DE GOUDEN BRUG
De aankomst van de auto met balen meel voor den eersten bakdag der a.s.
F.I.K.A.-oliebollendagen te Amsterdam verwekte Dinsdag bij de leerlingen der
huishoudschool in de Gabriël Metsustraat den noodigen geestdrift
De Locarno-conferentie in de .Salie de l'Horloge" te Parijs. De
Engelsche minister Anthony Eden wordt bij aankomst door de foto
grafen .onder vuur" genomen
Een der pantserwagens, die In den 24-uurs oefenrit der Vrijwillige
Burgerwacht .Amsterdam" zullen meerijden
.-v
Tommy Rose, die het record Londen Kaapstad vice-versa verbeterde,
bij zijn aankomst op het vliegveld Croydon
Aan de Duitsch-Fransche grens. De Fransche soldaten, die naar
het grensgebied zijn gedirigeerd, hebben met de bevolking reeds
vriendschap gesloten. De jeugd toont interesse voor een gasmasker
Die Wacht am Rhein. De bewaker der bagage van de Duitsche
soldaten, die na de hermilitariseering van het Rijngebied te
Frankfort werden gelegerd
FEUILLETON.
Roman van Hanno Plessen.
(Nadruk verboden).
15)
Dan begint hij te schrijven. Haastig
vliegt zijn pen over het papier, nauwelijks
in staat om de, in het brein van den man
jagende gedachten te volgen. Vel na vel
schrijft hij vol met de groote, schuin lig
gende letters van zijn karakteristiek hand
schrift. Zonder den brief nog eens door te
lezen, vouwt hij het papier samen. Daar
na sluit hij het in een couvert, dat hij adres
seert aan: Mej. Emma Koch, Kirchplatz-
straat 16, Munchen.
Vier dagen later ontvangt hij antwoord
op dezen brief.
De gasten van Iglerhof zitten nog aan
het ontbijt, als de eerste post, door twee
handige picolo's gesorteerd aan de ver
schillende tafels wordt afgegeven.
Zachtjes rinkelt het theekopje, dat Syl
vester Vonberg haastig neerzet om daarna
met bevende vingers den brief te openen.
Zijn blik vliegt over de dicht ineen ge
schreven regels. Hij verschiet van kleur. De
hand, welke het papier vast houdt, trilt
als een espenblad en verfrommeld het
met een heftige beweging.
Johanna, die aan een tafel schuin te
genover hem zit, ziet het. Ze ziet ook de
kleine zweetdruppels, die op Vonberg's
voorhoofd parelen en als een lichamelijke
pijn gevoelt zij dit teeken van een met
moeite onderdrukte, hevige gemoedsaan
doening, waaraan Sylvester tem prooi
schijnt te zijn. Een warm gevoel van me
delijden en saamhoorigheid stijgt in haar
op. Ze zou van haar plaats willen opsprin
gen om naar hem toe te gaan en de diepe
teleurstelling over het slechte nieuws met
hem te kunnen deelen. Zóó sterk is dit
echt vrouwelijke gevoel in haar, dat het
't conventioneele masker een oogenblik af
rukt. Verlangend staart zij naar den man
tegenover haar, smeekend haast om zijn
aandacht, zijn toestemming haar in zijn
zorgen te laten deelen.
Szartossy, die juist de ontbijtzaal bin
nenkomt, vangt dezen blik op, doch slechts
een oogenblik, want onmiddellijk kijkt hij
bezorgd om zich heen, of ook anderen van
deze verstandhouidng getuige zijn ge
weest. Gelukkig is men overal te zeer in
zjjn eigen lectuur verdiept om iets be
merkt te hebben.
Sylvester, die Johanna's oogen op zich
gericht voelt, tracht haar met een gefor
ceerd zorgeloos lachje gerust te stellen.
Kwasi onverschillig strijkt hij den gekreuk-
ten brief glad om hem daarna in de borst
zak van zijn ski-pak te bergen. Het cou
vert scheurt hij in kleine snippers. Lang
zaam beëindigt hij zijn ontbijt. Hij treu
zelt opzettelijk om het alleen zijn met Jo
hanna, dat hij anders nauwelijks kan af
wachten, zoo lang mogelijk uit te stellen.
Hij wil tijd winnen, want Johanna zal hem
straks natuurlijk er naar vragen en hij weet
niet wat hü dan moet antwoorden.
Het wordt hem bij zijn pogingen om zijn
goede bedoelingen in een daad om te zet-
wel bijzonder moeilijk gemaakt. Reeds nu.
aan het begin van den nieuwen weg, dien
hij dacht te gaan, stapelen de hindernis
sen ziah op. Maar hij wil zich niet laten
afschrikken. Zijn' groote liefde en zijn ijze
ren wil zullen hem helpen de moeilijkhe
den te overwinnen...,
Als hij eenige minuten later Johanna in
de muzieksalon ontmoet, om volgens af
spraak een paar liederen van Brahms met
haar door te nemen, stelt zij hem echter de
even gevreesde als onvermijdelijke vraag.
Zij eischt haar aandeel in zijn zorgen
Hij ontkent niet, dat de brief hem een
zeer onaangenaam oogenblik heeft be
zorgd, maar bij dezen aanloop tot nadere
mededeelingen blijft hij steken. Het is veel
moeilijker dan hij dacht, deze comedie te
genover het diep gemeende blijk van mede
leven van het meisje.
„Toe, Sylvester, schud je hart toch uit!"
zegt Johanna en meer nog dan haar woor
den, is het haar blik, die daarop aan
dringt.
„Ach.... ten slotte is het een bagatel.,
een kleine moeilijkheid, omdatja, om
dat de musicus Vonberg nu eenmaal geen
zakenman is, maar een domme, onpracti-
sche kerel, een ezel.Maar nee, dat zijn
toch allemaal dingen, waar je geen verr
stand van hebt, prinses...."
„Je onderschat me geweldig, Sylvester!
Geldkwesties schrik nu maar niet en er
ken liever, dat ik, ondanks je vage aandui
ding, toch direct begrepen heb waar het
om gaat van geldkwesties dus heb ik
heusch wel een klein beetje verstand.
Waarschijnlijk zelfs meer dan jij. Wat ik
echter niet begrijp, is je blijkbare vrees
om het kind eenvoudig bij den naam te
noemen.
Johanna's gedecideerde openhartigheid
heeft slechts tot gevolg, dat hij zich steeds
onzekerder begint te gevoelen.
„Ach kindhet is zoo.... zoo, ja,
hoe zal ik zeggen
„Nee, nee. 't Is niet zoo pijnlijk en ook
niet laag, of' wat je anders wilt zeggen,
Sylvester. Laten we toch rustig over pécu
niaire aangelegenheden spreken. Ze be
hoor en nu eenmaal tot het leven en ma
ken er zelfs een belangrijke bestanddeel
van uit."
„Merkwaardig, zooals jij daarover praat,
Jo! Zoo heel anders dan.... ik bedoel
zoo. en wederom blijft Sylvester Von
berg steken.
„Verrassend, bedoel je", helpt Johanna
hem op weg „Ach ja, ik ben nu eenmaal
een kmd van mijn tijd Misschien ben ik ook
wel wat vroeg zelfstandig geworden, om
dat ik reeds als kind mijn ouders heb ver
loren Daarbij komt nog, dat ik niet gewend
ben met oogkleppen door het leven te
gaan. Van verrassing behoeft dus geen
sprake te zijn; je zou het eerder vanzelf
sprekend kunnen noemen, dat ik zoo over
die dingen denk. Zie je, jongen, ik ben
geen vrouw, die je in een vitrine zet, geen
vrouw, voor de Zon- en feestdagen van
het leven. Ik wil ook een goede kameraad
voor de werkdagen zijn en daarom ben ik
blij, dat die brief, die je blijkbaar zooveel
zorg bereidt, het mogelijk maakt eens
ronduit met je over die dingen te spre
ken. En nog meer verheug ik mij er over,
dat het ten slotte maar een onbeteekenen-
de geldkwestie betreft. Als je eens wist,
jongen, hoe ik geschrokken ben; ik had
me iets veel ergers voorgesteld!"
Vonberg slaat de oogen neer. Innerlijk
schaamt hij zich over zijn eigen slappe
houding tegenover dit eerlijke, openhartige
jonge meisje.
Daar hij nog steeds niet de juiste woor
den schijnt te kunnen vinden, tracht Jo
hanna hem opnieuw op weg te helpen:
„Heb je schulden?"
Hoewel goed gemeend, is deze opmer
king op dit oogenblik toch allerminst op
haar plaats en het eenige resultaat is dan
ook, dat zij in den man een hevig verzet
doet ontwaken tegen de verre van benij
denswaardige rol, welke hij te vervullen
heeft. Sylvester Vonberg's ijdelheid is ge
prononceerd en het groot doen zit hem te
zeer in het bloed dan dat hij door een
zwakheid te bekennen die kracht zou
kunnen ontwikkelen, welke hem voor im
mer uit alle moeilijkheden zou kunnen ver
lossen. In zyn verblinding ziet hij het pad,
dat zich hier voor hem opent en dat een
uitweg biedt uit de impasse, waarin hij
verkeert, over het hoofd. Hij weigert de
kans, die hem hier vrijwillig geboden
wordt en snijdt tevens elke mogelijkheid
van een hernieuwd aanbod af, als hij ont-
woordt:
„Zoo slim staan de zaken nu ook weer
niet, prinses. Sylvester Vonberg is geen
arme, rondtrekkende speelman, geen
„Spreek niet op dien toon, Sylvester. Het
lag niet in m'n bedoeling je te kwetsen".
„Natuurlijk niet, kindDat begrijp ik
welWelnu, om kort te gaan en ver
dere misverstanden te voorkomen, die on-
geluksbrief, die zoozeer onze goede stem
ming dreigt te zullen verstoren, wat hem
natuurlijk nooit zal gelukken, nietwaar, Jo,
liefste.... dat omineuze epistel dus, dat
me daar vanochtend zoo maar op m'n ont
bijtbordje kwam vallen, ishem ja
nou enfin, is afkomstig van den admini
strateur van het Munchener Salonorkest.,
ja, ja,of beter gezegd: het is een ant
woord op een mededeeling mijnerzijds, dat
ik de functie van dirigent daar niet kan
aanvaarden. En nu word ik er allermin
zaamst op opmerkzaam gemaakt, dat een
en ander gelijk staat met contractbreuk en
dat ik volgens paragraaf zooveel verplicht
ben om een schadeloosstelling te betalen
van tienduizend mark." (Wordt vervolgd)