Visch trekken uit de Dieze. HET HUIS IN DE STILTE Êeidóohe 6ou4ant In het bouwdok van Wilton-Feyenoord te Schiedam wordt de .Anglo Norge" omgebouwd tot modernen walvischvaarder en drijvende traankokerij De voorzitter der K.N.A.C., mr. J. Linthorst Homan, reikt ir. G. Bakker Schut den beker uit voor diens prestaties in den Sterrit naar Monte Carlo. Rechts jhr. H. de Beaufort De president van de rechtbank te Aix-en-Provence, mr«. Rol, tijdens het koningsmoordproces FEUILLETON. Naar het Engelsch van ADELINE SERGEANT. (Nadruk verboden). 34) „Dat zal ik je vertellen", hernam Phil lida. „Ik vroeg naar jufrrouw Valery. Na tuurlijk kreeg ik te hooren, dat zij te ziek was. om iemand te ontvangen. Daarna vroeg ik naar juffrouw Davenant; maar op dat oogenblik kwam Cyril voor den dag. Hij was in de wolken mij te zien, en maakte het mij zoo gemakkelijk mogelijk!" „Nam hij je mee naar binnen?" „Dat zou ik denken! Hij zette het heele huis op stelten met orders om thee, brood, boter, cake en allerhande lekkernijen. We hadden geluk, want Lancaster was niet thuis. Maar Nell kwam naar beneden om me te spreken, ze zag er geweldig knap uit!" „Die bijzonderheden kun je beter voor iemand anders bewaren", meende Geof frey. „Ja, dat weet ik, Geoffrey. Ik houd 'm'n oogen heusch wel open. Nell is een geluk kig meisje, meer kan ik er niet van zeg gen!" En ze lachte veelbeteekenend. „Zorg er voor Phxl", waarschuwde Geof frey, „dat je geen plannen in de war stuurt door voorbarige onthullingen te doen." „O, ik zal niemand iets vertellen", be loofde Phillida. „En zeker Nell niet. Maar, zooals ik vertelde, we dronken thee. Toen stelde Cyril voor mij de gracht en den tuin te laten zien, die, zooals hij zei, erg inte ressant waren. Natuurlijk zei ik, dat ik het heerlijk zou vinden, en ik vroeg of Nell ook meeging. Maar dat stond hem niet aan. Ik vond dat hij erg onbeleefd tegen haar was; hij zei haar dat zij Clairc niet zoo lang alleen moest laten. „Daarna gingen we naar buiten, beke ken de gracht, en maakten een aardig oud bootje los, waarmee hij om het huis heen roeide. Het viel me op, dat de lagere ra men vanuit een boot heel gemakkelijk te bereiken zijn, wanneer iemand ongemerkt het huis in of uit wil gaan." „Ik hoop, dat we niet in dergelijke uiter sten behoeven te vervallen", gaf Geoffrey te kennen. „Heb je gezien, waar de boot lag?" „Ja, juist onder de doorvaart, waarover de weg naar de voordeur gaat. We gingen zoo ver wij konden om het huis heen. Toen liet hij mij den ommuurden tuin zien. Het zou een mooie tuin zyn, als hij goed onderhouden werd. Ik liep er rond, en ont dekte natuurlijk heel toevallig het deur tje in den muur. Ik wilde zien wat er ach ter was en ik probeerde de deur te ope nen. Hij maakte bezwaren zei, dat de sleutel er niet was en dat hij hem eerst zoeken moest. Ten slotte werd ik prikkel baar en verklaarde naar huis te zullen gaan, als hij hem niet haalde. Dat kon hij niet hebben, hij ging weg en kwam een paar minuten later met den sleutel terug. Voor wij den tuin verlieten hing hij hem op zijn oude plaats aan de plank in het schuurtje, waarvan ik hem, toen hy zich even omdraaide, weghaalde en in mijn tasch stak". „En verder, Phillida?" „Neem jij nu dien sleutel mee. en maak er zoo spoedig mogelijk een afdruk van, dan zal ik een briefje schrijven en hem naar Cyril Lancaster terug sturen. Ik zal hem wel wat wijsmaken." xxvni. Vrienden en Vijanden. Phillida's bezoek had Nell volkomen ver rast. Zy had haar niet verwacht, maar zij was er zeker van dat zij meer reden had om te komen dan zoo op het eerste gezicht leek. Phillida's geheele belangstelling scheen uit te gaan naar Cyril, het was alsof zij gekomen was om met hem te pra ten. Nell voelde zioh buitengewoon eenzaam, nu Claire zoo zwak bleef. Ze vroeg zich steeds meer af wat er toch met haar aan de hand zou zijn. Zij had gemerkt, dat haar toestand verergerde wanneer Lancas ter haar van het medicijn had gegeven. Nel! zag uit naar een gelegenheid om er eens iets van over te schenken in een fleschje, zoodat zij het te gelegenertijd aan een on derzoek kon laten onderwerpen. Zij vond den geheelen toestand vreemd; nooit werd er een dokter gehaald, terwijl Claire met den dag zwakker werd. Toch had het weinig zin er over te piekeren. Dien avond dineerde zij alleen. Lancas ter en zijn zoon waren uit en zij was aan haar lot overgelaten. Toen zij, voor zij naar boven ging. door de hall liep, merkte zy dat juffrouw Plowden en Jacob ge- héimzinnig stonden te fluisteren, Terwijl zij langs liep hielden beiden plotseling hun mond; zij hervatten hun gesprek, toen zij de trap opliep. Éénmaal keek ze ach terom, ze zag dat ze haar vanuit de flauw verlichte hall nakeken, en verbeeldde zich een soort schrik op hun gezichten te ont dekken. Wat kon er zijn? vroeg zij zich af. Want Lancaster was niet thuis en Clai re's toestand was dezelfde als den dag te voren. Maar zij schrok, toen zij boven kwam, en Claire's kamer leeg vond. Zij ging naar de deur van de zitkamer, in de hoop haar daar te zien, maar ook deze was leeg. „Claire! Waar ben je?" riep Nell, en toen rende ze met een gezicht waaruit plotseling alle kleur was weggetrokken, naar beneden. „Juffrouw Plowden? Juffrouw Valery is niet in haar kamer! Wat is er gebeurd? Waar is ze naar toe?" „Maakt u zich niet ongerust, juffrouw", antwoordde de huishoudster. „Ze is enkel maar naar een andere kamer overge bracht." „Waar hebt u haar dan gelaten? En waar om vertelde u mij dat niet eerder?" vroeg Nell verder. „U hebt me vreeselijk doen schrikken. In welke kamer is ze?" „Vanavond mag u haar niet meer lastig vallen", zei juffrouw Plowden op onge woon vriendelijken toon. „Ze is erg moe. Meneer Lancaster vond dat die kamers te somber waren, en hy gaf order om een paar andere voor haar in gereedheid te brengen. Er is heelemaal geen reden tot ongerustheid, want zij is goed verzorgd." „Maar waar is zij?" wilde Nell weten, terwijl zij de vrouw scherp aankeek. „In haar nieuwe kamer, juffrouw! En dat is alles wat u vanavond behoeft te weten!" gaf zij vinnig ten antwoord. „Lieve deugd! Het moet u toch onverschillig zijn, welke kamers ze heeft? Ik ben toch niet van plan u vanavond by haar te laten." „Ik wil haar niet lastig vallen", drong Nell aan. „maar u kunt me toch wel ver tellen welke kamers voor haar uitgezocht zyn." „Niet op deze verdieping!" gaf de huis houdster kortaf ten antwoord. „En ik ben. niet van plan u meer te vertellen. Anders zoudt u het haar toch maar lastig maken. Ik weet meer van u, juffrouw Davenant, dan u wel denkt! Ik weet dat u soms mid den in den nacht naar binnen sluipt, om te zien, hoe het met de juffrouw gaat Ik vind dat u haar meer kwaad dan goed doet." „Als u mij wilt vertellen, waar zij is, be loof ik u vanavond niet naar binnen te gaan", hield Nell vol. „Ik doe het niet, nu weet u het!" ver klaarde de huishoudster kwaad. „Ik houd mij aan de order van meneer Lancaster." Nell keerde zich ontstemd om en liep de trap op naar haar eigen kamer, wel we tend dat het - onbegonnen werk was tegen juffrouw Plowden's gezag te strijden. Maar ze was uiterst bezorgd en vroeg zich voortdurend af of zij op haar eigen houtje geen onderzoek zou instellen waar Claire heen was gebracht Ze vond het op zijn minst genomen vreemd, dat Claire uit de kamers die spe ciaal voor haar in gericht waren, was weg gehaald. Bovendien was zij op een ge heimzinnige manier overgebracht. Den volgenden morgen, toen juffrouw Plowden haar zelf het ontbijt bracht, be gon Nel! opnieuw haar te ondervragen. „Als u een beetje meer geduld had", ant woordde deze „zou het voor iedereen veel beter zijn. Men zou werkelijk denken dat u zich verbeeldt dat wy kwaad in den zin hebben. Dat is niet zoo, dus u hoeft zich geen zorgen te maken." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 13