De bouw van den kruiser „De Ruyter". tMm HET HUIS IN DE STILTE De burgemeester van Amsterdam, dr W. de Vlugt, bracht Vrijdag een bezoek aan den Zweedschen kruiser .Gotland", waarbij hij werd rondge leid door commandant K. L Rudberg Koops (rechts) en Sames (Duitschland) tijdens het nummer 5000 meter bij de schaatswedstrijden der Winter-Olympiade te Garmisch Partenkirchen Een der zeesiuizen te Muiden is van nieuwe deurer voorzien, daar de oude hun besten tijd gehad hadden. Dt nieuwe deuren zijn uit een bijzondere tropische houtsoor vervaardigd 3)e SéictocHe 0ou^omt De nieuwe kruiser .De Ruyter" nadert bij Wilton- Feyenoord te Schiedam zijn voltooiing. Een 15 c.M. kanon wordt aan boord geheschen Leon Blum, de leider der Fransche socialisten, na den aanslag, die op hem gepleegd werd Aan het eindpunt van den 18 K.M. skiwedstrijd bij de Winter-Olympiade te Garmisch Partenkirchen, in welke nummer de Zweed Arne Larsen win naar werd FEUILLETON. Naar bet Engelsch vaa ADELINE SERGEANT. (Nadruk verboden). 40) „Ik heb hetze' gt dacht", verklaarde Claire. „Maar het is hec' moeilijk om hem te weerstaan, ais hy je dwingt iets te doen. Soms, als ik heelema \ersuft ben, schynt hy vreemde dingen van mij te willen :Laatst dwong hij me iets te onderteekenen. Wat het was, weet ik niet, maar ik herinner me vaag dat Grayling en juffrouw Plowden ei bjj waren. Toen ik weer helderder kon denken, heb ik me dikwijls afgevraagd, wat het toen voor een document was, dat is teekenen moest" Nell zweeg. Zij nam zich voor om Hume, zoodra zij hem onder vier oogen te spreken kreeg, in te lichten over deze hand teek e- ning van "Claire. „Waarom heb je het dan gedaan?" vroeg ze. bijna verwijtend. „Ik weet het niet", antwoordde Claire hulpeloos. „Ik geloof dat ik half sliep, en hij duwde me de pen in de hand. Pas la ter, toen ik klaar wakker was en mijn ge dachten kon ordenen, vroeg ik mij af wat ik geteekend kon hebben. Misschien", sprak ze, met een poging om te glim lachen. „Misschien heb ik door die hand- teekening mijn bezittingen wel aan hem gegeven, of zoo iets." „Als je dat gedaan had, zou het toch geen waarde hebben", stelde Nell haar ge rust. „Omdat je niet meerderjarig bent. Maar ik geloof, dat ik naar mijn kamer moet gaan, Claire. Ik durf niet zoo lang te blijven, want het zou afschuwelijk zijn als er iemand op mijn kamer kwam, en ik er dan niet was." „Vanavond komen ze waarschijnlijk niet meer beneden", zei Claire. „Ik heb de deur boven aan de trap hooren sluiten, en dat beteekent altijd dat zij boven blijven." „Welke deur is dat?" wilde Nell weten. „Die aan het einde van de gang, juist voorbij deze kamers. Die deur wordt alleen' door de bedienden gebruikt, omdat het er zoo nauw en ionker is. Je kunt zoo naar de eerste verdieping komen en naar bene den, naar de keuken." „Ik ben bly, dat je me daaraan herin nert", merkte Nell vlug op. „Het is nut tig zooiets te weten. Ik wist niet, dat er nog een andere trap bestond, dan die wij gewoonlijk gebruiken." Zij wenschte Claire welterusten, en ging naar baar kamer terug. Maar deze keer wandelde zy kalm de gang door, inplaats van zich buitenom te wagen. Het huis was in donkergehuld, en Nell bereikte veilig haar kamer. XXXIII. In Claire's kamers. Den geheelen dag waagde Nell het niet haar kamers te verlaten. Zij luisterde aan dachtig naar ieder geluid, om te weten te komen wat er in huis gebeurde. Op de verdieping beneden haar werd voortdu rend getimmerd, en zij waagde het juf frouw Plowden te vragen, wat er toch aan de hand was. „Een kleine reparatie"» verklaarde de huishoudster kort. „Een stuk van de lam briseering is losgeraakt." Dit was alles wat Nell te hooren kreeg. Het gehamer duurde echter zoo lang, dat het ten slotte op haar zenuwen ging wer ken. Tegen den middag hield het op, en ongeveer om vier uur zag Nell vanuit haar raam Everard Hume in een dogcart naar Moat House rijden, met een valies naast zich, wat er op wees, dat hij van plan was te blijven logeeren. Het scheen dat de Lan caster's Hume op buitengewoon hartelijke wijze ontvingen, want zy hoorde de drie mannen op de trap en in den gang opge wekt praten. Zy overwoog hoe zij contact met Hume kon krijgen, want zy had zich voorgeno men hem te spreken terwijl hij in huis was, zelfs al zou zij hem 's nachts moeten bezoeken. Maar na een poosje besloot zy hem te schrijven. Ze moest den brief dan in zijn kamer achterlaten, als Lancaster uit de buurt was. Toen de avond gevallen was, bracht zy Claire weer een bezoek. De maan werd door wolken verduisterd, en de wind was opgestoken, maar toch bereikte zij zonder ongelukken het raam van de kleedkamer. Toen zij even had geluisterd, om er zeker van te zyn dat er buiten Claire niemand in de kamer was, ging zij de slaapkamer bin nen, waar haar vriendin in spanning zat te wachten. „NelL ik heb hem gesproken!" fluisterde Claire. ,Hij heeft hier bij me gezeten 1 Nie mand heeft hem ook maar eenigszins tegen- gewerkt. Lancaster bracht hem zelf tot de deur. Juffrouw Plowden zat in de kleed kamer, maar Everard was hier en ik had hem heelemaal alleen." „Heb je hem verteld hoe de zaken staan?" informeerde NelL „Zoo'n beetje. 'Veel kon ik niet zeggen", deelde Claire mede. „Ik was bang dat juf frouw Plowden het zou hooren. En we had den elkaar nog zooveel andere dingen te vertellen. Maar morgen spreek ik hem weer, en dan mag ik zelfs beneden ko men. als ik me goed genoeg voeL Lancas ter vindt dat ik al veel beter ben. Werke lijk Nell, ik zou haast gaan gelooven, dat wij ons in hem vergist hebben." Nell zweeg. Zij geloofde geen moment aan Lancaster's vriendelijkheid. Toch had het geen zin dit aan Claire te zeggen. Nell bleef niet lang, wam zij had nog iets te doen. Het deed haar genoegen, den wind om het huis te hooren bulderen, haar voet stappen in de gang of op de trap zouden nu niet gehoord worden. Het was haar plan de trap voor het personeel af te gaan, de gang door te loopen naar Everard's kamer en dan den brief, dien zy geschreven had, onder z'n deur te schuiven. Hij zou dien 's morgens zeker zien, dacht zij, als hij hem dienzelfden avond nog niet ontdekte. Maar haar vrees voor luisterende oogen en waakzame oogen was te groot om vroeg aan haar expeditie te beginnen. Zij wilde eerst zeker zijn dat Lancaster en zijn zoon naar bed waren, en het was pas tusschen één en twee uur, toen zij Clai e's kamer verliet, en de smalle trap afdaalde. Haar hart bonsde hevig, maar zij wilde niet te- rugkeeren. Zij had echter de onderste tre den nog niet bereikt, toen zij een onver wacht geluid hoorde, dat 'an beneden kwam, een lichtflikkering en schaduwen op den muur zag. Was het juffrouw Plow den, die naar Claire ging, of was het Lancaster? Nell klemde zich aan de leuning vast en stond onbeweeglijk met iedere vezel in haar lichaam gespannen. Tusschen de windvla gen door bereikte Lancaster's stem haar ooren. „Ik zou dat licht maar uitdoen, Cyril. Dat is wel zoo veilig." De kaars werd haastig uitgeblazen, en Nell hoorde Cyril met merkwaardig tril lende stem spreken. „Xk wilde alleen maar even kijken of mijn koffer hier was. Ik ga w^g. Hier in huis wil ik niet meer bly ven." „Lafaard!" beet zijn vader hem toe. „Je zult eerder verdenking opwekken door weg te gaan, dan door te blijven." „Ik kan niet!" riep Cyril opgewonden. „Ik heb er geen kracht voor. Ik heb alles gedaan wat u me gezegd hebt, en dat is genoeg!" „Je had nogal niet veel te doen, wel?" antwoordde Lancaster, een beetje sarcas tisch. „Ik heb je niet eens gevraagd om de kamer binnen te gaan en de kranen op te draaien. Dat was het gevaarlijkste werk. Want hoewel er niet veel kans bestond dat h(j wakker zou worden na de dosis die wij hem gaven, blyft toch altijd de mogelijk heid dat bedwelmende middelen hun werk niet doen." „U was zelf bang", verweei zijn zoon hem norsch. „Anders zoudt u me niet te rug hebben laten comen om matten neer te leggen en de spleten dicht te stoppen. Het zal een mooie beweging zyn, als iemand dat ontdekt." „Dat wordt niet ontdekt", beweerde zyn vader kalm. „Het is waarschijnlijk dat dat deel van het huis totaal verwoest zal worden; een explosie van dien aard wordt gewoonlijk door brand gevolgd." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 12