^WOENSDAG 11 MAART 1936 DE LÜIDSCHE COURANT TWEEDE RLAD - PAG. BINNENLAND POLITIEKE ACTIVITEIT VAN BUITENLANDERS IN NEDERLAND. Voorwaarden, waaronder orga nisaties van Duitsche onderda nen hier te lande zijn toege laten, worden in de practijk niet voldoende nageleefd. REGEERING ZAL HET NOODIGE DOEN. Op de vraag van het Tweede Kamerlid den heer Goseling betreffende het nemen van maatregelen van Regeeringswege tot beëindiging van alle politieke activiteit van buitenlanders hier te lande hebben de hee- ren De Graeff en Van Schaik, ministers van Buiten landsche Zaken en van Justitie het volgende geantwoord: Gelijk in het kort werd uiteengezet in de Memorie van Antwoord op het Voorloo- pig Verslag der Tweede Kamer betreffen de het IVde Hoofdstuk van de Rijksbe- grooting voor 1935 heeft de Regeering reeds geruimen tend geleden haar standpunt ten aanzien van de organisaties van Duitsche onderdanen hier te lande heeft bepaald (voor zoover hier te lande vereenigingen van vreemdelingen van andere nationaliteit bestaan, hebben deze geen aanleiding tot bemoeiing gegeven). Dit standpunt brengt mede, dat in Nederland alleen worden toe gelaten naast elkaar staande plaatselijke vereenigingen van ingezetenen van Duit sche nationaliteit, welke noch onderling in hiërarchisch verband staan, noch in zulk verband staan tot een Duitsche centrale organisatie. Deze vereenigingen mogen geen partijnaam dragen en geen partij- of staat kundig karakter bezitten. Voorts is aan vreemdelingen op straffe van uitzetting verboden, zich op eenigerlei wijze in binnenlandsche politieke verhou dingen te mengen, naar buiten politiek ac tief te zijn en met name in dit verband pressie op eigen landgenooten uit te oefe nen. De ten deze door de Nederlandsche Regeering genomen maatregelen gaan der halve verder dan die, welke kort geleden door den Zwitsersehen Bondsraad zijn ge troffen en voor het oogenblik zich bepa len tot een verbod van een landelijke en van districtsleidingen der N. S. D. A. P. in Zwitserland. Aangezien, vooral in den laatsten tijd, uit ter beschikking gekomen gegevens geble ken is, dat de voorwaarden, waaronder or ganisaties van Duitsche onderdanen hier te lande zijn toegelaten, in de ptactijk door de betrokken vereenigingen niet voldoen de worden nageleefd, is van de zijde der Regeering reeds vóór het Zwitsersche in cident het noodige verricht en zal ter uit voering daarvan ook het noodige geschie den om aan dien ongewenschten toestand een einde te maken. ZAL BEPERKING VAN DEN VROUWENARBEID WORDEN INGEVOERD? Hooge Raad van Arbeid in kleine meerderheid voor verbod bene den 16 jaar. TEGEN WIJZIGING ZIEKTEWET. De Hooge Raad van Arbeid heeft Maan dag j.l. zijn 44e vergadering gehouden on der leiding van zijn voorzitter, prof. mr. P. J. M. Aalberse. In deze vergadering heeft de Raad aller eerst het bestaande presidium (bestaande uit prof. mr. P. J. M. Aalberse, voorzitter; H. P. Gelderman 'G.W.zn. en E. Kupers, plaatsvervangende voorzitters) voor de loopende zittingsperiode bij acclamatie herkozen. De Raad heeft vervolgens zijn advies vastgesteld met betrekking tot het voor ontwerp inzake de beperking van den ar beid van vrouwelijke arbeidskrachten. .De voornaamste principieele punten in dit ontwerp zijn het verbod van arbeid van meisjes beneden 16 jaar in fabrieken, werk plaatsen of kantoren behoudens uitzon deringen (artikel 2) en de mogelijkheid bepaalde soorten van arbeid in fabrieken, werkplaatsen of kantoren voor alle meis jes en vrouwen te verbieden (artikel 3). De kleinst mogelijke meerderheid van den Raad (20 tegen 19 stemmen) heeft zich uit gesproken voor eerstgenoemd beginsel, ter wijl over laatstgenoemd beginsel de stem men hebben gestaakt (20 tegen 20). De re dactie van artikel 3, zoo als in het voor ontwerp opgenomen, vond in den Raad geen meerderheid (15 stemmen voor, 24 stemmen tegen), evenmin als een gewijzig de redactie, welke door de commissie van prae-advies was voorgesteld (17 stemmen voor, 21 stemmen tegen). Een groote minderheid van den raad (14 tegen 25 stemmen) verklaarde zich voor stander van w-en verdergaande regeling, volgens welke overal waar dit zonder schade voor de totale werkgelegenheid zou kunnen geschieden, vrouwen en meisjes zouden moeten worden vervangen door mannen en jongens. Daarna heeft de raad zijn advies vast gesteld terzake van het voorontwerp van wet tot wijziging der Ziektewet, Ongeval lenwet 1921 en Land- en Tuinibouwonge- vallenwet 1922, Inhoudende de verlaging van het uitkeeringspercentage van 80 op 70. Een meerderheid van den raad (23 te gen 12 stemmen) heeft zich tegen dit voor ontwerp uitgesproken Tenslotte heeft de raad van gedachten gewisseld over een voorstel van Kupers en acht andere leden om te doen nagaan, of er aanleiding bestaat de vraag te doen on derzoeken, of ons land met een omvang rijke blijvende werkloosheid rekening zal hebben te houden en zoo ja, hoe groot de vermoedelijke omvang dezer werkloosheid zal zijn. De Raad droeg zijn voorzitter op, deze aangelegenheid in studie te nemen en even tueel in overleg met de plaatsvervangende Voorzitters nadere voorstellen te doen. HUISVROUW, MARGARINE EN STRAFRECHTER. Bekeurd wegens het zelf maken van margarine. Een huisvrouw, die uit plantenvet, sla olie, karnemelk e.d., overeenkomstig het advies van het. vanwege „Sociale Zaken" geredigeerde maandblad „De huishouding van nu", in haar keuken „margarine" had gemaakt voor eigen gebruik, is deswege bekeurd en zal voor den kantonrechter moeten verschijnen, omdat zij niet was aangesloten als georganiseerde bij de Zui- velcentrale en niet was toegelaten tot de groep margarinefabriekanten aldus weet het „Hbld." te berichten. STEUN AAN DE GROOTE BOEREN. Uitsluiting gToote bedrijven zou ruïneus voor werkgelegenheid zijn. In zijn memorie van antwoord aan de Eerste Kamer over de begrooting van Landbouw en Visscherij, deelt minister Deckers mede, dat concrete voorstellen om deelen der regeeringtaak aan de uit het vrije leven opgekomen organisaties of de door deze gestichte organen over te dra gen met ernst en welwillendheid door hem zullen worden onderzocht. De minister doet. mededeeling van de uitkomsten van een onderzoek dat is in gesteld omtrent de beteeken is van de steun aan de z.g. „groote" boeren, waar onder werden verstaan zij, die meer dan 50 H.A. cultuurgrond in eigendom exploi- teeren. Voor dit onderzoek is van een ze vental bedrijven elk bedrijf vormde het typische grootbedrijf van een bepaalde streek berekend hoe groot de totale steun is, welke de exploitanten daarvan ingevolge de landbouwcrisismaatregelen genieten en daarnaast het bedrag, dat zij in de vorm van directe steun als denatu- ratievergoedingen, uitkeeringen enz. ont vangen. Vastgesteld werd, dat men de totale steun per Hectare van de groote bedrijven gemiddeld op f 106 per H.A. cultuurgrond kon stellen en de directe steun op 86 per H.A., hetgeen, aannemende dat de bedrij ven boven 50 H.A. een gemiddelde om vang van 73 H.A. hebben, leidt tot een to tale steun per bedrijf van rond 7700 en tot een directe steun van 6300. Indien men zou besluiten, dat de „groo te" boeren niet meer voor steun in aan merking komen, kan zulks uiteraard alleen betrekking hebben op de directe steun. Gezien de bovengenoemde cijfers zou zulks met zich medebrengen, dat een groote boer, wil hij zijn bedrijf voortzetten, jaar lijks 3600 van zijn kapitaal moet intee- ren. Hierbij is uitgegaan van de veronder stelling, dat de tegenwoordige prijzen der producten met inbegrip van de steun de productiekosten dekken; voorzoover dit niet het geval is wordt het jaarlijksche verlies grooter. Op grond van berekeningen ten aanzien van de vermogenstoestand der landbou wers op 1 Mei 1932 en 1 Mei 1933 is nu kunnen worden vastgesteld, dat de groote boeren in ten hoogste tien jaar hun gehee- le vermogen zouden verliezen, Wanneer zij geen directe steun meer zouden ontvangen en toch genoopt zouden zijn hun bedrijf voort te zetten. Het wil den minister in het licht van de uitkomsten van dit onderzoek voorkomen, dat de uitsluiting van de groote bedrijven van de steun tot geen andere gevolgen zou leiden dan dat de eigenaren dezer be drijven hun bedrijven geheel of gedeelte lijk gingen verpachten aan minder goed gesitueerde landbouwers of hun gronden braak zouden laten liggen. Dat dit laatste van ruïneuzen invloed op de werkgelegen heid voor landarbeiders en op de instand houding van de productieve beteekenis van den bodem zou zijn, behoeft z.i. wel geen nader betoog. CONTINGENTEERING. Dinsdag is een Koninklijk Besluit ver schenen, waarbij de invoer van veevoeder- kooktoestellen wordt gecontingenteerd. Deze contingenteering zal negen maanden van kracht zijn (tot 1 December 1936). Het percentage van den toegestanen invoer is bepaald op vijf en twintig van den gemid delden invoer in het overeenkomstige tijd vak in 1934 en 1935. De Hilversmnsche architect Dudok naar Genève. Naar wij vernemen zal de Hilversumsche gemeente-architect, de heer W. M. Dudok zich morgen naar Genève begeven, waar hij ia uitgenoodigd als arbiter op te treden in een geschil ten aanzien van den bouw van het nieuwe Volkenbondspaleis. De ar chitecten van dit gebouw staan in deze kwestie tegenover de kantonale regeering van Genève. De heer Dudok moet Donderdag a.s. te Genève zijn, waar hij waarschijnlijk tot het begin van de volgende week ter bestu deering van deze kwestie zal verblijven. LUCHTVAART DE EERSTE NEDERLANDSCHE POU-DU- C1EL GEREED. Naar wij vernemen is de bouw van de eerste Nederlandsche Pou-du-Ciel, de FH- EDO, welke in het Marine-Etablissement aan de Groote Kattenburgerstraat te Am sterdam is gebouwd door den technischen leider, den heer E. J. D. Nagelgast, en zijn helpers, allen leden van de „Nederland sche Vereeniging ter Beoefening der Kleine Luchtvaart", thans voltooid. Zondag 15 Maart a.s. bestaat voor het publiek gelegenheid het toestel te bezichti gen, 's middags van 25 uur. In den loop van de volgende week gaat het toestel naar Schiphol voor het invliegen en het doen van de noodige proefvluchten voor het ver krijgen van het Bewijs van Luchtwaardig heid. Waarom sturen wij onze dochters naar de Middel bare School voor Meisjes Weldra staan vele ouders weer voor het probleem welk voortgezet onderwijs zij voor hun dochter moeten kiezen. Men vraagt zich af welk schoolprogram ma, welke schoolsfeer aan aard en aanleg der toekomstige leerling de beste ontwikke lingskansen biedt, zeker! Maar daarnaast wordt de vraag gesteld: Welk einddiploma verleent mijn kind „rechten", die haar ruim gelegenheid tot verder opleiding openstel len of haar een voorsprong zullen geven bij het zoeken van een werkkring. En het antwoord op de tweede vraag geeft gewoonlijk den doorslag, al moet dan ook vaak de gelegenheid tot rustige, har monische ontwikkeling aan de zoogenaam de „betere" levenskans worden opgeofferd. Het is tot weinigen doorgedrongen, dat in Februari 1935 de Minister van Onderwijs het Leerplan en het Eindexamen voor de Middelbare School voor Meisjes heeft ge regeld en aan het Einddiploma rechten heeft toegekend. Hiermee is een stille, maar be langrijke revolutie in deze tak van het M. O. voltrokken. Immers tot onderwijs leidde oorspronkelijk slechts tot een getuigschrift, dat weliswaar, dank zij den goeden naam dezer scholen, maatschappelijk werd ge waardeerd als bewijs van degelijke alge- meene ontwikkeling, maar dat geenerlei of- ficieele beteekenis had. Thans geeft het Einddiploma niet alleen „voorrechten" maar tevens „rechten". Eenige der belangrijkste bevoegdheden zijn: a. bevoegdheid tot het afleggen van de examens ter verkrijging van de akten van bekwaamheid voor Middelbaar Onderwijs (art. 68 der middelb.-ondewijswet); b. vrijstelling van het examen in de vier moderne talen en geschiedenis bij het Staatsexamen (art. 12 der hooger-onder- wijswet) c. vrijstelling van het examen in de vier moderne talen, de aardrijkskunde en de ge schiedenis bij het extraneï-examen (art. 55, 2de lid der middelb.-onderwijswet) en na toelating tot de 4de, respectievelijk tot de 5de klasse: bevoegdheid examen af te leggen voor de nijverheidsakten N-a-z, resp. NV-XIX. Met name de ender b en c genoemde be voegdheden houden de officieele erkenning in, dat het onderwijs in de moderne talen, de Geschiedenis, de Aardrijkskunde min stens gelijk is te stellen met het onderwijs in die vakken gegeven op Gymnasium en H.B.S., terwijl de onder a genoemde be voegdheid de officieele erkenning inhoudt, dat de algemeene vorming op de M.M.S. een voldoende basis is voor de studie van de Middelbare Akten. Met deze erkenning is praktisch en ideëel de M.M.S. op een hooger niveau gesteld. Immers de leerlingen, die na dit vijfjarig onderwijs universitaire studie begeeren, be hoeven zich nu alleen verder te bekwamen in die vakken, die op de M.M.S. niet of vol gens eenvoudiger programma worden on derwezen. Een reeks van vakken behoeft dus niet, als vroeger, gedurende hun studie voor Staatsexamen of Eindexamen H.B.S. te worden „bijgehouden". Ideëel is deze geldigheid van het Eind diploma voor genoemde vakken van groot belang, omdat daarmede officieel is uitge sproken, dat het onderwijs der M.M.S. naar doelstelling en methode Middelbaar Onder wijs is. Met andere woorden, het aanbren gen van kennis en, voorzoover het de talen betreft, van vaardigheid vormt slechts een deel van het beoogde doel. Tot begrip van den samenhang der gedoceerde leerstof, in zicht in de cultuur van eigen tijd als een ge heel en van haar groei uit de historie, moet de aangebrachte kennis het middel zijn. En wat de methode betreft, de docenten, voor wie de Middelbare bevoegdheid ver plicht is, zijn èn uit den aard van him eigen opleiding èn door de aan het onderwijs ge stelde eischen aangewezen op dien vorm van onderwijs, die van den aanvang af ken nisvermeerdering met zelfstandige toepas sing van het geleerde in nauwer samen hang brengt. Elk leervak moet dienstbaar worden gemaakt aan die geestelijke disci pline, die tot zelfstandig denken en oor- deelen opvoedt, dde de leerlingen in staat stelt op den grondslag van het ontvangen onderwijs zich verder te ontwikkelen tot menschen, die het cultuurleven van hun tijd in meerder of minder intensiviteit, maar in elk geval persoonlijk kunnen mee leven. Hiermede is natuurlijk niet gezegd, dat elke leerling, die door toegewijd werken het Einddiploma verwerft, kan geacht wor den de doelstelling geheel te hebben ver werkelijkt en de methode zich volkomen te hebben ten nutte gemaakt. Het blijft, als bij alle onderwijs, een kwestie van meer der of minder benaderen van het gestelde doel. Met het bovenstaande is slechts be doeld duidelijk te maken, hoe en waarom het onderwijs aan de M. M. S. zoowel onder de oude als onder de nieuwe regeling, het typisch karakter van Middelbaar Onderwijs vertoont. Met het bovenstaande is echter nog niet het karakter van dit onderwijs volledig ge kenschetst. Het Is n.l. Middelbaar Onder wijs voor Meisjes. Van den aanvang af is getracht in het programma voor dit onder wijs deze laatste karaktertrek zuiver te stellen. Begrepen is, dat hier aan een diep liggende eisch moest worden voldaan, dat het niet voldoende was een vak als Hand werken aan het programma toe te voegen en een ruimer aantal uren voor de Talen vast te stellen, waardoor meer tijd voor literatuuronderwijs vrijkwam. De opstelling nu der „ministerieele voor waarde" waaraan de M.M.S. moet voldoen om het nieuwe Einddiploma te mogen uit reiken, berust o.L op deze tweevoudige grondgedachte: het onderwijs moet in den vollen zin van het woord Middelbaar On derwijs zijn; het onderwijs moet als on derwijs voor Meisjes een geheel eigen ka rakter dragen. In verband hiermee is de onderlinge ver houding der leervakken uitgedrukt in het verplichte aantal lesuren en in de voorge schreven leerstof, anders dan in het H.B.S.- programma. Taal- en literatuur-onderwijs neemt een centrale plaats in. Aan vakken als Teeke nen, Kunstgeschiedenis, Handwerken moet voldoende ruimte worden gegeven. Ook is men uitgegaan van deze leidende gedachte: het onderwijs aan de M.M.S. moet zijn eindonderwijs. Dit wil zeggen: ondanks de rechten, aan het Einddiploma verbon den, is de M.M.S. er verre van een oplei dingsschool te zijn voor bepaalde vakken of werkkringen. Doel blijft algemeen vor mend onderwijs, op grond waarvan meisjes van voldoende aanleg zich tot ontwikkelde en beschaafde vrouwen kunnen ontplooien, die in hun werkkring en niet minder als vrouwen en moeders hun levenstaak vruchtbaar kunnen vervullen. Bovendien is een eerste schrede gezet in de richting van meerdere differentiatie in de hoogere klassen. Voor elk vak is een minimum-aantal lesuren vastgesteld, die dus in elke school gegeven en door alle leer lingen gevolgd moeten worden. Het geheele aantal verplichte schooluren overtreft het aantal verplichte lesuren, zoodat een zekere vrijheid overblijft voor elk gemeentebe stuur en elk schoolbestuur om naar om standigheden deze uren een bestemming te geven. Daarnaast is er, in bescheiden ma te, gelegenheid enkele lessen in de 4e en 5e klasse facultatief te stellen. In deze soepeler regeling ligt de moge lijkheid tot een ontwikkeling, die onderwijs, naar de bijzondere geaardheid der vrouwe lijke ontwikkeling, naar de bijzondere om standigheden van stad en streek, naar de bijzondere behoeften van bepaalde tijdsom standigheden mogelijk maakt, zonder dat de gemeenschappelijke grondslag, de een heid van de M.M.S. in het geheele land wordt aangetast. Samenvattend mogen wij dus met dank baarheid oonstateeren, dat naar tiwee zij den, zonder ingrijpende verandering, een groote verbetering is bereikt In de eerste plaats is de M.M.S. geworden, wat men po pulair pleegt te noemen: een school met rechten. In de tweede plaats is eenige meerdere vrijheid om in de hoogere klas sen aan den persoonlijken aanleg der leer lingen tegemoet te komen bereikt Deze scholen, al of niet verbonden met een afdeeling H.B.S. met 6-j. cursus of een gymnasiale afdeeling zij gevestigd in: Amsterdam, Arnhem, Bloemendaal, Deven ter, Groningen, Haarlem, Hilversum, Den Haag, Leiden, Leeuwarden, Nijmegen, Rot terdam en Utrecht. Het bestuur van de Vereeniging van Directrices en Directeuren van Scholen voor Middebaar en Voorbereidend Hooger Onderwijs voor Meisjes, Voorz.: Mej. dr. I. M. GRAFTDUK. Ond.-Voorz.: Mej. Y. J. M. STEIJNS. Seer.: Mej. W. G. KERNKAMP. De toezending en plaatsing van boven staand artikel is ons een welkome aanlei ding, om mede te deelen, dat er reeds sinds eenigen tijd besprekingen worden gevoerd, om ook in Leiden tot een Katholieke Middelbare Meisjesschool te geraken (Den Haag heeft zulk een school, als onderdeel van het R.K. Lyceum voor Meisjes). NED. OOST-INDIE NAWEEëN VAN DE GEWORPEN BOM. Op de „Zeven Provinciën'*. Men zal zich herinneren, dat bij de dem ping van de muiterij op de „Zeven Pro vinciën" het werpen van een bom op den voorsteven van het multerschip een groote rol heeft gespeeld. Deze bom werd gewor pen door den officier-vlieger Coppers. Dezer dagen heeft de officier-vlieger Cop pers in een interview met de „Indische Courant" medegedeeld, dat hij ontslag heeft genomen uit den militairen dienst en naar Holland zou repatxieeren, omdat hem het leven door zijn superieuren onaangenaam werd gemaakt in verband met de bom-af faire en dat hij ervan overtuigd was, nim mer eenige promotie te zullen kunnen ma ken. Vlak daarop kwam het bericht, dat de heer Coppers, die met de „Marnix" naar Holland zou terugkeeren, zijn vertrek had moeten uitstellen, welk uitstel het gevolg bleek te zijn van een vier-daagsoh arrest, hem opgelegd naar aanleiding van het bo vengenoemde interview. Verschillende Indische bladen zijn over dezen maatregel der marine-autoriteiten niets te spreken. De „Indische Courant" vreest, dat de ma rineleiding een stap heeft gedaan, welke zij beter had kunnen nalaten. In de „Locomotief' en het „Nieuws van den Dag" schreef de heer De Keizer onder het opschrift „Gestrafte Daad" een hoofd artikel, waaraan het volgende ontleend is: „....Maar schrijnend blijft dit: de man, een der weinigen onder de jon gere officieren, die wel een daad aan durfde; de man, die geheel Indië met die daad een onschatbaren dienst bewees, die man kreeg in de marine lof noch dank, hij ver klaart, dat men hem het leven ondraag lijk maakt en hy verlaat maar liever den vlootdienst. en om hem voor die mededeelingen te KERKNIEUWS MGR. J. P. HUIBERS TE GOUDA. Haarlem's Bisschop, Z.H.Exc. Mgr. P. J. Huibers, die tot en met a.s. Vrijdag in het dekenaat Gouda vertoeft voor de toedie ning van het H. Vormsel, is gisteravond door katholiek Gouda op hartelijke en van aanhankelijkheid en eerbied getuigen de wijze ontvangen. Deze begroeting droeg een des te hartelijker karakter, omdat de ouders van den Bisschop vele jaren in deze stad woonden en ook Mgr. een deel van Zijn jeugd hier doorbracht. Van talrijke woningen op den Kleiweg en de Hoogstraat wapperde de vlag en enorm groot was de belangstelling, toen om half acht de auto met den Bisschop voor de pastorie van de dekenale kerk arriveerde. Leden van de Graal en Jonge Wachters van de beide parochieën stonden op deze plaats met hun vlaggen als een eerewacht opgesteld. Mgr. was in gezelschap van Zijn secretaris, den zeerWrw. heer F. J. Bank en den hoog- eerw. heer deken B. M. J. van Rooy. Een driewerf enthousiast hoera van het publiek beantwoordde de Bisschop met een dan kend gebaar. In de kerk van O.L. Vrouw Hemelvaart celebreerde Mgr. kort na Zijn aankomst een pontificaal Lof. De kerk was geheel met geloovigen gevuld. Door een haag van Graalleden en Jonge Wachters schreed de Bisschop zegenend naar het Hoogaltaar, dat eenvoudig was versierd. Bij het Lof werd Mgr. geassisteerd door deken van Rooy als diaconus ad latus, secretaris Bank en kapelaan Greitemann als ceremoniarii, rector E. Tesser als ad baculum en kape laan Stroek uit Boskoop als ad mitram. Op het priesterkoor bev-onden zich pastoor P. J. A. de Graaf O.F.M. en de verdere geestelijkheid van de stad. Onder het Lof hield de Bisschop een in drukwekkende toespraak. Nu ik, zeide Mgr., door de onbegrijpelijke Voorzienig heid Gods en door Zijn onuitputtelijke goedheid verheven ben tot Bisschop van het Haarlemsch diocees, kan ik nauwelijks mijn ontroering bedwingen, nu ik door u in zoo'n grooten getale en met zooveel har telijke liefde ontvangen ben in dit kerk gebouw, dat zooveel herinneringen voor mij bewaart. Immers, in de dagen van mijn jeugd, heb ik mij hier door gebed mogen voorbereiden tot het H. Priesterschap Op ditzelfde altaar heb ik mijn eerste plechtig Offer mogen opdragen, terwijl velen van her., die nu aanwezig zijn, ook toen daarbij tegenwoordig waren. Ik had het geluk, dat mijn goede ouders onder u vertoefden en door uw goed voorbeeld dagelijks gesticht werden. Ik dank den goeden God voor den zegen en de genade, die ik. in deze kerk heb gekregen. Een woord van persoonlij ken dank wil ik nog tot u richten. Bij mijn benoeming en wijding hebt gij niet alleen zooals de andere diocesanen voor mij ge beden, maar ook de nagedachtenis geëerd van hen, die mij bijzonder dierbaar wa ren en trouwe bezoekers van deze kerk waren. Nu kom ik tot u als Gods werk tuig om u te heiligen. De gave van den H. Geest, Die bij de bisschopswijding over mij is neergedaald, kom ik u brengen. Na deze treffende predikatie gaf de Bis- schor den Pauselijken zegen. Het lof werd besloten met het zingen van het lied van Maria, de Moeder van Altijddurenden Bij stand. Vandaag heeft Mgr. het H. Vormsel toe gediend In de drie kerken te Gouda en in Moordrecht en Nieuwer kerk, terwijl de Bisschop morgen vormt in Haastrecht, Waddinxveen, Boskoop en Reeu- wijk en Vrijdag in Schoonhoven, Oudewa ter en Woerd e.n. straffen, laat men dezen officier nog gauw even de vernedering ondergaan door hem van boord te halen, zijn boot te doen missen en hem „vier dagen" te laten opknappen. Dit is dan het afscheid van Indië, het af scheid van onze vloot, het afscheid van den landsdienst, dat bereid wordt aan: den man die den moed had. Een pijnlijk, beschamend en miserabel slot". Een geheel ander geluid doet de „Java Bode" hooren. Dit blad schrijft: „Zijn mededeeling: dat hem door 'zijn chefs het leven, naar aanleiding van den treffer, onaangenaam werd gemaakt, is een beleediging zijner superieuren, wijl hij hen doodverft als karakterlooze en onbetrouw bare lieden, daar immers in alle regionen der marine is gezegd: dat de werper der boon hiervan geen onaangename gevolgen zou ondervinden. Zoo is hij zeer ten rechte gestraft. Hij stichtte nog extra-kwaad, door bij het pu bliek den indruk te vestigen, dat thans ma rineautoriteiten zoo gedegenereerde perso nen kunnen zijn, dat zij de strenge uitstam- pin£ van een schandelijk muitersbedrijf niet geheel zouden toejuichen". Hallo kerel, raad 'r eens, wie er ach ter je staat!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 7