De tewaterlating van de O 16
HET HUIS IN DE STILTE
Koning Carol van Roemenië bij aankomst te Dover waar hij Maandag arriveerde teneinde tegen
woordig te zijn bij de begrafenis van wijlen Koning George
Blaisse in aciie iijdens de internationale schaats
wedstrijden te Oslo
De nieuwe onderzeeboot .O 16" voor de Nederlandsche Marine is Maandag van de werf der Kon, Maatschappij Een
.De Schelde" te Vlissingen tewater gelaten. Het schip In zijn element
bijwoning van de begrafenis van wijlen
Buysse en Billiet, de winnaars van den
Zesdaagsche te Brussel, rijden hun
eereronde na de overwinning
De aankomst der Nederlandsche bijzondere missie aan Liverpool Street Station te Londen ter
Z. M. Koning George V
Het In Amerika bestelde sportvliegtuig .Aeronca" is door den zweefvlieger van Neyenhoff
van Lympne naar Schiphol gevlogen, waar de eerste dagen met het toestel geëxperimenteerd
zal worden
FEUILLETON.
Naar bet Engelsch ran
ADELINE SERGEANT.
(Nadruk verboden).
2AÏ
XVTL
Een afspraak.
Zwijgend wandelden zij weg.
„Zou ze komen?" twijfelde Hume. „Zou
ze zich zoo laat buiten wagen?"
„Ze zei, dat ze zou komen", gaf Meynell
vol vertrouwen ten antwoord. „Het lijkt me
niet een meisje, dat haar woord breekt."
„Daar kim je na een gesprek van vijf mi
nuten over oordeelen", vond Hume. „Bo
vendien is het best mogelijk, dat ze tegen
haar wil wordt opgehouden."
„Waarom zullen we niet een einde die
laan afgaan?" stelde Claude voor, „Mis
schien ontmoeten wij haar halverwege."
Ze liepen de laan af, hielden toen «til
en luisterden. In de verde hoorde men het
geblaf van honden. Even daarna hoorden
zij snelle voetstappen op zich af komen.
„O, bent h hier?" hijgde Nell. „Maar u
moet niet wachten? Cyril heeft de honden
losgelaten, Ik heb de poort achter mij geslo
ten, maar zij kunnen toch naar buiten ko
men, de laan in. Ze zijn erg gevaarlijk.
Loop4 terug naar den hoofdweg, dan ga ik
met a mee. Daar is het veiliger!"
„Het is schitterend van u, dat u nog ge
komen bent", verklaarde Hume. „Maar ver
telt u mij van Claire."
„U hebt Claire nieuw leven ingeblazen",
vertelde NelL „O, ik ben zoo dol blij, dat u
gekomen bent! Ze was in een oogenblik
veranderd- Al haar levenskracht scheen te
rug te komen. Zij bereidde zich al voor u
te ontvangen, en toen wij hoorden kloppen
ging ik naar het raam boven de voordeur,
en luisterde. We begrepen, dat bet geen nut
zou hebben te protesteeren, en daarom zei
ik Claire, dat ik u een boodschap zou
gan overbrengen. Zij zend u haar harte
lijke groeten, en dit" „Dit" was een bun
deltje viooltjes, dat Claire dien middag had
gedragen.
Hume nam ne en drukte ae aan zijn hp-
pen.
„Anne Claire!"
„Als u een boodschap hebt", zei NeU, „kan
ik die overbrengen, maar ik kan niet lang
wachten."
„Laat ik haar een paar regels schrij
ven", sprak Hurne. „Het zal me niet lan
ger dan een paar seconden ophouden."
„Kunt u zien?" vroeg NelL Als ant
woord haalde Hume een electrische zaklan
taarn te voorschijn en gaf die meteen aan
Claude. Toen krabbelde hij met potlood
een paar woorden op een onbeschreven
blaadje van z'n zakboekje, scheurde het er
uit en gaf het aan NelL
„Als u haar dit wilt geven", sprak hij,
„zal ik u heel dankbaar zijn. Het is af
schuwelijk, zoo dicht bij haar te zijn, en
haar toch niet te kunnen zien of spreken.
Bestaat er geen enkel middel om haar te
ontmoeten voordat Lancaster terug
komt?"
Neil kreeg een ingeving. Er is een om
muurde tuin", vertelde ze. „Als u dat deur
tje in de muur maar wist!"
„Dat weet ik", deelde Claude mede.
Met een opgewonden gezicht wendde zij
zich tot hem.
„Werkelijk? De sleutel van die deur
hebben wij en als wij in den tuin wande
len, kunnen wij, zoover ik weet, niet vanuit
het huis gezien worden. Daar worden we
bijna nooit door Lancaster of één van zijn
handlangers gevolgd. Zij denken, dat wij
in dien tuin veilig zijn. Maar als u morgen
aan dat poortje wilt komen, geloof ik, dat
ik u wel binnen kan laten en dat u en
Claire een paar minuten met elkaar kun
nen spreken. Natuurlijk begrijpt u, dat u
daar niet lang kunt blijven."
„U bent een engel, om ons op die manier
te helpen", gaf Hume te kennen. „Hoe
laat kan ik komen?"
„Ik vind, dat u beter alle twee kunt ko
men", meende NelL „Als meneer Meynell
er tenminste geen bezwaar tegen heeft. Als
u alleen komt weet u den weg misschien
niet. Wij gaan om ongeveer kwart over
twaalf wandelen en daar het beter is geen
achterdocht op te wekken, geloof ik, dat
wij ons aan dien tijd moeten houden. Het
is niet waarschijnlijk, dat meneer Lancas
ter voor den avond terug komt en Cyril
is gewoonlijk den geheelen dag weg, of zit
in de wapenzaal te rooken. of is met de
honden bezig."
„Wij zullen er zijn! verklaarde Hume.
„En u hoeft heelemaal niet langs den
grooten weg te gaan", legde Nell uit.
.Xangs dien kant van den tuin is het alle
maal bosch «1 kreupelhout, dus, als u de
streek goed kent, kunt u veel beter door de
boescben komen."
„U hebt gelijk, en ik weet den weg", zei
Meynell.
„En neemt u mij niet kwalijk maar
logeert u hier in de omgeving?" vroeg Nell.
„Claire zei me, dat ik dat vragen moest,
voor het geval wij contact met u kunnen
houden."
„Wij logeeren op het oogenblik", deelde
Hume mede, „in het „Wapen van Lang-
dale" te Aldersfield. Het leek ons beter in
de buurt van Moat House te blijven. Ik zal
niet van adres veranderen", hij keek
naar Meynell „zonder het u te laten we
ten. En, wat ik nog zeggen wil voor het
geval ik aan u, inplaats van aan Claire, wil
schrijven of een boodschap sturen u
hebt my uw naam nog niet genoemd."
„Mijn naam? O, ik ben Nell Davenant.
Ik heb u, geloof ik, al verteld dat Geof
frey Langdale mij kent, dus, als hij een
vriend van u is, zal hij u wel over mij wil
len inlichten."
Ze keerde zich om, en verdween vlug in
de duisternis, nadat ze hun aanbod om haar
terug te brengen resoluut had afgeslagen.
Ze kende ieder centimeter van den weg,
verklaarde zij en was absoluut niet bang
alleen terug te gaan.
De twee mannen keken haar zwijgend
na.
Toen zei Meynell impulsief: „Ik weet
niet hoe Claire Valery er uit ziet, maar ik
kan me niet voorstellen, dat ze nog bekoor
lijker is dan deze juffrouw Davenant."
„En heel ander type", verklaarde Hume.
„Maar ik kan niet zeggen, dat juffrouw Da
venant zoo'n bijzonderheid is. Ze lijkt me
wel een aardig meisje, maar Claire is niet
alleen een aardig meisje, ae is meer dan
dat!"
„Voor jour gaf Meynell lachend toe.
„Natuurlijk! Het is maar gelukkig, dat we
niet allemaal hetzelfde type bewonderen.
In ieder geval herinner ik me iets over de
Davenants. Er was een familie van dien
naam, en die woonde een paar mijl hier
vandaan. Geoffrey kwam daar veel. Ik heb
maar flauwe herineringen aan die familie,
maar ik herinner me vaag, dat er een aar
dig meisje was. Ik zal er Geoffrey eens
over polsen".
Intusschen spoedde Nell zich terug naar
huis, terwijl ze zich wat ongerust maakte,
omdat ze zoo lang was weggebleven. Zij
ontmoette echter niemand, en liep rustig,
alsof er niets bijzonders was gebeurd, Clai
re's kamer binnen. Grayling, de kamenier
was daar bezig kleeren op te bergen en
keek haar scherp aan. Maar Nell deed als-"
of ze niets merkte. Even later bukte Gray
ling zich, en maakte een takje dat aan
Neli's japon haakte, los.
„Maar u bent heelemaal niat, juffrouw!*
riep ze verwonderd, terwijl zij aan den
zoom van Neli's rok voelde.
„Dat zal wel", atnwoordde NelL „Ik ben
naar het postkantoor geweest en door de
laan naar huis gekomen. Na dien tijd heb
ik me nog niet verkleed."
„Maar u bent heelemaal nat, juffrouw!**
zijn", veronderstelde Grayling, „anders zou
die rok niet zoo drijfnat kunnen zijn. Ik
vind, dat u zich moest verkleeden, anders
vat u kou."
„Ik zal het dadelijk doen", verklaarde
NelL die om Claire Hume's brief te kun
nen geven Grayling graag de kamer uil
wilde hebben." „Wil je even in mijn ka
mer gaan kijken, Grayling of de haard
aangestoken is?"
(Wordt vervolgd).