^WOENSDAG 11 MAART 1936
DE LÜIDSCHE COURANT
TWEEDE RLAD - PAG.
BINNENLAND
POLITIEKE ACTIVITEIT VAN
BUITENLANDERS IN
NEDERLAND.
Voorwaarden, waaronder orga
nisaties van Duitsche onderda
nen hier te lande zijn toege
laten, worden in de practijk niet
voldoende nageleefd.
REGEERING ZAL HET
NOODIGE DOEN.
Op de vraag van het Tweede Kamerlid
den heer Goseling betreffende het nemen
van maatregelen van Regeeringswege tot
beëindiging van alle politieke activiteit van
buitenlanders hier te lande hebben de hee-
ren De Graeff en Van Schaik, ministers
van Buiten landsche Zaken en van Justitie
het volgende geantwoord:
Gelijk in het kort werd uiteengezet in
de Memorie van Antwoord op het Voorloo-
pig Verslag der Tweede Kamer betreffen
de het IVde Hoofdstuk van de Rijksbe-
grooting voor 1935 heeft de Regeering reeds
geruimen tend geleden haar standpunt ten
aanzien van de organisaties van Duitsche
onderdanen hier te lande heeft bepaald
(voor zoover hier te lande vereenigingen
van vreemdelingen van andere nationaliteit
bestaan, hebben deze geen aanleiding tot
bemoeiing gegeven). Dit standpunt brengt
mede, dat in Nederland alleen worden toe
gelaten naast elkaar staande plaatselijke
vereenigingen van ingezetenen van Duit
sche nationaliteit, welke noch onderling in
hiërarchisch verband staan, noch in zulk
verband staan tot een Duitsche centrale
organisatie. Deze vereenigingen mogen geen
partijnaam dragen en geen partij- of staat
kundig karakter bezitten.
Voorts is aan vreemdelingen op straffe
van uitzetting verboden, zich op eenigerlei
wijze in binnenlandsche politieke verhou
dingen te mengen, naar buiten politiek ac
tief te zijn en met name in dit verband
pressie op eigen landgenooten uit te oefe
nen. De ten deze door de Nederlandsche
Regeering genomen maatregelen gaan der
halve verder dan die, welke kort geleden
door den Zwitsersehen Bondsraad zijn ge
troffen en voor het oogenblik zich bepa
len tot een verbod van een landelijke en
van districtsleidingen der N. S. D. A. P. in
Zwitserland.
Aangezien, vooral in den laatsten tijd, uit
ter beschikking gekomen gegevens geble
ken is, dat de voorwaarden, waaronder or
ganisaties van Duitsche onderdanen hier
te lande zijn toegelaten, in de ptactijk door
de betrokken vereenigingen niet voldoen
de worden nageleefd, is van de zijde der
Regeering reeds vóór het Zwitsersche in
cident het noodige verricht en zal ter uit
voering daarvan ook het noodige geschie
den om aan dien ongewenschten toestand
een einde te maken.
ZAL BEPERKING VAN DEN
VROUWENARBEID WORDEN
INGEVOERD?
Hooge Raad van Arbeid in kleine
meerderheid voor verbod bene
den 16 jaar.
TEGEN WIJZIGING
ZIEKTEWET.
De Hooge Raad van Arbeid heeft Maan
dag j.l. zijn 44e vergadering gehouden on
der leiding van zijn voorzitter, prof. mr.
P. J. M. Aalberse.
In deze vergadering heeft de Raad aller
eerst het bestaande presidium (bestaande
uit prof. mr. P. J. M. Aalberse, voorzitter;
H. P. Gelderman 'G.W.zn. en E. Kupers,
plaatsvervangende voorzitters) voor de
loopende zittingsperiode bij acclamatie
herkozen.
De Raad heeft vervolgens zijn advies
vastgesteld met betrekking tot het voor
ontwerp inzake de beperking van den ar
beid van vrouwelijke arbeidskrachten. .De
voornaamste principieele punten in dit
ontwerp zijn het verbod van arbeid van
meisjes beneden 16 jaar in fabrieken, werk
plaatsen of kantoren behoudens uitzon
deringen (artikel 2) en de mogelijkheid
bepaalde soorten van arbeid in fabrieken,
werkplaatsen of kantoren voor alle meis
jes en vrouwen te verbieden (artikel 3).
De kleinst mogelijke meerderheid van den
Raad (20 tegen 19 stemmen) heeft zich uit
gesproken voor eerstgenoemd beginsel, ter
wijl over laatstgenoemd beginsel de stem
men hebben gestaakt (20 tegen 20). De re
dactie van artikel 3, zoo als in het voor
ontwerp opgenomen, vond in den Raad
geen meerderheid (15 stemmen voor, 24
stemmen tegen), evenmin als een gewijzig
de redactie, welke door de commissie van
prae-advies was voorgesteld (17 stemmen
voor, 21 stemmen tegen).
Een groote minderheid van den raad (14
tegen 25 stemmen) verklaarde zich voor
stander van w-en verdergaande regeling,
volgens welke overal waar dit zonder
schade voor de totale werkgelegenheid zou
kunnen geschieden, vrouwen en meisjes
zouden moeten worden vervangen door
mannen en jongens.
Daarna heeft de raad zijn advies vast
gesteld terzake van het voorontwerp van
wet tot wijziging der Ziektewet, Ongeval
lenwet 1921 en Land- en Tuinibouwonge-
vallenwet 1922, Inhoudende de verlaging
van het uitkeeringspercentage van 80 op
70. Een meerderheid van den raad (23 te
gen 12 stemmen) heeft zich tegen dit voor
ontwerp uitgesproken
Tenslotte heeft de raad van gedachten
gewisseld over een voorstel van Kupers en
acht andere leden om te doen nagaan, of
er aanleiding bestaat de vraag te doen on
derzoeken, of ons land met een omvang
rijke blijvende werkloosheid rekening zal
hebben te houden en zoo ja, hoe groot de
vermoedelijke omvang dezer werkloosheid
zal zijn.
De Raad droeg zijn voorzitter op, deze
aangelegenheid in studie te nemen en even
tueel in overleg met de plaatsvervangende
Voorzitters nadere voorstellen te doen.
HUISVROUW, MARGARINE EN
STRAFRECHTER.
Bekeurd wegens het zelf maken van
margarine.
Een huisvrouw, die uit plantenvet, sla
olie, karnemelk e.d., overeenkomstig het
advies van het. vanwege „Sociale Zaken"
geredigeerde maandblad „De huishouding
van nu", in haar keuken „margarine" had
gemaakt voor eigen gebruik, is deswege
bekeurd en zal voor den kantonrechter
moeten verschijnen, omdat zij niet was
aangesloten als georganiseerde bij de Zui-
velcentrale en niet was toegelaten tot de
groep margarinefabriekanten aldus weet
het „Hbld." te berichten.
STEUN AAN DE GROOTE BOEREN.
Uitsluiting gToote bedrijven zou ruïneus
voor werkgelegenheid zijn.
In zijn memorie van antwoord aan de
Eerste Kamer over de begrooting van
Landbouw en Visscherij, deelt minister
Deckers mede, dat concrete voorstellen om
deelen der regeeringtaak aan de uit het
vrije leven opgekomen organisaties of de
door deze gestichte organen over te dra
gen met ernst en welwillendheid door hem
zullen worden onderzocht.
De minister doet. mededeeling van de
uitkomsten van een onderzoek dat is in
gesteld omtrent de beteeken is van de
steun aan de z.g. „groote" boeren, waar
onder werden verstaan zij, die meer dan
50 H.A. cultuurgrond in eigendom exploi-
teeren. Voor dit onderzoek is van een ze
vental bedrijven elk bedrijf vormde het
typische grootbedrijf van een bepaalde
streek berekend hoe groot de totale
steun is, welke de exploitanten daarvan
ingevolge de landbouwcrisismaatregelen
genieten en daarnaast het bedrag, dat zij
in de vorm van directe steun als denatu-
ratievergoedingen, uitkeeringen enz. ont
vangen.
Vastgesteld werd, dat men de totale
steun per Hectare van de groote bedrijven
gemiddeld op f 106 per H.A. cultuurgrond
kon stellen en de directe steun op 86 per
H.A., hetgeen, aannemende dat de bedrij
ven boven 50 H.A. een gemiddelde om
vang van 73 H.A. hebben, leidt tot een to
tale steun per bedrijf van rond 7700 en
tot een directe steun van 6300.
Indien men zou besluiten, dat de „groo
te" boeren niet meer voor steun in aan
merking komen, kan zulks uiteraard alleen
betrekking hebben op de directe steun.
Gezien de bovengenoemde cijfers zou zulks
met zich medebrengen, dat een groote
boer, wil hij zijn bedrijf voortzetten, jaar
lijks 3600 van zijn kapitaal moet intee-
ren. Hierbij is uitgegaan van de veronder
stelling, dat de tegenwoordige prijzen der
producten met inbegrip van de steun de
productiekosten dekken; voorzoover dit
niet het geval is wordt het jaarlijksche
verlies grooter.
Op grond van berekeningen ten aanzien
van de vermogenstoestand der landbou
wers op 1 Mei 1932 en 1 Mei 1933 is nu
kunnen worden vastgesteld, dat de groote
boeren in ten hoogste tien jaar hun gehee-
le vermogen zouden verliezen, Wanneer zij
geen directe steun meer zouden ontvangen
en toch genoopt zouden zijn hun bedrijf
voort te zetten.
Het wil den minister in het licht van de
uitkomsten van dit onderzoek voorkomen,
dat de uitsluiting van de groote bedrijven
van de steun tot geen andere gevolgen
zou leiden dan dat de eigenaren dezer be
drijven hun bedrijven geheel of gedeelte
lijk gingen verpachten aan minder goed
gesitueerde landbouwers of hun gronden
braak zouden laten liggen. Dat dit laatste
van ruïneuzen invloed op de werkgelegen
heid voor landarbeiders en op de instand
houding van de productieve beteekenis
van den bodem zou zijn, behoeft z.i. wel
geen nader betoog.
CONTINGENTEERING.
Dinsdag is een Koninklijk Besluit ver
schenen, waarbij de invoer van veevoeder-
kooktoestellen wordt gecontingenteerd.
Deze contingenteering zal negen maanden
van kracht zijn (tot 1 December 1936). Het
percentage van den toegestanen invoer is
bepaald op vijf en twintig van den gemid
delden invoer in het overeenkomstige tijd
vak in 1934 en 1935.
De Hilversmnsche architect Dudok
naar Genève.
Naar wij vernemen zal de Hilversumsche
gemeente-architect, de heer W. M. Dudok
zich morgen naar Genève begeven, waar
hij ia uitgenoodigd als arbiter op te treden
in een geschil ten aanzien van den bouw
van het nieuwe Volkenbondspaleis. De ar
chitecten van dit gebouw staan in deze
kwestie tegenover de kantonale regeering
van Genève.
De heer Dudok moet Donderdag a.s. te
Genève zijn, waar hij waarschijnlijk tot
het begin van de volgende week ter bestu
deering van deze kwestie zal verblijven.
LUCHTVAART
DE EERSTE NEDERLANDSCHE POU-DU-
C1EL GEREED.
Naar wij vernemen is de bouw van de
eerste Nederlandsche Pou-du-Ciel, de FH-
EDO, welke in het Marine-Etablissement
aan de Groote Kattenburgerstraat te Am
sterdam is gebouwd door den technischen
leider, den heer E. J. D. Nagelgast, en zijn
helpers, allen leden van de „Nederland
sche Vereeniging ter Beoefening der Kleine
Luchtvaart", thans voltooid.
Zondag 15 Maart a.s. bestaat voor het
publiek gelegenheid het toestel te bezichti
gen, 's middags van 25 uur. In den loop
van de volgende week gaat het toestel naar
Schiphol voor het invliegen en het doen
van de noodige proefvluchten voor het ver
krijgen van het Bewijs van Luchtwaardig
heid.
Waarom sturen wij onze
dochters naar de Middel
bare School voor Meisjes
Weldra staan vele ouders weer voor het
probleem welk voortgezet onderwijs zij
voor hun dochter moeten kiezen.
Men vraagt zich af welk schoolprogram
ma, welke schoolsfeer aan aard en aanleg
der toekomstige leerling de beste ontwikke
lingskansen biedt, zeker! Maar daarnaast
wordt de vraag gesteld: Welk einddiploma
verleent mijn kind „rechten", die haar ruim
gelegenheid tot verder opleiding openstel
len of haar een voorsprong zullen geven bij
het zoeken van een werkkring.
En het antwoord op de tweede vraag
geeft gewoonlijk den doorslag, al moet dan
ook vaak de gelegenheid tot rustige, har
monische ontwikkeling aan de zoogenaam
de „betere" levenskans worden opgeofferd.
Het is tot weinigen doorgedrongen, dat
in Februari 1935 de Minister van Onderwijs
het Leerplan en het Eindexamen voor de
Middelbare School voor Meisjes heeft ge
regeld en aan het Einddiploma rechten heeft
toegekend. Hiermee is een stille, maar be
langrijke revolutie in deze tak van het M.
O. voltrokken. Immers tot onderwijs leidde
oorspronkelijk slechts tot een getuigschrift,
dat weliswaar, dank zij den goeden naam
dezer scholen, maatschappelijk werd ge
waardeerd als bewijs van degelijke alge-
meene ontwikkeling, maar dat geenerlei of-
ficieele beteekenis had. Thans geeft het
Einddiploma niet alleen „voorrechten"
maar tevens „rechten".
Eenige der belangrijkste bevoegdheden
zijn:
a. bevoegdheid tot het afleggen van de
examens ter verkrijging van de akten van
bekwaamheid voor Middelbaar Onderwijs
(art. 68 der middelb.-ondewijswet);
b. vrijstelling van het examen in de vier
moderne talen en geschiedenis bij het
Staatsexamen (art. 12 der hooger-onder-
wijswet)
c. vrijstelling van het examen in de vier
moderne talen, de aardrijkskunde en de ge
schiedenis bij het extraneï-examen (art. 55,
2de lid der middelb.-onderwijswet)
en na toelating tot de 4de, respectievelijk
tot de 5de klasse:
bevoegdheid examen af te leggen voor
de nijverheidsakten N-a-z, resp. NV-XIX.
Met name de ender b en c genoemde be
voegdheden houden de officieele erkenning
in, dat het onderwijs in de moderne talen,
de Geschiedenis, de Aardrijkskunde min
stens gelijk is te stellen met het onderwijs
in die vakken gegeven op Gymnasium en
H.B.S., terwijl de onder a genoemde be
voegdheid de officieele erkenning inhoudt,
dat de algemeene vorming op de M.M.S. een
voldoende basis is voor de studie van de
Middelbare Akten.
Met deze erkenning is praktisch en ideëel
de M.M.S. op een hooger niveau gesteld.
Immers de leerlingen, die na dit vijfjarig
onderwijs universitaire studie begeeren, be
hoeven zich nu alleen verder te bekwamen
in die vakken, die op de M.M.S. niet of vol
gens eenvoudiger programma worden on
derwezen. Een reeks van vakken behoeft
dus niet, als vroeger, gedurende hun studie
voor Staatsexamen of Eindexamen H.B.S.
te worden „bijgehouden".
Ideëel is deze geldigheid van het Eind
diploma voor genoemde vakken van groot
belang, omdat daarmede officieel is uitge
sproken, dat het onderwijs der M.M.S. naar
doelstelling en methode Middelbaar Onder
wijs is. Met andere woorden, het aanbren
gen van kennis en, voorzoover het de talen
betreft, van vaardigheid vormt slechts een
deel van het beoogde doel. Tot begrip van
den samenhang der gedoceerde leerstof, in
zicht in de cultuur van eigen tijd als een ge
heel en van haar groei uit de historie, moet
de aangebrachte kennis het middel zijn.
En wat de methode betreft, de docenten,
voor wie de Middelbare bevoegdheid ver
plicht is, zijn èn uit den aard van him eigen
opleiding èn door de aan het onderwijs ge
stelde eischen aangewezen op dien vorm
van onderwijs, die van den aanvang af ken
nisvermeerdering met zelfstandige toepas
sing van het geleerde in nauwer samen
hang brengt. Elk leervak moet dienstbaar
worden gemaakt aan die geestelijke disci
pline, die tot zelfstandig denken en oor-
deelen opvoedt, dde de leerlingen in staat
stelt op den grondslag van het ontvangen
onderwijs zich verder te ontwikkelen tot
menschen, die het cultuurleven van hun
tijd in meerder of minder intensiviteit,
maar in elk geval persoonlijk kunnen mee
leven.
Hiermede is natuurlijk niet gezegd, dat
elke leerling, die door toegewijd werken
het Einddiploma verwerft, kan geacht wor
den de doelstelling geheel te hebben ver
werkelijkt en de methode zich volkomen
te hebben ten nutte gemaakt. Het blijft,
als bij alle onderwijs, een kwestie van meer
der of minder benaderen van het gestelde
doel. Met het bovenstaande is slechts be
doeld duidelijk te maken, hoe en waarom
het onderwijs aan de M. M. S. zoowel onder
de oude als onder de nieuwe regeling, het
typisch karakter van Middelbaar Onderwijs
vertoont.
Met het bovenstaande is echter nog niet
het karakter van dit onderwijs volledig ge
kenschetst. Het Is n.l. Middelbaar Onder
wijs voor Meisjes. Van den aanvang af is
getracht in het programma voor dit onder
wijs deze laatste karaktertrek zuiver te
stellen. Begrepen is, dat hier aan een diep
liggende eisch moest worden voldaan, dat
het niet voldoende was een vak als Hand
werken aan het programma toe te voegen
en een ruimer aantal uren voor de Talen
vast te stellen, waardoor meer tijd voor
literatuuronderwijs vrijkwam.
De opstelling nu der „ministerieele voor
waarde" waaraan de M.M.S. moet voldoen
om het nieuwe Einddiploma te mogen uit
reiken, berust o.L op deze tweevoudige
grondgedachte: het onderwijs moet in den
vollen zin van het woord Middelbaar On
derwijs zijn; het onderwijs moet als on
derwijs voor Meisjes een geheel eigen ka
rakter dragen.
In verband hiermee is de onderlinge ver
houding der leervakken uitgedrukt in het
verplichte aantal lesuren en in de voorge
schreven leerstof, anders dan in het H.B.S.-
programma.
Taal- en literatuur-onderwijs neemt een
centrale plaats in. Aan vakken als Teeke
nen, Kunstgeschiedenis, Handwerken moet
voldoende ruimte worden gegeven.
Ook is men uitgegaan van deze leidende
gedachte: het onderwijs aan de M.M.S. moet
zijn eindonderwijs. Dit wil zeggen: ondanks
de rechten, aan het Einddiploma verbon
den, is de M.M.S. er verre van een oplei
dingsschool te zijn voor bepaalde vakken
of werkkringen. Doel blijft algemeen vor
mend onderwijs, op grond waarvan meisjes
van voldoende aanleg zich tot ontwikkelde
en beschaafde vrouwen kunnen ontplooien,
die in hun werkkring en niet minder als
vrouwen en moeders hun levenstaak
vruchtbaar kunnen vervullen.
Bovendien is een eerste schrede gezet in
de richting van meerdere differentiatie in
de hoogere klassen. Voor elk vak is een
minimum-aantal lesuren vastgesteld, die dus
in elke school gegeven en door alle leer
lingen gevolgd moeten worden. Het geheele
aantal verplichte schooluren overtreft het
aantal verplichte lesuren, zoodat een zekere
vrijheid overblijft voor elk gemeentebe
stuur en elk schoolbestuur om naar om
standigheden deze uren een bestemming te
geven. Daarnaast is er, in bescheiden ma
te, gelegenheid enkele lessen in de 4e en 5e
klasse facultatief te stellen.
In deze soepeler regeling ligt de moge
lijkheid tot een ontwikkeling, die onderwijs,
naar de bijzondere geaardheid der vrouwe
lijke ontwikkeling, naar de bijzondere om
standigheden van stad en streek, naar de
bijzondere behoeften van bepaalde tijdsom
standigheden mogelijk maakt, zonder dat
de gemeenschappelijke grondslag, de een
heid van de M.M.S. in het geheele land
wordt aangetast.
Samenvattend mogen wij dus met dank
baarheid oonstateeren, dat naar tiwee zij
den, zonder ingrijpende verandering, een
groote verbetering is bereikt In de eerste
plaats is de M.M.S. geworden, wat men po
pulair pleegt te noemen: een school met
rechten. In de tweede plaats is eenige
meerdere vrijheid om in de hoogere klas
sen aan den persoonlijken aanleg der leer
lingen tegemoet te komen bereikt
Deze scholen, al of niet verbonden met
een afdeeling H.B.S. met 6-j. cursus of een
gymnasiale afdeeling zij gevestigd in:
Amsterdam, Arnhem, Bloemendaal, Deven
ter, Groningen, Haarlem, Hilversum, Den
Haag, Leiden, Leeuwarden, Nijmegen, Rot
terdam en Utrecht.
Het bestuur van de Vereeniging van
Directrices en Directeuren van Scholen
voor Middebaar en Voorbereidend
Hooger Onderwijs voor Meisjes,
Voorz.: Mej. dr. I. M. GRAFTDUK.
Ond.-Voorz.: Mej. Y. J. M. STEIJNS.
Seer.: Mej. W. G. KERNKAMP.
De toezending en plaatsing van boven
staand artikel is ons een welkome aanlei
ding, om mede te deelen, dat er reeds sinds
eenigen tijd besprekingen worden gevoerd,
om ook in Leiden tot een Katholieke
Middelbare Meisjesschool te geraken (Den
Haag heeft zulk een school, als onderdeel
van het R.K. Lyceum voor Meisjes).
NED. OOST-INDIE
NAWEEëN VAN DE GEWORPEN BOM.
Op de „Zeven Provinciën'*.
Men zal zich herinneren, dat bij de dem
ping van de muiterij op de „Zeven Pro
vinciën" het werpen van een bom op den
voorsteven van het multerschip een groote
rol heeft gespeeld. Deze bom werd gewor
pen door den officier-vlieger Coppers.
Dezer dagen heeft de officier-vlieger Cop
pers in een interview met de „Indische
Courant" medegedeeld, dat hij ontslag heeft
genomen uit den militairen dienst en naar
Holland zou repatxieeren, omdat hem het
leven door zijn superieuren onaangenaam
werd gemaakt in verband met de bom-af
faire en dat hij ervan overtuigd was, nim
mer eenige promotie te zullen kunnen ma
ken.
Vlak daarop kwam het bericht, dat de
heer Coppers, die met de „Marnix" naar
Holland zou terugkeeren, zijn vertrek had
moeten uitstellen, welk uitstel het gevolg
bleek te zijn van een vier-daagsoh arrest,
hem opgelegd naar aanleiding van het bo
vengenoemde interview.
Verschillende Indische bladen zijn over
dezen maatregel der marine-autoriteiten
niets te spreken.
De „Indische Courant" vreest, dat de ma
rineleiding een stap heeft gedaan, welke zij
beter had kunnen nalaten.
In de „Locomotief' en het „Nieuws van
den Dag" schreef de heer De Keizer onder
het opschrift „Gestrafte Daad" een hoofd
artikel, waaraan het volgende ontleend is:
„....Maar schrijnend blijft dit:
de man, een der weinigen onder de jon
gere officieren, die wel een daad aan
durfde;
de man, die geheel Indië met die daad
een onschatbaren dienst bewees, die man
kreeg in de marine lof noch dank, hij ver
klaart, dat men hem het leven ondraag
lijk maakt en hy verlaat maar liever den
vlootdienst.
en om hem voor die mededeelingen te
KERKNIEUWS
MGR. J. P. HUIBERS TE GOUDA.
Haarlem's Bisschop, Z.H.Exc. Mgr. P. J.
Huibers, die tot en met a.s. Vrijdag in het
dekenaat Gouda vertoeft voor de toedie
ning van het H. Vormsel, is gisteravond
door katholiek Gouda op hartelijke en
van aanhankelijkheid en eerbied getuigen
de wijze ontvangen. Deze begroeting droeg
een des te hartelijker karakter, omdat de
ouders van den Bisschop vele jaren in deze
stad woonden en ook Mgr. een deel van
Zijn jeugd hier doorbracht. Van talrijke
woningen op den Kleiweg en de Hoogstraat
wapperde de vlag en enorm groot was de
belangstelling, toen om half acht de auto
met den Bisschop voor de pastorie van de
dekenale kerk arriveerde. Leden van de
Graal en Jonge Wachters van de beide
parochieën stonden op deze plaats met
hun vlaggen als een eerewacht opgesteld.
Mgr. was in gezelschap van Zijn secretaris,
den zeerWrw. heer F. J. Bank en den hoog-
eerw. heer deken B. M. J. van Rooy. Een
driewerf enthousiast hoera van het publiek
beantwoordde de Bisschop met een dan
kend gebaar.
In de kerk van O.L. Vrouw Hemelvaart
celebreerde Mgr. kort na Zijn aankomst
een pontificaal Lof. De kerk was geheel
met geloovigen gevuld. Door een haag van
Graalleden en Jonge Wachters schreed
de Bisschop zegenend naar het Hoogaltaar,
dat eenvoudig was versierd. Bij het Lof
werd Mgr. geassisteerd door deken van
Rooy als diaconus ad latus, secretaris Bank
en kapelaan Greitemann als ceremoniarii,
rector E. Tesser als ad baculum en kape
laan Stroek uit Boskoop als ad mitram.
Op het priesterkoor bev-onden zich pastoor
P. J. A. de Graaf O.F.M. en de verdere
geestelijkheid van de stad.
Onder het Lof hield de Bisschop een in
drukwekkende toespraak. Nu ik, zeide
Mgr., door de onbegrijpelijke Voorzienig
heid Gods en door Zijn onuitputtelijke
goedheid verheven ben tot Bisschop van
het Haarlemsch diocees, kan ik nauwelijks
mijn ontroering bedwingen, nu ik door u
in zoo'n grooten getale en met zooveel har
telijke liefde ontvangen ben in dit kerk
gebouw, dat zooveel herinneringen voor
mij bewaart. Immers, in de dagen van mijn
jeugd, heb ik mij hier door gebed mogen
voorbereiden tot het H. Priesterschap Op
ditzelfde altaar heb ik mijn eerste plechtig
Offer mogen opdragen, terwijl velen van
her., die nu aanwezig zijn, ook toen daarbij
tegenwoordig waren. Ik had het geluk, dat
mijn goede ouders onder u vertoefden en
door uw goed voorbeeld dagelijks gesticht
werden. Ik dank den goeden God voor den
zegen en de genade, die ik. in deze kerk
heb gekregen. Een woord van persoonlij
ken dank wil ik nog tot u richten. Bij mijn
benoeming en wijding hebt gij niet alleen
zooals de andere diocesanen voor mij ge
beden, maar ook de nagedachtenis geëerd
van hen, die mij bijzonder dierbaar wa
ren en trouwe bezoekers van deze kerk
waren. Nu kom ik tot u als Gods werk
tuig om u te heiligen. De gave van den H.
Geest, Die bij de bisschopswijding over
mij is neergedaald, kom ik u brengen.
Na deze treffende predikatie gaf de Bis-
schor den Pauselijken zegen. Het lof werd
besloten met het zingen van het lied van
Maria, de Moeder van Altijddurenden Bij
stand.
Vandaag heeft Mgr. het H. Vormsel toe
gediend In de drie kerken te Gouda en in
Moordrecht en Nieuwer kerk, terwijl de
Bisschop morgen vormt in Haastrecht,
Waddinxveen, Boskoop en Reeu-
wijk en Vrijdag in Schoonhoven, Oudewa
ter en Woerd e.n.
straffen, laat men dezen officier nog gauw
even de vernedering ondergaan door hem
van boord te halen, zijn boot te doen missen
en hem „vier dagen" te laten opknappen.
Dit is dan het afscheid van Indië, het af
scheid van onze vloot, het afscheid van den
landsdienst, dat bereid wordt aan: den man
die den moed had.
Een pijnlijk, beschamend en miserabel
slot".
Een geheel ander geluid doet de „Java
Bode" hooren. Dit blad schrijft:
„Zijn mededeeling: dat hem door 'zijn
chefs het leven, naar aanleiding van den
treffer, onaangenaam werd gemaakt, is een
beleediging zijner superieuren, wijl hij hen
doodverft als karakterlooze en onbetrouw
bare lieden, daar immers in alle regionen
der marine is gezegd: dat de werper der
boon hiervan geen onaangename gevolgen
zou ondervinden.
Zoo is hij zeer ten rechte gestraft. Hij
stichtte nog extra-kwaad, door bij het pu
bliek den indruk te vestigen, dat thans ma
rineautoriteiten zoo gedegenereerde perso
nen kunnen zijn, dat zij de strenge uitstam-
pin£ van een schandelijk muitersbedrijf
niet geheel zouden toejuichen".
Hallo kerel, raad 'r eens, wie er ach
ter je staat!