Euwe speelt simultaan HET HUIS IN DE STILTE Door den minister van Landbouw en Visscherij, mr. dr. L. N. Deckers, is Dinsdag in het gebouw „Bloem lust" te Sassenheim de jaarlijksche Narcissententoonstelling officieel geopend De Winter-Olympiade te Garmisch Partenkirchen is geëindigd. Een overzicht tijdens de slotplechtigheid. Charme op de textiel-afdeeling van de Engelsche industrieele tentoonstelling in White City te Londen Te Haarlem bij het corps Motorrijders zijn, ten behoeve van de oefening in het rijden van pantserwagens, In verband met het oprichten van het Eskadron Pantserwagens op 1° April a.s., eenige exemplaren hiervan aangekomen Dr. Max Euwe speelde Dinsdag voor de leden der Schaakclub „Bodegraven te Bodegraven een simul- taan-séance. De wereld- kampióen in actie Jhr. J. W. Schorer, oud griffier van den Raad van Beroep te den Haag, Is op 69-jarigen leeftijd over leden Ellsworth (rechts) wordt bij zijn aankomst te Melbourne, na zijn red ding door de bemanning van de „Discovery II", verwelkomd door den Australischen minister van Defensie. (Per radio overgebrachte foto) FEUILLETON. Naar het Engelsch van ADELINE SERGEANT. (Nadruk verboden). 43) XXXV. Een bekentenis. Toen Claire alleen was lag eenigen tijd over het geen ze vernomen had, na te pein zen. Nu Nell haar in het holst van den nacht was komen zeggen, dat ze het huis moesten verlaten, moest er toch wel iets ernstigs gebeurd zijn. Na een poosje waag de ze het uit bed te stappen; ze schoof de gordijnen opzij en begon zich bij het licht der maan aan te kleeden. Toen ze gereed was, trok ze een langen bontmantel aan en pakte de allernoodigste dingen in een handtasch. Het kleeden en pakken kostte haar eeni gen tijd; het was bijna zes uur toen zij het geluid van voetstappen in de oprijlaan hoorde, gevolgd door een langdurige ge- bel aan de voordeur. Het bellen herhaalde zich, toen hoorde ze vage stemmen. Claire had geen rust meer om in haar kamer te blijven. Ze liep langzaam de gang in, de hoofdtrap af. Potseling klonk een revolver schot, daarna was het doodstiL Zij rende naar beneden bij de gedachte dat Everard in gevaar was. In de hall gekomen, zag sdj een eigenaardig tafereel. In het midden brvond zich Lancaster, aan wiens arm juf frouw Plowden zich vastglemde, ter wijl Geoffrey Langdale met behulp van een paar veldwachters zich van den zich hevig verzettenden Lancaster trachtte meester te maken. De kruitdamp hing nog boven hun hoofden, terwijl de afgevuur de revolver op den grond lag. Everard Hume, die doodsbleek zag, leunde op den schouder van den ouden Jacob, en Claire zag met één oogopslag, dat er van zyn linkerarm bloed op den vloer stroomde. In een oogenblik was zij by hem, de worste lende mannen voorbij snellend. „Het is niet erg", zei Everard dadelijk, „het is. alleen maar myr arm." „U bent er nog coed afgekomen, me neer", mompelde de oude Jacob. „U kunt beter gaan zitten", vervolgde hij, „juf frouw Davenant haalt een schaar en wat verband. Zij zal wel dadelijk terug zijn, maar u moet daar niet blijven staan." „Ik voel me al beter", hernam Everard, terwijl hij Claire's doodelijk verschikt gezicht zag. „Maar ik was al niet hele maal in mijn gewonen doen. Ha!", viei hij zichzelf in de rede. „Ze zyn hem toch de baas!" En Claire zag, toen zij opkeek, dat de politiemannen Lancaster op den grond ge kregen hadden en hem hand- en voetboeien aandeeden. In zijr waanzinnige woede was Lancaster niet gemakelijk te overmees teren geweest, maar ten slotte was hij ge noodzaakt zich over te geven, terwijl er een stroom verwenschingen kwam over zyn lippen. „Wat heeft dat allemaal te beteekeken? Wat heeft hij gedaan?" vroeg Claire ver bouwereerd. „Dat kan ik niet in een paar woorden vertellen", gaf Everard ten antwoord, „het is aan Nell te danken, dat het huls niet in een puinhoop veranderd is, en enkelen van ons de lucht niet ingevlogen zijn. La ter zul je alles wel hooren, Claire. Nell is hulp gaan halen; toen Lancaster de veld wachters zag, begreep hij dat hy verloren was Lancaster niet gemakkelijk te overmees delijk uit woede, omdat ik hem ontsnapt was. Op dit oogenblik kwam Nell terug met verbandmateriaal waarna zy Jacob weg stuurde om koud water en een spons. Ter wijl Nell zijn arm verbond, keek Everard vol spanning naar wat er aan den ande ren kant van de hall voorvieL Juffrouw Plowden, liep handenwringend heen en weer en jammerde: „Ik zeg u, dat het een ongelukje was, U denkt toch niet, dat hij meneer Hume wilde vermoorden. Hij heeft zich enkel verdedigd, en dat gas in de slaapkamer, misschien hebben Ja cob of ik het kraantje bij vergising openge draaid." „Houd je mond, Janet", beet Lancaster haar toe. „Je doet me meer kwaad dan goed!" „Ga op zy alsjeblieft", zei één van de politiemannen, terwijl hij de huishoudster bij den schouder greep. „Wie bent u? Ik zou graag uw naam willen weten." „En waarom wilt u mijn naam weten, als ik dat vragen mag?" vroeg de vrouw verontwaardigd. „Zeker om getuigenis af te leggen, nietwaar, getuigenis tegen mijn wettigen echtgenoot. Dat doe ik toch nooit!" „Wat bedoelt u met wettigen echtge noot?" vroeg de rijksveldwachter, ter wijl hij van zijn zakboekje opkeek. „Nu, Philip Lancaster! Toen zijn moeder nog leefde, schaamde bij zich voor mij, hy heeft.haar nooit laten weten, dat ik zijn vrouw was. Maar dat doet er niet toe. Het is waar!" „Hoe je mond, mensch", riep Lancaster woedend uit. „Je weet niet wat je zegt. Hoe je mond!" „Ik weet best was ik zeg5', beet juffrouw Plowden hem toe. „En ik zal mijn mond niet langer houden. Want ik kan als je vrouw heel wat meer voor je doen dan als huishoudster. Philip", vervolgde ze, dich ter naar hem toekomend, „ik ben niet gek! Snap je dan niet, dat ik jou helpen wil?" Lancaster haalde korzelig de schouders op. „Ga je gang dan maar", gromde hij, ter wijl hij zijn gezicht van haar afwendde. „Als je er pleizier in hebt, om als mijn vrouw bekend te staan, zal ik er geen be zwaar tegen maken. Heeren", en hierbij dwaalden zyn oogen af naar Claude en Geoffrey „sta me toe u voor te stellen aan mevrouw Lancaster. Het is jammer, dat u haar niet eerder hebt leeren kennen, nietwaar?" „Hoe minder u zegt, hoe beter het voor u is!" voegde Geoffrey hem koel toe, „alles wat u zegt, wordt tegen u gebruikt." „O, ik ken de wet", snauwde Lancaster. „In dat opzicht hoeven ze mij niets te lee ren. Wat zal er nu met me gebeuren?" „Hij moet naar Aldersfield", zei de veld wachter tegen Geoffrey. „Het is een lange wandeling. Misschien kunnen we ergens een voertuig krijgen?" „Er staat een auto voor de deur", deelde de hertog mee, „om de dames naar Che- selden te rijden, waar alles al voor hun ontvangst in orde is gemaakt. Ik zal den chauffeur order geven hier terug te kee- ren om u naar Alderfield te brengen." Everard Hume en Geoffrey Langdale bleven achter en er werd een voorloopig rapport van de gebeurtenissen van den vo- rigen nacht opgemaakt, ofschoon Nell's ge tuigenis vereischt werd voordat men een goede voorstelling kon krijgen van de wij ze waarop zij er in geslaagd was Everard van een zekeren dood te redden. „Juffrouw Davenant is een meisje met zeldzame moed", verklaarde Hume glim lachend, „en ik vind dat onze vriend Mey- nell zooals hij nog graag genoemd wordt zichzelf kan feliciteeren." „Och kom, je wilt toch niet zeggen..?" „Heb je het niet gemerkt?" lachte Hu- me. „Hij heeft het mij verteld, en ik ge loof dat zij een heel gelukkig paar zullen worden." Geoffrey keek een oogenblik verbaasd, toen begon hij plotseling te lachen. „Mijn familie kan een zuster van een hertogin niet van de hand wijzen", meende hij, en Everard was het volkomen met hem eens, ofschoon hij de beteekenis van deze opmerking niet ten volle begreep, aange zien hij Lady Langdale en haar dochters niet kende. Toen men het huis doorzocht, bleek dat alle bedienden weggezonden waren, onder voorwendsel dat Lancaster op het punt stond met zijn pupil naar het buitenland te gaan, alleen juffrouw Plowden en Ja cob waren gebleven. Deze waren nu druk in de weer om voor de aanwezigen brood met koffie klaar te maken. Lancaster was op eigen verzoek naar zijn kamer gebracht; men had hem van zyn boeien bevrijd, daar hij toch onder de hoede van de twee veld wachter bleef. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 12