HET HUIS IN DE STILTE De Nederlandsche kruiser „Sumatra" passeerde onlangs op een oefentocht ter hoogte van Panaroekam (Java)het m.s. „Dempo" van de Rotterdamsche Lloyd Prins Paul van Jugo Slavië is deze week door president Lebrun op het Elysée te Parijs ontvangen. De hooge gast bij het verlaten van het Elysée De landelijke groepsleider der N.S.D.A.P voor Zwit serland. Wilhelm Gustloff, die te Davos vermoord werd In gezelschap van Titulescu ontving Koning Carol van Roemenië in zijn hotelkamer te Parijs de diplomatieke pers Sdhout-bij-nacht H. Ferwerda, die benoemd is tot commandant der marine in Indië, vertrok Donderdag uit den Haag met den boottrein voor de „Baloeran". Schout-bij-nacht H. Ferwerda (in burger) neemt afscheid van vice-admiraal J. de Graaff De schade aan het Nederlandsche s.s. .Algenib* bij de aanvaring met het m.s. .Manoeran" in het Noordzeekanaal Is vrij aanzienlijk. Aan stuurboordzijde is een groot gat ontstaan Het motorschip Manoeran van de Stoomvaart Mij. „Nederland", dat in het Noordzeekanaal in aanva- met het s.s. FEUILLETON. Naar het Engelsch vaa ADELINE SERGEANT. (Nadruk verboden). 33) „Ik ben bang van niet", verklaarde NeU. „Ik zou het tenminste vervelend vinden, als ik haar in vertrouwen moest nemen." „Dan zal ik u een goeden raad geven", hernam Claude. „Gaat u naar Cheselden Park!" „Cheselden Park! De kan toch niet naar een vreemd huis gaan?" „Ik moet u nog vertellen", zei Claude, „dat Hume hier, mijn diensten aan den hertog van Cheselden heeft overgedaan, zoodat ik het recht heb om in naam van den hertog te spreken. Hij kan er voor instaan, dat kun je toch, Hume?" Hume knikte, en Nell keek verbaasd van den een naar den ander, ofschoon zij nu begreep, waarom Meynell met zooveel autoriteit kon spreken. „Mag u dan doen, waar u zin in hebt", yroeg zij, „tot de hertog thuiskomt?" „Ja", zei Claude, „ik heb volmacht." „Dus u kunt zelfs vreemden op het huis vragen?" „Zeker, en ik heb zoo'n idee", ging hij voort, „dat Geoffrey ons daarbij kan hel pen. Als het hem gelukt om mevrouw en juffrouw Davenant te bev» en een paar dagen naar Cheselden te komen, zouden zij daar zijn, als u en juffrouw Valery er in slagaden weg te komen," Nell keek verrast. „Wat een prachtig idee!" riep zij. „Als u ten minste over tuigd bent, dat de hertog er geen bezwaar tegen zal hebben. Maar u weet dat onze brieven niet altijd hun bestemming berei ken." „Neen", zei Claude, „Geoffrey moet naar hen toe gaan en het hen uitleggen. Ik ben er zeker van dat hij er geen bezwaar tegen zal maken, dat te doen." „Maar hoe komen wij op Cheselden; Claire kan zoo niet loopen." „Gaat u naar Binden, de zadelmaker, die zal u er brengen met zijn tilbury." Nell keek hem verbijsterd aan; zij kon de band tusschen hem en den hertog niet begrijpen. „Ik ben bang, dat ik nu moet gaan", zei ze. „Als Lancaster mij mist, zal hij mij on dervragen. Ik denk dat het beter is, als u en ik niet samen binnenkomen." „Zooveel te beter", sprak Hume. „Ik heb Geoffrey namelijk gevraagd hier bij ons te komen; Claude en ik gaan straks door een zijdeur weg. Hij zal onze verontschul digingen aan Lady Langdale aanbieden, en iedereen zal denken dat wij al lang weg zijn." Zij voerden hun plan met succes uit; Nell verscheen weer in den salon en ont moette Lancaster's verdachten blik met on verstoorbare kalmte. XXVL Phillida's list „Nu moet je eens hier komen, Geoffrey", verzocht Phillida, toen d,e gasten waren vertrokken, „en me vertellen wat er toch op Moat House gaande is; ik zou dat toch wel graag willen weten." Geoffrey keek haar aan. „Als ik het je vertel", zei hij, „zul je me dan beloven, het voor je te houden?" „Ik ben zoo zwijgzaam als het graf", ver klapte Phillida. „Ik kan best m'n mond houden, dat moest je toch weten." „In orde", besloot Geoffrey, „ik zal je ln vertrouwen nemen, maar vanavond niet. Het is een veel te lange geschie denis." „Lieve help! Wat een geheimzinnigheid maak je er van!" roep Phillida. „Ik heb va der en zoon Lancaster nooit vertrouwd. Merkwaardig genoeg schijnen zij mij niet te herkennen, ofschoon ik solliciteerde naar de betrekking van gezelschapsdame bij juffrouw Valery." „Dat zal door de kleeding komen", gaf Geoffrey te kennen. „Kom morgen om elf uur in de bibliotheek, dan kunnen we met elkaar praten of gaan wandelen als het mooi weer is." Zoo luisterde Phillida dus een dag daar op, gemakkelijk in een leunstoel gezeten, naar de heele geschiedenis. Geoffrey ver telde van Lancaster's gedrag; van Hume's pogingen Claire uit Moat House te red den. Hij vertelde haar ook va^ de plan nen, die zij bedacht hadden, en de voor uitzichten. En van Claude Meynell's aan bod om Cheselden ter beschikking van zijn vrienden te stellen. Maar hier viel Phillida hem in de rede. „Heeft hij het recht dat te doen?" „O ja. Wat dat betreft hoef je je niet bezorgd te maken." „Het lijkt heel vreemd", meende Phil lida, toen Geoffrey klaar was met zijn ver haak „dat zooiets kan plaats vinden. Ik zal naar Moat House gaan. en juffrouw Davenant te spreken vragen." „Ik ben bang, dat je de deur gewezen wordt." „O neen! Ik ga er heen en als ik nie- mands anders te spreken kan krijgen, zal ik naar Cyril Lancaster vragen; hjj heeft hevig met me geflirt" „Dan", zei Geoffrey, „moest Je probee- ren hem den vermisten sleutel te ontfut selen." „Wat? De sleutel van die deur in den muur, waarvan je vertelde?" „Ja. Die is verdwenen; zooals we ver moeden heeft Lancaster hem weggenomen. Als NeU den sleutel in haar. bezit had, konden zij en Claire door de tuinpoort ontsnappen." „Wanneer zal ik gaan? Denk je dat de zaak veel haast heeft?" „Ik geloof niet, dat een dag veel uit zal maken." „Zie je, ik denk dat Cyril Lancaster hier een bezoek zal brengen; het zou mij niets verbazen als hij zonder zijn vader komt. Laten we even afwachten, dan kunnen we verder zien." Phillida's voorspelling kwam uit. Cyril Lancaster werd dienzelfden middag nog aangediend. Zij had haar plannen reeds klaar en spoedig slaagde zij er in met hem in een afgezonderd hoekje te gaan zitten, nadat zij vooraf tegen Isabel en Ethel ge zegd had, dat zij niet gestoord wenschte te worden. Phillida zat met Cyril vlak naast zich aan één stuk door te babbelen; Cyril's hoofd begon om te loopen. Hij dacht dat Phil lida ook op hem verliefd was. Zij was veel rijker dan Claire ooit zou zijn en veel meer zijn genre. Het denkbeeld zyn va der te trotseeren, trok hem geweldig. En als hij met haar trouwde, gingen hem de gevaarlijke plannen van zijn vader niet meer aan. „Wanneer zie ik je weer?" fluisterde PhUlida aan zijn oor. „Als je het goed .vindt, kom ik morgen", beloofde Cyril. „O neen, dat moet je niet doen", weerde zij af, terwijl zij een waarschuwenden vin ger naar hen ophief. „Neen, ik zal je ver- teUen, wat we zullen doen. Ik zal bij jou komen en dan zoogenaamd naar juffrouw Valery vragen." „Maar Claire zal niet in staat zijn om je te ontvangen", meende CyrU. „Och, ik kom toch niet voor haar?" leg de Phillida met een spottend lachje uit. „Laten we in den tuin gaan wandelen, of laat me het huis zien; dan kunnen we ge- zeUig met elkaar praten." Cyril was in de wolken. Hij had nog nooit een meisje ontmoet, dat hem zoo aanstond. „Het gaat prachtig", deelde Phillida Geoffrey mee, toen zij hem, nadat Cyril vertrokken was, in de haU ontmoette. „Hij zegt, dat, als ik morgenmiddag vroeg op Moat House kom, hij mij de gracht en den tuin en alles wat maar van belang is, zal laten zien!" XXVII. De sleutel van de tuindeur. „En wat zeg )e hiervan?" riep Phillida, toen Geoffrey haar den volgenden dag na haar bezoek aan Moat House tegemoet kwam. En triomfantelijk hield zij een roes- tigen ouderwetschen sleutel in de hoogte. „Hoe heb je dat in vredesnaam klaarge speeld?" vroeg Geoffrey lachend. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 5