b8 (het tusschen- spelen van de dame op e6 is slechts uit stel van executie) en daarna Td2d8fTg 8xd8; Tdld8f mat. Een ieder zal wel be grepen hebben (en anders uit de onder de diagrammen gegeven stand hebben opge maakt) dat de dame op b6 een zwarte moest zijn, evenals in het andere diagram de koning op e8. Daar deze diagrammen worden gezet, nadat ik de drukproef corri geer, is voorkomen van dergelijke foutjes niet mogelijk. U gelieve dus altijd de on der ieder diagram voorkomende stand als de juiste te beschouwen. Goede oplossingen ontvangen van stel ling 1 van: Mej. H. Heemskerk en Jac. Zuidwfjk, beiden te Koudekerk; E. N. Stefels, War mond; Jac. P. Smit, Voorschoten; C. L. Prins, Voorhout; P. J. van Leeuwen, Ze venhoven; P. Mulder, Rijnsburg; Wilh. J. Floor, Voorhout: S. J. van der Geest, Rijp- wetering; C. Otte en J. Klein, Roelofarends- veen; Alb. Augustinus, Voorhout; Jac. van Diemen, Noord wij kerhout; C. P. Borst, Hoogmade; H. A. Goemans, Voorhout; H. Bakker, Roelofarendsveen; H. J. Spring in 't Veld, Wassenaar; Th. Pannebakker, Bos koop; G. F. Kloos, Heiloo, J. Meyer Jzn., Katwijk a. d. Rijn; J. Remmerswaal, Kat wijk a. d. Rijn; Piet Schaken bos, War mond; A. Toussaint, Voorschoten; H. A. Si mons, Lisse; G. A. Mooyekind, Zilk; W. Th. van Hugten, Herman van Heteren, J. H. M. Berlemon, P. F. van der Steen, J. J. A. Welling, J. P. van Leeuwen, B. Raaphorst, H. H. Raaphorst, C. H. Holswilder, J. J. L. van Ree, Louis v. Sonderen, D. v. Gelder, P. v. d. Kwartel, J. B. v d. Klaauw, H. J. Visser, W. Döll, Eduard Martinot, J. Bots, H. Bokern, Gerard Gussenhoven, T. deRoo en G. B. C. v. d. Linden, allen te Leiden. Correspondentie. A. T. te Voorschoten: Zooals u ziet hierboven, hebt u reeds bij den eersten keer succes! W. D. te Leiden: Uw tweede oplossing was de juiste. Het gaat bij partij stellingen als deze meer om de juiste wijze dan om de verder voortzettingen, die, waar er zoo veel stukken aanwezig zijn, zeer verschil lend kunnen zijn. E. N. S. te Warmond: Mijn dank voor uw schrijven. Zooals u ziet, bent u er in geslaagd de juiste oplossing te vinden. Gerard G. te Leiden: „En passant" slaan is alleen mogelijk wanneer twee pionnen van verschillende kleur, elkaar voorbij gaan. Bijv. witte pion op e2, zwarte op d4. Wit speelt e2e4 en passeert dus pion d4. Nu mag (niet verplicht dus) zwart slaan als volgt: d4xe3. Wanneer echter wordt ge speeld e2e4e7e5 dan staan de pion nen tegenover elkaar, kunnen elkaar dus niet slaan, passeeren elkaar ook niet. Jac. P. S. te Voorschoten. Het doet mü zeer veel genoegen u weer voor ons mooie spel te hebben gewonnen. Is er geen mo gelijkheid om per brief weer schaakcon tact te verkrijgen met uw zoo ver ver spreide vrienden? H. A. G. te Voorhout. Inderdaad schenkt de verzorging dezer rubriek mij groote voldoening. Terecht veronderstelt u, dat de laatste der stellingen moeilijker zul len zijn. P. M. te Rijnsburg: Volledige beantwoor ding uwer vraag zou een artikel op zich zelf vormen. In 't kort gezegd, zult u waarschijnlijk kunnen volstaan hiermede: bij de korte rochade gaat de koning van el (e8) naar gl (g8), terwijl tegelijkertijd de toren van hl (h8) naar fl (f8) gaat. Bij de lange rochade aldus: Kei (e8) naar cl (c8) de toren van al (a8) naar dl (d8). Indien u hiermede niet voldoende gehol pen is, schrijft u dit mij dan, dan zal ik gaarne meerdere inlichtingen verstrekken Aan alle oplossers: Mijn hartelijken dank voor uw groote belangstelling, waardoor mijn werk mij zoo groote voldoening schenkt. HET DAMSPEL Damredacteur: W-. J. v. d. Voort. Rustoordstraat 3, N.-Vennep. Alle correspondentie deze rubriek betref fende, gelieve men te zenden aan boven genoemd adres. Problematiek. Deze week geven wij ter oplossing een nieuwe compositie van G. Geerlings. Probleem 166. Auteur: G. Geerlings, Leiden. Ie publicatie. Stand in cijfers: Zwart: 3, 9, 11, 13, 15, 18, 19, 22, 23, 31 35 en 36. Wit: 24, 25, 27. 29. 32—34, 38, 39 en 42— 44 Wit speelt en wint. Voorts geven wij ter oplossing een vraag stuk van een beginnend problemist, den heer W. Kram. Dit is diens eerste schrede op het pad der problematiek, en daarom mogen wij ook nog geen volmaakt werk van dezen auteur verwachten. Toch lijkt ons deze proeve wel geslaagd. Probleem 167. Ie publicatie. Auteur: W. Krom, Sassenheim. Stand in cijfers: Zwart: 4, 7—9, 13, 16, 19, 24. 26, 36. Wit: 25, 33—35, 38, 39, 41, 42, 43, 48. Wit speelt en wint. Opossingen worden gaarne ingewacht tot uiterlijk 20 Maart a.s. bij den redacteur dezer rubriek. Opossing pr. 156158. No. 156 M. Tellings, Luik. Zwart: 1, 8, 11—14, 17—19, 23—25, 33. Wit: 26—28, 31, 32, 34, 35, 39, 40, 42—45. Wit wint door: 2621, 2722, 3429 28x39, 40x16, 45x34, 35x2 gew. No. 157. H. C. v. Valen, Eindhoven. Zwart: 2, 6, 8, 12, 19, 20, 22, 23, 28, 29, 33. Wit: 11, 34, 37, 38, 40—44 en 48. Wit wint door: 34—30, 40—34, 38x7, 37— ,31, 30—25, 25x3 gew. No. 158. A. Hoogveld, Eindhoven. Zwart: 7, 9, 12, 13, 15, 17, 23, 28, 29, 33, 35. Wit: 20, 26, 32, 34, 37, 39, 42, 44, 45. 50. Wit wint door: 2621, 4238, 3933, 33x2 2x38 gew.! No.'s 156158 werden correct opgelost door de volgende heer en: B. en A J. Langenlaan, J. W. de Rooij, allen Sassenheim; J. Opdam, H. S. P. Vrij burg, J. v. d. Hulst, allen te Oud-Ade; G. Rijsdam, G. Geerlings, beiden Leiden; D. Rijsdam, Alphen aan den Rijn; H. Droog, Rijp-Wetering; J. C. Nebbeling, J. C. Otte, W. Captein, J. Maliepaard, C. Nederveld, D. Coelewijn, J. C. Habo, allen te Nieuw- Vermep. Ook verdient nog vermeld te worden, dat pr. 147149 correct werd opgelost door den heer J. W. de Rooij te Sassenheim. CORRESPONDENTIE. W. K. te S. Problemen in dank ont vangen. Zooals u ziet is er eeds één van opgenomen. J. W. de R. te S. Terecht was u op de vorige lijst vergeten. (Zié opl.-lijst in deze rubriek). D. R. te A. Tot uw dienst! G. R. te L. Het was wel te verwach ten. W. B. te H. Probleem is voor plaat sing ongeschikt, teveel dammen in den aanvangsstand, en bovendien had zwart in plaats van 4837 (dit moet zwart's laat ste zet toch geweest zijn) beter 1924 kunnen spelen met gew. stand. Oplossingen pr. No. 163, 164. (Zie rubriek van 7 dezer). No. 163. G. Geerlings, Leiden. Zwart: 8, 9, 11, 18, 19, 22, 24, 28, 29, 32, 36. Wit: 21. 25, 37, 39, 40—44, 48 en 50. Wit wint door: 39—33. 40—34, 25x23, 48x6 gew. No. 164. Redacteur. (In dit pr. was echter in diagram-stand een fout geslopen n.1. op ruit 11 behoort geen wit stuk te staan. De cijfers waren correct) Zwart: 610, 13, 15, 1820 en dam op 31. Wit: 22, 24, 27, 29, 32, 33, 36 40, 41, 43, 44, 47 en 49. Wit speelt en wint door: 4439, 4742, 36—31, 22—17, 29—23, 41—37, 39—34, 32x1 gew. Partijstand No. 168. Onderstaande kwam voor in een partij waarmede Bannard met wit speelde. Stand in cijfers: Zwart: 1, 3, 4, 6—9, 11, 13—19, 21. 23 en 24. Wit: 25—28, 31—40, 42, 43, 45 en 48 Bannard met wit won a.v. een schijf door: 28—22, 26x17, 25—20, 34—29! 32x14, 39x19, 27—21, 33—28, 31x11, 38x29, 35—30, 40x38. Wel een prestatie om een 12 zetten diepen combinatie in een partij uit te voe ren. (Uit „De nieuwste damproblemen door W. Hoekstra). De volgende mooie combinatie is van J. Frits Jr. 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 - ajpt ÉJjJf V \M 0 a vj§ m m ïïi Hf Stand in cijfers: Zwart: 2—4, 8, 12—16. 18, 19, 21, 23—20. Wit: 27, 28, 32, 33, 35—38. 40, 41, 44—48, Wit speelt en wint door: 3731, 4842, 27—22, 44—39 48x30 gedw.), 36—31, 32— 27, 50—44, 44—39, 40x7, 35x2! gew. stand. (Ontleend aan „De nieuwste damproble men"). - Vervolgens publiceeren wij een samen gestelde partij, welke voor beginnende damspelers een bijzondere oefening is om deze na te spelen en te trachten alle mo gelijkheden op te sporen. Partij N. 169. Wit (A) Zwart (B) 1. 32—28 18—23 2. 38—32 Op 2822 wint zwart een stuk. Op 37 32 verliest wit twee stukken 2. 17—21 3. 42—38 12—18 4. 31—27 Op 2822 wint zwart een stuk, op 3329 drie stukken. 4. 7—12 Op 2025 wint wit twee schijven. 5. 47—42 1—7 Op 2025 wint wit een stuk. 6. 37—31 12—17 7. 41—37 20—25 Op 2126 slaat wit naar dam op veld 1. Ook op 2024. 8. 31—26 Op 2722 kan wit een sohijf winnen, maar zwart wint deze weer terug. 8. 15—20 Op 712 wint wit een stuk. Ook op 812 of 1722, maar dan neemt zwart het weer terug. 9. 36—31 Op 3329 wint zwart en stuk. 9. 8—12. Op 2024 of 1015 gaat wit naar dam op veld 1; op 1722 wint wit twee stuk ken; op 7—12, gevolgd door 27—22 gelijk spel. 10. 33—29 Met 2822 kan wit een stuk winnen, dat echter weder verloren gaat. 10. 10—15 Op 1822 wint wit een stuk. 11. 3933. Op 2822 wint wit tijdelijk een stuk. 11. 4—10 Op 2024 gaat wit naar dam (veld 3) indien 510 wint wit op den duur een stuk. 12. 44—39 Op 2924 wint zwart drie stukken. 12. 2—8. Op 38 wint wit een schijf, op 2024 gaat wit naar dam op 3. 13. 49—44 Op 2822 wint zwart 1 stuk 13. 20—24 14 20x20 15x24 Met 3429 verliest zwart tijdelijk een schijf. 15. 25X34 16. 40X34 14x25 17. 39—34 Op 2822 wint zwart één of twee schij ven; op 4440 gaan voor wit twee schij ven verloren. 17. 9—14 18. 33—29 3—9 Op 1420 gaat wit naar dam (veld 4). 19. 38—33 10—15 Op 1420 gaat wit naar dam (veld 4), op 2530 wint wit een stuk. 20. 44—40 Op 2924 wint zwart drie schijven, op 4540 één. 20. 14—20 Op 1520 wint wit een stuk of gaat naar dam; op 2530 wint wit een stuk. 21. 42—38 Op 3530 wint zwart een schijf; ook op 34—30. 21. 5—10 Op 914 gaat wit ndar dam (veld 2). 22. 43—39 Op 914 gaat wit naar dam (veld 2). 22. 43—39 Op 3530 wint zwart een schijf, op 34 30 gaat zwart naar dam. 22. 10—14 Op 914 gaat wit naar dam (veld 5). 23. 48—43! Op 2924 wint wit een stuk, wordt door zwart teruggenomen; op 3530 gaan twee witte stukken verloren, op 2822 één. Zwart geeft op, want met spelen van 17, 18 of 19 gaan twee schijven verloren: op 2530 gaat wit naar dam (veld 3), op* 2024 eveneensnaar veld 3). In deze par tij komen een groot aantal type slagen voor en is het naspelen en het bestudee- ren der type-slagen overwaard. Tot slot publiceeren wij een combinatie van den wereldkampioen Maurice Rai- chenbach. Partij-fragment No. 170, 9 9 9 9 9 m 9 0 j>. M js ij|f! ft a| Stand is cijfers: Zwart: 7. 9, 12, 16, 19, 23. 27 en 31. Wit: 33, 34, 38, 41, 42, 47, 48 en 50. Wit forceerde op de volgende wijze schijf- winst of winst der partij. Wit (Raiohenbach) 4137 (3136) 37—31! (23—28) 33x22 (27x17) 34—29 (36x27) 29—23 (ad. lib) 38—32 (ad libitum) 42x4 en wint.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 11