De Nederlandsche ambulance 3)e £cicbcli^6ou^omt Een inpak-machine voor Dameskroniek in het R, boter op de Beurs van de ,A.I.-gebouw te Amsterdam De woning der 78-jarige weduwe Levering Gaarthuis te Bakkum, op wie Donderdagavond een roofoverval gepleegd werd, waarbij de oude vrouw ernstig gewond werd Tijdens zijn bezoek aan Friesland heeft minister Slingenberg Vrijdag te Leeuwarden op het nieuw aan te leggen vliegveld de vlag geheschen. Tijdens de plechtigheid. Links de burgemeester van Leeuwarden, jhr. J. M. Beyma FEUILLETON. DE GOUDEN BRUG Roman van Hanno Plessen. (Nadruk verboden). 6) Intusschen heeft hij de eerste huizen van Lans bereikt. Juist overlegt hij bij Bichzelf, of hij zijn belofte tegenover ba rones Geitier niet nakomt, wanneer hij nu terugkeert, óf dat hij verplicht is het nichtje nog verder tegemoet te gaan, als hij de jubelende Walkiirenroep hoort: „Hojotoho. .ho. hojotoha. .mo", een tweemaal herhaald. Zóó klinkt de stem Van de zangeres Johann Geitler-Hattorf, welke Szartossy door haar dagelijks mu siceren met Vonberg bekend is. En daar komt zij ook reeds dicht achter deze in volle vaart den weg van St. Pe ter naar Lans afglijden. De skistokken zwaait zij overmoedig boven het hoofd en uit volle borst klinkt haar „Hojotoho.... ho. Snel buigt Szartossy links af in de rich ting van het Lansermeer. Hij wil een ont moeting vermijden. De zekerheid, dat de jonge barones in een kwartier gezond en wel Inglerhof zal binnenvallen, is hem voldoende. Hij maakt een kleinen om weg, welke hem in een half uur eveneens naar het hotel zal brengen. Daarbij werpt hij nog tersluiks een blik op de beide sil houetten van het sportieve tweetal, dait nu over den vlakken weg naast elkaar voort glijdt De maan verspreidt een helder licht over het besneeuwde landschap. Het edele, als een camée gesneden gezichtje van Jo hanna steekt scherp af tegen de donkere omlijsting van de nauw om het hoofd slui tende sport-muts. Een lok van het golven de, blonde haar is los geraakt en ligt ge deeltelijk over het voorhoofd. Deze lok verleent het scherpe gelaat, de zachte, uit drukking van zijn jonge jaren en zijn ge slacht. En nu lijkt het, of de glans van de maan zich duizendvoudig weerspiegelt in de groote, heldere, blauwe oogen, welke het meisje, terwijl zij het hoofd naar links wendt, op den man naast haar richt. „Lief ben je zoo, een sprookje, Jo", fluistert de man in nauw bedwongen hartstocht, terwijl hij zijn arm om haar schouder legt. Onwillekeurig blijven zij staan. Een lichte rilling gaat door het lichaam van het meisje. Een rilling van geluk, van verwachting, van hoop. De man voelt het en drukt haar dichter tegen zich aan. Maar daarbij blijft het, want nóg durft hij niet te gelooven in het wonder, dat deze vrouw hem zal toebehooren, dat hij Sylvester Vonberg haar gekust heeft, daar boven in de verlaten skihuit bij PatscherkofL En dat zij, geloovend in de oprechtheid van zijn innige liefdesbetuigingen, die kussen heeft beantwoord. Voor het eerst in zijn leven brengt de verovering van een vrouw hem eenigszins In onzekerheid. Hem, wiens liefdesavon turen talrijk en menigvuldig zijn en ge heel ha overeenstemming met zijn tempe rament en zijn aanleg. Komt het door dat kleine woordje „von", dat Johanna voor haar naam draagt en dat hem, die uit een kleine Westfalsche boerderij stamt, impo neert? Neen, dat alleen kan het niet zijn. Want dank zij het met succes bekroonde werk, dat Sylvester Vonberg, even eergie rig als begaafd, doelbewust tot stand heeft gebracht, is hij er reeds sinds Icing in ge slaagd zich toegang tot de beste kringen te verschaffen. Ook zijm uiterlijke ver schijning past zich volkomen daarbij aan. Zijn correct zittende kleeding, zijn inte ressant voorkomen, dat door het hooge voorhoofd, de gitzwarte oogen vol uit drukking en de smalle, rechte neus nog slechts geaccentueerd wordt, onderschei den hem onmiddellijk van andere, minder door de natuur begunstigde stervelingen. Slechts een zeer nauwkeurige crititcue zou misschien constateeren, dat het blonde, achterover gekamde haar een ietsje te lang, de bewegingen van de welverzorgde smalle handen een nuance te vlug zijn en dat eenige andere kleinigheden in spraak en gedrag zijn eanvoudigen afkomst ver raden, ook al word een en ander dan ten deele gesanctioneerd door zijn artisticiteit, Johanna behoort echter niet tot deze ob jectieve beoordeelaars. Zij houdt van de zen man. Zij heeft voor het eerst iemand lief en haar liefde is onbegrensd, vol van overgave en diepe innerlijkheid. Aanvan kelijk was het de interessante kunstenaar, die haar boeide, maar al heel spoedig had den de onweerstaanbare avances van den man gevoelens in haar gewekt, welker be staan ze tot op dat oogenblik steeds in koele afwijzing had genegeerd. Wel had zij zich ook qu aanvankelijk verzet tegen deze „verliefdheid", zooals ze heit noemde en die in werkelijkheid niets anders was dan een steeds toenemende macht, die hij over haar verkreeg, doch ten slotte was zij toch niet bestand gebleken tegen de charme, welke er van Sylvester Vonberg's persoonlijkheid uitging. Ook hij echter was van het begin af ge troffen geweest door de lieftalligheid van dit jonge, adellijke meisje, dat onmiddel lijk een mach tin gen indruk op hem had ge maakt. Toen hij haar voor het eerst hoor de zingen, fascineerde hem de welluidend heid van haar stem op een wijze, zooals hij die zelf xvog nooit gekend had. In den nacht daarop componeerde hij een lied, dat hij aan haar wijdde en dat zij voor hem zong. Eenmaal, tweemaal en telkens weer. En zoo kwamen in enkele dagen deze bei de jonge menschen steeds nader tot el kaar. En vanmiddag, toen hij haar over stelpt door zijn gevoelens, in zijn armen heeft genomen, is het hem duidelijk ge worden, hoe zeer hij met zijn heele hart aan dit mooie, reine kind hangt. Daarom is het gelukkige gevoel, dat hem nu door stroomt, ook niet de trots van den over winnaar, maar de dankbaarheid van den begiftigde. „We moeten verder", maant Johanna voorzichtig, terwijl zij zich zachtjes uit zijn I omarming los maakt. Zij stoot haar stok ken in de sneeuw, zet zich af en als zij weer naast elkaar voortglijden, zegt zij plot seling aarzelend: „Laten we er nog niet over spreken, jongen.ik zou. ik ge loof...." Ze zwijgt en bloost. Voor haar gevoel, voortkomend uit opvoeding en le vensopvatting, is zij nu met Sylvester Von berg verloofd. Maar nochtans koestert zij een onbestemde vrees voor een officieele verloving. Absoluut ondefinieerbaar is did gevoel, ten eenenmale onmogelijk is 't, het verstandelijk te verklaren. Tevergeefs zoekt zij naar woorden. De kennelijke verwarring, waarin de anders zoo zelfbe wuste barones Geitler-Hattorf verkeert, is iets geheel nieuws en verhoogt slechts haar bekoorlijkheid. Zeldzaam lief is ze, denkt Sylvester Von berg. Hij heeft dit verzoek gevreesd en gewenscht, maar nu is hij alweer vergeten wat hem beangstigde, vergeten ook, wat hij gehoopt heeft. Alle feiten, alle mogelijkhe den van het werkelijke leven verzinken op dit oogenblik in het niet om slechts plaats te maken voor het gelukzalige gevoel, dat hem beheerscht. Hij kent geen morgen en geen gisteren. Slechts het heden wil hij ge nieten en haar bijvallend, herhaalt hij: „Nee, nee.... niet er over spreken...» vandaag nietl" Johanna hoort het, zonder te vermoe den, wat er in hem omgaat, niet besef fend wat hesn er toe dwingt een, haar zelf nog onverklaarbare wensch zoo ten volle te deelen. Zij gevoelt slechts erkentelijk heid voor dien steun en dankbaar denkt ze innerlijk: Wat maakt hij me toch alles gemakkelijk, wat moet hij me toch lief hebben.hoe rijk ben ik toch.... hoe gelukkig! En als zij een uur later met haar tante de eetzaal binnentreedt, gevoelt zij zich hei melijk een koningin, wanneer zij met een knikje voor Sylvester Vonberg's stommen, eerbiedigen groet haar dank betuigt. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 13